Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, het debat is geopend.
De heer Penris heeft het woord.
Houston, we have a problem! Of moet ik zeggen: Koloniënstraat, we hebben een probleem.? Onze sociale huisvestingssector is niet meer te financieren. We weten allemaal dat er in de sector heel lange wachtlijsten zijn. Meer dan 60.000 mensen zijn op zoek naar een sociale woning. We hadden de ambitie om die mensen onderdak te geven. We hebben gezegd dat tegen 2020 minstens 35 bijkomende sociale woonentiteiten gerealiseerd zouden worden.
De sector heeft de rekening gemaakt van hoeveel dat grapje zou kosten. Vorige vrijdag werden hun bevindingen wereldkundig gemaakt: het zou gaan om 1,9 miljard euro. En dat geld heeft de sector niet, want de huidige inkomsten in de sociale huursector zijn niet van die aard dat de rekening betaald kan worden. Men zal dus voor andere initiatieven moeten kiezen.
Minister, uzelf geeft aan dat u twee paden zou kunnen bewandelen. U zou natuurlijk het subsidiebedrag of -bedragen in de sector kunnen verhogen. Maar ik denk niet en ik druk me voorzichtig uit dat u daar met uw begroting onmiddellijk toe in staat bent. U zou ook het huurplafond kunnen doorbreken. Maar, dames en heren, dat is ook geen oplossing. Onze sociale huurders betalen op dit moment immers al zeer veel voor hun sociale woningen. De laatste jaren zijn de huurprijzen in de sociale woonsector gestegen met percentages die enigszins hoger liggen dan wat de index toestaat. Op dit moment kan men maar beter wonen in een privéwoning. Daar zijn er bepaalde grenzen voor huurprijsstijgingen. In de sociale huursector zijn de stijgingen van die aard dat heel wat mensen vandaag al in de problemen komen.
En wat is dan de oplossing die we ten gronde zouden moeten aanreiken? Minister, u zult straks het toverwoord uitspreken en zeggen hoe u het ziet. U had trouwens al beloofd dat u tegen de zomer van dit jaar een oplossing voor de herfinanciering van heel de sector zou voorstellen. U hebt dat aangekondigd op het moment dat we uw beleidsbrief hebben besproken, en u hebt dat bij het begin van deze maand nog gezegd naar aanleiding van een aantal pertinente vragen van mevrouw Heeren en mevrouw Coppé, die er nu jammer genoeg niet is. Twee weken geleden heeft ze terecht aan de alarmbel getrokken. We wachten dus op uw toveroplossing.
Ik zal er u alvast eentje aanreiken. We moeten er eens over durven na te denken om van de sociale huisvesting opnieuw een volkshuisvesting te maken, en niet alleen de probleemgevallen van onze samenleving daarin onder te brengen. Laat dat aan de welzijnssector over. Laten we in de sociale woningen opnieuw die mensen laten komen die destijds de sector groot hebben gemaakt en betaalbaar hebben gehouden. Ze noemen dat dan veelverdieners, maar dat zijn het niet. Dat zijn de mensen met kleinere inkomens. Ik herhaal de voorbeelden die ik altijd aanhaal: de postbode, de korporaal, de onderwijzer van het lager onderwijs. Die mensen moeten terug naar de sociale huisvestingssector trekken. Dan zult u het probleem betaalbaar kunnen houden, minister. Ik kijk uit naar uw visie ter zake. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw De Waele heeft het woord.
Minister, collegas, de sociale huisvestingssector trekt vandaag aan de alarmbel, want de bouw van elke nieuwe sociale woning zou ruw geschat een verlies teweegbrengen van 50.000 euro over de looptijd van een lening van 33 jaar. Dat betekent dat de sector afstevent op een tekort van ongeveer 2 miljard euro. Daarmee geeft de sector u een duidelijk signaal, minister, dat u er niet in zult slagen om tegen 2020 het streefcijfer van 65.000 woningen te kunnen bouwen, tenzij u tijdig ingrijpt.
Ik heb u er al op gewezen dat u aan het huidige tempo 1900 sociale woningen per jaar het objectief niet zult halen. Maar nu spreekt de sector zelf, want ook de financiering van de projecten staat onder druk. De sector geeft aan dat de bouw- en onderhoudskosten niet gedekt kunnen worden, omdat de huuropbrengsten onvoldoende zijn.
Minister, u hebt een verpletterende verantwoordelijkheid, niet alleen omdat wonen een grondwettelijk recht is, niet alleen omdat de voltallige regering er een beleidspunt van heeft gemaakt, maar vooral omdat u de vele wachtenden niet zult kunnen helpen. En waarom niet, minister? Omdat u het volgens ons verkeerd aanpakt. Wij proberen u er al lang van te overtuigen om met dezelfde middelen meer te doen. Het toeval wil dat er vorige week zowel door Itinera als in de conclusies van de Sociale Staat van Vlaanderen aangegeven werd dat de middelen niet naar de meest noodlijdenden gaan. En waarom, minister? Omdat u het verkeerd aanpakt.
Kopen, verkopen, verkavelen, dure gronden opkopen, leegstand in de sociale woningsector niet aanpakken, een sociaal kaderbesluit dat een wettelijk kader biedt om de meest kwetsbare huurders uit te sluiten, de private verhuurder geen rechtszekerheid bieden, is dat een kerntaak van de overheid? Meermaals heb ik u in de commissie gevraagd hoe u uw streefdoel wilt realiseren. Enkele weken geleden hebben we in de commissie uitvoerig gedebatteerd over de financiële haalbaarheid in de sociale huisvestingssector. Mevrouw Heeren heeft dat zeer belangrijke probleem aangekaart.
Nu komt de sector zelf met alarmerende berichten, maar tussen de regels lezen we dat ofwel de sociale huurprijzen dienen verhoogd te worden, ofwel dient de basisfinanciering aangepakt te worden. Minister, ik vraag u niet alleen aan welke optie u denkt, maar vooral of u bereid bent om de taakstelling van de sociale huisvestingssector te herbekijken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, voor ons draait het woonbeleid om twee essentiële zaken: de betaalbaarheid van wonen en woonzekerheid. De sociale woning voldoet aan beide vereisten, maar we weten dat de wachtlijsten erg lang zijn. Er staan vandaag 65.000 mensen op de wachtlijst, en het aantal rechthebbenden ligt nog een pak hoger. Er is dus duidelijk een inhaalbeweging nodig. We zijn die inhaalbeweging gestart. In de vorige legislatuur hebben we het Grond- en Pandendecreet goedgekeurd. Daarin hebben we gesteld dat we tegen 2020 43.000 bijkomende sociale woningen zullen realiseren. Dat is een ambitieuze maar noodzakelijke doelstelling, en voor onze fractie is ze prioritair.
We zijn ondertussen van start gegaan, we hebben het investeringsvolume aangepast en we hebben de eerste resultaten geboekt. We hebben nog nooit meer geïnvesteerd in sociale huisvesting, er is nog nooit meer gebouwd. En toch is het onvoldoende. De wachtlijsten blijven groeien. Daar zijn natuurlijk de financiële crisis, die veel mensen treft, de gezinsverdunning en de vergrijzing van de bevolking niet vreemd aan.
Minister, u kunt veel plannen hebben, en het parlement kan dat ook, maar als we die doelstelling willen realiseren, moeten ook de lokale besturen en zeker de sociale huisvestingsmaatschappijen mee willen. Vandaag zijn het net de sociale huisvestingsmaatschappijen die aan de alarmbel trekken. Ze vrezen dat ze op een tekort zullen afstevenen als ze een hoog bouwritme moeten aanhouden. Het wrange is dat het net die maatschappijen zijn die met veel enthousiasme zijn ingestapt in het Grond- en Pandendecreet, die nu het eerste slachtoffer dreigen te worden. Het lijkt moeilijk te begrijpen dat hoe actiever een maatschappij vandaag is in het bouwen van huurwoningen, hoe sneller ze dreigt af te stevenen op een faillissement. Dat kan en mag niet de bedoeling zijn. Het kan niet de bedoeling zijn dat de sociale huisvestingsmaatschappijen drastisch zouden snoeien in de investeringen, geen nieuwe projecten meer zouden opzetten of de huidige lopende projecten en investeringen zouden stopzetten.
We weten dat er in een onzeker investeringsklimaat niet zal worden geïnvesteerd. En we weten ook dat de huuropbrengsten niet volstaan om de bouwkosten van een woning te compenseren. Sociale huisvesting: de term zegt zelf dat de overheid daarin moet bijpassen. Net daarom is de gewestelijke sociale correctie (GSC) ontwikkeld: om ervoor te zorgen dat de maatschappijen die veel kwetsbare huurders met een laag inkomen hebben, gecompenseerd worden voor hun tekorten. Op die GSC moet vandaag steeds meer een beroep worden gedaan omdat er steeds meer arme huurders zijn en omdat de maatschappijen duidelijk niet het vertrouwen hebben dat de GSC op dezelfde manier zal blijven bestaan.
Collegas, als we willen dat het Grond- en Pandendecreet niet stilvalt, en als we willen dat onze ambitieuze doelstelling van 43.000 bijkomende huurwoningen wordt gehaald, dan zullen er nieuwe en bijkomende middelen moeten komen. We weten dat er maar twee manieren zijn om het probleem te verhelpen: we kunnen inderdaad iets doen aan de basisfinanciering of we moeten de huurprijsberekening herbekijken. Geen van beide moet of mag een taboe zijn. We hebben dit in het regeerakkoord afgesproken. We zouden een evaluatie doen, zowel van het nieuw financieringssysteem, NFS2, als van het Socialehuurbesluit.
