Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Minister, op 28 november nam de Vlaamse Regering een definitieve beslissing over de vaststelling van de historisch permanente graslanden. Dat gebeurde met een besluit van de Vlaamse Regering. Dat besluit is niet op de normale wijze gebeurd, namelijk binnen het Natuurdecreet, maar binnen landbouwregelgeving. Ze worden aangeduid als ‘ecologisch kwetsbaar blijvend grasland’ in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Ik sla in mijn toelichting de stappen over.
De Raad van State uitte een aantal bedenkingen bij deze aanpak en zei voornamelijk dat de verschillende wijzen van bescherming onvoldoende gemotiveerd waren in het voorstel van besluit van de regering. De regering heeft in de nota voor de definitieve beslissing daarop een argumentatie gegeven. Ik ga ze niet voorlezen. U en de collega’s kennen ze ongetwijfeld.
In die argumentatie vallen drie dingen op: met deze regeling kiest u ervoor om de aanvullende oppervlakte via landbouwwetgeving te doen; er wordt in de nota geschreven dat het scheuren van graslanden en het wijzigen van het reliëf niet toegelaten is in beide categorieën van bescherming en dat daardoor een gelijkwaardige bescherming geldt; u schrijft dat de naleving en het toezicht via de landbouwwetgeving transparanter en eenvoudiger is.
Voor ik mijn vragen stel, ga ik even door op die aspecten. De centrale vraag die hier voorligt, is: is er een verschil in bescherming? Collega’s die mijn argumentatie willen volgen, verwijs ik naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Via de regelgeving voor landbouw is er enkel een verbod op ploegen of omzetten. Er blijven met andere woorden talrijke bewerkingen van die graslanden mogelijk die vandaag uitgesloten worden onder de natuurwetgeving. Er is bijvoorbeeld geen beperking op het gebruik van mechanische middelen, pesticiden of het ingrijpen met vaste of mobiele geluidsbronnen. Er kan niet worden verhinderd dat de percelen worden heringezaaid met hoogproductieve gewassen als raaigras. Er is binnen de landbouwwetgeving geen verbod ingebouwd die het wijzigen van de vegetatie regelt. Naar onze mening blijft er onder de landbouwwetgeving wel degelijk ernstige en blijvende ecologische schade mogelijk aan de eeuwenoude soortenrijke graslanden en is die bescherming in ieder geval niet zo sterk. Dat is onze bescheiden mening. Ook de huiskavels, de gronden grenzend aan de hoeve, worden gevrijwaard van bescherming. Op basis van deze verschillen in regelgeving lijken de bemerkingen van de Raad van State ons zeker gegrond. Dat wat betreft de verschillen in beschermingsstatus.
Wat betreft de handhaving en de naleving van de beschermingsstatus, het derde punt van uw argumentatie, is het zeer opmerkelijk, minister, dat u zegt dat de landbouwwetgeving transparanter en eenvoudiger is. Als dat zo is, dan zegt dat vooral iets over het Natuurdecreet. Dat zou toch minstens even transparant en helder moeten zijn als u het mij vraagt. Als daar een probleem rond is, dan zou ik het Natuurdecreet aanpakken en die transparantie daar inbouwen.
We stellen ook vast dat kleine landschapselementen of ook de historisch permanente graslanden die beschermd worden onder natuurwetgeving, een doorvertaling genieten in de landbouwwetgeving. Is er dan sprake van een dubbele handhaving of naleving ervan? Dat is een open kwestie. Met betrekking tot de naleving nog dit. Dit is gerelateerd aan Europese kaders. De vraag is: zijn er sanctiemogelijkheden of handvatten mogelijk om in te grijpen? Is dat niet beperkt tot een korting op de directe steun, zoals bepaald in de verordening van de EU 1307/2013 en een verplichting tot herstel?
Het is vandaag compleet onduidelijk wat de voorwaarden van de herstelplicht zullen zijn en of de sanctiemaatregelen echt wel voldoende zijn.
Al deze elementen geven aan dat er een verschil is, zowel in beschermingsstatus als in handhaving. Daarom heb ik volgende vragen, minister.
Bent u ervan overtuigd dat dit besluit het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel niet schendt?
