Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, deze vraag dateert van eind augustus. Ik zal ze een beetje aanpassen en inkorten aangezien heel wat elementen ondertussen reeds aan bod zijn gekomen. U hebt mijn inleidende zin begrepen, merk ik aan uw gelaatsuitdrukking en die van de minister.
Minister, uit de besprekingen in deze commissie over de begroting 2015 weten we dat de eerste recurrente opstap 50 miljoen euro bedroeg voor scholenbouw. In totaliteit wordt er deze regeerperiode gewerkt met een stijging van 500 miljoen euro aan middelen voor scholenbouw. Dat is ook bevestigd tijdens de bespreking van de Septemberverklaring.
In de nota aan de Vlaamse Regering over de projectspecifieke DBFM-operaties (design, build, finance, maintain) wordt verwezen naar de afgesproken bijkomende middelen. Meer nog, uit diezelfde nota wordt duidelijk dat dit nieuwe DBFM-programma dat in 2016 zal worden gelanceerd, overeenstemt met een investeringskost van 200 miljoen euro, exclusief btw, en een recurrente budgettaire weerslag van maximaal 15 miljoen euro per jaar voor de toelagen voor beschikbaarheidsvergoedingen, te rekenen vanaf het moment van de oplevering van de projecten, mogelijk vanaf 2018-2019.
Uit dezelfde nota onthoud ik de volgende passage: “Het is immers duidelijk dat de behoeften inzake schoolinfrastructuur zodanig groot zijn dat zelfs indien rekening gehouden wordt met de bijkomende middelen die afgesproken werden tijdens de regeringsvorming 2014 en de geplande verschuiving van reguliere middelen ten voordele van wachtlijstdossiers via de standaardprocedure, bij ongewijzigd beleid de bestaande wachtlijst verder zal toenemen. Naast de voorziene verhoging van het reguliere budget voor scholenbouw, dringen zich daarom bijkomende inspanningen op.”
Ik wil enkele vragen stellen over die bijkomende inspanningen via de in de conceptnota Masterplan Scholenbouw voorziene nieuwe denkkaders voor alternatieve financiering, met name projectspecifieke DBFM-operaties en huursubsidies. Welke budgettaire verhouding streeft u in het verdere verloop van de legislatuur na tussen de bijkomende inspanningen via beschikbaarheidsvergoedingen voor de nieuwe projectspecifieke DBFM-operaties en de uitbreiding van het instrument van de huursubsidies enerzijds en het totale pakket aan middelen dat voor scholenbouw zal worden ingezet anderzijds? Welke bijkomende overheidsinspanningen – naast de voorziene verhoging van het reguliere budget – zullen deze legislatuur vereist zijn om de nieuwe denkkaders inzake alternatieve financiering mogelijk te maken, zowel voor de uitbreiding van het systeem van huursubsidies als voor de nieuwe projectspecifieke DBFM-operaties? Zijn er al mogelijke opties ontwikkeld over hoe deze bijkomende alternatieve financieringsinspanningen zullen worden verdeeld over de twee centrale doelstellingen van het Masterplan Scholenbouw, met name het realiseren van noodzakelijke vervangingsinvesteringen ingevolge de totale veroudering van het patrimonium en het realiseren van capaciteitsuitbreiding?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, het is niet omdat uw vraag een paar maanden geleden is ingediend, dat ze niet zeer actueel is. Mijn glimlach had vooral te maken met de schijnbare opluchting omdat u eindelijk deze vraag mag stellen. Ik heb dat ook zo gezegd aan de voorzitter.
De nota’s dateren van 17 juli. U bent ook nog parlementslid geweest.
Dat is de reden waarom ik glimlachte. Het was een begripvolle glimlach, geen irritante glimlach.
Het is een interessante vraag, maar het is nog vroeg om concrete uitspraken te doen over de precieze budgettaire verhoudingen tussen de verschillende denkkaders met betrekking tot alternatieve financiering ter modernisering en uitbreiding van het schoolpatrimonium. De nota’s houden geen concrete meerjarenbudgetten in. Dat is ook logisch omdat we inhoudelijk bepaalde sporen willen trekken.
Ik kan u wel zeggen dat de verschillende mogelijkheden voor alternatieve financiering ondertussen in detail worden uitgewerkt. Als we nog een publiek-private samenwerking (pps) willen opzetten, dan moet die zeker ESR-proof zijn (Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen). Dat is geen evidente kwestie. We doen er onze uiterste best voor en verkennen alle mogelijke marges. De huidige pps heeft zeker een grote waarde, maar is niet ESR-proof.