Voor ons telt in elk geval de betaalbaarheid van de huurprijzen. Van een veralgemeende optrekking van de huurprijzen kan geen sprake zijn. Maar we moeten durven na te denken over een bijsturing. Ook moeten we durven na te denken over een beperkte optrekking van de inkomensgrenzen, zeker in de centrumsteden, zodat niet alleen en ik wik mijn woorden de allerarmste huurders nog in de sociale huisvesting terecht kunnen.
Daarmee wil ik niet gezegd hebben dat het woonbeleid zich niet in de eerste plaats moet toeleggen op de meest kwetsbaren onder ons. Een sociale mix is goed voor de leefbaarheid van de wijken, maar ook voor de financiële leefbaarheid van de maatschappijen. En voor alle doemdenkers die niet geloven in de sociale mix: we hebben vorige week een zeer interessant werkbezoek gebracht aan Wenen. Daar zijn 48 procent sociale woningen. Daar wordt elke dag bewezen dat een sociale mix perfect kan werken.
Minister, u hebt aangekondigd in september te willen landen met een nieuwe en evenwichtige financiering. Voor ons is het prioritair dat dit gebeurt zonder dat het bouwritme stilvalt. Evenzeer prioritair is voor ons dat dit gebeurt zonder aan de betaalbaarheid van de huurprijzen te raken. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Waren wij verrast? Neen, we waren niet verrast door de persmededeling. We waren wel verrast door de omvang van het tekort: 1,9 miljard euro. Dat is een smak geld. Minister, als dat cijfer juist is, dan zitten we met een gigantisch probleem, want dan krijgen we nooit ofte nooit de 43.000 sociale huurwoningen gerealiseerd. Wie al heel lang wacht op een sociale huurwoning, dreigt nog veel langer te moeten wachten. Dat kan zeker niet de bedoeling zijn. Sociale woonprojecten moeten rendabel zijn en daarom zijn ingrepen nodig.
We weten wat we moeten doen. Ofwel doen we iets aan de huurinkomsten, ofwel doen we iets aan de subsidiestroom vanuit de Vlaamse overheid. Hoe dan ook, een bouwmaatschappij moet kostendekkend kunnen werken. Je moet kunnen sleutelen aan een van beide of aan beide mechanismen. Die richting zal het de volgende weken en maanden moeten uitgaan, willen we vooruitgang kunnen boeken.
Ik ga niet technisch worden. Ofwel sleutelen we opnieuw aan de financiering per woning, maar dat blijft volgens mij sleutelen in de marge, omdat de uitgangspunten van dat financieringssysteem fundamenteel fout zijn. Ofwel ontwerpen we een nieuw financieringssysteem, maar met het risico dat we binnen vijf jaar opnieuw een gelijkaardig debat moeten voeren. Minister, meer financiering is gemakkelijk gezegd, maar onlangs hebt u in de commissie aangekondigd dat u 4 miljard euro nodig hebt om sociale woningen energiezuinig te maken. Waar gaan we in godsnaam dat geld halen om in de sociale woningbouw te pompen?
Ik ga even terug in de tijd. In 2007 kwam er een nieuw financieringssysteem dat gekoppeld was aan een nieuw Socialehuurbesluit en een nieuwe huurprijsberekening. De idee was om de interne solidariteit af te schaffen tussen huurders met een hoog en huurders met een laag inkomen. Daarnaast moest er ook hulp worden geboden aan een aantal stedelijke bouwmaatschappijen met gigantische historische deficits, waardoor die ook niet meer verder konden werken. Wat gebeurde er? De interne solidariteit tussen de verschillende huurders werd vervangen door een gestandaardiseerde huurprijsberekening met een solidariteitsmechanisme dat Vlaanderen zou organiseren. Heb je een tekort, dan past de Vlaamse overheid een correctie toe. Die correctie bedraagt vandaag al 4,2 miljoen euro. Het ziet ernaar uit dat dat bedrag de volgende jaren nog gaat stijgen als we niet ingrijpen, met alle gevolgen van dien. Maatschappijen die jarenlang een heel verantwoord financieel beleid hebben gevoerd, reserves hebben opgebouwd en die hebben aangesproken, zien hun positie jaar na jaar verslechteren en moeten een beroep doen op die correctie.
Een tweede belangrijke sleutel is de toewijzing. Een algemene verhoging van de huurprijzen is in ieder geval niet aan de orde. Men kan onmogelijk de doelgroep die vandaag wordt gehuisvest, vragen om nog meer te betalen. Dat zou onverantwoord zijn. Voor CD&V staat de interne solidariteit van de huurders centraal.
Wat stellen we vast? Tweeverdieners, we kennen ze allemaal. Ik wil er geen beroepscategorie op plakken, maar dat van de postbode is het veel gehoorde verhaal. Maar ook jonge mensen die pas zijn afgestuurd en een woning zoeken, verdienen meestal net iets te veel om in aanmerking te komen voor een sociale woning. Het is een groep mensen die heel vaak uit de boot valt.
Ze mogen wel belastingen betalen, maar genieten totaal geen sociale voordelen. Interne solidariteit betekent voor ons dat we deze mensen tijdelijk wel toelaten tot de sociale woningmarkt. Zij betalen dan iets meer dan de sociale huurders, maar minder dan wat ze op de privéhuurmarkt zouden moeten neertellen. Noem het voor mijn part starterswoningen of opstartwoningen, waarbij huisvestingsmaatschappijen kunnen verhuren aan jonge starters op de woningmarkt.
Wij zien enkele grote voordelen. De kleine tweeverdieners krijgen de kans om gedurende enkele jaren te huren aan een huurprijs die de marktprijs benadert en nadien over te stappen naar de privémarkt waar ze verder kunnen huren of zelfs kopen. De meerinkomsten van hun huur worden gebruikt om de dreigende financiële put in de sociale huisvestingssector aan te zuiveren. Op termijn wordt het bouwen van nieuwe sociale woningen ook weer mogelijk.
Daarom vraag ik om een contingent van 20 procent van de sociale woningen tijdelijk ter beschikking stellen van die kleine tweeverdieners. We moeten de bouwmaatschappijen responsabiliseren. Enerzijds zitten we achter hun veren. Ze moeten 43.000 sociale huurwoningen bouwen, maar anderzijds moeten we er alles aan doen om hen uit die gigantische financiële put te redden. Minister, ik heb het u in de commissie al gevraagd, u moet hier dringend ingrijpen. De evaluatie is er. Ik ga ervan uit, ik hoop, dat er kort na de zomer fundamentele beslissingen worden genomen om ervoor te zorgen dat we kunnen blijven bouwen. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Voorzitter, ministers, dames en heren, ik heb ook gelezen dat er op termijn 1,9 miljard euro te weinig is voor de sociale huisvestingsmaatschappijen. Dat verbaast ons niet, gezien het profiel van de huidige huurder, de beperkte rotatie van die huurder en de steeds hogere leeftijd van de huurder door de contracten van onbepaalde duur. We moeten de zaken eens herbekijken. Enerzijds... (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
De heer Keulen heeft dat als minister zeer goed gedaan.
De bevolkingsprognoses hebben al aangetoond dat de Vlaamse bevolking steeds ouder wordt.
Mag de heer Decaluwe u even onderbreken?
Ik zou liever hebben dat hij daar nog een beetje mee wacht. (Gelach. Applaus)
Mijnheer Decaluwe, u moet even wachten. (Gelach. Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Ik ben nog maar begonnen! (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Mijnheer Decaluwe, volgens het reglement mag de spreker niet worden onderbroken als hij te kennen geeft dat hij dat niet wenst. U krijgt straks het woord. (Gelach. Applaus. Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Voorzitter, ik zal proberen mijn pleidooi af te maken.
Men kan hier dus niet meer debatteren! Moet ik ook een muilkorf meebrengen? Hoe zit het? Men kan hier niet meer debatteren! (Rumoer)
Mijnheer Decaluwe, ik lees u voor uit het reglement, onder de titel Onderbrekingen. Als een volksvertegenwoordiger of een lid van de Regering een spreker wil onderbreken, richt hij daartoe een verzoek tot de voorzitter. Dat hebt u gedaan. De spreker kan bij die gelegenheid de wens uiten niet te worden onderbroken tijdens zijn rede. In dat geval wordt de interventie gehouden na zijn rede.
U krijgt straks het woord. Ik pas alleen maar het reglement toe. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Dat is wat anders. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Er is een politieke werkgroep Reglement. U kunt daar al uw argumenten kwijt.
De heer Penris heeft het woord.
Als de heer Decaluwe als eminent bureaulid het niet meer eens is met het reglement, dan is het aan hem, en aan hem bij voorkeur, om dat Reglement te veranderen. Carl, ga ervoor!
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Voorzitter, ik neem even het woord omdat ik vind dat dit geen precedent mag worden. (Opmerkingen van de heer Lode Vereeck)
Indien de oppositie vindt dat een minister of een volksvertegenwoordiger van de meerderheid die het woord neemt, niet langer mag worden onderbroken, zou ik daar toch twee keer over nadenken. Als dat de manier is waarop dit parlement in de toekomst zal werken, zou de heer Vereeck dit beter niet laten passeren. Ik ben natuurlijk geen lid van de oppositie.
