Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, u stond de voorbije dagen onder flinke druk. Sta me toe om daar kort iets over te zeggen. Ik zal het wel degelijk hebben over het klimaat, maar ik zou graag iets willen zeggen bij wijze van algemeen kader.
U staat onder zeer grote druk. In eerste instantie heeft dat natuurlijk te maken met uw beleid, dat flink wordt bekritiseerd. Ik heb daarnet gezien dat ook Geert Noels, toch niet de minste economist, zich heeft uitgesproken voor het behoud van het bos dat zou worden gerooid voor de uitbreiding van het bedrijf Essers. Er is dus een opvallende dynamiek gaande in Vlaanderen. Men is bijzonder kritisch voor uw beleid.
Minister, het heeft echter ook te maken met het in een politieke kramp schieten. Sta me toe om dat te zeggen. Om eerlijk te zijn, ik heb vaak het gevoel dat u in een politieke kramp schiet als er kritiek wordt geuit. In het geval van Essers zei u dat Wouter Deprez eigenlijk niets van het dossier kende, en vervolgens maakte u dan zelf een joekel van een fout. Net het feit dat u zei dat Wouter Deprez er niets kan kent, versterkt natuurlijk de kritische houding van mensen die het dossier van Essers volgen.
Hetzelfde gebeurt eigenlijk met betrekking tot het klimaat. Daarom heb ik kort die inleiding gegeven. Enkele weken geleden heeft mijn fractie, heb ikzelf een overzicht uitgebracht van waar nu eigenlijk al die klimaatinvesteringen naartoe gaan, zij het dat het gaat om klimaatinvesteringen in het buitenland, om eigenlijk onze klimaatdoelstellingen af te kopen dus. Dat is dus de fameuze aankoop van emissierechten. Uit de analyse bleek duidelijk dat 22 procent van al die investeringen naar de fossielebrandstoffenindustrie gaat.
Toen schoot u ook in die politieke kramp. Ik betreur dat. Dat wordt meteen afgedaan als demagogische retoriek van onze kant, van de Groenfractie. Meteen werd er ook nog bijgehaald dat Groen elf jaar geleden ook wel in de regering zat. Dat klopt natuurlijk. Het is inderdaad ondertussen elf jaar geleden. Misschien kunnen Paul Vanden Boeynants en Gaston Eyskens ook nog ergens een rol hebben gespeeld in het klimaatbeleid. U mag zich daar niet achter verschuilen. Wat ik eigenlijk van u verwacht, als dergelijke kritiek wordt geuit, is dat u een eerlijke reflectie maakt ten aanzien van uw beleid. Het verbaasde me echt dat u geen enkel probleem zag in het feit dat bijna een kwart van onze klimaatinvesteringen in het buitenland eigenlijk gaat naar het ondersteunen van een aantal multinationals, oliegiganten, naar de steenkoolindustrie in Oekraïne, naar de gasleiding in Oezbekistan, naar een gascentrale in China, olieontginning in Siberië en ga zo maar door. Een kwart van al die middelen, dat is toch behoorlijk veel.
U hebt het probleem ontkend in de dagen nadat het dossier werd uitgebracht. Het toeval wil echter dat het Stockholm Environment Institute een studie heeft uitgebracht. U hebt dat ongetwijfeld ook gezien. De timing kon niet beter. Het toeval wil dat die studie een grondige screening of assessment maakt van al die fameuze projecten in het kader van Joint Implementation (JI), of dat men tenminste een steekproef heeft gedaan en heeft geanalyseerd wat nu eigenlijk de meerwaarde voor het klimaat van die projecten is.
