Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende de wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Segers, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, dames en heren, in de toelichting beklemtoonde minister Bourgeois de grote uitgangspunten van dit ontwerp, namelijk het wijzigen van het bestuurlijk toezicht en de modernisering, het bevorderen van de transparantie en de democratie bij de intergemeentelijke samenwerking.
Maar hij wijst er tegelijk op dat het huidige ontwerp nog niet de fundamentele wijzigingen bevat. (Opmerkingen)
Minister Bourgeois is onderweg.
Minister, ik was net uw inleiding aan het becommentariëren, waarbij ik toch geen fout zou willen maken. Ik beklemtoonde dat u erop wees dat de fundamentele wijzigingen pas later zullen gebeuren, na de regioscreening en een breder maatschappelijk debat, maar dat de hier al voorgestelde wijzigingen wel hun oorsprong hebben in het streven van het regeerakkoord naar administratieve vereenvoudiging, het witboek Interne Staatshervorming en vragen vanuit de besturen zelf.
De wijziging van het bestuurlijk toezicht werd al aangekondigd in uw beleidsnota 2009-2014. Net als bij de provincies verdwijnt de regeringscommissaris en wordt naast vernietiging ook schorsing een bevoegdheid van de Vlaamse Regering. Het goedkeuringstoezicht wordt vrijwel tot nul herleid. De beperking van het toezicht wordt gecompenseerd door de modernisering van de controle door gemeente- en provincieraadsleden, in de richting van meer transparantie en democratie. De mogelijkheid uit het witboek om via een tussenstap elektronisch informatie te verkrijgen wordt ingevoerd.
De heer Dehandschutter licht de vier amendementen namens de meerderheid toe.
De heer De Meulemeester vindt de aanpassingen voornamelijk technisch, maar vindt het goed dat de regeling eenvoudiger, transparanter en democratischer wordt. Zijn fractie waardeert dat het administratief toezicht wordt afgestemd op dat van de provincie en hij noemt daarbij de schorsings- en vernietigingsmogelijkheid en de afschaffing van de regeringscommissaris.
In het licht van de wenselijke professionalisering van het bestuur suggereert hij om de opdrachthoudende en de dienstverlenende verenigingen te versmelten. Er moet voor de heer De Meulemeester ook een oplossing worden gezocht voor het administratieve toezicht op samenwerkingsverbanden die gemeenten als lid hebben die in een andere provincie liggen dan in die waar de maatschappelijke zetel is gevestigd.
De heer Caron zegt dat het ontwerp van decreet, met zijn beperkte aanpassingen, grotendeels de steun van zijn fractie wegdraagt en noemt de afbouw van onnodige toezichtregels een prima zaak. Hij denkt wel dat er meer nodig zal zijn dan de oprichting van een commissie binnen de gemeenteraad om de afstand tussen de gemeenteraadsleden en het beleid van de intergemeentelijke verenigingen te verkleinen, hoezeer hij ook de elektronische toegang waardeert. Hij pleit er daarom voor het instrumentarium nog uit te breiden.
De heer Vanlerberghe denkt dat het, met het oog op objectivering, juist goed is dat met de grote herziening gewacht wordt tot de regioscreening klaar is. De nieuwe besturen hebben tijd nodig om zich daarin in te werken en dit te voltooien. Dat kan heel wat nuttige input opleveren.
De heer Durnez onderschrijft de voorgestelde wijzigingen, die beantwoorden aan het streven van het regeerakkoord naar administratieve vereenvoudiging.
Amendementen van meerderheid en oppositie worden toegelicht en er wordt over gestemd. In de eindstemming wordt het ontwerp van decreet aangenomen met negen stemmen bij twee onthoudingen.
Collegas, gisteren is nog een technisch amendement ingediend op artikel 30. Daardoor luidt artikel 30: Dit decreet treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 6 en 9 die in werking treden op 1 januari 2014. De verantwoording is heel eenvoudig: momenteel stond er dat het decreet in werking trad op 1 januari 2013, wat vandaag zou betekenen dat het terugwerkende kracht heeft en dat is niet nodig. Door het amendement krijgen de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid de tijd om de nieuwe bepalingen van het decreet te kennen en met kennis van zaken toe te passen.
De heer Verfaillie heeft het woord.
De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden hebben door de jaren heen, collegas, een zeer belangrijke plaats ingenomen. Op heel wat terreinen zijn zij een verlengstuk van de lokale besturen geworden, die toelaten bepaalde activiteiten op een meer rationele en slagkrachtige manier aan te pakken.