Mevrouw Van Volcem, indien u dat betreurt, wil ik er toch op wijzen dat minister Keulen gedurende jaren minister van Wonen is geweest. De feiten waarmee we nu worden geconfronteerd, zijn het gevolg van het beleid van de liberalen. (Rumoer)
Het is heel eenvoudig. Mevrouw Van Volcem heeft vijf minuten spreektijd. Indien de heer Decaluwe haar wenst te onderbreken, mag hij dat vragen. Het is het recht van de spreker dit te weigeren.
De heer Decaluwe vindt misschien dat het reglement moet worden aangepast. We hebben hierover ellenlange vergaderingen gehouden. De heren Van Hauthem, Caluwé, Vereeck, Crombez en Watteeuw waren daarbij aanwezig. Op zich is het geen probleem het reglement te herzien. Op dit ogenblik heeft mevrouw Van Volcem echter het recht te vragen niet te worden onderbroken. (Opmerkingen)
Iedereen begint hier nu over het reglement. We hebben daarvoor een aparte werkgroep. (Rumoer)
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
De heer Decaluwe heeft al vaak genoeg een grote mond. Ik zou graag nog even het woord hebben. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe, rumoer en applaus)
Is iedereen tot rust gekomen?
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Het bouwen van 43.000 sociale woningen, waarvan 21.000 sociale huurwoningen, tegen 2020 betekent een jaarlijks ritme van 6500 nieuwe woningen. Ik weet dat de minister heel wat goede wil aan de dag legt. Dit is echter ontoereikend. De markt kan het niet aan. De SHMs zijn niet in staat dit allemaal te bouwen. De cijfers bewijzen het. In 2009 zijn 1309 woningen gebouwd. In 2010 waren het er net iets meer.
We moeten dan ook nadenken over de vraag hoe we dat allemaal zullen aanpakken. We bevinden ons in Vlaanderen immers in een zeer specifieke situatie. Uit de Sociale Staat van Vlaanderen blijkt dat 77 procent van de bevolking eigenaar is. Het restant, 23 procent, bevindt zich op de huurmarkt. Hiervan woont 6,6 procent in een sociale woning. Indien we in Vlaanderen maar 6,6 procent sociale woningen hebben, moeten we die woningen toebedelen aan de mensen die daar het meest nood aan hebben.
Partijen als sp.a en CD&V pleiten er nu voor dit systeem om te draaien. Zij willen dat de SHMs goede huurders, slechte huurders en huurders met een lager inkomen hebben. Dit financieringssysteem heeft een enigszins pervers effect. De SHMs wensen de meest solvabele huurders te vinden en te houden. Op die manier kunnen ze hun eigen financiering in stand houden.
Indien er 6,6 procent aan sociale woningen zijn in Vlaanderen, kan dit volgens mijn partij niet het doel van sociale huisvesting zijn. In Nederland, waar een systeem van volkshuisvesting bestaat, ligt de zaak heel anders. We moeten echter van de huidige feiten en omstandigheden uitgaan.
Met het bestaande patrimonium kan heel wat worden gedaan. We zouden voor meer rotatie kunnen zorgen. Vlaanderen telt momenteel 141.000 sociale woningen. In 2007 waren er 4700 toewijzingen. In 2009 waren er 9500 toewijzingen. De helft van die toewijzingen betrof echter mensen die wegens renovaties naar een ander pand moesten verhuizen. In feite worden jaarlijks slechts 3000 tot 4000 mensen door middel van een toewijzing geholpen. Bovendien is 25 procent van deze mensen ten gevolge van de onder- of bovenbezetting uit andere sociale woningen afkomstig.
Ik pleit dan ook voor nieuwe, tijdelijke huurcontracten. De bestaande huurcontracten zijn voor onbepaalde duur, daar kunnen we niet meer aan raken. De nieuwe contracten zouden tijdelijk moeten zijn, met evaluatiemomenten op 3-6-9, met modaliteiten die goed moeten worden onderzocht, net zoals nu al in Wallonië gebeurt.
Voor die 6,6 procent mensen moet bij de toewijzing niet alleen worden gekeken naar inkomen, maar ook naar vermogen gedurende die periode van 3-6-9. First things first, als je maar 6,6 procent sociale woningen hebt in Vlaanderen, dan moeten ze dienen voor de mensen die ze het meest nodig hebben.
Het klinkt populair om de tweeverdieners te helpen en te stimuleren. Uiteraard zijn wij daar, net als andere partijen, ook voor. We moeten dan wel komen tot een vraaggestuurd, en niet tot een aanbodgestuurd beleid via sociale huisvestingsmaatschappijen, waarbij ook private maatschappijen zoals banken, verzekeringsmaatschappijen en andere coöperatieven kunnen worden toegelaten tot de markt, zodat er meerdere woningen kunnen worden gebouwd en het percentage van 6,6 procent kan worden opgetrokken tot een normaal niveau. Dan moet het niet meer alleen voor de zwaksten dienen.
Voor 1991 hadden we in Vlaanderen volkshuisvesting. In 1991 is er een nieuwe wetgeving op sociale huur gekomen, die de inkomensgrenzen heeft verlaagd met een bepaald opzet, waardoor de categorie die wat meer verdiende en meer huur betaalde, solidair was met wie wat minder verdiende. Dat was break-even, maar dat is sindsdien verbroken.
Er was een financieringssysteem, waaraan men heeft gesleuteld en dan was er een tweede systeem. Als u het mij vraagt, was dat een vorm van debudgettering, want een belangrijk deel van de bouwkosten is niet opgenomen in dat nieuwe financieringssysteem. Dat is techniciteit, daarover kunnen we nog doorbomen in de commissie, maar het is wel de kern van de zaak.
De kunst zal zijn om systemen te ontwikkelen, waardoor we de bouwmaatschappijen die in Vlaanderen goed werk leveren de Vlaamse overheid, deze en de vorige minister, hebben die de voorbije jaren geresponsabiliseerd en geprofessionaliseerd , de financiële middelen geven om nog te kunnen bouwen. Je kunt bouwmaatschappijen niet verwijten dat ze stoppen met bouwen omdat ze verlieslatend zijn. Ik noem dat een teken van goed beheer.
Mevrouw Heeren, we zijn het over veel punten eens. We moeten niet uitgaan van wensen, maar van wat er vandaag is. Vandaag hebben we 6,6 procent sociale woningen. Je mag nog dertig jaar bouwen, het aantal behoeftigen zal blijven omdat er alleen rekening wordt gehouden met inkomen bij aanvang. In de samenleving zullen er altijd mensen zijn die tot een lagere inkomensgroep behoren. Een woonproblematiek is dus ook een inkomensproblematiek. Dat vereist een verfijnd model.
Ik begrijp dat u pleit voor de solvabiliteit van de huisvestingsmaatschappijen en de instellingen; ik pleit ervoor dat iedereen die in dezelfde omstandigheden verkeert, het recht moet krijgen op hetzelfde. Dat is rechtvaardig en eerlijk in een democratische samenleving. Het kan niet zijn dat als je op de lijst staat, een woning krijgt, en dat de andere wachtenden die niet krijgen. Ik pleit niet voor de huisvestingsmaatschappijen. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Heeren zegt dat in Vlaanderen voor 1991 volkshuisvesting bestond. Het is niet zo dat men van volkshuisvesting kan spreken omdat er toen een sociale mix was en sociale huisvestingsmaatschappijen zelf de bewoners konden kiezen. Wij hebben nooit meer dan 5 procent sociale woningen in Vlaanderen gehad. In Nederland heeft men 30 procent sociale woningen. In Wenen, waar de commissie vorige week was, heeft men tot 50 procent sociale woningen. In die gevallen kan men over volkshuisvesting spreken. In Vlaanderen is er een schaarste aan sociale woningen.
Ik ben het absoluut oneens met u. In dergelijke toestand is het nog maar de vraag of men de sociale huisvestingsmaatschappijen break-even moet laten draaien om middenklassengezinnen sociale woningen te laten betrekken. U brengt een verhaal over arme afgestudeerden die nog geen eigen huis kunnen kopen en een sociale woning zouden moeten kunnen betrekken. Dat is er echt over. In dit Vlaanderen gaat alles al naar de middenklasse. (Rumoer)
De waarheid kwetst.
Mevrouw Vogels, ik woon niet in Antwerpen, maar in een andere regio. Ik ken heel veel mensen die tot de middenklasse behoren en overal uit de boot vallen. Het gaat erom dat men kan bouwen. Als straks de minister-president zich ertoe zou kunnen verbinden om extra miljarden euros vrij te maken om de sociale huisvestingsmaatschappijen te helpen, dan ben ik tevreden. Ik denk evenwel dat dit niet zal gebeuren, want hij zei enkele weken geleden in de commissie nog dat men 4 miljard euro nodig heeft om alle sociale woningen in Vlaanderen het zijn er 140.000 energiezuinig te maken. Wij zijn allemaal van goede wil, maar er zijn budgettaire limieten.