Waarom was een bescherming van de bijkomende, historisch permanente graslanden via het Natuurdecreet niet mogelijk of niet wenselijk?
Op basis van welke regelgeving is er in beide stelsels een gelijkaardige en gelijkwaardige bescherming? Ik wijs in dat verband in het bijzonder op reliëf en vegetatie van de betreffende percelen. Is het correct dat gebruikers die historisch permanente graslanden bewerken die beschermd worden onder de natuurwetgeving, deze percelen ook kunnen aanmelden in het zogenaamde Land Parcel Information System en daardoor een dubbele controle kunnen krijgen, zowel onder landbouwwetgeving als onder natuurwetgeving?
Bijkomend, indien is voldaan aan het gelijkheidsbeginsel, betekent dat dan dat gebruikers van historisch permanente graslanden die beschermd worden onder de natuurwetgeving dezelfde bewerkingen kunnen doen op deze percelen als gebruikers van historisch beschermde graslanden die onder de landbouwwetgeving vallen?
Kunt u de verschillen aangeven tussen beide regelgevingen op het vlak van bescherming, het wijzigen van de vegetatie, de landbouwbedrijfsvoering en het teeltplan? Ik denk dan concreet aan het herinzaaien, het gebruik van pesticides, het wijzigen van de vegetatie, door bijvoorbeeld ondiep frezen, en het verschil in sancties. De huidige programmaperiode van het gemeenschappelijk landbouwbeleid loopt in 2020 af. In 2016 is er een evaluatie en bijstelling van de zogenaamde vergroeningsmaatregelen in het landbouwbeleid. Hoe kunt u garanderen dat de huidige regelgeving blijft gelden indien er een bijstelling komt van de vergroeningsmaatregelen op Europees niveau, hetzij naar aanleiding van de evaluatie volgend jaar, hetzij in een nieuwe programmaperiode?
Kunt u uitleggen waarom de handhaving en naleving onder de landbouwwetgeving transparanter en eenvoudiger zijn? Wat zijn de verschillen op dit vlak tussen beide regelgevingen? Wilt u zeggen dat de handhaving onder de natuurwetgeving te wensen overlaat en geenszins transparant en eenduidig is? Beschikken de controlediensten van het Agentschap voor Landbouw en Visserij over meer expertise dan hun collega’s van de natuurinspectie? Wat zijn de lacunes in de natuurwetgeving? Hoe zal de herstelplicht onder de landbouwwetgeving worden uitgewerkt? Wat zijn de criteria? In het kader van de natuurhandhaving kan een derde belanghebbende een verzoek tot bestuurlijke maatregelen richten aan het Agentschap voor Natuur en Bos. Dat is geregeld onder het verdrag van Aarhus. Is eenzelfde transparante toegang tot relevante milieu-informatie, de mogelijkheid tot het verlenen van inspraak in de besluitvorming en toegang tot de rechter gewaarborgd onder de landbouwwetgeving?
Minister Schauvliege heeft het woord.
De Vlaamse Regering is ervan overtuigd dat het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel niet geschonden wordt door het besluit. Het klopt niet dat de Raad van State heeft gezegd dat er een probleem is met het gelijkheidsbeginsel. De Raad van State heeft alleen gevraagd in het besluit uit te leggen waarom is gekozen voor de diverse beschermingsmaatregelen. We hebben dat dan ook goed onderbouwd. De Vlaamse Regering heeft er heel bewust voor gekozen om de waardevolle graslanden die nog geen bescherming hadden onder de natuurwetgeving, te beschermen via de landbouwwetgeving. Het betreft blijvend grasland gelegen in landbouwgebied. Daarvoor biedt het hervormde Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid ook een kader aan, om ervoor te zorgen dat de fundamentele natuurwaarden verankerd zijn, maar ook een economische, landbouwuitbating mogelijk blijft. Daar ligt ook een verschil met de natuurwetgeving, die betrekking heeft op graslanden die gelegen zijn in natuurgebieden, met verbod op vegetatiewijziging of met een natuur- en vergunningsplicht.