Collegas, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden hebben door de jaren heen een zeer belangrijke plaats ingenomen. Op heel wat terreinen zijn zij een verlengstuk van de lokale besturen geworden die toelaten bepaalde activiteiten op een meer rationele en slagkrachtige manier aan te pakken. De in dit ontwerp van decreet voorgestelde wijzigingen passen in het streven van de huidige meerderheid naar administratieve vereenvoudiging. Het toezicht wordt aangepast, de figuur van de regeringscommissaris wordt afgeschaft en gemeente- en provincieraadsleden zullen de notulen van de raad van bestuur van de samenwerkingsverbanden elektronisch ter beschikking kunnen krijgen. Ook niet onbelangrijk is het feit dat de vertegenwoordigers in de algemene vergadering van het samenwerkingsverband voor de hele lokale of provinciale bestuursperiode zullen kunnen worden aangeduid. Het zijn wijzigingen waar onze fractie zich volop kan in terugvinden.
Met deze aanpassingen is het werk wel nog niet af, minister en collegas. Vanuit onze fractie dringen wij aan op een meer fundamentele aanpassing van het decreet van 2001, zoals overigens aangekondigd in het regeerakkoord. (Opmerkingen van de voorzitter)
Minister, wij blijven aandringen op een globale wijziging van het decreet van de intergemeentelijke samenwerking zoals aangekondigd in het regeerakkoord. Daarbij denken wij in het bijzonder aan de uitbreiding van het decreet met mogelijkheden tot interbestuurlijke samenwerking, het nastreven van meervoudige doelstellingen, nader onderzoek naar het nut van het voortbestaan van bepaalde onverenigbaarheden enzovoort. Wij zijn ervan overtuigd dat de minister alles in het werk zal stellen om deze meer grondige aanpassing van het decreet van 2001 voor te bereiden. In afwachting daarvan zullen wij het hier voorliggende ontwerp alvast met overtuiging goedkeuren.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Minister, ik sluit me aan bij de heer Verfaillie. Ook wij wachten nog altijd op een grondige evaluatie van het decreet op de intergemeentelijke samenwerking in zijn geheel. Dat was niet alleen in dit regeerakkoord beloofd, ook in de vorige legislatuur stond al in het regeerakkoord dat dat volledig moest worden geëvalueerd. Na bijna twee legislaturen is men er dus niet in geslaagd om tot die grondige evaluatie te komen.
Wat er in dit decreet staat, zijn dat een aantal goede wijzigingen? Ja, die gaan zeker en vast in de goede richting, in de richting van de vereenvoudiging, en op zich is dat niet slecht. Maar wij blijven dus op onze honger over de algehele evaluatie van het decreet Intergemeentelijke Samenwerking.
Voorzitter, het amendement is een voorbeeld van slecht bestuur. Het verslag dateert van 18 december 2012. Men wist vooraf zeer goed dat dit ontwerp van decreet vorig jaar niet meer zou kunnen worden goedgekeurd, tenzij misschien via spoedprocedure, maar dat heeft men niet gewild. Nu moet men in de plenaire vergadering met een amendement de inwerkingtreding opnieuw beginnen aan te passen. U had dit perfect kunnen voorzien, minister. Dat zal voor ons geen reden zijn om bij goedkeuring van dit amendement een tweede lezing te vragen, dat dient ook nergens toe. Maar laat het toch eens gezegd zijn dat men dit had kunnen voorzien en vermijden.
Voorzitter, zullen wij ons onthouden bij de stemming over dit ontwerp van decreet.
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, dit ontwerp van decreet bevat een aantal verbeteringen ten opzichte van het huidige decreet. Ik verwijs hierbij naar het administratief toezicht dat gelinieerd wordt op het provinciaal toezicht, de modernisering van het inzagerecht van gemeenteraadsleden in de notulen en de ermee verbonden documenten met betrekking tot intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, de aanduiding van de vertegenwoordiging in de algemene vergadering van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die duurzamer wordt.
De stemming in de commissie heeft aangegeven dat er inhoudelijk weinig bezwaren zijn tegen dit ontwerp van decreet. Maar we bleven toch allemaal wat op onze honger zitten als het gaat om het ruimere plaatje. Er is een ruime herziening van de wet van 6 juli 2001 aangekondigd. U hebt verklaard, minister, dat die er daarover dit jaar een groot debat komt nadat de regioscreening is gerealiseerd. We hopen in elk geval dat dat debat er nog komt voor het zomerreces.
