Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, in december werd bekend dat de provinciale deputatie van Limburg een dochterbedrijf van de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) een milieuvergunning heeft toegekend om op de universitaire campus van Diepenbeek een groot onderzoekslaboratorium uit te breiden en aan te passen. Voor 2016 is een uitbreiding gepland tot ongeveer 3500 knaagdieren, om daarna te verhogen tot 6500 knaagdieren en in 2018 een maximum te halen van 9600 knaagdieren.
De gedeputeerde Ludwig Vandenhove gaf aan dat milieutechnisch alles in orde is. Er werden geen bezwaren ingediend. Zowel de gemeente Diepenbeek als de provinciale milieuvergunningscommissie was unaniem gunstig. Er is ook advies gevraagd aan de Provinciale Adviesraad Dierenwelzijn (PAD), en dat was negatief. Er kan daar echter geen rekening mee worden gehouden omdat er alleen milieuaspecten mochten worden beoordeeld. Ik heb het advies dat onder meer GAIA via een raadsman heeft laten opmaken over die milieuvergunningsaanvraag doorgenomen, en daar wordt uitsluitend gehamerd op milieuaspecten. Er wordt zelfs niet specifiek ingegaan op dierenwelzijnsaspecten.
Ik grijp deze casus aan om te vragen of er eventueel bereidheid is om na te gaan in welke mate openbare besturen – niet enkele provincies – in het kader van een milieuvergunningsaanvraag ook rekening kunnen houden met dierenwelzijn. Kunnen we daar een koppeling maken? Bent u bereid dat samen met minister Schauvliege in overweging te nemen? Wordt er bij vergunningsaanvragen voor het gebruik van proefdieren systematisch door de Dienst Dierenwelzijn nagegaan of er wel alternatieven zijn onderzocht?
Minister Weyts heeft het woord.
Het gaat om twee onderscheiden regelgevingen en dat is ook goed. Enerzijds is er de toekenning van de milieuvergunning die gebeurt volgens de daarvoor geldende criteria en niet op grond van criteria met betrekking tot dierenwelzijn. Of voldaan wordt aan de dierenwelzijnsregels voor het gebruik van proefdieren wordt beoordeeld bij de erkenningsaanvragen voor laboratoria die behandeld worden door de Dienst Dierenwelzijn.
In dit geval is een milieuvergunning aangevraagd voor de constructie. Voor het effectief uitvoeren van dierenproeven is ook steeds toestemming nodig. Op zich worden die dierenproeven gecontroleerd in functie van dierenwelzijn. Wanneer alternatieven voor dierproeven bestaan, dan is het verboden om proefdieren te gebruiken. Hierop wordt toegezien door de ethische commissies die elk onderzoeksproject moeten goedkeuren vooraleer het onderzoek kan starten. De ethische commissies staan op hun beurt onder controle van de Dienst Dierenwelzijn.
Op het moment van de aanvraag van de milieuvergunning is vaak nog niet geweten welke proeven zullen worden uitgevoerd. Los van de milieuvergunningsaanvraag is er nog altijd de wettelijke verplichting voor de individuele goedkeuring van elke dierproef. Dat is een goed systeem. Mocht er een koppeling zijn aan de milieuvergunning, dan geef je bijna carte blanche. De huidige werkmethode houdt wel degelijk steek.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat de beslissing van de Dienst Dierenwelzijn vaak volgt na een milieuvergunning. Ik ben dus blij dat er nog een alternatievenonderzoek komt en dat de Dienst Dierenwelzijn zich daarover zal uitspreken.
Het eerder fundamentele punt dat ik met deze case wilde aanbrengen, zonder specifiek op deze case te focussen – in Harelbeke is er bijvoorbeeld op dit moment een milieuvergunningsaanvraag lopende voor een uitbreiding van een nertsenkwekerij –, is dat het vandaag onmogelijk is in een openbaar onderzoek bezwaren in te dienen die ingaan op specifieke aspecten rond dierenwelzijn. Zonder uiteraard afbreuk te doen aan onze belangrijke prioriteit om heel het vergunningswezen te vereenvoudigen en dat meer ‘lean and mean’ te maken, denk ik dat binnen een dergelijk openbaar onderzoek er toch altijd elementen rond dierenwelzijn moeten kunnen worden meegenomen. Dat was ook de aanleiding van mijn vraag. Men heeft dat geprobeerd via die Provinciale Adviesraad Dierenwelzijn. Het is zeer goed dat de provincie Limburg zo’n dienst heeft opgestart, maar het advies heeft men naast zich neergelegd met als reden dat enkel milieuaspecten kunnen worden beoordeeld. Dan stel ik me de vraag waarom men een raad voor dierenwelzijn opricht.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Collega, ik ben het gedeeltelijk met u eens, maar niet volledig. Het probleem is, zoals de minister terecht zegt, dat in de milieuvergunning dierenwelzijn helemaal geen beoordelingscriterium is. Dus je kunt dat jammer genoeg niet echt mee opnemen in het openbaar onderzoek.