Wij moeten dus creatief zijn. Een koppel van twee postbodes behoort niet tot de welgestelde middenklasse. Maar die mensen vallen wel uit de boot. Wij zijn dus van oordeel dat een gedeelte van de sociale woningen voor hen moet worden gereserveerd. Zij hebben gedurende een aantal jaren recht op een starterswoning. Ik deel dus het standpunt van mevrouw Van Volcem wanneer zij zegt dat voor die categorie contracten van beperkte duur kunnen, maar niet voor de zwaksten in de samenleving. Als wij dat toch zouden doen, verplaatsen wij gewoon het probleem.
Dit is een zeer interessant debat, maar hier gaat het over de financiering van de sociale huisvestingsmaatschappijen. Ik wil nog zeggen dat zowel mevrouw Vogels als mevrouw Heeren ten dele de waarheid spreken. Er is de werkloosheidsval maar ook de huisvestingsval. Iemand met een vervangingsinkomen van 900 euro die een sociale woning betrekt met een huur van 200 euro, is even goed af als iemand die als werkende 2000 euro verdient maar 1300 euro normale huur betaalt. Daarom vind ik dat wij wonen en werken en het activeringsbeleid meer met elkaar moeten verbinden. Wij kunnen niet alles oplossen met woningen alleen.
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Ik deel de mening van mevrouw Van Volcem wanneer zij zegt dat dit debat zeer interessant is. Het is al in de commissie gevoerd, maar spijtig genoeg was u toen niet aanwezig. Wij hadden het toen over de financiering. Uw standpunt dat de sociale woningen enkel de zwaksten toekomen, is een verkeerd standpunt. Want zo creëren wij gettos en krijgen de kinderen die er wonen, het stigma dat zij kinderen van een arme moeder of vader zijn. Dat zou in Vlaanderen, dat een warme maatschappij wil zijn, geen goede zaak zijn. Wel is het zo dat aan de financiering van de sociale huisvestingsmaatschappijen dringend moet worden gesleuteld. Minister Van den Bossche heeft trouwens beloofd daar iets aan te doen. Wij gaven al voor het paasreces signalen dat er iets moet gebeuren. Wij moeten ook de steden en gemeenten meer betrekken bij het doel: meer sociale woningen voor de mensen die het echt nodig hebben.
De heer Keulen heeft het woord.
Mevrouw Vogels verwijst naar Nederland. De Vlaamse huisvestingssituatie, collegas, is ten opzichte van Nederland honderd of misschien duizend keer beter. In Nederland heb je inderdaad 30 tot 40 procent sociale woningen, maar daar kan een werkman geen grotere ambitie hebben dan een sociale woning of een sociaal appartement huren. In Vlaanderen kan die mens dromen van een eigendom. Wij zitten vandaag op 77 procent eigenaars. De werkman in Vlaanderen is in tegenstelling tot in Nederland eigenaar van zijn woning en heeft zo een erfenis voor zijn kinderen.
De belangrijkste huisvestingsmaatregel, zoals in vele onderzoeken vastgesteld, is het hebben van werk. Mensen met een job staan het sterkst op de huisvestingsmarkt.
Voor mijn huisvestingsbeleid wil ik me altijd verantwoorden. Ik heb dat gevoerd met de steun van alle meerderheidspartijen. Dat waren ze destijds allemaal, behalve Groen! en het Vlaams Belang. Bepaalde mensen mogen ook zichzelf eens kritisch bekijken.
We hebben altijd gezorgd voor betaalbaarheid. De gemiddelde huurprijs in de sociale huisvesting, voorzitter en collegas, is 258 euro. Dat is gemiddeld een derde tot de helft goedkoper dan op de private huurmarkt, en de kwaliteit is twee tot drie keer zo goed.
We hadden de formule van de gewestelijke sociale correctie. Iedereen stond daar achter. Dat was er net om ervoor te zorgen dat, los van het inkomen van de huurder, goeddraaiende, rationeel bestuurde huisvestingsmaatschappijen verder konden investeren. Dat moet men durven te evalueren. De pistes die mevrouw Van Volcem aanreikt, zijn heel waardevol. We mogen ons niet laten verblinden door ideologische blokkades.
De heer Hendrickx heeft het woord.
Collegas, ik wens net als mevrouw Van Volcem bij het onderwerp te blijven, namelijk het dreigende financiële tekort, want we wijken af. Het is niet Piet Snot die aan de alarmbel heeft getrokken: de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen (VVH) is de belangenvereniging bij uitstek van de sociale huisvesters. Zelfs al lijkt hun boodschap mij kort door de bocht, en nog collegas twijfelen aan de genoemde cijfers, we moeten die wel au sérieux nemen.
Het gaat niet enkel over een tekort aan geld, het is een complexe materie. Sociaal bouwen wordt altijd maar duurder door de bijkomende en hogere eisen die de overheid oplegt: energie-eisen, de rioleringsproblematiek, de toegankelijkheid enzovoort. Dat vereist een technische benadering van het probleem. Voormalig minister Keulen wees daar ook op door te zeggen dat experten aan het werk moeten worden gesteld, om te komen tot een goede oplossing, in plaats van een overhaaste politieke beslissing.
In het regeerakkoord is beloofd of aangekondigd om duizenden bijkomende sociale koop- en huurwoningen te bouwen. We moeten daar niet van afstappen. Die keuze is duidelijk voor ons. Tegelijk weegt er een ernstige renovatielast op de sociale huisvestingsmaatschappijen. De uitdaging wordt dus om de inhaalbeweging uit het Grond- en Pandendecreet en de grote renovatielast samen aan te pakken en met elkaar te laten sporen. Dat zal niet evident zijn.
Zomaar extra middelen inzetten is geen optie voor de N-VA. We hebben niet twee jaar lang hard meegewerkt aan sluitende begrotingen en budgetten om nu bij elk euvel dat aan de oppervlakte komt, de geldkraan weer open te zetten. We willen dus ook niet dat de gewestelijke sociale correcte een structurele vorm van financiering wordt. Een verhoging is niet aan de orde, ofschoon gewenst door de VVH. Het is aan de sociale huisvestingsmaatschappijen om creatief te zijn, om eventueel, zoals mevrouw Coppé stelde, met steden en gemeenten te werken aan een oplossing. Het vereist ook verantwoord investeren en een goed beheer. Er is voldoende expertise aanwezig.
Ik wijs nog op een ander euvel, voorzitter. Zij die niet in sociale woningen thuishoren, moet we bannen. Ik verwijs niet enkel naar de domiciliefraude, ik hekel ook het gekende fenomeen van huurders met een eigendom in het buitenland, die dat hier voor de administratie van de sociale huisvestingsmaatschappij verbergen. Wij trachten dat te achterhalen en dan botsen wij steeds weer, zoals de minister in de commissie al een paar keer heeft gezegd, op het veto van diverse landen om dat al dan niet te bevestigen.
Ik stel voor dat u afsluit.
Dat is zo, voorzitter.
De heer Hendrickx had het over de domiciliefraude en het feit dat sommige huurders nog eigendommen in het buitenland hebben. Wij hebben een voorstel van decreet ingediend om daar een mouw aan te passen, en wie heeft dat voorstel van decreet niet mee goedgekeurd? De partij van de heer Hendrickx. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Coppé, wat u hebt gezegd, vind ik kleinzielig. Ik ben heel veel aanwezig in de commissie. Die dag had ik dezelfde vraag als u. Ik ben naar een andere commissie geweest, want ik had ook andere commissievergaderingen. Ik vind die repliek van u in een plenaire vergadering dus heel minnetjes. Ik had meer van u verwacht.
Mijnheer Hendrickx, er wordt inderdaad geen rekening gehouden met het vermogen. Dat hoeft niet in het buitenland te zijn. Daar moet men ook eens naar kijken. Dat zijn slechts enkele gevallen. We moeten daar ook geen karikatuur van maken. Als mensen bijvoorbeeld erven, dan wordt dat ook niet in rekening gebracht. Men moet dat alles toch eens durven te herbekijken. Men zou niet alleen het inkomen, maar ook het vermogen moeten bekijken bij het toebedelen van een sociale woning.
Mevrouw Coppé, u stelde dat, als er alleen nog maar sprake zou zijn van de laagste inkomens, dit stigmatiserend zou werken voor mensen die in een sociale huurwoning wonen. Doordat de sociale mix is ingevoerd, is er een diversiteit bij huur- en koopwoningen. In elk nieuw project is die sociale mix ingeschreven. Ik blijf erbij dat u ook als voorzitter van een huisvestingsmaatschappij pleit voor goede inkomens om die financiering te kunnen waarmaken en de boel te kunnen blijven runnen. Daarvoor dienen sociale woningen niet. Daar blijf ik bij.
De heer Hendrickx heeft het woord.
Voorzitter, ik zal niet in herhaling vallen. Ik had het al over de gewestelijke sociale correctie. Het mag niet de bedoeling zijn dat die een structurele vorm van financiering zou worden. De sociale huisvestingsmaatschappijen moeten zelf creatief op zoek gaan naar verantwoorde investeringen. De tekorten zonder meer bijpassen, kan dus ook voor ons niet. Ik volg mevrouw Heeren dat dit toch maar een verschuiving van het probleem is, dat na enkele jaren dan toch opnieuw aan de oppervlakte komt.
