Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het opkrikken van de werkgelegenheidsgraad bij allochtonen om de armoede in die bevolkingsgroep terug te dringen
Verslag
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, uit onderzoek van de Universiteit Antwerpen in het kader van armoedebestrijding blijkt dat er een opmerkelijk verschil is qua tewerkstelling in de regios Vlaanderen, Brussel en Wallonië, vooral wat betreft allochtonen. Het onderzoek wijst aan dat onder meer het verplichte inburgeringsbeleid in Vlaanderen daarin een rol zou kunnen spelen, maar benadrukt ook die zou. Bovendien blijkt uit de cijfers dat er voor allochtone vrouwen duidelijk problemen zijn. Om en bij de 70 procent van de Turkse of Marokkaanse vrouwen zou niet aan het werk zijn en zich ook nergens aanbieden. Voor Brussel is dat zelfs 80 procent. Daarover hebben we het vorig jaar tijdens het actualiteitsdebat in deze plenaire vergadering zeer uitvoerig gehad.
Minister, het Vlaamse regeerakkoord heeft een heel specifieke passage die ik zou willen citeren over deze thematiek en kansengroepen: De arbeidsmarktsituatie van kansengroepen blijft stelselmatig minder goed. Hoewel heel wat maatregelen openstaan voor alle werkzoekenden of werknemers, stellen we in de praktijk vast dat vaak die mensen die de meeste behoefte hebben aan opleiding, begeleiding enzovoort minder gebruikmaken van die maatregelen. We opteren daarom voor een aanpak van maatwerk en selectiviteit. Dat is toegelicht in uw beleidsbrieven.
Minister, hoe staat u tegenover deze cijfers, ook in het kader van het armoededossier? Waar ziet u eventueel ruimte voor verbetering in de aanpak, hetzij bij u, hetzij in andere beleidsdomeinen?
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, minister, achtbare collegas, we hadden daarjuist weinig licht in het parlement, maar er is ook wat meer licht nodig in de arbeidsmarkt. De studie waarnaar de heer Segers verwijst, geeft aan dat vandaag drie vierde van de werkzoekende werklozen in de vier kansengroepen zit, namelijk 50-plussers, allochtonen, laaggeschoolden en arbeidsgehandicapten. Als we dieper gaan, stellen we vast dat 46 procent van hen allochtoon is.
Dat is vrij ontmoedigend, zeker als we weten dat er ook een andere evolutie is in de arbeidsmarkt. In vergelijking met een jaar geleden is er vandaag 6 procent minder werkloosheid bij de autochtone Vlamingen, terwijl er bij de allochtone Vlamingen een stijging is van 1,3 procent. Dat is de tegenovergestelde beweging. Ik verwijs naar het artikel en de studie. We zitten met een ernstig probleem. Ik heb ook altijd gesteld in het parlement dat er een verband is tussen niet werken en armoede. In het Jaarboek Armoede zien we dat ook: bij de Marokkanen loopt 54 procent het risico op armoede, bij de Turken meer dan 30 procent en bij de autochtone Vlamingen slechts 12 procent.
Minister, we hebben duidelijk een probleem. U weet ook dat de openstaande vacatures op een jaar met 8,6 procent zijn gestegen. We hebben een vragende markt. Wat gaan we nu concreet doen? Ik heb u dat al vaak gevraagd en u hebt geantwoord. Maar ik wil echt weten of we niet concreter kunnen worden en of we niet veel dieper in de markt moeten gaan om dat op te lossen.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Segers, ik ben er zeker van overtuigd dat integratie een belangrijk aspect is. U weet ook dat de cijfers in Vlaanderen beter zijn dan in de andere regios. Minister Bourgeois draagt daartoe zeker zijn steentje bij. Ik denk dat het element integratie zeker mee bepaalt dat wij, hoewel we slecht scoren, beter scoren dan de andere regios.
In het arbeidsmarktbeleid is het Nederlands als tweede taal een belangrijk aspect. Een mogelijk verbeterpunt dat ik zie, is dat we Nederlands beschouwen als een beroepsgerichte opleiding. Dat wil zeggen dat indien iemand weigert Nederlands te volgen, wij de transmissie doen naar het federale niveau, dat nog altijd bevoegd is om wel of niet iemand te schorsen.
De vrijheid om zich wel of niet in te zetten op de arbeidsmarkt, geldt nog altijd in Vlaanderen. U spreekt over de allochtone bevolking. Het federale migratiebeleid is daar natuurlijk het meest verantwoordelijk voor. Maar als iemand hier eenmaal is, kunnen wij hem niet verplichten om mee te doen, als hij niet aan een uitkering wil voldoen.
Enerzijds zetten we uitdrukkelijk in op Nederlands als tweede taal. Anderzijds is er de mogelijkheid om de transmissie te doen als iemand weigert om Nederlands te volgen. Dat zijn twee belangrijke aspcten.