Eerlijk gezegd ben ik een beetje verrast door uw uiteenzetting, mijnheer Caron. U zegt dat er voor die graslanden alleen een verbod op scheuren geldt en geen andere beperkingen. In de provincieraad van West-Vlaanderen diende Groen een motie in over de poldergraslanden. In het daaraan gekoppelde persdossier staat heel uitdrukkelijk: “Het mooie aan dit dossier is dat de landbouwkundige gebruiken van de gronden kunnen behouden worden, zoals dat ook vandaag gebeurt. De gronden waarover het gaat, zijn zware kleigronden die weinig geschikt zijn voor andere teelten. Het behoud als grasland op zich volstaat om de natuurwaarde te vrijwaren. Behalve een verbod op het scheuren van grasland zijn er geen andere beperkingen noodzakelijk.” Dat komt van uw partij. We zijn het dus eens, en dat brengen we ook in de praktijk. Vandaag is het de dag van de consensus in de commissie en hopelijk blijft dat ook zo.
De bescherming van de ecologisch kwetsbaar blijvende graslanden komt voort uit artikel 45 van de Europese verordening over de steunmaatregelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dat werd in 2015 hervormd. Landbouwers zijn verplicht een aantal vergroeningsmaatregelen te nemen. Ze moeten bijvoorbeeld teelten diversifiëren, ecologische aandachtsgebieden aanleggen op akkerlanden en het blijvend grasland in stand houden. De blijvende graslanden worden aangeduid als ecologisch waardevol en moeten op perceelniveau worden beschermd. Met ingang van 1 januari 2015 zijn de lidstaten verplicht de waardevolle graslanden binnen de SBZ’s te beschermen. Dat hebben we ook gedaan. Lidstaten kunnen kiezen, maar zijn niet verplicht, nog eens extra blijvend graslanden te beschermen die buiten de SBZ’s gelegen zijn. We zijn ambitieus en we hebben dat inderdaad gedaan. Ongeveer 3000 hectare blijvend grasland gelegen in gebied met agrarische bestemming en buiten SBZ is vanaf 1 januari 2016 beschermd. Ook daar zijn we koploper. Maar vier andere lidstaten in de hele Europese Unie hebben dat gedaan. Wij hebben die uitdaging aangedurfd. Dat is een mooie beslissing, gestoeld op mogelijkheden die de Europese Unie ons biedt.
In het kader van het geïntegreerd beheer- en controlesysteem van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn we verplicht jaarlijks alle gronden met landbouwactiviteiten te registreren, dus ook de historisch permanente graslanden in de polder die onder die bescherming vallen. De registratie gebeurt via de verzamelaanvraag. Daarop wordt controle gedaan. Een administratieve controle gebeurt op 100 procent van alle aanvragen. Een aantal bedrijven worden ook ter plaatse gecontroleerd. Die selectie wisselt elk jaar om ervoor te zorgen dat we overal langsgaan. Tijdens die controle wordt nagegaan of aan de vergroeningsvoorwaarden voldaan is. Dat gaat ook over het in stand houden van EKBG-percelen (Ecologisch Kwetsbaar Blijvend Grasland). De historisch permanente graslanden in de polders die onder de bescherming van de natuurwetgeving vallen, worden eveneens aangeduid als ecologisch kwetsbaar blijvend grasland. Gebruikers van dergelijke graslanden, beschermd onder de natuurwetgeving en de landbouwwetgeving, moeten zich aan de voorschriften houden.
Wat mag er op die gronden gebeuren? Herinzaaien is alleen toegestaan met het oog op herstel van de grasvegetatie. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is niet verboden in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar daar pleit uw partij zelf ook niet voor, mijnheer Caron. Het gaat echter om blijvend grasland waarin de onkruiddruk significant lager is dan op akkerland, zodat weinig gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Een grondbewerking is niet toegestaan met uitzondering van een lichte grondbewerking met het oog op het herstel van de beschadigde grasvegetatie.
De sanctionering op basis van natuurregelgeving wordt geregeld door artikel 16.6.1, paragraaf 1, van het Milieuhandhavingsdecreet. De sanctionering op basis van de landbouwregelgeving wordt geregeld door de GLB-verordening (gemeenschappelijk landbouwbeleid) en werd door het Parlement en de Raad in titel 5 vastgelegd.
