Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Watteeuw heeft het woord.
Minister-president, ondernemen is in Vlaanderen nog altijd niet vanzelfsprekend. Vorige week was er het grote Uplacedebat. Daar is duidelijk uit gebleken dat de detailhandel geen prioriteit is voor deze Vlaamse Regering. Ik vind dat jammer.
Dat het niet goed gaat met de detailhandel, blijkt ook uit andere cijfers. Uit cijfers van UNIZO blijkt dat nog nooit zoveel handelszaken te koop hebben gestaan. Het zijn vooral de kleine winkels, de voedingswinkels die ermee stoppen, omdat die mensen het niet meer zien zitten. Nochtans zijn die zaken zeer belangrijk, niet alleen voor de handelaars, maar ook voor de leefbaarheid van buurten en dorpen. Uit cijfers van het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ) blijkt dat de kloof tussen het aantal starters en het aantal stoppende ondernemingen nog nooit zo klein is geweest. In 2006 waren er 33.000 meer starters dan stoppers. Dat verschil is teruggevallen tot rond 17.000. Dat is zeer duidelijk. De jongste vijf à zes kwartalen is de KMO-Barometer voortdurend gedaald. U hebt geluk: vandaag is gebleken dat die barometer een kleine knik maakt. Het gaat wat beter. Dit is het op één na slechtste resultaat van de voorbije 3 jaar. Het vorige kwartaal was het slechtste.
Minister-president, u hebt dus alle redenen om u zorgen te maken, zeker gezien uw verleden. U zegt altijd dat de detailhandel belangrijk is. Wel, bewijst u het maar eens. Ik denk dat er bijkomende maatregelen nodig zijn en zou graag van u vernemen over welke maatregelen het gaat.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, mijnheer Watteeuw, het is goed dat u uw actuele vraag van vorige week wat hebt geactualiseerd. Voor u heb ik deze krantenkop bij: Vlaamse kmos voor het eerst in een jaar optimistischer gestemd.
Een heel klein beetje.
Dat is een hoopgevend signaal, zo wordt gezegd. Daarmee wil ik maar zeggen dat er ook positieve signalen zijn.
Maar wat het aantal startende zelfstandigen betreft, is het juist dat er een daling is met 4 procent ten opzichte van 2011. 2011 was een zeer goed jaar. Sommigen spreken zelfs van een recordjaar wat het aantal starters betreft. Dat is nu wat gedaald.
Mijnheer Watteeuw, u hebt toch ook vastgesteld dat we opnieuw in een moeilijke economische periode zijn terechtgekomen, spijtig genoeg, en dat het aantal starters en het aantal stoppers rechtstreeks verband houdt met de conjunctuur.
Ten aanzien van de vooruitzichten hebben het Planbureau, de Nationale Bank en anderen gezegd dat de economische groei in België, en dus per definitie ook in Vlaanderen, er goed uitziet.
Wat het cijfermateriaal betreft: als u kijkt over een wat langere periode, namelijk 2005-2011, is het aantal starters gestegen met 19,2 procent. Dat is het cijfermateriaal, zeer genuanceerd en niet zo pessimistisch als u doet uitschijnen, godzijdank.
De vraag is: wat doen we eraan? Wij hebben een actieplan ondernemerschap. We hebben initiatieven genomen naar de prestarters. We hebben initiatieven genomen in verband met de kmo-portefeuille. We hebben initiatieven genomen naar de opvolging en overname van familiale ondernemingen. Dat zijn allemaal zeer pertinente initiatieven die een antwoord moeten geven op deze problematiek.
U zegt dat ik nog meer moet doen. Mijn antwoord is dat al deze instrumenten, waarvan sommige nog zeer jong zijn, nog verder moeten worden uitgerold. Laat ons het plan dat we hebben goedgekeurd en besproken in de commissie, resoluut verder uitvoeren. We moeten ervoor gaan, zodat we niet alleen veel zelfstandigen en veel starters hebben maar ook wat nog belangrijker is sterke starters hebben. Het is positief dat we in Vlaanderen niet alleen dat aantal starters hebben maar dat we ook wat betreft de overlevingsgraad zeer hoog scoren, namelijk boven 70 procent.
Voorzitter, wij hebben een aantal zeer belangrijke instrumenten in stelling gebracht. Wij gaan voluit om die uit te rollen. Het is een volledig pakket, dat een antwoord biedt aan de uitdagingen die de heer Watteeuw hier op tafel heeft gelegd.
Minister-president, u getuigt nogmaals van lef. Een week nadat is gebleken dat de winkelnota dode letter is, zegt u dat uw plan moet worden uitgevoerd. U bent blij met een dode mus. Kijk maar eens naar de cijfers van de kmo-barometer. De minister-president is uitermate blij, bijna euforisch dat we in het tweede kwartaal van 2012 het op één na slechtste resultaat halen van de voorbije drie jaar! (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Bijna euforsich! Het is een slecht resultaat en het blijft een slecht resultaat. Ik denk dat er bijkomende maatregelen nodig zijn, maar u vermeldt niet welke u zult nemen. (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy)
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister-president, deze problematiek ligt me na aan het hart. Ik heb er al verschillende vragen over gesteld in de commissie.