Mijnheer Sabbe, u staat hier inderdaad bijna elke week. U was ook aanwezig in de commissie, maar hebt zich verontschuldigd bij het antwoord. Was u bij het antwoord nog aanwezig geweest, dan had u gehoord dat de manier van werken is zoals in het verleden. U weet dat ik niet alle instrumenten heb. U weet dat ik niet kan dwingen. Ik moet er mij zelfs niet over uitspreken of ik dat zou doen of niet, want ik heb het instrument niet. Binnen de instrumenten die ik wel heb, weet u dat ik vandaag niet meer geloof in een beleid dat doelgroepspecifiek is. Ik ben voor diversiteitsplannen, maar alleen als ze gekoppeld zijn aan een HR-beleid in een bedrijf. Een diversiteitsplan moet ingebed zijn in een filosofie van HR-beleid dat talenten en competenties mogelijk maakt.
U weet dat ik ga voor competenties en talenten. Wij zijn erop gericht om maatwerk te leveren. Dat staat in het regeerakkoord. We willen de afstand tot de arbeidsmarkt meten, en dan bekijken op welke manier we kunnen remediëren. Ik wil dat doen met een draagvlak, samen met de sociale partners. Een arbeidsmarktbeleid kun je alleen met succes voeren samen met de sociale partners. Ik heb hun gevraagd om een aantal zaken voor te bereiden en een voorstel naar voren te schuiven.
Ik heb donderdag ook al gezegd dat je zon volledige wijziging naar een competentie- en talentbeleid op maat, dat zowel bij de werkgevers als de werknemers fundamentele consequenties heeft, niet in een vingerknip kunt doen. Dat doe je rustig aan. Je moet bekijken welke stappen je kunt zetten. Dit is het eindpunt dat we hebben, en dan moet je de dingen erop inrollen. Ik ga ermee akkoord dat er dan nog sensibilisering is voor verkeerde percepties, maar vandaag moet je kijken waar we naartoe willen, en moeten we de instrumenten meer en meer inzetten om meer op maat en gericht te kunnen werken. Dat is de filosofie die wij hanteren.
Ik sluit me volledig aan bij de slotopmerking van de minister wat betreft het maatwerk. Dat zal inderdaad de methode zijn. Dat is materie waar in de bevoegde commissie geregeld over gedebatteerd wordt.
Het zal duidelijk zijn dat ik mijn vraag ook gesteld heb vanuit het inburgeringsbeleid. Ik probeer erop te hameren dat inburgeringsbeleid niet alleen het beleid is van de minister van Inburgering, maar eigenlijk van alle ministers en beleidsdomeinen.
Deze cijfers zijn niet slecht voor Vlaanderen. Het kan beter, maar als je ze vergelijkt met de andere regios, is er toch wel iets te zeggen voor de vorm van inburgeringsbeleid die we momenteel voeren en die we nog zouden moeten kunnen versterken.
Minister, u geeft aan dat u dat in de commissie hebt gezegd, maar er is natuurlijk een verschil tussen een vingerknip en een slakkengang. U hebt mij beloofd dat u in het najaar de grens voor de activering zou verhogen van 55 naar 58. Intussen is Sinterklaas al voorbij. De weerkundige winter is al begonnen. Ik weet niet hoe lang het najaar voor u nog loopt, maar het is nog niet gebeurd. Ik denk dat u te veel naar de sociale partners kijkt.
De sociale partners hebben een probleem. Zij keren de werkloosheidsuitkeringen uit en krijgen daar nota bene 160 miljoen euro per jaar voor. Dat is het officiële cijfer van de federale overheidsdienst. De vraag is of je daarbij wel voldoende de roede spaart. Of spaar je de roede te veel? Zijn de mensen die baat hebben bij een hoge werkloosheidsgraad misschien niet de juiste mensen om ervoor te zorgen dat er een voldoende activering komt?
Minister, u hebt een schriftelijke vraag over de werk-welzijntrajecten die u hebt uitgestippeld beantwoord met te zeggen dat u daarop nog geen controle hebt uitgevoerd. Ik vernam van op het terrein, vanuit het OCMW, dat er zeker met de mensen die met welzijn te maken hebben en de Visienota speelt daarop in onvoldoende vanuit de VDAB wordt meegewerkt en dat er onvoldoende incentives worden gegeven aan het OCMW om daarover samen te werken.
Mevrouw Zamouri heeft het woord.
Minister, ik was gisteren aanwezig bij de voorstelling van het boek Armoede en sociale uitsluiting in Antwerpen. Toen was er geen sprake van taal maar van een systematische uitsluiting van een bepaalde groep.