Die studie is geen mis te verstane analyse. Men heeft de milieu-integriteit van een heleboel projecten onderzocht. Wat blijkt? Net als het gaat over steenkoolrecyclage, over de energie-efficiëntie in elektriciteitscentrales en gasleidingen, over het affakkelen van gas bij olieontginning, als het gaat over de distributie van energie, van gas, scoort men bijzonder laag qua milieu-integriteit. De kritiek die wordt gegeven, is dat de investering eigenlijk perfect kan gebeuren zonder dat – in dit geval – Vlaanderen dat ondersteunt. Die bedrijven hebben ons geld eigenlijk niet nodig. Dat is de analyse. Soms wordt letterlijk geschreven dat de investering zelfs al is gebeurd of uitgevoerd vóór de klimaatmiddelen, in dit geval vanuit Vlaanderen, worden overgemaakt. Met andere woorden, dit plaatje klopt van geen kanten.
Ik zou graag hebben dat u een eerlijke analyse en een eerlijke reflectie daarvan maakt. Het zou me verbazen, mocht u dat nu blijven zeggen, ondanks al die internationale kritiek. Dit is immers geen nieuw verhaal, maar bij mijn weten is het de eerste keer dat er zo’n grootschalige studie wordt gemaakt van die JI-projecten. Het zou u sieren, mocht u kunnen zeggen dat die projecten, zeker de JI Track 1-projecten waarover het dan gaat, geen goede zaak zijn geweest.
Intussen, vanaf 2012, hebt u een aantal negatieve criteria toegevoegd. Herinner u dat ik dat heb toegejuicht. Ik vind dat een goede zaak. Vroeger was er eigenlijk geen kader voor de aankoop van emissierechten of het investeren in dergelijke projecten. In 2012 zijn er een aantal criteria ingevoerd. Het toeval wil dat ook dergelijke projecten in de studie van het Stockholm Environment Institute werden onderzocht, zoals het vernietigen van gefluoreerde koolwaterstoffen, van lachgas bij de productie van salpeterzuur. Ook daarop wordt kritiek gegeven, maar die projecten scoren dan toch nog altijd beter dan de projecten waarin u geen graten zag, zoals die steenkoolrecyclage of dat affakkelen bij olieontginning, of de recuperatie van dat gas in plaats van het af te fakkelen.
Minister, mijn eerste, logische vraag is dus natuurlijk: blijft u bij uw standpunt dat er geen enkel probleem is geweest met het feit dat Vlaanderen in dergelijke projecten heeft geïnvesteerd? Bent u bereid om de lijst van de negatieve criteria die u indertijd hebt ingevoerd, verder uit te breiden, om dergelijke investeringen in die projecten te vermijden?
Dan heb ik ook nog een vraag over de algemene kwestie van het investeren in de fossielebrandstoffenindustrie. U weet dat er een wereldwijde beweging van ‘divestment’ gaande is. Die wordt steeds ruimer ondersteund. Dat is begonnen als een soort grassrootsbeweging, maar vandaag is het veel meer dan dat. Zo voert The Guardian, toch niet het minste medium, zelf campagne hiervoor, onder de naam Keep it in the ground. Wereldwijd doen er dus een aantal grote spelers mee aan die divestment. Minister, kan Vlaanderen daar een rol in spelen, of kan Vlaanderen in dezen volgens u beter niets doen?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, voor de goede orde, men heeft ook het debat van de uitbreiding van Essers aangesneden. Ik zie dat dit straks terugkomt. Wordt dat debat nu of straks gevoerd?