Ik kan dat argument begrijpen, maar u begrijpt ook dat we als oppositie graag het totale plaatje zien.
Vandaag hebben veel steden en gemeenten een nieuw bestuur. Zon nieuw bestuur biedt opportuniteiten voor nieuw beleid. Het maakt ook dat nieuwe bestuurders wat nader gaan bekijken aan welke samenwerkingsverbanden een gemeente participeert. We moeten de nieuwe gemeentebesturen stimuleren om veel meer te focussen op het mandaat dat ze hun vertegenwoordigers geven, aan de invulling van dat mandaat, aan het afstemmen van wat het intergemeentelijk samenwerkingsverband doet op het gemeentelijk beleid. Daarvoor zijn al instrumenten ontwikkeld, maar wellicht moet u gemeentebesturen daar veel meer op wijzen en good practices aanreiken.
Minister, we houden u ook aan de belofte die u hebt gedaan om de rapportering door de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden te beperken tot de financiële elementen die nodig zijn om op die manier bijkomende administratieve belastingen tot een minimum te beperken. Ik denk dat we nu moeten focussen op de ruimere hervorming. Open Vld heeft een amendement ingediend om besturen toe te laten na twaalf jaar hun deelname aan een intergemeentelijk samenwerkingsakkoord op te zeggen. De meerderheid heeft dit afgeblokt, heeft verwezen naar de tijd die nodig is om investeringen af te schrijven, heeft gewezen op de gevolgen voor de partners die na zon uitstap achterblijven en het deel van de uitstapper moeten overnemen.
Dat zijn terechte opmerkingen, maar die opmerkingen gelden evenzeer na 18 jaar. Trouwens, de periode van 18 jaar waarin we nu zitten, is gekomen bovenop een al lopende periode. Daardoor zitten gemeenten vandaag al soms 28 jaar vast in een intergemeentelijke samenwerking die soms niet voldoet, soms schulden opbouwt. Werken met te lange periodes doet besturen ook in slaap vallen, en kan leiden tot minder goed beleid. Bovendien, iedereen moet het recht hebben om binnen een redelijke termijn uit een samenwerkingsverband te stappen.
Minister, dit kan voor een intergemeentelijk samenwerkingsverband ook een wake-upcall zijn die aanspoort om orde op zaken te stellen, de zaken beter op te volgen, en ook te luisteren naar de stem van een minderheid. Ik hoop dat u een en ander in overweging neemt wanneer u tot uw ruimere hervorming komt.
Ten slotte moeten we zorgen voor wetgeving die toelaat het aantal samenwerkingsverbanden te beperken. Gemeenten krijgen het vaak letterlijk niet meer belopen, laat staan dat ze het nog goed gemanaged krijgen wat er in de verschillende samenwerkingsverbanden gebeurt, mede namens de gemeente. In die zin zou een samensmelting van opdrachthoudende en dienstverlenende verenigingen al een eerste stap kunnen zijn. Evenveel samenwerking realiseren in minder samenwerkingsverbanden zou toelaten dat men de kwaliteit van afvaardiging kan verbeteren, de controle van de gemeenten kan opdrijven, het mandaat beter kan definiëren en het beleid van de samenwerkingsverbanden beter kan aftoetsen met het eigen beleid. Ook deze suggestie wil ik meegeven aan de steden en gemeenten.
Zoals reeds aangekondigd in de commissie, zal onze fractie zich onthouden bij de stemming over dit ontwerp van decreet. We kunnen ons immers niet vinden in de periode van achttien jaar dat gemeenten verplicht deel uitmaken van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, ondanks ons amendement om deze periode terug te brengen tot twaalf jaar. Dit amendement kon spijtig genoeg niet rekenen op de steun van de meerderheid.
De heer Vanlerberghe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, onze fractie sluit zich aan bij de doelstellingen van dit ontwerp van decreet, het verkrijgen van meer transparantie in de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en het moderniseren van het bestuurlijk toezicht.
Minister, we danken u voor de bijkomende verduidelijking die u hebt gebracht over de nieuwe ESR-rapportage, de mogelijkheid tot verhoogde rapportage en de toelichting daarbij dat het effectief tot die financiële gegevens beperkt zal blijven. Het was nuttig een aantal discussies in het middenveld te beslechten, minister, en dat u expliciet hebt gewezen op de geheimhoudingsplicht van gevoelige informatie.