Ik hoorde daar ook dat er sinds 2006 twee nieuwe groepen armen zijn bijgekomen: de mensen die hun energiefactuur niet meer kunnen betalen en de zelfstandigen. Bij de 33 procent arme Turken en de 54 procent arme Marokkanen creëren er velen hun eigen job als kleine zelfstandige. Maar vaak beginnen zij daar heel onbezonnen en zonder een degelijke vooropleiding aan. Mensen die zelf proberen om hun job te creëren en om zelf hun job in handen te nemen, moeten wij in deze tijden stimuleren. Minister, wat gaat u doen om deze nieuwe categorie van armen te re-integreren in onze maatschappij of, beter gezegd, om ze opnieuw te laten herstarten, om een eigen zaak degelijk te kunnen beginnen?
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, ik ben heel blij met de vraag van mevrouw Zamouri. Ik had voorgesteld om vandaag een actuele vraag te stellen naar aanleiding van de voorstelling van dat jaarboek. Ik wilde het niet hebben over gekleurde armoede, maar over armoede bij zelfstandigen. Minister, de cijfers waren frappant. Meer dan 33 procent van de zelfstandigen leeft in armoede. Dat zijn 153.000 zelfstandigen. Als we daar nog eens de gekleurde zelfstandigen bijtellen, hebben we een nog groter probleem. Dat probleem, minister, zult u alleen niet kunnen oplossen. Wij hebben in de commissie al meerdere keren uitvoerig gesproken over de problematiek van de tewerkstelling van mensen van vreemde oorsprong. Belangrijk daarbij is ook de aanpak van discriminatie. Wij lazen de afgelopen week in de kranten dat bepaalde lezers van bepaalde kranten zelfs vinden dat werkgevers mogen discrimineren. Moet u dan niet, naast uw andere beleidsmaatregelen, nog meer op dat probleem inzetten?
De heer Watteeuw heeft het woord.
Minister, het is inderdaad correct dat de heer Sabbe regelmatig deze vraag stelt. Niet elke week maar toch regelmatig. U hebt inderdaad al regelmatig geantwoord. Maar het probleem raakt niet opgelost. Ik zie dat het elke week erger wordt. Kijk maar naar de werkloosheidscijfers van 2008, voor de crisis echt toesloeg. Bij de autochtone werklozen was het probleem op een gegeven ogenblik, in november 2009, zeer erg, maar dan heeft het zich nagenoeg hersteld. Bij de allochtonen is het probleem alleen maar erger geworden. Er zijn ongeveer 30 procent meer werkloze allochtonen dan in november 2008.
Minister, ik ondersteun uw aanpak, die u al meerdere keren in de commissie uit de doeken hebt gedaan. Ik ondersteun uw maatwerkaanpak. Maar het zal maatwerk in grote aantallen moeten zijn. In die zin komt u wel terecht in een doelgroepenbeleid. Dat doelgroepenbeleid zal uiteindelijk toch nodig zijn.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, we hebben de taalachterstand in de VDAB al besproken in de commissie.
We hebben hier een rapport van Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) waarin duidelijk staat dat dat beter kan, dat de VDAB niet altijd weet welke werklozen welke cursussen volgen en dergelijke. U hebt in de commissie al gezegd dat u dat in de toekomst meer zou opvolgen. Die inspanning moet absoluut worden geleverd.
Wat betreft het competentiebeleid moet er meer maatwerk zijn. Bij de allochtonen, ook bij de werkende allochtonen, liggen de armoedecijfers duidelijk hoger dan bij de autochtonen. Daar moeten we ook extra inspanningen leveren. Allochtonen werken meer onder hun diploma. Daarom moet het competentiebeleid specifiek naar die doelgroepen gericht worden.
De heer Janssens heeft het woord.
De werkgelegenheidsgraad opkrikken is natuurlijk een gedeelde verantwoordelijkheid. De overheid kan haar steentje bijdragen, maar ook de werkzoekende zelf en de omgeving waarin hij opgroeit, draagt een verantwoordelijkheid.
Als het dan gaat over allochtonen in dezen, dan blijkt vooral taalkennis nog altijd een probleem, in tegenstelling tot wat sommige collegas in dit halfrond ook willen beweren. Als ik lees in het nieuwe boek van professor Ackaert van de Universiteit Hasselt dat de taalkennis van allochtonen zelfs nog verslechtert bij de jongere generaties in plaats van verbetert, dan is dat een heel slecht signaal. Met de vinger wijzen naar de werkgevers en enkel verwijzen naar uitsluiting of racisme, is al te gemakkelijk en vooral ook onterecht. Men moet eerst en vooral de hand in eigen boezem durven te steken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer Sabbe, u begint nu plots over de ouderen, maar geen probleem, we zijn nog altijd in het najaar. U hebt gezegd dat we in de loop van het najaar, samen met de sociale partners, de evaluatie doen en dan de stap zetten naar de 58 jaar. Ik zie daar echt geen probleem. Opnieuw: ik doe het. U zou dat anders doen: u zou zonder sociale partners een arbeidsmarktbeleid voeren. U hebt duidelijk gezegd dat u dat anders zou doen. U beticht de vakbonden ervan geen constructieve houding te hebben. Dat is voor uw rekening, ik zeg dat niet. Ik probeer met die mensen samen tot een oplossing te komen, hoe moeilijk dat ook is, maar volgens mij is het de enige manier om dat te doen.