De geschiedenis van het GLB leert dat het een Europees beleidsdomein betreft dat steeds wordt aangepast aan de actuele noden en eisen van de maatschappij. Tot de eeuwwisseling lagen de accenten van dat GLB vooral op stabiele prijzen en stabiele inkomens van landbouwers. Nu zijn we de weg ingeslagen van de verduurzaming en de vergroening. Het huidige GLB waarin de vergroening verder wordt doorgezet, loopt tot en met 2020. Het Europees Parlement en de Europese Raad zullen beslissen wat er nadien gebeurt. Het lijkt me bijzonder onwaarschijnlijk dat na 2020 de weg van de vergroening niet meer zou worden ingeslagen.
De handhaving is absoluut transparant. De bescherming is gebaseerd op perceelsgebonden aanduidingen die jaarlijks worden gecommuniceerd aan de landbouwer via de verzamelaanvraag. De passage in de nota aan de Vlaamse Regering wil er vooral op wijzen dat de opname in de landbouwperceelsregistratie een belangrijke vooruitgang is naar het kenbaar maken van het beschermingsstatuut van die graslanden, in het bijzonder naar de individuele landbouwer.
Concluderen dat de controlediensten van de landbouwadministratie over een betere expertise zouden beschikken dan de natuurinspectie, klopt niet en dat staat ook nergens geschreven. De lacune in de natuurwetgeving was tot voor kort dat voor de ligging van de historisch permanente graslanden werd verwezen naar de biologische waarderingskaart, die geen juridische waarde had. Dit wordt nu ondervangen door de vaststelling van de kaart van de historisch permanente graslanden.
Als er wordt vastgesteld dat een landbouwer een ecologisch kwetsbaar blijvend grasland omploegt, dan stelt de Europese Commissie dat de betrokken landbouwer in kennis moet worden gesteld om dat ongedaan te maken en een plicht heeft tot heromzetting. De uiterste datum waarop dat moet zijn gebeurd, is die van de indiening van de verzamelaanvraag. De toegang tot informatie is apart niet specifiek geregeld, maar valt, ook wat de GLB-regeling betreft, onder de openbaarheid van bestuur.
We zijn ervan overtuigd dat de Vlaamse Regering een goede beslissing heeft genomen. We zijn Europese koploper, we horen tot de top vier van Europa. Alle anderen hebben dat niet gedaan, wij wel, omdat we erin geloven en dat ook wilden doen. De vrees voor gebrek aan handhaving of sancties, is niet gepast. Er zijn zeker en vast sancties aan verbonden die vooral zware financiële gevolgen kunnen hebben voor wie dat zou overtreden.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik ben niet uit op sancties, wel op een goede natuurwaarde in die gebieden en een goede handhaving om ze te beschermen.
Minister, het is goed geprobeerd om me op uw lijn te krijgen door naar een motie uit onze West-Vlaamse provincieraad te verwijzen. Maar dan moet u die wel volledig citeren. Ik zal een zinnetje voorlezen uit dezelfde tekst, waarvoor we trouwens, geheel terzijde, enkel van de N-VA steun hebben gekregen. Misschien doet het er niet toe, maar ik wil het toch even meegeven: “(…) vraagt Groen aan de Vlaamse Regering een snelle beslissing hierover, een maximale bescherming waarin vooral een verbod op scheuren belangrijk is, en een flankerend beleid om de natuurwaarden op te waarderen.”
In het zinnetje verder in de tekst dat u hebt aangehaald over de zware kleigronden en waar we geen andere beschermende maatregelen willen, geven we het voorbeeld van de bemesting. We spreken in die tekst overigens niet over herinzaai of gebruik van pesticiden. U moet opletten met partieel citeren, dan komt het een beetje smaller uit dan bedoeld.
Minister, niettemin wil ik hierover geen oneindige discussie voeren. Ik zal de tijd nemen om uw antwoord grondig na te lezen en te bestuderen. Het is nogal technisch voor alle betrokkenen. Het zwakste punt in de hele discussie is dat we afhankelijk zijn van een Europees kader, en dat kan veranderen, waardoor onze constructie wankelt, maar ik wil u vandaag nog het voordeel van de twijfel geven. Dat is een risico dat niemand wil toebedelen aan de permanente graslanden. Het zou een heel jammere zaak zijn.