Wat de terugkerende vraag bij heel wat fracties naar de globale evaluatie van het decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking betreft: wij zijn geen vragende partij om dit snelsnel te doen. Wij zijn uiteraard wel vragende partij om dit te doen, maar als we even terugkijken op het groenboek en het witboek Interne Staatshervorming, zien we dat daar het begrip bestuurlijke verrommeling is gelanceerd. Dat is ondertussen een vlag geworden die heel veel ladingen dekt. Anderzijds zijn wij een groot voorstander van het behoud van de autonomie van de lokale besturen, het respect voor de subsidiariteit en het voorkomen van betutteling.
De oefening in verband met de regioscreening, die net tot doel heeft dat de evaluatie van de verschillende samenwerkingsverbanden en intergemeentelijke structuren op een bottom up-wijze zou gebeuren vanuit de lokale besturen, moeten wij met respect benaderen. Wij moeten de lokale besturen de kans geven om daarin op een voldragen manier een insteek te leveren. Wij moeten ook bereid zijn om met respect voor die lokale besturen de wijziging van de globale evaluatie van het decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking ook op die manier te doen, indien uit die bottom up-evaluatie door de lokale besturen nieuwe inzichten zouden voortkomen die misschien niet altijd onmiddellijk sporen met benaderingen die tot op vandaag gangbaar zijn.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, wij hebben die discussie in de commissie mee gevoerd, en we zullen dit decreet, omwille van redenen van vereenvoudiging en van eenvoudiger toezicht, goedkeuren. Maar wij zijn ook vragende partij om die grondige evaluatie en de aanpassing van het decreet van 2001 door te voeren.
Ik wil nog twee dimensies toevoegen aan wat wij in de commissie hebben gezegd. Ik merk op het terrein een evolutie. Dat is vandaag, bij de vorming van de nieuwe gemeente- en provinciebesturen, opnieuw het geval. De gemeentebesturen moeten voor uitvoerende taken meer met elkaar samenwerken. Je ziet trouwens tussen OCMWs dezelfde samenwerkingen ontstaan. Dat is praktischer, efficiënter en handiger. De techniciteit vereist dat. Je ziet ook dat een aantal strategische politieke keuzes verschuiven van het louter gemeentelijke niveau naar het intergemeentelijke niveau of dat ze, omgekeerd, zelfs van het provinciale niveau worden gedownsized tot dat bovenlokale niveau. Dat komt natuurlijk overeen met een maatschappelijke realiteit. Vaak worden op dat niveau ook het best de politieke keuzes gemaakt. Daar stellen zich de problemen en daar kun je ook het best de antwoorden formuleren.
Een nadeel van die manier van werken is dat we komen tot een niveau dat eigenlijk niet rechtstreeks en enkel indirect wordt gecontroleerd. De provincies en gemeenteraden worden verkozen, maar de intercommunales niet. Dat is niet alleen een kwestie van Vlaanderen, het is ook een tendens die door de federale overheid in de hand wordt gewerkt. Kijk maar naar de politiezones of, recent, naar de ontwikkelingen in verband met de brandweerzones en de veiligheidszones: daar krijg je dezelfde evolutie.
Minister, u had in uw groen- en witboek over de interne staatshervorming ook al die problematiek aangeraakt. U stelde daarin dat we moeten nadenken over een aantal correcties. Ik hoop dat dit decreet een aanknopingspunt kan zijn om daarover ten gronde na te denken. De regioscreening zal daarbij zeker helpen. Wij hebben indertijd een voorstel van decreet voor stads- en streekbesturen ingediend. Dat werd weggestemd. Het regelde de honderden verschillende structuren in Vlaanderen. Wie was het ook alweer die in dit parlement altijd op die nagel van de mandaten in de intercommunales klopte? Laat ons eerlijk zijn: we hebben veel te veel van die externe mandaten. Lokale bestuurders, die in de meerderheid zitten, zitten vaak in tientallen structuren. Dat is op zich niet efficiënt voor het bestuur, laat staan dat het democratisch legitiem is.
Minister, in die zin is een grondige hervorming van die besluitvorming, of vereenvoudiging en democratisering, zeker als het die strategische niveaus betreft, absoluut wenselijk. Wij zullen bij die gelegenheid ons voorstel van decreet opnieuw indienen. Wij zullen dan de principes van het decreet over stads- en streekgewesten opnieuw op tafel leggen.