Ook voor ons kan er echter worden nagedacht over het optrekken van het huurgeld en van de plafonnering. De VVH heeft dat trouwens zelf ook gesuggereerd. Dat moet dan wel gericht gebeuren, en niet zomaar in het wilde weg. Als we bijvoorbeeld woningen energiezuinig maken en isolatiegericht renoveren, dan is het niet abnormaal dat we naderhand een hogere huurprijs vragen van de huurder, die immers winst boekt via de kostprijs van zijn nutsvoorzieningen, die een flinke besparing doet. Minister, meten is weten. Welke evolutie is er eigenlijk in de vaststelling van de huurprijzen? Dat lijkt ons immers toch nog vrij onbekend.
Het inzetten op de sociale verhuurkantoren, toch ook een belangrijke actor in het woonbeleid, lijkt ons een andere optie. Er zijn nog steeds gemeenten die geen sociaal verhuurkantoor hebben of waar geen sociaal verhuurkantoor uit een aangrenzende stad of gemeente actief is. Dat bleek onlangs nog uit uw antwoord op mijn vraag tot oplijsting. Dat kan niet. Daar moet dringend werk van worden gemaakt.
Ook is er de betere begeleiding van de privéhuurmarkt. Een aantal leden hebben daar al op gewezen. Niet iedereen kan immers terecht op de sociale huurmarkt, dus moet het versterken van de privéhuurmarkt mijns inziens ook aan bod komen. Dat kan onder meer door het stelsel van huursubsidies waaraan u werkt, maar de voorwaarde is natuurlijk ook dat het aanbod op de privéhuurmarkt eveneens zou toenemen. Anders biedt dit geen antwoord op de schaarste. Meer huursubsidie in plaats van bouwen is volgens de denktank Itinera trouwens een kostenbesparende oplossing. Mijnheer Keulen, ik weet dat u daaraan twijfelt, maar privébouw plus huursubsidies lijkt toch goedkoper te zijn dan sociale bouw. Ik geef u echter gelijk wat uw kwaliteitsvereisten betreft.
Ik heb al gewezen op de domiciliefraude en het bekende fenomeen van huurders die toch nog eigendommen hebben in binnen- en buitenland. Dat moet beter worden onderzocht. Er staan zoveel mensen op de wachtlijst. Het is dan ook vrij logisch dat asociale praktijken bij iemand die een sociale huurwoning betrekt, stevig worden aangepakt.
Die huursubsidies worden vaak gebruikt als stoplap. Wanneer een redenering wordt afgemaakt, worden daar de huursubsidies bij gesleurd om de rekening te doen kloppen. De ervaring in Nederland leert dat dit eigenlijk een budgettair moeras is. Als ze daar van één zaak ooit spijt hebben gehad, dan is het wel van het veralgemeend en onbeperkt in de tijd toepassen van die huursubsidies. Dat moet selectief en beperkt in de tijd gebeuren. Voor mensen die lang op een sociale huurwoning wachten maar heel woonselectief zijn en alleen in een bepaalde wijk willen wonen, zou ik dit niet toepassen. Nederland leert ons dat we dit in de gaten moeten houden. Immers, voor men het weet, werkt dit antiactiverend. Mensen die een werkloosheidsuitkering en een huursubsidie hebben, krijgt men vaak nog heel moeilijk aan de slag. We moeten daar dan ook heel selectief, voorzichtig en beperkt in de tijd mee omspringen. Er moeten ook eventueel kwaliteitsvereisten worden gesteld aan de woning.
Mijnheer Keulen, u vergelijkt soms appelen met peren. Daarnet zei u terecht dat we ons niet mogen enten op het Nederlandse voorbeeld voor een aantal zaken. Nu zegt u dat Nederland ons een en ander heeft geleerd.
Mijnheer Hendrickx, u zegt toch zelf dat het gaat over een aantal zaken. Ik heb niet gezegd dat dit voor alles geldt. Ik maak de vergelijking zoals die moet worden gemaakt. Ik heb dat met hart en ziel gedaan, ik deed dat het liefst van alles wat ik mocht doen. Neem maar van mij aan dat wij hier met veel betere papieren zitten dan in Nederland.
De heer Hendrickx en mevrouw Hostekint zeggen dat een bijsturing van de huurprijzen bespreekbaar is. Een selectieve verhoging zou bespreekbaar zijn. Ik heb daar mijn bedenkingen bij. Wij streven allemaal hetzelfde doel na, namelijk ervoor zorgen dat iedereen een degelijke huisvesting kan hebben. Dat is trouwens een grondwettelijk recht. We weten echter ook dat de middelen beperkt zijn. We moeten dan ook nagaan wat de kerntaak van de overheid is. LDD is ervan overtuigd dat de kerntaak van de overheid er niet in bestaat om verkavelaar of makelaar te gaan spelen, gronden te verkopen, te verbouwen, op te kopen en door te verkopen. Dat zijn geen kerntaken van de overheid. Wij vinden wel dat er meer moet worden gestreefd naar een systeem om die huurmarkt ingevuld te krijgen en een sociale tint te geven, met huursubsidies of huurcheques. Op die manier kunnen op termijn de meest noodlijdenden aan een huis worden geholpen.
Mijnheer Hendrickx, u zegt ook dat er redelijk zware eisen zijn opgelegd door de overheid in verband met energieprestatie en dergelijke meer. Daarin vindt u een argumentatie om de huurprijzen op te trekken. Diezelfde eis wordt opgelegd voor de private verhuurder. Bent u er dan ook van overtuigd dat dergelijke energie-investeringen mogen worden doorgerekend op de privéhuurprijzenmarkt?
Wanneer de overheid een serieuze inspanning levert om een sociale huurwoning zuiniger en energieprestatiegerichter te maken, dan mag toch overwogen worden om aan de nieuwe huurder een hogere huurprijs aan te rekenen. Er worden immers honderden euros bespaard op de nutsvoorzieningen. Het is dan toch niet onlogisch dat er iets meer huur wordt gevraagd. Dat is een optie, maar er zijn er nog andere. Noch wij noch de collegas van de meerderheid zijn voorstander van het blind verhogen van die plafonnering.
Ik hoor u er in feite voor pleiten om de energiebesparingen die gerealiseerd zullen worden, te compenseren met een verhoogde huurprijs, maar daarmee zult u hetzelfde eindresultaat krijgen.
U legt me woorden in de mond die ik niet uitspreek!
Dat is precies wat ik u heb horen zeggen: de energiebesparingen die gerealiseerd worden, kunnen gerecupereerd worden of teruggevonden in een hogere huurprijs. Zo zult u hetzelfde resultaat krijgen en zal de huurder uiteindelijk niet minder betalen.
Collega, ik heb nooit gesproken van een compensatie, ik heb gezegd dat ik voorstander ben van een gedeeltelijke recuperatie van datgene dat door de overheid terecht geïnvesteerd wordt in het energiezuiniger maken van die woningen. De cijfers zijn genoemd in de commissie en vandaag in deze zitting. Het gaat om 4 miljard euro. Mevrouw Heeren heeft het twee keer moeten vragen, ze dacht dat het nog om oude Belgische frank ging. Dat bedrag mag toch op de ene of de andere manier gedeeltelijk nog maar gecompenseerd worden? Is dat nu zo een zware eis aan een huurder die plots minder energiekosten heeft, om dit door te rekenen in de huurprijs?
Mijnheer Keulen, uw betoog over de huursubsidies is volledig terecht, vandaar dat er de voorbije maanden binnen de meerderheid een voorstel werd uitgewerkt om een huursubsidiesysteem te maken dat beperkt is in de tijd, dat budgettair afgebakend is en waarbij we toch een antwoord bieden aan al degenen die vandaag in aanmerking komen voor een sociale woning, maar die spijtig genoeg nog op de private huurmarkt zitten. We kiezen inderdaad niet voor het Nederlandse systeem. We willen niet beginnen met een huursubsidiesysteem dat onbeperkt is in de tijd en ook onbeperkt budgettair.
En zult u ook wat woonkeuze betreft ruim gaan, niet enkel heel selectief voor een bepaalde wijk, maar dus beschikbaar zijn voor het hele aanbod van het grondgebied waarop de huisvestingsmaatschappij opereert? Dat is ook allemaal heel belangrijk, want dat verklaart vaak waarom mensen lang op een sociale woning moeten wachten. Ze zijn immers veel te selectief in hun voorkeuren en ze stellen dat ze enkel in een bepaalde wijk willen wonen. Als ze zich voor het hele grondgebied van een huisvestingsmaatschappij beschikbaar zouden stellen, zouden ze misschien op een vijfde van de tijd geholpen kunnen zijn.
Mijnheer Keulen, u hebt de basis voor de huursubsidies in de vorige legislatuur gelegd, wij hebben die verder uitgewerkt. Ik ga ervan uit dat de minister straks kan vertellen wanneer het systeem in werking kan treden, ik meen dat het 1 januari 2012 is.
Mijnheer Keulen, wat uw opmerking over de woonbereidheid betreft, volg ik u niet. Natuurlijk zijn er misschien mensen die te kieskeurig zijn, maar als ze uw moeder zouden aanbieden om in het Chicagoblok te gaan wonen, zou u er toch ook voor bedanken zeker? (Opmerkingen van de heer Marino Keulen)
Ik meen ook dat collega De Waele niet goed hoort. Ik ben begonnen en ik ben geëindigd met de woorden dat het voor ons prioritair is in heel de bijsturing en het financieringssysteem dat op tafel zal worden gelegd, dat de huurprijzen betaalbaar zijn. Ik ben daarmee begonnen en ik ben daarmee geëindigd.