Minister, u zegt dat er twee zaken zijn: enerzijds de milieuvergunning en anderzijds een criterium waar de effectieve dierenproeven beoordeeld worden en waar wel dierenwelzijnsaspecten in opgenomen worden. Het is me niet helemaal duidelijk door wie die tweede beoordeling gebeurt. Is dat de overheid, in dit geval de deputatie, of is dat de ethische commissie waar u het over had, of een andere instantie? Persoonlijk lijkt het me wel wenselijk.
Minister, ik volg niet helemaal uw redenering dat u een carte blanche zou geven als u dierenwelzijn als criterium zou opnemen in de milieuvergunning. Naast het feit dat effecten op omgeving en leefmilieu beoordeeld worden, kan, als het gaat over een aanvraag rond dierproeven uiteraard, dierenwelzijn misschien wel een criterium voor een vergunning zijn, niet alleen in die tweede fase zoals u zegt. Ik zie niet in waarom het geen versterking zou kunnen zijn wanneer dat ook als beoordelingscriterium in de milieuvergunning zou worden meegenomen.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat de minister en collega Ronse het niet roerend eens zijn. Ik ben het toch eens met mijn collega langs deze kant van de zaal. Het is inderdaad niet de eerste keer dat de afweging van de milieuvoorwaarden eigenlijk niet strookt met de bezorgdheid voor dierenwelzijn. Dat gebeurt ook in andere dossiers. Ik denk aan de nertsen, waar de collega naar verwees, en aan de hondenkweek. Er zijn verschillende dossiers rond dierenproeven waar het al aan bod is gekomen, ook in dit parlement. Het strookt niet altijd met elkaar. De opmerking is terecht waarom we op provinciaal niveau een raad voor dierenwelzijn oprichten en waarom we advies vragen, als we er toch geen rekening mee moeten houden.
Een volledige integratie van dierenwelzijnsregelgeving en het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM) moet er niet zijn; daarover ben ik het met u eens. Het is goed dat dat gescheiden is. Aan de andere kant vind ik wel dat een dierenwelzijnstoets ook kan worden meegenomen in de afweging of er wordt voldaan aan milieuvoorwaarden. Er moet toch een minimale ruimte zijn bij het afwegen van het afleveren van een vergunning of niet, om dierenwelzijn daarin een plaats te geven. Dat is het enige wat hier wordt gevraagd: geen integratie maar toch ergens een toets op het vlak van dierenwelzijn waarmee men rekening kan houden in de beoordeling of men de vergunning verleent of niet.
Minister, ik heb nog een vraagje naar verduidelijking. Ik begrijp volkomen dat wat betreft de milieuvergunning de wetgeving duidelijk omschrijft welke criteria moeten worden afgewogen. Ik ben er altijd van uitgegaan, zeker ten aanzien van dierenproeven, dat daar regelgeving rond bestaat en er effectief controle op gebeurt. Een overheid kan altijd advies vragen aan verschillende instanties en heeft ook andere mogelijkheden om op een bepaalde manier met adviezen – los of die specifiek in de milieuvergunning worden meegenomen of niet – rekening te houden, in overweging te nemen of er signalen van op te nemen. In principe kan men altijd een advies vragen en kan dat misschien interessant zijn op andere vlakken. Mijn vraag is, los van de milieuvergunning, op welke wijze er toezicht is op een goede exploitatie, in dit geval de dierproeven, want daar is toch wel degelijk wetgeving over en vraag naar eventuele alternatieven. Ik was altijd de mening toegedaan, en heb ook altijd via verschillende kanalen vernomen, dat er wat betreft dierproeven heel duidelijk controle bestaat en gezocht wordt naar alternatieven en dergelijke meer. Kunt u ons wat meer duidelijkheid geven op het toezicht en het eventueel kunnen ingrijpen op de exploitatie van dierproeven indien zij niet correct of niet wettelijk zouden zijn?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik was dus duidelijk niet afdoende duidelijk. Ten eerste kan de provincie altijd beslissen op basis van eigen inzichten. Het is inderdaad vreemd dat je het enerzijds voor advies voorlegt aan de Raad voor Dierenwelzijn en vervolgens zegt dat je geen rekening mag houden met dierenwelzijnscriteria. Dat vind ik een vreemde redenering die men heeft toegepast. Dat weet je toch van bij het begin? Maar goed, men heeft die methodiek gevolgd, waarvan akte.