Het debat over Essers wordt nu niet gevoerd, aangezien de vragen zich beperkten tot dit onderwerp.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, de bezorgdheid van collega Sanctorum is zeker ook de onze: als we emissierechten kopen, dan moeten dat inderdaad dingen zijn met een goede kwaliteit, en met duurzaamheid. Collega Sanctorum, ik heb die vraag ook al op bepaalde plaatsen gesteld. Tot nu toe heeft men me altijd toch gerustgesteld, onder meer door het argument dat er destijds op initiatief van Denemarken toch een politieke verklaring is goedgekeurd door 21 van de 27 lidstaten, waaronder ook België, met de afspraak om een aantal types van kredieten niet meer aan te kopen. Ook in het Vlaams Mitigatieplan staan er toch wat criteria. Die zijn ook verder verfijnd, dacht ik, bij de aankooptender, dus de aanbesteding in 2013. Als ik me niet vergis, werden bijvoorbeeld steenkoolcentrales daarbij uitgesloten. Ik dacht, maar de minister weet er natuurlijk veel meer van, dat er dus wel degelijk bepaalde soorten emissierechten zijn waarvan ook Vlaanderen heeft gezegd dat we die niet hoeven en niet zullen aankopen. Het kan natuurlijk altijd dat er ter zake nog hiaten zijn, dat het systeem niet perfect is, dat dingen door de mazen glippen. Dan moeten we dat inderdaad van hieruit in de gaten houden. Daarover ben ik het met u eens. Dit is een te belangrijk onderwerp om daar licht over te gaan, maar ik neem aan dat de minister ons zal geruststellen. Ik hoop het.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Geachte leden, mijnheer Sanctorum, u weet dat destijds, elf jaar geleden, inderdaad de criteria zijn vastgelegd op basis waarvan de aankopen moesten gebeuren. Dat was nu eenmaal in een periode waarin uw partij ook verantwoordelijkheid droeg. Het klopt dat we gaandeweg die criteria, die toen heel open en ruim waren, hebben verfijnd, onder meer in het klimaatbeleidsplan. De heer Vandaele heeft daar heel terecht naar verwezen. Uiteraard moeten we het gebruik van fossiele brandstoffen afbouwen. Dat geldt voor de Vlaamse Regering en ook voor mezelf. We willen ook de omslag naar een koolstofarme samenleving en moeten inzetten op een duurzame hernieuwbare-energiemix.
Dat vraagt echter ook wel wat tijd. Dat is een transitie die is ingezet. Een aanzienlijk deel van de kredieten die Vlaanderen aankoopt, betreffen daadwerkelijk schone ontwikkelingsprojecten, waarbij wordt geïnvesteerd in die hernieuwbare energie. Het gaat over wind, zon en geothermie. Het is echter ook zo dat het klimaat er in die transitiefase ook absoluut baat bij heeft dat een aantal industriële productieprocessen, ook die waarbij er wel fossiele energiebronnen worden ingezet, ook zo energie-efficiënt mogelijk worden gemaakt. Ook dat levert daadwerkelijk veel winst op wat het minder uitstoten van broeikasgassen betreft. Dergelijke projecten worden binnen de context van internationale klimaatafspraken ook expliciet erkend als schone ontwikkelingsprojecten, met ook een set van regels en instrumenten om die projecten ook verder te toetsen, bijvoorbeeld op hun additionaliteit.
Voor een belangrijk aandeel van de portefeuille van externe kredieten hebben we ook een beroep gedaan op klimaatfondsen. Dat weet u. Dat zijn fondsen van regionale ontwikkelingsbanken. Op die manier krijgen we ook nog eens bijkomende garanties met betrekking tot die additionaliteit en duurzaamheid. Bovendien hebben we, zoals ook bepaald in het huidige en het vorige regeerakkoord, ook steeds duurzaamheidscriteria toegepast. Die hebben we ook strenger gemaakt, zoals ik daarnet ook al heb gezegd. Het doen uitschijnen alsof we ter zake geen stappen vooruit zetten, is dus absoluut niet juist.
Het lijkt me noodzakelijk om dat toch ook wel wat nauwkeuriger te duiden. Het mechanisme voor schone ontwikkeling, het zogenaamde Clean Development Mechanism, zoals dat bestond in het Kyotoprotocol, laat toe dat geïndustrialiseerde landen uitstootrechten aankopen uit projecten die daadwerkelijk bijdragen tot de reductie van broeikasgassen in ontwikkelingslanden. Dat kan in een heel brede waaier van sectoren, dus alle sectoren die ook onder het protocol vallen. Daaronder vallen dus ook projecten die de energie-efficiëntie van industriële activiteiten verbeteren. Tijdens een transitiefase, waarin de volledige omkeer naar het louter gebruik van bronnen van hernieuwbare energie nog niet volledig is gebeurd, laat dat instrument ook toe om met de middelen die er zijn, toch ook heel wat minder uitstoot te gaan realiseren. Dat mechanisme is erkend door de Verenigde Naties. Het simpelweg voorstellen, zoals u doet, als een Vlaamse ondersteuning of een subsidie voor de fossielebrandstoffenindustrie, is toch wel bijzonder kort door de bocht.