Met betrekking tot de bewerkingen zijn er markante verschillen. U probeert het te minimaliseren, maar in een aantal gevallen zijn die verschillen misschien legitiem, maar er zijn ook vrijstellingen die soms zeer groot zijn, zoals te zien is op de kaarten van de vaststelling. Die vallen er ver buiten. Het is duidelijk een compromis, en dat kan ik begrijpen. Anderzijds betreur ik ook dat we niet hebben gezocht naar een stabielere, beter verankerde bescherming, die tegelijk de belangen van de landbouwers in dat gebied verdedigt. Ik wil onderstrepen dat ik er niet op uit ben om hen te schaden, integendeel. Ze moeten wel voldoende inzien dat de typische vegetatie, het reliëf en de landschappelijke kwaliteit van de poldergraslanden erg belangrijk zijn, ook voor de kwaliteit van hun producten.
Minister, ik zal uw antwoord goed bestuderen.
De heer Dochy heeft het woord.
Collega’s, het was inderdaad een huzarenstuk voor de minister en het kabinet om de belangen te verenigen en te komen tot een soort van compromis voor de bescherming van die poldergraslanden. Dit is exemplarisch voor het wantrouwen tussen landbouw en natuur, en dat is boven alles spijtig. Dat wantrouwen is wederzijds, en jammer genoeg is het gegroeid in de loop van vele jaren, en daarop heeft de Vlaamse overheid het natuurbeleid georganiseerd. De wetgeving die stelselmatig is uitgebouwd, heeft ervoor gezorgd dat een landbouwer die zorg draagt voor de natuur en daar inspanningen voor doet, in zijn eigen perceptie wordt gestraft doordat zijn bewegingsruimte op termijn wordt beperkt. Zijn bewegingsruimte heeft per definitie gevolgen voor zijn economische bedrijfsvoering. Dat is nu het fundamenteel wantrouwen. Jammer genoeg zijn er in veel gevallen serieuze gevolgen aan inspanningen en positieve initiatieven van landbouwers.
Ik wil een oproep willen doen aan de sectoren landbouw en natuur om te proberen zorgen voor een betere afstemming in de toekomst. De doelstellingen van natuur en landbouw zijn dezelfde. De middelen die men daartoe gebruikt, zijn eigenlijk geschoeid op een onbetrouwbare leest. Daardoor creëert een wijziging van de wetgeving effecten die bij de basis en de uitgangspunten niet bedoeld zijn.
Ik roep op om van deze gelegenheid gebruik te maken – nu er een modus vivendi is gevonden – om dit even te laten rusten, het uit te testen en een kans te geven. Enkel op die wijze kan er vertrouwen groeien tussen die sectoren. Als we straks opnieuw moeten proberen bijkomende bescherming op te leggen of bijkomende maatregelen te nemen, dan zitten we terug in het straatje van wantrouwen. Het is heel belangrijk om die kans te geven. Zo kunnen we op lange termijn denken en de doelstellingen op lange termijn formuleren, en zo kunnen landbouw en natuur daar samen aan werken met respect voor elkaar.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, ik denk dat collega Caron zich er intussen wel terdege van bewust is dat de motie van zijn West-Vlaamse vrienden van Groen in de provincieraad niet de allerbeste zet is van het jongste decennium. Maar goed, de bescherming via de landbouwpiste kreeg natuurlijk ook niet onze eerste voorkeur. De mensen weten dat. We dachten dat als de kaart ook naar onderzoek ging, dat men inderdaad op het natuurspoor verder zou werken. Maar uiteindelijk bleek dat een compromis en ook een piste waar we ons achter konden scharen. Uiteraard moeten we nu – ik sluit aan bij collega Dochy – zien dat het werkt. We moeten kunnen vaststellen dat dat inderdaad kan werken. Anders hebben we een probleem met het regeerakkoord dat die extra bescherming vooropstelt. Dan zou die passage niet vervuld zijn. Dat zou jammer zijn. Vandaar ook het belang van de evaluatie in 2018 om te zien of het effectief werkt zoals we het nu naar voren hebben geschoven.