Ten tweede moet elke dierenproef worden goedgekeurd door een ethische commissie. Voor elke dierenproef en voor elke locatie is er een ethische commissie, die ook uit externe experten samengesteld is. Die ethische commissies staan onder controletoezicht van de Dienst Dierenwelzijn. Daarnaast is er ook nog een deontologisch comité. Dat bestaat op federaal vlak. Wij hebben de erkenning, zoals die op federaal niveau bestond, voortgezet, waarbij de drie gewesten het deontologisch comité alleszins tot eind volgend jaar erkennen. Het deontologisch comité formuleert adviezen, aanbevelingen, best practices, alternatieven en dergelijke meer.
Die stok achter de deur moeten we absoluut behouden, want op het moment van de milieuvergunningsaanvraag weet je zelfs niet welke dierenproeven daar effectief zullen worden uitgevoerd. In dezen gaat de aanvrager in kwestie volgens mijn informatie zelf geen dierenproeven organiseren, maar biedt hij de infrastructuur aan derden aan, aan onderzoeksinstellingen en private bedrijven. Je weet dus niet welke dierenproeven er desgevallend zullen worden gehouden. Je kunt dat dus ook niet beoordelen, aangezien je niet weet welke dierenproeven men van plan is te houden.
Je kunt als provincie zeggen dat je ethisch vindt dat er geen dierenproeven mogen worden georganiseerd op je grondgebied, maar het is toch heel belangrijk dat we de regelgeving op dat vlak gescheiden houden, zodat wij nog altijd, vanuit heel specifieke dierenwelzijnsoverwegingen, kunnen beoordelen of dierenproeven kunnen doorgaan of niet, case by case. Zo heb je altijd een stok achter de deur.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik wil eerst collega Sanctorum geruststellen – of misschien is ‘teleurstellen’ hier het juiste woord: ik ben het wél roerend eens met de minister. Het punt dat ik maakte, is het volgende. Provinciaal gedeputeerde Ludwig Vandenhove voor Milieu in Limburg zegt dat het mogelijk zou moeten kunnen zijn om de Vlaamse wetgeving aan te passen, zodat dierenwelzijnsaspecten in de milieuprocedure kunnen worden meegenomen. Ik ben het volledig eens met de minister, die zegt dat dat niet kan, omdat men op het moment van de vergunningsaanvraag zelfs nog niet weet wat met die infrastructuur zal gebeuren en de case nog moet worden gemaakt of er al dan niet alternatieven zijn.
Waar ik wel gevoelig voor ben, is dat het vandaag voor burgers onmogelijk is om zich te roeren tijdens een vergunningsaanvraag die leidt tot hetzij dierenproeven, hetzij een exploitatie waarbij dieren gebruikt of verwerkt worden, zoals een nertsenkwekerij. Een positief lichtpunt daarbij was de oprichting van een Provinciale Adviesraad Dierenwelzijn. Groot is dan ook mijn teleurstelling als men in het advies van zo’n raad zegt dat men geen rekening mag houden met elementen van dierenwelzijn.
Mijn punt is dan ook: laat ons er op zijn minst eens over nadenken hoe we in een openbaar onderzoek – voor alle duidelijkheid: niet geïntegreerd in de VLAREM-wetgeving, niet ingekapseld in een milieuvergunning – tegemoet kunnen komen aan een belangrijk maatschappelijk punt. Heel veel organisaties, begaan met dierenwelzijn, verliezen vandaag immers enorm veel tijd door bezwaarschriften op te maken tijdens openbare onderzoeken voor milieuaanvragen. Ik heb dat onder meer gezien bij de nertsenkwekerij in Harelbeke. We moeten bekijken welke structuren we eventueel kunnen opzetten om hen op dat vlak een stem te geven. Een Provinciale Adviesraad Dierenwelzijn leek mij een goede structuur, maar als de gedeputeerde zegt dat men geen rekening mag houden met dierenwelzijn, vind ik dat iets eigenaardigs.
De vraag om uitleg is afgehandeld.