Ik wil nog één keer de nadruk leggen op de democratische problematiek. In mijn streek is een zeer gedegen intercommunale actief, namelijk Leiedal, die aan streekontwikkeling doet. Ik zeg gedegen omdat de techniciteit van die intercommunale zeer hoog is. Anderzijds moet ik betreuren dat daar een aantal dingen gebeuren die helemaal ontsnappen aan de controle van de gemeenteraden.
Ik wil één kleine illustratie geven om dat hard te maken, minister, al is het eigenlijk een logische evolutie ik neem het hen niet eens kwalijk. De intercommunale Leiedal heeft indertijd een windplan gemaakt voor Zuid-West-Vlaanderen, criteria en principes rond de plaatsing, opstelling en financiering van windmolens. Dat is een belangrijk document geweest, een leidraad voor de lokale besturen. Maar het is op geen enkele gemeenteraad van de dertien aangesloten gemeenten ook maar één seconde een punt van aandacht geweest.
Ik weet dat de inrichting van een gemeenteraadscommissie die de rapportage van de intercommunale structuren moet doen, nu een belangrijke stap is, maar het is nog maar een eerste opstapje. We moeten nog een stukje verder gaan. Ik leg er overigens ook ten aanzien van mijn nieuwe collega-gemeenteraadsleden de nadruk op dat ze het belang van de intergemeentelijke samenwerking voor hun politiek functioneren niet mogen onderschatten.
Ik kan het ook negatief formuleren. We moeten komaf maken met een aantal elementen van de achterkamerpolitiek, die in een aantal intergemeentelijke structuren in Vlaanderen meer regel dan uitzondering zijn. Die zaken doen de democratie en de kwaliteit van het bestuur geen goed.
We hebben daarnet gepraat over de rechtspositie van gemeentelijke ambtenaren. Intercommunales vallen daar ook buiten. We hebben daar een aantal problemen die we in de toekomst absoluut moeten oplossen, zodat gemeenteraden hun kwalitatieve personeel niet kwijtraken aan beter betalende structuren.
Ik ben het eens met de opmerking van de heer Demeulemeester over de lange engagementsperiode voor intercommunales die decretaal is vastgelegd. De minister zal het volgende voorbeeld wel kennen: de intercommunale Vliegveld Wevelgem, intussen Airport Kortrijk-Wevelgem geworden. Daar zitten een aantal gemeenten in die eigenlijk al vele jaren vragende partij zijn om eruit te mogen stappen, omdat ze er geen belangen hebben. Ik dacht dat zelfs de stad Izegem er momenteel nog deel van uitmaakt.
In het kader van de grote herziening van het decreet, moeten we er eens ten gronde over nadenken of we die lange periodes kunnen volhouden. Niettemin zijn dit kleine verbeteringen, opstappen naar hopelijk een grotere verbetering. We zullen die ook goedkeuren.
Minister Bourgeois heeft het woord.
Ik dank alle collegas die het woord genomen hebben. Ik zal niet alles herhalen wat in de commissie gezegd is. Het debat hier was een goede synthese van het debat dat we in de commissie gevoerd hebben. De verslaggever heeft op een deskundige manier gezegd wat de motieven zijn om dit ontwerp van decreet goed te keuren. Ik zal die niet herhalen. Het is een kleine wijziging, maar ook een noodzakelijke, om meerdere redenen, waar ik nu niet op inga.
Een grote hervorming is nu inderdaad niet aan de orde. Ook daarvoor zijn de redenen bekend. De heer Vanlerberghe heeft nog eens benadrukt, zoals ik al in de commissie had gezegd, dat wij het werk met betrekking tot de regioscreening eerst moeten afwerken, om te kunnen komen tot een gedragen en gedegen hervorming. We gaan bij de regioscreening inderdaad ook rekening houden met de bottom-up aanpak en met de wensen van de gemeenten.
De gouverneurs zijn volop bezig met de implementatie. Dat is een ontzettend groot werk. De inventarisatie is gebeurd. Er is wetenschappelijk werk op uitgevoerd. Binnenkort hebben we ook die handleiding, die is uitgewerkt door wetenschappers. Ik heb dus goede hoop dat dit tot goede voorstellen zal leiden, die kunnen bijdragen aan de hervorming die er moet komen.