Mevrouw De Waele, u zegt dat we eens goed moeten nadenken over wat de taak van de overheid op de woonmarkt is. We weten alvast wat uw visie daarop is. Voor u is het de taak van de overheid om de private huurmarkt gewoon vrij spel te geven. De overheid moet er volgens u voor zorgen dat er huursubsidies worden gegeven, onbeperkt in tijd en in bedrag, zodat de hele woningmarkt ontwricht wordt en waardoor de kloof tussen arm en rijk steeds groter wordt.
Mevrouw Hostekint, u bent blijkbaar van plan om hier een totaal ander debat te voeren. Ik heb hier wel degelijk genoteerd dat u hebt gezegd: bijsturen van huurprijzen, dat is voor ons wel bespreekbaar. Ik heb dit genoteerd, u zult het later in de Handelingen kunnen lezen. Ik ben daarop verder gegaan.
Wat uw repliek betreft waarin u zegt hoe ik de huisvestingsmarkt zie en hoe mijn partij de huisvestingsmarkt ziet: het komt niet aan u toe om dat te zeggen. Feit is dat wij voor de overheid een heel andere taak weggelegd zien. Die bestaat niet uit het verhandelen van openbare gronden of van gebouwen, maar is meer toegespitst op het aan een woning helpen van de noodlijdenden. Daar gaat het voor ons om.
En als u heel eerlijk wilt zijn, mevrouw Hostekint, zult u toegeven dat ik er steevast voor pleit om de meest kwetsbaren in onze maatschappij aan een woning te helpen, aan een dak boven het hoofd. Dat kunt u niet doen door woningen te koop te stellen, want de meest kwetsbare mensen hebben niet de middelen om een woning te kopen.
Die kunnen wel met heel veel inspanningen van de overheid een huis huren aan een kleine huurprijs. Daar gaat het om: u en uw partij zijn niet in staat dat in te zien en om de meest noodlijdenden op de sociale huurmarkt aan een woning te helpen.
Mevrouw De Waele, op welke manier wenst u het dan wel te doen? Ik heb gewoon herhaald wat u daarnet hebt gezegd. U zei: Laat de private markt dat doen en laat de overheid huursubsidies geven voor diegenen die de hoge huurprijzen op de private huurmarkt niet kunnen betalen. Dat is daar blijf ik bij een bodemloos vat.
Inderdaad, mevrouw Hostekint, wij zien in het huursubsidiesysteem heel veel heil. Alleen niet op de manier waarop u en de meerderheidspartijen dat hebben ingevuld. Een inkomensgerelateerd huursubsidiesysteem om een antwoord te kunnen bieden aan de acute woonproblematiek, is volgens ons een veel betere oplossing. Ik heb hier trouwens nog andere collegas dezelfde piste horen bewandelen. Wat wij daarin verkondigen, lijkt mij in ieder geval niet onlogisch.
Voorzitter, ik kom uit de groente- en tuinbouwstreek. Om echter te vermijden dat ik hier verder wortel sta te schieten, zal ik afronden.
Ik denk dat zowat alles gezegd is, maar ik wil toch nog een suggestie doen aan de zeer gewaardeerde heer Keulen. U stelt dat u dat met hart en ziel gedaan hebt. Ik geloof dat, want ik volg de sector al zeer lang. Ik nodig u uit om eens binnen te springen in de commissie Wonen, onder het prima voorzitterschap van de heer Penris. Daar wordt altijd hevig, maar correct gedebatteerd. We kunnen dan samen naar oplossingen zoeken. (Applaus)
Ik heb dat zes jaar met plezier gedaan. Hij weet dat.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Ik vind het spijtig dat de heer Decaluwe weg is, maar ben blij dat de heer Van Rompuy nog aanwezig is.
Mijnheer Hendrickx, u stelt dat alles al gezegd is. Ik ga toch nog proberen mijn steentje bij te dragen.
Collegas, het debat vandaag gaat in essentie over hoe we anno 2011 betaalbaar wonen in Vlaanderen kunnen realiseren. Minister, dat wordt een steeds groter probleem.
Voorzitter, u nodigde ons veertien dagen geleden uit om in primeur de Sociale Staat van Vlaanderen te leren kennen. Daarin stond een interessant hoofdstuk over wonen. De minister-president heeft echter de dag voordien de primeur weggekaapt. Hij liet weten dat het in Vlaanderen zeer goed gaat en dat er 4 op 1000 mensen 0,4 procent in armoede leven.
Mijn goede oud-collega en vriend Jos Geysels, voorzitter van Decenniumdoelen, verslikte zich in zijn koffie en dacht: wat krijgen we nu? De week voordien had hij namelijk de door minister Lieten gesubsidieerde Armoedebarometer voorgesteld, waaruit bleek dat niet minder dan 18 procent van de kinderen en geen 0,4 procent, minister-president in armoede leeft, en dat een van de redenen voor die armoede de enorme woonkosten zijn in het budget.
De heer Geysels kreeg steun uit onverwachte hoek, van Itinera. Terwijl de commissie Wonen in het buitenland was, ben ik hier gaan luisteren naar de interessante studiedag bij Itinera. Ik ben het absoluut niet eens met alle voorstellen die ze deden, maar het voordeel van Itinera is dat ze zich lostrekken uit het dagelijkse leven en alles op een rijtje zetten.
Collegas, 270.000 huishoudens hebben vandaag steun nodig om hun woonkosten te kunnen betalen. Dat heeft heel veel te maken met de enorme stijging van huurprijzen op de private huurmarkt. Ongeveer 70.000 mensen staan vandaag op de wachtlijst voor een sociale woning. Als u dan vandaag zegt dat het alternatief is dat we 43.000 nieuwe sociale woningen zullen bouwen tegen 2020, vraag ik me af of we die 270.000 huishoudens die vandaag hun woonkosten niet kunnen betalen, geen enorm luchtkasteel aan het voorspiegelen zijn en dat we de kop in de grond steken.
Collegas, ik denk dat het hier niet meer gaat over het betaalbaar houden van de sociale huisvestingsmaatschappijen die inderdaad break-even moeten draaien. Onze oud-collega Norbert De Batselier wilde dat de woningen prioritair werden toegekend aan diegenen die het het meest nodig hadden: de minstverdienenden. Hij heeft de voorbije twintig jaar steeds de reactie uitgelokt bij de sociale huisvestingsmaatschappijen dat er een sociale mix moest zijn wat die sociale mix dan ook betekent.
Want die is gaandeweg geëvolueerd van sociale mix binnen de sociale huisvestingsmaatschappij naar sociale mix binnen de gemeenten met het grond- en pandenbeleid. Collegas, ik denk dat we er met dat soort debatten niet meer komen. En ik wil inderdaad oproepen om de voorstellen van Itinera onbevooroordeeld te bekijken. Itinera zegt dat met hetzelfde geld dat Vlaanderen op dit moment moet investeren om die 43.000 woningen te realiseren, met alle moeilijkheden van dien, zoals grondververwerving enzovoort, het mogelijk is veel meer mensen aan een betaalbare woning te helpen via huursubsidies.
Mijnheer Keulen, u verwijst altijd naar Nederland. De u welbekende professor Sien Winters heeft onlangs een vergelijkend onderzoek gedaan in Europa. Daaruit kan worden opgemaakt dat steeds meer landen evolueren naar een systeem van huursubsidie gecombineerd met richthuurprijzen. Duitsland heeft bijvoorbeeld bijna altijd gekozen voor huursubsidies en niet geïnvesteerd in sociale huisvesting. In Groot-Brittannië werd tijdens het beleid van Thatcher de volkshuisvesting afgebouwd, geprivatiseerd. Daarna werd er begonnen met een systeem van huursubsidies. Het systeem van huursubsidies heeft dus vele variaties. Het kan misschien soelaas bieden op korte termijn en de 270.000 huishoudens wat helpen die, minister-president, in armoede leven omdat ze de woonkost niet kunnen betalen.
Mevrouw Heeren, laat me toe toch wat vragen te stellen bij de logica in uw redenering. U zei daarnet met betrekking tot de sociale huisvesting en de sociale woningen dat het mogelijk zou moeten zijn dat mensen, starters, pas-afgestudeerden, de twee facteurs men zou meer facteurs moeten aannemen en ze ook beter betalen, net zoals de sociale minima opgetrokken zouden moeten worden beginnen in de sociale huisvestingsmaatschappij en dat het dan moet stoppen. Ik snap die logica niet. Als het gaat over de huursubsidie het gaat dan over de nog kansarmere mensen die nu op de privéhuurmarkt terecht komen , zegt u dat die beperkt moet worden in de tijd. Dat snap ik niet. Uiteindelijk gaat er erom wat de woonkost is, wat het percentage is van het totale inkomen. Als dat percentage te hoog is, dan moet de overheid op de een of andere manier bijspringen om het recht op wonen in Vlaanderen te kunnen realiseren.
Voorzitter, ik denk dat dit debat zeer fundamenteel is. We mogen niet stoppen om binnen de sociale huisvestingsmaatschappij te blijven kijken wat de betaalbaarheid is. We moeten vertrekken vanuit de reële en harde werkelijkheid dat 270.000 mensen in Vlaanderen de woonkost niet kunnen betalen.