Onlangs kwam me ter ore dat in Diksmuide opnieuw een perceel gescheurd werd. Ik hoop dat dat een eenmalig schoonheidsfoutje was. Ik hoop dat de bescherming, het eerbaar compromis, zoals we het hebben goedgekeurd, echt in de feiten, in de praktijk op het terrein werkt. We zijn met velen als we zeggen dat we dit heel oude dossier, twintig jaar oud, wel eens eindelijk achter de rug willen hebben en willen zien dat dit probleem is opgelost.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Caron vraagt een stabiele oplossing. We stellen met zijn allen vast dat er twintig jaar over gepraat is, gediscussieerd is, de stellingen tegenover elkaar scherper zijn geworden en dat we niets hadden. Ik ben er nu van overtuigd dat we een goede regeling hebben. Ik sluit me aan zowel bij wat collega Dochy als wat collega Vandaele zegt. Het is allemaal onze ambitie dat dit zal werken op het terrein. Het is adventstijd, dat is duidelijk. Laat ons het zo nog een paar dagen houden, tot aan het kerstreces.
Het is absoluut zo dat we allemaal iets willen dat werkt. Ik ben het met jullie allemaal eens: we hebben die evaluatie ingeschreven om te zien of het werkt op het terrein. Ik ben ervan overtuigd dat dit zo zal zijn, en met mij ook de Vlaamse Regering. Laat ons dat een kans geven. Het is echt wel tijd om te gaan voor dit dossier, waar twintig jaar lang over gediscussieerd is, waar geen enkele oplossing aan gegeven is, en waar nu een oplossing voor is. Laat ons ervan uitgaan dat dit werkt op het terrein en laten we dat ook in die mate goed evalueren.
De heer Caron heeft het woord.
We zullen zien in 2018, collega Vandaele, of deze oplossing de beste realisatie van uw partij in dit Vlaams Parlement is. Minister, u hebt gelijk, er is een oplossing na twintig jaar, eindelijk. Dat kan ik ook toejuichen. Ik ben vrij diep op de materie ingegaan, maar ik ben niet agressief geweest. Ik ben dat niet in deze materie. Ik probeer vooral informatief een aantal dingen duidelijker te krijgen. We zullen afwachten in de toepassing op het terrein wat werkt en wat niet werkt. U kunt wel begrijpen dat ik als lid van Groen en van de oppositie, natuurbescherming zou prefereren.
Los daarvan, wil ik nog even ingaan op wat collega Dochy zei. Collega Dochy, u hebt gelijk op het punt dat landbouwers die natuurgevoelig zijn, op lange termijn soms al eens zelf het slachtoffer zijn van de regelgeving die daar het gevolg van is. Ik ken nog van die voorbeelden. Dat is waar. Het probleem is dat het niet de mensen zijn die de verantwoordelijkheid dragen en die de schuld hebben die aan de basis liggen van veel problemen, maar dat het de mensen zijn aan de andere kant van het spectrum, die niet die houding hebben. En ja, ik wil graag ingaan op de oproep voor een betere afstemming van natuur en landbouw. Laat ons dat in de toekomst meer doen. Dat zal aan beide kanten van het spectrum soms een beetje mentaliteitsbijschaving vereisen, maar ook vooral een open houding.
Het is ‘wenstijd’. Ik was dus niet agressief in mijn betoog. Ik probeer vooral duidelijkheid te krijgen. Ik wil die wenstijd een tijdje aanhouden. Morgen en overmorgen mogen we nog eens goed gas geven. Daarna zullen we elkaar het beste wensen en proberen compromissen te vinden.
U mag het mij niet kwalijk nemen dat ik dit standpunt verdedig. Ik meen echt dat er op het terrein oplossingen mogelijk zijn aan beide kanten van het spectrum. De voorbije jaren was de tonaliteit in dit dossier niet altijd even mild in de discussies en acties. Het zou interessant kunnen zijn om ook even de andere piste te nemen opdat de landbouwsector ook waardering toont voor de meerwaarde die natuur in hun omgeving betekent, ook voor hun landbouwactiviteiten, en vice versa.
De vraag om uitleg is afgehandeld.