Op basis van de meest recente Vlaamse emissie- en prognosecijfers wordt op dit moment ook niet meer overwogen om bijkomende kredieten aan te kopen. Het is op dit moment dus ook niet aan de orde. Daarom lijkt er me op dit moment ook geen nood te zijn aan bijsturingen.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Dat laatste is interessante informatie, waarvoor dank.
Minister, ik merk dat die politieke kramp nog niet meteen weg is. U zegt dat het niet gaat over een subsidie voor de fossielebrandstoffenindustrie. Neen, dat klopt. Voor mij gaat het eigenlijk over iets nog veel ergers. Het gaat over het financieren van een project dat weliswaar boekhoudkundig zorgt voor een verminderde CO2-uitstoot, maar Vlaanderen het recht geeft om meer uit te stoten. Eigenlijk is het dus nog perverser dan een eenvoudige subsidie voor de fossielebrandstoffenindustrie. Ik betreur dat u volledig voorbijgaat aan de studie van het toch wel prestigieuze milieu-instituut in Stockholm. Ik kan u letterlijk de analyse voorlezen van de projecten waarin Vlaanderen heeft geïnvesteerd. Bij ignition of coal piles staat er wat de additionaliteit betreft: “Not plausible”. Dat gaat dus over die spontane ontbranding bij steenkoolontginning. Daar hebben wij in geïnvesteerd. Ik citeer: “The timeline of project implementation shows that almost all projects were registered in 2012 but were implemented at least four years earlier.”
Minister, dat betekent dat er wordt geïnvesteerd en dat het eigenlijk allemaal al is uitgevoerd. Wat gebeurt er dan met dat geld? Dat weten we niet.
Hetzelfde geldt voor ‘energy-efficiency in industry and power production and distribution’. U zei daarnet dat het een goede zaak is dat Vlaanderen zulke grote bedrijven ondersteunt bij het energie-efficiënter worden. U gaat volledig voorbij aan deze analyse: ‘Additionality: questionable’. En er volgt opnieuw een hele uitleg waarom het eigenlijk onwaarschijnlijk is dat het meerwaarde biedt in het kader van een klimaatbeleid.
Hetzelfde voor het vermijden van affakkelen van gas bij olieontginning. Hetzelfde voor de gasleidingen. Hetzelfde voor het dichten van lekken. Ook daar is de meerwaarde zo goed als onbestaande, maar u gaat daar volledig aan voorbij. Ik kan dat enkel vaststellen. Alles blijft dus blijkbaar bij het oude.
Minister, u zei ook dat het allemaal past in een internationaal systeem. Dat klopt natuurlijk. Indertijd zijn de regels helemaal niet streng afgesproken. Ik heb een artikel bij me waarin de directeur van het Center for Clean Air Policy een analyse maakt van de internationale regels. De directeur – toch iemand met enig gewicht – zegt dat we niet moeten rekenen op strenge, internationale regels want ze zijn veel te bureaucratisch. Waar het wel over gaat, is een strenge controle vanuit het land dat de emissierechten wil aankopen. In dezen bent u dat. De directeur zegt dat het de rol van de minister is om dat te controleren. Het feit dat u gewoon verwijst naar die internationale regels, staat hier natuurlijk haaks op.
Ik heb begrepen dat er in de nabije toekomst geen emissierechten meer zullen worden aangekocht. De periode loopt tot 2020. Ik neem aan dat er de komende jaren wel eens de mogelijkheid zal zijn om emissierechten aan te kopen. Minister, nogmaals, als u het serieus meent of zelfs maar een beetje serieus meent met een klimaatbeleid, dan zult u toch de criteria moeten verstrengen, de criteria waaraan de Vlaamse investeringen in het buitenland voor een klimaatbeleid moeten voldoen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.