Mevrouw Vogels, Nederland volgt steeds meer het Vlaamse model. Waar u het over hebt, is het Nederlands model van de jaren 70 en 80. Ze zetten daar steeds meer in op eigendom. Ze doen dat niet alleen omdat huursubsidies onhaalbaar zijn, maar omdat ze vaststellen dat eigendom goed is voor de oude dag van de mensen. Mensen die niet meer huren maar een eigendom hebben, kunnen met hun pensioen de vroegere levenstandaard veel makkelijker aanhouden. In Vlaanderen en in België liggen de pensioenen 500 à 600 euro lager dan in Nederland. Maar bijna al die mensen zijn eigenaar van een woning, waardoor ze vergelijkbare pensioenen hebben met die van Nederland. Want de mensen daar zijn bijna allemaal huurders. Het gaat om de generatie van na WO II.
Als we op één vlak nog heel wat werk hebben, dan is het de privéhuurmarkt. Iedereen zal wel erkennen dat we heel zwaar hebben gewerkt op het vlak van het handhaven van de kwaliteit. Maar de wetgeving is nog altijd federaal. Op dit moment is er een probleem omdat de eigenaars, de verhuurders zich in de steek gelaten voelen door de wetgever. We moeten dringend zorgen voor een bijstelling.
Maar Nederland volgt vandaag Vlaanderen. Ten opzichte van de buurlanden is Vlaanderen vandaag gidsland op het vlak van huisvesting, of u dat nu graag hoort of niet. U pleit nog voor een model waarvan ze in Nederland zeggen dat het er een uit het verleden is.
Maar kijk eens verder dan Nederland. In de rest van Europa wordt ook gewerkt met huursubsidies. Daar gebeurt dat nog altijd.
Ik vind ook dat u een ongelooflijk rechtlijnige overtuiging hebt. Ik wil me grondig verzetten tegen het feit dat een eigen woning een soort vierde pensioenpijler wordt. Ik zou de mensen niet te eten willen geven die nu noodgedwongen in een veel te groot huis blijven wonen, die niet meer kunnen investeren omdat hun pensioen te laag is, bij wie de energiekost enorm hoog is. Het gaat om mensen die in tijden van woningschaarste veel langer een veel te grote woning blijven bezetten, die niet meer kwalitatief en energiezuinig is.
Het juiste beleid is ervoor zorgen dat oudere bewoners aangepaste en betaalbare woningen vinden in serviceflats. Alleen al in Antwerpen staan 10.000 75-plussers op de wachtlijst voor een serviceflat. Geef die allemaal een serviceflat en je brengt 10.000 eengezinswoningen op de markt. Het is totaal fout om te zeggen dat dat een stuk pensioen is.
Die woning is de erfenis. Als die oude mensen ooit woonbehoeftig of anderszins behoeftig worden, is die woning die ze kunnen verkopen, hun vermogen om finaal ook hun einde te halen in financieel comfortabele omstandigheden. Dat is nog maar eens een pleidooi dat ons model een goed model is.
Wat doe je dan met mensen die geen woning hebben verworven?
Dat is gelukkig een heel kleine groep van de 65-plussers. Maar daar moet je dan ook voor zorgen. Daar heb je een taak vanuit de sociale huisvesting en vanuit Welzijn. Dat is dan inderdaad een overheidsopdracht.
Die groep zal groter worden, mijnheer Keulen.
Ik hoor mevrouw Vogels hier pleiten voor veralgemeende huursubsidies, maar ik blijf bij wat ik daarstraks gezegd heb: huursubsidies kunnen alleen werken in een gereguleerde huurmarkt. Zolang er geen regulering is van de huurprijzen, is dat een bodemloos vat. Dat is onbetaalbaar. Dat zorgt er alleen voor dat de huurprijzen steeds hoger worden.
Dat hoeft u mij niet te zeggen, mevrouw Hostekint. Ik heb een voorstel van decreet ingediend in de commissie, dat ook besproken is en waar hoorzittingen rond hebben plaatsgevonden. Uw partij was er zelfs door gecharmeerd, maar u kon niet mee stemmen omdat u nu eenmaal in de meerderheid zit.
Mevrouw Vogels, ik meen dat u aan het eigendomsrecht tornt. De mensen die op de lijst staan voor een serviceflat 10.000 in Antwerpen, zegt u en die een serviceflat toegewezen kunnen krijgen, moeten dan blijkbaar in ruil hun woning afstaan. Zij mogen die dus niet houden of doorverhuren aan familie?
Wat is dat nu voor zever?
U zegt dat er dan 10.000 woningen zullen vrijkomen.
Dat is zo, die komen vrij.
Dat is pas zever!
Die komen vrij, mijnheer Hendrickx, ofwel om te verhuren, ofwel om te verkopen. Als mensen verhuizen uit hun eengezinswoning naar een serviceflat, komt die woning vrij.
En dan komt die automatisch op de huurmarkt, denkt u?
Dat hangt ervan af wat die mensen kiezen. Die mensen kiezen dat zelf.
Zou u hen ertoe verplichten?
Natuurlijk niet. Wat wilt u mij nu horen zeggen? (Opmerkingen van de heer Marino Keulen)
Ik heb gezegd dat er dan 10.000 woningen op de markt komen. Dat betekent op de huurmarkt of op de koopmarkt, mijnheer Keulen. Ik ga niet opleggen wie moet huren of kopen. Dat heb ik nooit gezegd. Die woningen komen op de markt terecht, en dat zou een goede zaak zijn. (Opmerkingen van de heer Marc Hendrickx)
Minister Van den Bossche heeft het woord.
Voorzitter, collegas, we staan inderdaad voor een belangrijk debat, waar een aantal keuzes uit zullen moeten volgen. De voornaamste oorzaak daarvan is dat de Vlaamse sociale huurder armer wordt. De gemiddelde huurprijzen zijn nagenoeg stabiel gebleven. In 2011 zaten we aan 262 euro. Voormalig minister Keulen zal bevestigen dat dat niet zoveel scheelt met de periode hieraan voorafgaand. Toen was het iets meer dan 250 euro, afhankelijk van het jaar een beetje meer of een beetje minder.
De gemiddelde huurprijs is dus niet noemenswaardig veranderd, maar het profiel van de sociale huurder is wel minder sterk geworden: meer armere mensen huren een sociale woning in Vlaanderen. Dat is het grootste deel van de verklaring van de huidige problematiek en de discussie die we vandaag voeren. Er zijn natuurlijk nog een aantal andere verklaringen. Ik denk bijvoorbeeld aan de gestegen bouwkost. De ABEX-index (Associatie van Belgische Experten) is wel gekoppeld aan NFS2 (nieuw financieringssysteem), maar er zijn nog een aantal andere zaken, zoals de toegankelijkheidsverordening, het feit dat men steeds vaker afwateringsoplossingen nodig heeft en zo meer. Dergelijke zaken maken natuurlijk niet mee onderdeel uit van dat soort basisfinanciering, waardoor die plafonds een beetje onder druk komen.
Op dit moment is het niet zo dat veel van de nieuwe projecten het plafond overschrijden, maar we merken wel dat nagenoeg elk project bijna aan 100 procent van dat plafond komt. We krijgen signalen van zeer gezonde huisvestingsmaatschappijen dat in de toekomst het systematisch beginnen te overschrijden van het plafond onafwendbaar is.
Wij hebben dus vandaag al een probleem. Als wij nu niet handelen, als wij niet binnen een aantal maanden weten naar welk nieuw systeem wij gaan, zullen een aantal maatschappijen omwille van de noodzaak aan goed beheer minder bouwen. Dat is het allerlaatste wat wij willen. Ik heb hier zeer verschillende analyses en recepten gehoord, maar niemand heeft gezegd dat wij minder sociale woningen moeten bouwen. Integendeel. Het risico bestaat wel dat dit gebeurt als wij de financiering niet opnieuw gezonder maken.
Er zijn vele mogelijke pistes. Wellicht zullen wij een combinatie van die pistes moeten bewandelen om een gezond systeem te maken waarbij wij het huidige systeem, dat pas in 2008 werd hervormd, niet zomaar moeten weggooien. Dat systeem heeft belangrijke en grote verdiensten, bijvoorbeeld de GSC-regeling. Maar wij moeten toch een aantal dingen aanpassen en ter discussie durven stellen.
Er is natuurlijk het potentiële conflict tussen twee mogelijke oplossingen. Wij weten allemaal dat er veel mensen zijn met een woonnood. Veel van die mensen zijn zeer arm. Maar de armoedeproblematiek reikt breder dan enkel het wonen en moet ook op andere manieren een oplossing krijgen. Vanuit het beleidsdomein Wonen kunnen wij dat niet volledig oplossen. Er zijn ook mensen die niet noodzakelijk arm te noemen zijn, maar die toch steeds meer met een woonnood kampen. Hoe verzoenen we dat? Er is de mogelijkheid om de inkomensgrenzen op te trekken en om zo meer mensen de kans te geven gebruik te maken van de sociale huisvesting. Dat zal nog niet meteen kunnen, al was het maar, zoals vele sprekers zeggen, omdat het percentage sociale woningen in Vlaanderen te laag is om die ambitie te hebben. Maar het zou wel voor een deel die richting kunnen uitgaan. Daar staat onmiddellijk tegenover dat wij al met grote wachtlijsten zitten, met grote precaire noden. Wij moeten dus ook iets doen om die noden te lenigen. Zo komen we automatisch en bijna onafwendbaar bij de vraag wat we met de huursubsidies doen. Als je ervoor zou opteren om inkomensgrenzen te verhogen, om zo een ruimere groep toegang te geven tot de sociale huisvesting, en je blijft de inhaalbeweging inzetten en aanhouden in de sociale huisvesting, dan zal er toch een groep mensen nog langer moeten wachten. Een nog grotere inhaalbeweging dan vandaag is gepland, is onmogelijk: men kan niet nog sneller bouwen dan we het nu al proberen te doen. Wat doen wij daarmee? Op welke manier lenigen wij de nood van die mensen?
