Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, in 1981 opende een van uw voorgangers, Rika De Backer, in het hartje van Amsterdam het Vlaams cultureel centrum de Brakke Grond. Het zijn de dames die dat soort dingen moeten doen.
Door de jaren heen is de Brakke Grond uitgegroeid tot een ontmoetingsplaats voor Nederlanders en Vlamingen, tot een plaats waar kunst en cultuur uit Vlaanderen wordt getoond. De instelling heeft een grote symbolische waarde, zoals ook de Taalunie, het cultureel verdrag en het centrum deBuren in Brussel.
Een aantal weken geleden heeft de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans de opdracht gegeven aan de Nederlandse Raad voor Cultuur om eens uit te zoeken wat de toekomst zou kunnen zijn voor het Institut Néerlandais te Parijs. De voorzitter van die raad, Joop Daalmeijer, eminent bestuurder en Vlaanderenkenner, onderzoekt nu met een daartoe speciaal ingestelde commissie of er een symbiose mogelijk is tussen het Nederlandse Institut Néerlandais in Parijs, het Nederlands-Vlaams instituut deBuren in Brussel en het Vlaamse instituut de Brakke Grond in Amsterdam.
Het is wel een leuke gedachte om op die manier aan die culturele diplomatie te werken, om zo die instituten te verbinden. Dat zou een nieuwe impuls geven aan die culturele diplomatie. Het eindrapport van de raad wordt begin maart verwacht.
Minister, bent u op de een of andere wijze al betrokken bij het opstellen van dat rapport? Hoe kijkt u er zelf tegenaan?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Uiteraard ben ik begaan met en betrokken bij de samenwerking Nederland-Vlaanderen. Ik heb er onlangs een gesprek over gehad met de culturele ambassadeur van Nederland, en dat was een heel interessant gesprek. Naar aanleiding van het internationale visitatieverslag van de Brakke Grond was een van de punten die we gezamenlijk naar buiten hebben gebracht: onderzoek eens hoe je beter kunt samenwerken met deBuren. Die opdracht is gegeven aan de Brakke Grond, en die onderzoekt op dit moment hoe dat moet gebeuren.
Er is een fundamenteel verschil. Bij deBuren is er een samenwerking Nederland-Vlaanderen, en dat staat ook op papier. De Brakke Grond is eigenlijk een puur Vlaams instituut dat in Amsterdam is gevestigd. Er is geen samenwerking met Nederland.
Nederland kijkt onze richting uit voor wat het Nederlandse instituut in Parijs betreft. Aan de grondslag daarvan ligt dat het instituut tijdens de grote besparingsoperatie in Nederland enorm veel middelen heeft verloren. Het heeft dus een probleem, het kan niet meer operationeel zijn en zoekt hoe het extra middelen kan binnenhalen om toch nog rendabel te zijn. Uiteraard kijkt men onze richting uit, maar dat wil ook wel zeggen dat we aanzienlijke bedragen op tafel zouden moeten leggen. Er moet dan ook een garantie zijn dat we voldoende zichtbaarheid hebben. Het is natuurlijk een historisch instituut dat heel hard aan Nederland is gelinkt. Ik ben benieuwd wat dat rapport zal geven.
Op een bepaald moment is er een vraag gekomen van de heer Daalmeijer om daarover een gesprek te hebben. Hij is voorzitter van de Nederlandse Raad voor Cultuur. Ik heb gezegd dat ik graag zou ingaan op een gesprek, maar heb daarbij ook vermeld dat de tegenhanger van de Nederlandse Raad voor Cultuur, onze Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC), en ook mijn tegenhanger, de Nederlandse minister van Cultuur, daarbij aanwezig zouden moeten zijn.
Ik heb nog geen reactie ontvangen, maar ik hoop dat dit gesprek op die manier kan plaatsvinden zodat het rapport die elementen kan meenemen.
Minister, het is me bekend dat de heer Daalmeijer zeer graag een afspraak met u zou maken wie niet trouwens maar dat het hem nog niet is gelukt. Hij wil ook met de minister-president afspreken. Minister, ik hoop dat u een gaatje kunt vinden in uw drukke agenda om dat gesprek te hebben. Dat is nodig, met of zonder uw Nederlandse collega erbij.
Ik ben zelf al dertig jaar betrokken bij de Nederlands-Vlaamse samenwerking. Wat men hier nu voorstelt wat het moet kosten is hoofdstuk twee om een kraal te maken van culturele instituten in Parijs, Brussel en Amsterdam, is een kans die we niet mogen laten liggen of waar we in elk geval naar moeten kijken. Het is een mogelijkheid die we goed moeten onderzoeken.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, als liberalen zijn we grote voorstanders van samenwerking, maar toch heb ik daarover enkele vragen. Eén vraag beter, want we hebben een strenge voorzitter, een leerkracht van opleiding.
U geeft aan dat er pas naar Vlaanderen is gekeken op het moment dat er besparingsrondes zijn geweest. Ik wil toch meegeven dat het niet aan Vlaanderen is om de besparingen van Nederland op te lossen. Het is positief dat we een goede samenwerking hebben. De Brakke Grond en deBuren zijn daar voorbeelden van, deBuren bij uitstek omdat dat een samenwerking is. Om nu in Parijs een samenwerking op te zetten met Nederland, dat toch een andere cultuur heeft dan de onze, dat zou ik niet ten zeerste toejuichen, tenzij dat op een normale financiële manier is en geen extra kosten meebrengt. Dan is het beter te optimaliseren wat we vandaag hebben.
De heer De Coene heeft het woord.