Er zijn een aantal pertinente opmerkingen gemaakt, die ook in de commissie zijn aangebracht. De heer Vanlerberghe heeft in de commissie vragen gesteld, bijgetreden door andere collegas, met betrekking tot de planlasten. Ik herhaal dat het absoluut niet de bedoeling is om de planlasten te verzwaren. Ik beklemtoon dat de bepaling die we ingevoerd hebben, uitsluitend op de ESR-rapporteringen slaat die zullen moeten gebeuren. Voor die intergemeentelijke samenwerkingsverbanden waarvan de operationele kosten niet voor meer dan 50 procent uit de marktwerking gedragen worden, zal een ESR-rapportering nodig zijn. Wij wachten daar op het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR). Voor een aantal is dat heel duidelijk, voor een aantal andere is het een grijze zone en zal het INR de knoop doorhakken.
Op dat moment moeten we natuurlijk, conform de Europese regels en de Europese rekeningstelsels, de rapportering kunnen doen. De Europese Unie/INR gaan er veel verder in. Straks worden er ook gegevens gevraagd over de waarborgen die versterkt worden. De bepaling strekt uitsluitend daartoe. Ze heeft op geen enkele manier de bedoeling om planlasten weer in te voeren. Integendeel, met dit decreet verminderen we net de planlasten en voeren we minder voogdij in. Het is absoluut niet de bedoeling om dit via een achterpoortje opnieuw in te voeren.
In de commissie zijn er ook vragen gesteld over de gevaren en de risicos verbonden aan het elektronisch inzagerecht. Ik wil herhalen wat ik daar gezegd heb. Het is niet omdat raadsleden elektronisch informatie krijgen informatie die ze vroeger moesten gaan ophalen en eventueel zelf kopiëren of inscannen dat hun bevoegdheid of verantwoordelijkheid verandert. Ik heb gewezen op de bestaande geheimhoudingsplicht. Ik heb gewezen op de privacyreglementering. Ik heb gewezen op de strafrechtelijke verantwoordelijkheid en op de burgerrechtelijke aansprakelijkheid. Die elementen blijven allemaal voor iedereen overeind.
Ik neem aan dat dit overal op een goede manier zal worden uitgevoerd.
Maar het is belangrijk dat we de controle op wat er gebeurt in de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden verstevigen. Ik heb begrepen dat iedereen in dit parlement dit steunt, ook al zal Open Vld zich onthouden. We zorgen ervoor dat er meer democratische inspraak is. Iedereen voelt aan dat er een democratisch deficit is. Aan alle collegas die daar ooit voor gepleit hebben, kan ik alleen maar zeggen dat we nu alle instrumenten aanreiken om dat ook te doen. We faciliteren het werk van de raadsleden om controle uit te oefenen. We zorgen dat in de gemeenteraden het debat gevoerd wordt. Maar je kunt het paard naar het water leiden, het paard moet willen drinken. Er zijn er die zeggen dat ik ervoor moet zorgen dat die raadsleden dat nu ook doen. Helaas, ik kan alleen maar hopen dat er een cultuuromslag komt en dat men inderdaad die debatten voert.
Mijnheer Caron, u hebt inderdaad een punt, maar iedereen onder ons kan dat uit ervaring aantonen. Er passeren heel belangrijke dossiers van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden waar niet over gedebatteerd wordt, waar niet bij stilgestaan wordt. We moeten daar met zn allen een halt aan toe roepen. We moeten daar het debat over voeren. Nog eens: het zijn de raadsleden zelf die daar invulling moeten aan geven. Je kunt maar de instrumenten creëren, de rest moet gebeuren op het terrein zelf.
Mijnheer Caron en mijnheer De Meulemeester, de meerderheid in de commissie heeft u niet gevolgd in de grote discussie over de termijnen. Er zijn pertinente tegenargumenten aangebracht die zeggen dat bepaalde zware investeringen absoluut niet zijn afgeschreven op zon korte periode van twee maal zes jaar. Men kan erover discussiëren of er misschien een diversifiëring in moet komen naargelang de aard van het intergemeentelijk samenwerkingsverband. Dit valt buiten deze scope. Ik neem aan dat op het moment dat het grote debat wordt gevoerd, dit debat ook wel zal terugkeren. Op dit ogenblik kan ik alleen nog maar vaststellen dat er in de commissie zelf geen meerderheid was.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1797/5)
De artikelen 1 tot en met 29 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot vervanging van artikel 30. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1797/6)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.