Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, geregeld zijn er in Vlaanderen bedrijven die het terrein voor hun economische activiteiten wensen uit te breiden. Aangezien economische activiteiten vaak omzoomd zijn door een groene buffer, vinden deze uitbreidingen regelmatig plaats op percelen die ingekleurd staan als natuurgebied. Sommige van deze percelen hebben zelfs het statuut van speciale beschermingszone, zoals de Habitat- en Vogelrichtlijngebieden, die samen Natura 2000 vormgeven. Veel van de percelen zijn in eigendom van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Wanneer een firma zijn terrein wenst uit te breiden met een aangrenzend perceel dat gelegen is in Natura 2000-gebied, dient er een bestemmingswijziging doorgevoerd te worden via een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP).
Minister, op welke manier verwerft een bedrijf de percelen waarvan ANB of een ander Vlaams agentschap de eigenaar is? Indien deze percelen door een agentschap worden verkocht, vindt deze verkoop dan plaats voor of na de definitieve beslissing van de bestemmingswijziging van het betreffende perceel? Welke verkoopprijs wordt hierbij gehanteerd? Indien deze percelen worden geruild, wordt dan de natuurwaarde van de percelen die bij deze ruil betrokken zijn, geïnventariseerd? Is er een vorm van compensatie indien het nieuwe perceel dat het agentschap verwerft, een lagere natuurwaarde heeft?
Wanneer de bestemming van een perceel wijzigt van de bestemming ‘natuur’ naar de bestemming ‘industrie’, dan dient de eigenaar van het perceel zogenaamde planbaten te betalen. Wanneer werden de bedragen die gehanteerd worden om de planbaten te berekenen, voor het laatst geactualiseerd? Hoe worden deze planbaten berekend bij de omzetting van de bestemming ‘natuur’ naar de bestemming ‘industrie’? Wordt er bij de berekening van de planbaten rekening gehouden met de effectieve verkoopprijzen van soortgelijke gebieden in de regio, of gaat het om prijzen die in heel Vlaanderen gelden? Wie betaalt deze planbaten wanneer er sprake is van een grondruil?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Ik ben geïntrigeerd door de vraag. Ik had begrepen dat de stelling altijd was dat een bufferzone een onderdeel was van het industrieterrein an sich. De vorige vraag ging over een industrieterrein in natuurgebied, maar meestal wordt er bij de inplanting van industriegebieden gezocht naar andere gebieden dan natuurgebieden. Is het effectief vandaag zo dat er van het ANB gebieden worden gekocht die nadien gewoon worden omgezet in bufferzone? Ik dacht dat die buffer per definitie onderdeel uitmaakt van de industriezone. Diegene die de industriezone realiseert, moet ervoor zorgen dat die gronden gekocht worden, want de bedrijven zijn natuurlijk niet geïnteresseerd in een industriezone waarbij een landbouwer planbaten zou moeten betalen omdat zijn grond omgezet is naar industriegrond en ze onverkoopbaar zijn omdat ze in de bufferzone liggen. Minister, hoeveel gevallen zijn er waarbij er effectief gronden van het ANB moeten worden gekocht om de buffer te realiseren?
De heer Danen heeft het woord.
Ik bedoelde ‘buffer’ in de ruimste betekenis van het woord. We hebben net het voorbeeld gehad van een industriegebied waar een natuurgebied naast ligt. Ik bedoel met ‘buffer’ een veel bredere strook dan de strook waardoor ze gebufferd zijn. Ik heb het dus niet over de bufferzones.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, ik wil even dieper ingaan op planbaten en planschade. Collega Ceyssens, ik vind nog altijd dat beide elkaars spiegelbeeld zouden moeten zijn in de beste der werelden. De procedures zijn verschillend. Het moment van betaling is verschillend. De bedragen zijn verschillend. In die mate zelfs dat besturen er soms voor terugdeinzen om initiatieven te nemen.