Volgens mij heeft deze problematiek verschillende oorzaken. We hebben de economische crisis, we hebben de vergrijzing. Er zijn vele zelfstandigen nu op pensioenleeftijd. Er is een grote vraag naar opvolging. U hebt daarvoor een plan, u bent daar zeker mee bezig. Er is ook een mentaliteitswijziging bij de consument, waar de kleine zelfstandige volgens mij in eerste instantie de dupe van is. Maar als er dan toch een goed draaiende winkel is, vindt die vaak geen personeel. Dat is schrijnend en het houdt me ook bezig. Vooral de horeca heeft moeite om personeel te vinden, maar zeker ook de bakkerijen en de slagerijen. In Menen is er een bakkerij die in het weekend niet meer open is omdat ze geen meestergast meer vindt die in het weekend wil werken. Dat is schrijnend en heel jammer.
Ik weet dat dit eerder een vraag is voor minister van Werk Muyters en minister van Onderwijs Smet, en dat het ook deels federale materie is, maar ik wilde dit hier toch aankaarten om ervoor te zorgen dat we de ambachtelijke beroepen opnieuw aantrekkelijk kunnen maken.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, gelukkig zijn er nog positieve signalen uit de kmo-wereld, het zou er nog maar aan mankeren. Ik doe het niet vaak, maar ik wil de heer Watteeuw toch een beetje gelijk geven. Eén zwaluw maakt de lente niet. U hebt inderdaad wel verschillende initiatieven genomen maar vooralsnog zijn de resultaten niet zo denderend.
We moeten blijven investeren in goede kmo-structuren in Vlaanderen. We moeten zorgen voor meer liefde voor het bedrijfsleven in Vlaanderen. Daartoe heb ik in het verleden al initiatieven genomen, bijvoorbeeld om de onderwijswereld beter te laten communiceren en samenwerken met de bedrijfswereld. Ook vanuit het departement Economie zou er net iets meer ondersteuning moeten komen voor de kleine kmos. Heel wat kmos gaan nu gebukt onder de vele regeltjes, loonlasten en dergelijke. We hebben deze discussie hier al vaak gevoerd en ik moet telkens terugkeren op dezelfde mantra, minister-president. Veel van die zaken behoren tot de federale bevoegdheid. Jammer genoeg slagen we er niet in om daar vanuit Vlaanderen een antwoord op te bieden.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Watteeuw, ik vind het een beetje jammer dat u het probleem van het ondernemerschap reduceert tot de detailhandel. Het probleem is veel ruimer en is al meermaals aan bod gekomen in de commissie. Er is nu het actieplan. Ik denk dat dit stick to the plan de beste opdracht is die we ons kunnen voorhouden.
We weten dat er voor de stoppers een probleem is door de babyboom. Er zijn nu veel meer mensen die stoppen. Het grote probleem echter is het kleinere aantal starters. In die zin is het goed dat er momenteel 2500 pre-starters worden gecoacht vanuit de overheid. Er worden initiatieven genomen. Vorige week was er echter de waarschuwing dat banken steeds minder geneigd zijn om nog leningen en investeringskredieten toe te kennen aan ondernemingen en starters. Het gaat om de gevreesde credit crunch. Dat heeft te maken met de Basel III-normen die worden ingevoerd en dergelijke meer.
Daarnaast zijn er signalen over armoede bij zelfstandigen. Dat zorgt voor een lagere aanzet bij mensen om nog zelfstandig te gaan ondernemen.
De oppositie is per definitie altijd wat pessimistischer. Ik ben ook niet euforisch, ik ben realistisch. Ik wil het nog even hebben over de overlevingsgraad die in Vlaanderen 71 procent bedraagt. In Wallonië bedraagt de overlevingsgraad 64 procent. We zitten dus op een vrij hoog niveau, wat niet betekent dat we niets moeten doen.
Mijnheer Watteeuw, de winkelnota is niet dood. Ik zal initiatieven nemen waar u nog zult van horen om die winkelnota verder te concretiseren en realiseren.
Mevrouw Fournier, u hebt gelijk dat er ook andere uitdagingen zijn waar de zelfstandige ondernemers mee worden geconfronteerd. U hebt het over het vinden van geschikt personeel, waar ook minister Muyters de nodige aandacht moet voor hebben.
Mijnheer Diependaele, de problematiek van de banken en van de armoede hebben we al in de commissie besproken. Wij volgen de bankenproblematiek van zeer nabij op. Ook wat de armoede betreft, zijn er initiatieven genomen en subsidies toegekend aan bepaalde instellingen. Ook dat aspect nemen we ter harte.
Minister-president, het ondernemerschap en daarbinnen de detailhandel wordt met voldoende problemen geconfronteerd. Ik verwijs naar de economische crisis, de vergrijzing, het personeelsprobleem en de armoede. We hebben echter ook een regering die daar iets moet aan doen. Een van de zaken die duidelijk aantonen waarom mensen stoppen met hun zaak, is dat er te veel regels zijn. Ik zou van u eens een aantal maatregelen willen zien die aantonen dat u echt een verschil wilt maken. Het is belangrijk dat dat gebeurt. De kleine ondernemers zijn immers ontzettend belangrijk voor de leefbaarheid van buurten, wijken en dorpen. Ik hoop dan ook dat u daar heel snel werk van maakt.
De actuele vraag is afgehandeld.