Wat betreft de zelfstandigen, hebt u natuurlijk gelijk. We voeren echter wel een beleid ten aanzien van gefailleerde zelfstandigen om die terug op te nemen, de stap te laten zetten en te activeren. We hebben centra die specifiek ten aanzien van allochtone mensen die zelfstandig willen worden, een heel traject hebben. Misschien is dat nog te weinig bekend, dat zal wel. We zullen verder inzetten op sensibilisering.
Ten aanzien van discriminatie, mevrouw Turan, hebt u gelijk. Ik ben ook 100 procent tegen elke vorm van discriminatie, dat weet u, dat is heel duidelijk. Wat betreft controle, weet u ook dat ik alleen ten aanzien van de uitzendkantoren enige bevoegdheid heb. De andere bevoegdheden wat betreft discriminatie zitten op het federale niveau. Ik veronderstel dat na de aanstelling van de nieuwe minister, er misschien op een andere manier zal worden gereageerd.
Het probleem verergert. Ik wil erop wijzen dat we in een situatie zitten dat we in Vlaanderen qua werkloosheidsgraad in zijn algemeenheid, zeer goed scoren. Ten aanzien van allochtonen hebben we nog een hele weg af te leggen. We moeten daar blijvend aandacht voor hebben. Ik ben het wel eens met de heer Janssens dat het overal zo moet zijn. Zowel het individu als de werkgever als eenieder, draagt een verantwoordelijkheid. Uiteraard speelt het hele aspect van het migratiebeleid een rol. Er is een verschil tussen een migratiebeleid om mensen naar hier te brengen om te laten werken en een migratiebeleid dat hen om andere redenen naar hier brengt. Dat is een discussie waard. Mensen komen soms binnen die absoluut niet de bedoeling hebben om ooit te gaan werken, maar die wij wel moeten activeren. Dat is een heel moeilijke situatie.
We zijn ermee bezig. Ik hoor hier iedereen praten over allochtonen, maar voor mij bestaat de allochtoon niet, zoals de vijftigplusser niet bestaat, de man niet bestaat en de vrouw niet bestaat. Wij zijn allemaal individuen, met onze eigen competenties en talenten. (Opmerking van mevrouw Veerle Heeren)
Neen, mevrouw Heeren, u hebt andere competenties en talenten dan uw vrouwelijke collegas hier. Iedereen is een individu. Laat ons kijken naar het individu en nagaan op welke manier we dat individu kunnen helpen naar de arbeidsmarkt te gaan. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
Ik heb, vanuit de invalshoek van inburgering en allochtonen beschouwd, een aantal interessante opmerkingen gehoord. Het is zeker de moeite waard dit verder te bekijken. We hebben hier een aantal essentiële zaken, zoals cultuurverschillen, aangehaald. Dit is echter een zeer harde materie die voor het Vlaams bestuursniveau van bijzonder belang is.
Eerst en vooral wil ik de minister even melden dat hij in functie van de parlementaire werkzaamheden nog welgeteld 14 dagen heeft om het najaar af te ronden. In kalenderdagen heeft hij nog 24 dagen tijd. Voor zover ik weet, behoort 1 januari 2012 niet meer tot het najaar van 2011. (Applaus bij LDD)
Er is me in oktober 2011 iets beloofd. Dat is het najaar van 2011. December 2011 is het najaar van 2011 niet meer. (Rumoer)
Uit de cijfers blijkt dat in Vlaanderen slechts 41,9 procent van de allochtonen werkt. Het Europees gemiddelde is 55,2 procent. In Vlaanderen werkt in 22,4 procent van de allochtone gezinnen niemand. Het Europees gemiddelde is 16,5 procent. Dat zijn cijfers waar we niet naast kunnen kijken. We moeten hieraan werken.
Tot slot heeft de minister een bizarre omschrijving van mannen en vrouwen gegeven. Volgens mij is er een merkbaar verschil. Ik laat hem die dichterlijke vrijheid. Ik hoop echter ook dat hij die logica niet ten aanzien van de arbeidsmarkt gebruikt. Daar is het immers duidelijk. Iemand werkt of werkt niet. (Applaus bij LDD en het Vlaams Belang)
Het incident is gesloten.