Voorzitter, een simpele vraag. De kwestie die de heer Vandaele oproept, is bijzonder interessant, maar even interessant in deze hele kwestie is de vraag wat er met de Brakke Grond zelf zal gebeuren. Mijn vraag is dus zeer pertinent: klopt het dat er plannen zijn om het huis te verkopen, om een nieuw huis te verwerven en eventueel een fonds daarvan te maken? Maar misschien kan deze vraag wel leiden tot een vervolg in de commissie.
De heer Verstreken heeft het woord.
De culturele relaties tussen Vlaanderen en Nederland zijn natuurlijk al jaren bijzonder intensief, wat een goede zaak is, maar we moeten oppassen dat we het kind niet met het badwater weggooien. Alles wat de Vlaamse cultuur met de Nederlandse cultuur en literatuur, theater, muziek te maken heeft, naar de buurlanden uitdragen, is ook voor het imago van Vlaanderen een positief punt. Samenwerking en synergie zijn belangrijk.
Ik had wel graag van de minister vernomen of er nog extra mogelijkheden zijn, en ik denk dan aan een andere manier van werken, aan een mogelijke uitbreiding van de Brakke Grond naar andere locaties buiten Amsterdam. In Groningen of Eindhoven, of ergens anders? Want dat is ook niet onbelangrijk.
Collegas, voor alle duidelijkheid, de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland is voor ons belangrijk, en we blijven daar ook volop op inzetten. Collega De Coene, u weet dat er een internationale visitatie geweest is over de Brakke Grond die tot een aantal conclusies heeft geleid. Een van die conclusies was dat er een vernieuwing moet komen. We moeten vanuit Vlaanderen en Nederland op een andere manier gaan werken. We hebben dit samen met de raad van bestuur van de Brakke Grond besproken, en daar is een soort tienpuntenplan uitgekomen. Eén van die punten was net die samenwerking met deBuren, en we hebben daar ook opdracht toe gegeven, want nu wordt er te veel naast elkaar gewerkt.
Daarnaast zijn we ook aan het bekijken of we inderdaad nog een apart huis moeten hebben in Nederland of niet. Is het efficiënt om het huis te behouden zoals het nu is? Er zijn aan de locatie in Amsterdam heel wat kosten en er moeten heel wat infrastructuurwerken gebeuren. We hebben absoluut geen keuze gemaakt om het huis te laten verdwijnen, dit is nog een open vraag. We zijn samen met de Brakke Grond aan het uitzoeken wat het meest efficiënt is, wat de meeste return geeft. Er is absoluut geen beslissing dat de Brakke Grond zoals hij nu is zou moeten verdwijnen. We onderzoeken wel een aantal pistes samen met de raad van bestuur, maar er is geen beslissing genomen, wel integendeel: we hebben dit jaar beslist om een aantal dringende werken aan het huis te laten plaatsvinden.
Collega De Gucht, u hebt een punt, en we hebben het daarnet ook even aangehaald. Het is goed dat we daarover brainstormen, en ik ben uiteraard bereid om daar met mijn Nederlandse collega bevoegd voor de cultuur over te praten. Want nu praten we vooral met collegas die bevoegd zijn voor het buitenland, en het klopt wel dat we evenwaardige partners moeten zijn. Ik wil niet in een verhaal stappen waar wij wel de centen mogen leveren voor het Nederlands Instituut in Parijs, maar waar duidelijk wordt dat wij het kleine broertje of zusje zijn van een groots historisch uitgebouwd Nederlands Instituut dat momenteel in geldnood zit, en dat wij alleen maar dienen om geld in te brengen. Dit is een van mijn bekommernissen die we uiteraard in de samenwerking moeten meenemen.
Wat ook belangrijk is om weten, is dat de aanwezigheid van de cultuursector uit Vlaanderen en Nederland in Frankrijk ontzettend goed is. We zijn goed aanwezig op het stripfestival van Angoulème, sterk aanwezig op het festival van Avignon, zeer sterk aanwezig in Rijsel. In feite hebben we dit instituut niet nodig om het in Frankrijk goed te doen, integendeel.
Nederland heeft het momenteel veel moeilijker, dus ik denk, collega Vandaele, dat we dit allemaal moeten meenemen. Ik ben bereid om dit in alle openheid met Nederland te bespreken, en het zou goed zijn dat we dat ook met de bevoegde minister van Cultuur kunnen bespreken en uiteraard ook met onze Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC). Ik heb gevraagd aan de heer Daalmeijer om de twee partners er ook direct bij te betrekken om het gesprek met open vizier te kunnen aangaan, en onder die condities ben ik heel graag bereid om het gesprek te voeren.
Minister, collega De Gucht, ik vind het jammer dat de discussie verengd wordt tot een vraag van Nederland aan Vlaanderen om mee te betalen. Ik denk niet dat dat het geval is, ik denk dat de boodschap veeleer is om ons samen als lage landen beter te presenteren in het buitenland. Dat vind ik een heel belangrijk uitgangspunt zeker op vlak van taal en cultuur, maar wat mij betreft ook op een ruimer maatschappelijk terrein.
Wat de vraag van collega De Coene aangaat, we hebben natuurlijk allemaal het rapport van de visitatiecommissie gekregen. De verkoop van het huis is één mogelijkheid, persoonlijk vind ik dat een bijzonder onzalige gedachte en ook een zeer kortzichtige optie. Ik denk dat dit op korte termijn inderdaad geld in het laatje brengt, maar op termijn dodelijk is voor een instelling als de Brakke Grond.
De actuele vraag is afgehandeld.