De nota met betrekking tot de opstart van nieuwe, meer kleinschalige en projectspecifieke DBFM-operaties spreekt inderdaad van een investeringsinspanning van 200 miljoen euro, exclusief btw, en hiermee zou op kruissnelheid een toelage voor beschikbaarheidsvergoedingen overeenstemmen van 15 miljoen euro. Het decretale werk wordt momenteel voorbereid. Er wordt gewerkt aan een ontwerp van typecontract dat aan het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) en aan Eurostat ter beoordeling zal worden voorgelegd zodat het ESR-proof is.
We zullen nog uitgebreid debatteren over de begrotingsopmaak 2016. Ik wil niet nogmaals de discussie voeren van 50 miljoen euro plus 50 miljoen euro, dat dan weer wordt tegengesproken door anderen. In 2016 is er een opstap ingeschreven van 50 miljoen euro ten opzichte van 2015. Nog nooit werd er in zoveel budget voor schoolinfrastructuur voorzien: 341 miljoen euro in 2016, in hoofdzaak voor het leerplichtonderwijs en waarbij geen rekening wordt gehouden met het hoger onderwijs.
Daarnaast is in de begroting 2016 ongeveer 1 miljoen euro opgenomen voor huursubsidies via AGIOn en het GO! U weet dat het toekennen van huursubsidies nu enkel mogelijk is in capaciteitsgemeenten. Het is elk jaar zoeken om dat bedrag op te krijgen. Ik vind dat spijtig. Ik zou dat toepassingsgebied willen verruimen. Via het programmadecreet willen we opnemen dat huursubsidies ook in niet-capaciteitsgebieden kunnen worden toegekend. Hierover zullen we ook nog een uitgebreide discussie voeren.
Naast de gewone huursubsidies is in 2016 nog effectief in een bedrag voorzien van iets meer dan 1 miljoen euro voor de huur van tijdelijke mobiele modulaire units in het kader van de asiel- en vluchtelingencrisis. Ik wil inzetten op diverse initiatieven inzake alternatieve financiering van schoolinfrastructuur om een zo goed mogelijke mix van investeringskredieten te krijgen.
Mevrouw Gennez opperde daarnet zeer interessante suggesties over de verlaging van het btw-tarief. We zullen het over bepaalde dingen eens zijn. (Opmerkingen van Tine Soens)
Zei u “oei”, mevrouw Soens? (Opmerkingen van Tine Soens)
Als de btw verlaagt, zijn we het toch erover eens dat we de vrijgekomen middelen inzetten om te investeren in extra vierkante meter? Het zou me verbazen als we het daar niet eens over zouden zijn. Het staat u uiteraard vrij om dat niet te zijn.
Het is nog te vroeg om de exacte budgettaire verhoudingen tussen de verschillende financieringsmogelijkheden vast te klikken. We zijn nog instrumenten aan het uitwerken. Ik vind ook dat zowel AGIOn als het GO! binnen de investeringskredieten die worden toegekend, zelf evenwichtige keuzes zouden moeten kunnen maken. Iedereen heeft eigen noden. Het is goed dat ze eigen keuzes kunnen maken. De grote noden in ons onderwijspatrimonium zijn iedereen bekend. We moeten creatief zijn als we zoeken naar de beste manieren om de middelen in te zetten.
De denkkaders inzake alternatieve financiering zijn vooral instrumenteel van aard en bieden naast de reguliere subsidiëring en financiering extra handvaten om tegemoet te komen aan de noden. Als er bijvoorbeeld een kleinschalig, projectspecifiek DBFM-project wordt gerealiseerd, dan is het goed mogelijk dat dit project voor een lokale onderwijsverstrekker zowel een vernieuwing en modernisering van het bestaande patrimonium inhoudt als een zekere capaciteitsuitbreiding tot gevolg heeft. Alternatieve financiering kan heel veel doelen dienen en het kan een manier zijn om met flexibele instrumenten in te spelen op de bestaande noden.
De heer De Meyer heeft het woord.
De actualiteitswaarde van mijn vraag was groter vóór de Septemberverklaring dan vandaag. Toch zijn bepaalde elementen nog steeds belangrijk. Daarom heb ik deze vraag om uitleg ook aangehouden.
De alternatieve financieringsmogelijkheden die u lanceert, zijn belangrijk, zowel de huursubsidie als de meer kleinschalige pps. Over dat laatste was tot nu toe mijn stelling dat we ervoor moeten zorgen dat we het kind niet met het badwater weggooien. We kennen de voor- en nadelen van de grootschalige DBFM.
Vorige week hebben we de hoorzitting gehad met de deskundige die ons heeft geïnformeerd over de ESR-neutraliteit. Ik was wel wat verontrust over de bijzonder beperkte marge die er overblijft. Ik veronderstel dat we daar later nog op terugkomen.
Wat betreft de concrete budgettaire invulling, begrijp ik dat op mijn honger moet blijven zitten tot 12 november. Ik hoop op dat moment veel meer duidelijkheid te krijgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.