We spreken vaak over planologische ruil, over het schrappen van slecht gelegen woonuitbreidingsgebieden en betere bescherming van zonevreemde bossen. Die initiatieven durven wel eens vast te lopen op het onevenwicht tussen baten en schaderegeling.
Minister, in de commissie van 10 februari stelde ik u nog een vraag over de concrete timing voor de uitwerking van de conceptnota ‘harmonisering compenserende vergoedingen’, waar ook al een en ander over te doen is geweest. Welke stappen zijn intussen gezet wat betreft de verdere uitwerking van die conceptnota? Wordt de planbatenregeling daarin ook onder de loep genomen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Ceyssens, er zijn geen terreinen in dat geval.
Het is zo dat in principe het ANB geen gronden vervreemdt, maar soms kan het niet anders. Het gaat dan vaak over andere openbare besturen die de grond nodig hebben voor de aanleg van een fietspad of een weg of voor een spoorweg. Dat is ook een van de redenen waarom Openbare Werken vraagt om in een uitzondering te voorzien bij zonevreemde bossen.
Wat in de praktijk wel gebeurt, is het ruilen van gronden omdat het in een aantal specifieke gevallen de beste aanpak is. Zowel een verkoop als een grondenruil vindt steeds plaats op basis van een schattingsverslag van de afdeling Vastgoedtransacties van de Vlaamse Belastingdienst. De opmaak van deze schattingsverslagen is sinds 1 januari een Vlaamse bevoegdheid. Een schattingsverslag wordt gebaseerd op de actuele marktwaarde van de grond waarbij vergelijkingspunten worden gehanteerd. Grondruil is in feite te beschouwen als een aankoop en verkoop tegelijk. Bij ruil wordt van beide percelen een schattingsverslag gemaakt. Indien uit dat verslag een verschil blijkt, dan moet dit uiteraard worden betaald. De schatting van de waarde van de grond is dus louter financieel. Natuurwaarde wordt niet in rekening gebracht.
In de praktijk hanteert het ANB het instrument grondruil om op vrijwillige basis versneld op een aaneengesloten oppervlakte natuurbeheer te kunnen doen. Om aan bosuitbreiding en graslandbeheer te doen, is het belangrijk om grote percelen te hebben, en dan kan grondruil soms een oplossing zijn.
De huidige bedragen zijn gebaseerd op de resultaten uit de studie tot bepaling van vermoede meerwaarde van bestemmingswijzigingen en planbatensysteem. Die studie is uitgevoerd door Stadim. De bedragen zijn intussen ook geïndexeerd. De omzetting van de bestemming natuur naar industrie betreft een bestemmingswijziging van een zone die onder de categorie gebiedsaanduiding bos, groen of reservaat en natuur valt naar een zone bedrijvigheid. Dergelijke bestemmingswijziging kent een vermoede meerwaarde van 58,02 euro per vierkante meter. De berekening gebeurt per kadastraal perceel. Openbaar domein wordt niet belast. Op het totaalbedrag dat wordt verkregen door het vermenigvuldigen van de vermoede meerwaarde per vierkante meter met de oppervlakte, wordt dus een percentage toegepast dat groter wordt naarmate het totaalbedrag toeneemt. Dat staat allemaal in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO). De bedragen afkomstig van planbatenheffingen worden voor heel Vlaanderen op dezelfde manier berekend. Conform artikel 2.6.5, ten achtste, van de VCRO zijn er geen planbaten verschuldigd als het perceel is opgenomen in een grondruilplan, zoals dat ook in het decreet Landinrichting staat dat hier is goedgekeurd.
Mijnheer Vandaele, we werken inderdaad aan de compenserende vergoedingen. Dat zit mee in de instrumentenkoffer. Normaal moet dat in de loop van het jaar 2016 rond zijn.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, u zei dat er bij grondruil geen sprake kan zijn van planbaten. Heb ik dat goed gehoord? Maar als de bestemming achteraf wijzigt, dan wel, neem ik aan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.