Zo komen we bij de discussie over de huursubsidies. Enerzijds kan de huursubsidie niet zomaar worden veralgemeend, al was het maar omdat dat een belangrijk inflatoir effect zou hebben, waardoor de huurprijzen op de private markt zouden stijgen, terwijl wij nu net wilden proberen de hogere huurprijzen te betalen. Dat moet selectief genoeg zijn. Anderzijds moet dit voldoende ondersteunend zijn om ons te kunnen permitteren om de volkshuisvesting stilletjes aan steeds meer vorm te geven. Dat is dus een moeilijk spanningsveld. Daarbij komen natuurlijk ook zaken die werden aangehaald ter sprake, zoals het feit dat men niet te selectief mag zijn om kunstmatig de wachttijd op te drijven. Al was het maar omdat men op die manier een idee van woonnood kan creëren zonder dat die er werkelijk is. Het moet ook gaan om mensen met een werkelijk laag inkomen. Je moet dus een slim systeem van huursubsidies maken. We zullen er begin 2012 een eerste stap mee zetten voor mensen die vijf jaar op de wachtlijst staan. Het fundament voor dat idee werd gelegd tijdens de vorige legislatuur. We zullen dat nu ook uitvoeren. Men zal niet te selectief mogen zijn. Mensen zullen vanzelfsprekend nog argumenten kunnen aanvoeren om niet het volledige werkingsgebied van een huisvestingsmaatschappij aan te duiden. Sommige werkingsgebieden zijn ook bijzonder groot. Men zal kunnen aanhalen dat men bijvoorbeeld op een min of meer haalbare afstand van het werk gehuisvest wil zijn. We moeten ook een eventuele mantelzorg in rekening kunnen brengen. Met dat soort dingen moeten wij rekening kunnen houden. Maar men zal geen voorkeuren kunnen uitspreken voor deze of gene kant van het gebouw. Ik maak er een karikatuur van, maar men zal dat vooraf duidelijk moeten kunnen omschrijven in samenwerking met de huisvestingsmaatschappij. Ik wil hier niet te veel treden in de plaats van de huisvestingsmaatschappij: zij moeten dat zelf kunnen hanteren.
Het systeem van huursubsidies zal belangrijk blijken om de betaalbaarheid van wonen te garanderen. Het zou idealiter een overgangssysteem moeten zijn. Huursubsidies om de huursubsidies, dat is niet goed. Het moeten huursubsidies zijn in afwachting van de sociale woning.
Nogmaals, voor de regering is het zeker bespreekbaar om de inkomensgrenzen op te trekken. Wellicht zal dat vooral gebiedsgericht moeten gebeuren in eerste instantie. Er zijn een aantal gebieden waar het erg duur wonen is en waar het verschil tussen de prijzen op de sociale markt en die op de private markt extra groot is. Binnenkort hebben we ook een studie die ons meer zicht zal geven op de heersende huurprijzen op de private markt, die per gebied zullen worden opgedeeld en per woningtype. Dat zal ons ook wat relevante informatie geven over hoe moeilijk mensen het in bepaalde gebieden kunnen hebben.
Een andere mogelijkheid is om huisvestingsmaatschappijen meer te stimuleren om bescheiden woningen te bouwen. Daarvoor moet er een apart boekhoudkundig systeem zijn. Er moet marktconform geleend en gehuurd worden. Via het voorzien in bescheiden woningen, zouden er extra inkomsten kunnen komen bij die huisvestingsmaatschappijen. Dat is dan een andere categorie van woningen, die misschien interessant kan zijn voor bijvoorbeeld de jonge gezinnen, die mevrouw Heeren aanhaalt. Daardoor kan men de sociale huisvesting ervoor laten zorgen dat mensen die het moeilijk hebben op de private markt, er een plek in krijgen. Het voornaamste aandachtspunt is zorgen dat er geen verdringing is, dat die wachtlijsten toch nog kleiner worden en dat men niet zodanig veel bescheiden woningen gaat bouwen zodat men geen kans meer heeft om sociale woningen voor de precaire doelgroepen te bouwen. Daar is alweer een precair en moeilijk evenwicht, maar wel een mogelijkheid om aan te denken.
NFS2 zelf moeten we eens grondig doorlichten. Vele collegas zeggen dat het systeem zijn verdiensten heeft, maar we moeten toch ook eens bekijken, nu we voldoende cijfers en gegevens hebben, wat het in de praktijk betekent en wat het zou gaan betekenen in combinatie met die laatste stap die we nog moeten zetten, namelijk de huurprijsberekening, aan inkomsten voor de maatschappijen, ook wat de GSC betreft. Een aantal vooruitzichten voorspellen dat de GSC verschrikkelijk snel en hard zou gaan stijgen. De GSC moet er blijven om maatschappijen met een bijzonder arm huurderpubliek te helpen financieel rond te komen. Op het moment dat GSC deel wordt van de basisfinanciering van elke huisvestingsmaatschappij, is de essentie van het systeem er niet meer. Als we daarnaar evolueren, betekent dat dat we aan de basisfinanciering ook iets moeten proberen doen.
Er zijn veel mogelijke zaken om te bekijken. Elk van de mogelijke oplossingen willen we tegen het licht houden via simulaties. Ik kan u onmogelijk zeggen welke oplossing wat financieel zou veranderen. Wat we bijvoorbeeld moeten bekijken, zijn de kapitaalsaflossingen zelf. Die volgen de inflatie niet, terwijl de huurinkomsten zeer inflatiegebonden zijn. We zouden kunnen beslissen om de kapitaalsaflossingen de inflatie te laten volgen. Dat zou veel logischer zijn omdat die dan veel meer corresponderen met de evolutie van de huurprijzen. Wat dat exact oplevert, kan ik u vertellen van zodra alle simulaties zijn gebeurd.
We moeten ook durven kijken naar de afschrijvingstermijnen. Voor mij is het grondaandeel geen taboe, dat nu mooi spoort met het aandeel van het gebouw zelf. De grondprijzen worden steeds hoger en gronden worden schaarser. Moet het zo blijven dat grond en gebouw een gelijke termijn van afschrijving hebben, of niet? Het is logisch dat de afschrijvingstermijn van de gebouwen niet te lang is. Men moet namelijk op een bepaald moment weer kunnen investeren om te renoveren, maar de grond blijft de grond. Misschien moeten we dergelijke dingen bekijken.
Hoe het ook zij, de doelstelling moet zijn dat we naar een zeker investeringsklimaat gaan. Het laatste wat ik wil is dat gezonde huisvestingsmaatschappijen een angst krijgen om de inhaalbeweging, het extra bouwen, voort te zetten. Dat mag niet gebeuren. We moeten dat niet blind doen, we moeten dat doen op basis van cijfers die ik graag in de commissie Wonen wil voorstellen bij het begin van het nieuwe politieke jaar. We hebben nu alle cijfers, de analyse en de aanbevelingen van Itinera, die ik zeker ter harte zal nemen en laten onderzoeken.
We hebben vandaag ook suggesties van het parlement gekregen, waarvoor dank. Het debat zal ons helpen om de verschillende suggesties die u doet, tegen het licht te houden. De bedoeling moet zijn om na het reces een aantal voorstellen te doen om de financiering op een degelijke manier rond te krijgen, waarbij alle aspecten GSC, NFS2 en huurinkomsten mooi in elkaar inhaken. Dat is niet eenvoudig, het is een huzarenstuk. U kent iets van de socialehuisvestingsthematiek. Het is nodig dat we het tijdig doen. Ik wil u zeker danken voor uw bijdrage vandaag. (Applaus bij de meerderheid)
Voorzitter, minister, u reikte een aantal elementen van oplossing aan. Ik ben die niet ongenegen. Huursubsidies toekennen? Oké. Inkomensgrenzen optrekken? Oké. Meer bescheiden woningen bouwen? Oké. Kapitaalsaflossing inflatiegerelateerd maken? Oké. Afschrijvingstermijnen herbekijken? Oké.
De oplossing ten gronde echter, biedt u niet. Daar keken we naar uit en daar blijven we op onze honger zitten. U had aangekondigd dat u tegen de zomer, en de zomer is begonnen, een oplossing zou hebben. De zomer duurt natuurlijk nog lang, tot 21 september, maar tegen de zomer betekent voor de zomer of anders alleszins in het begin van de zomer. We kijken met spanning uit naar uw oplossing ten gronde.
Ik zou willen vermijden, en daar hebt u niets over gezegd, dat we ingaan op de suggestie van de sector zelf. Die zegt: laat ons de plafonnering van de huurprijzen maar eens doorbreken. Dat, voorzitter, minister, mag niet de bedoeling zijn. Daar kan mijn fractie niet mee leven. Als u zegt dat u dat niet gaat doen, dan neem ik daar vrede mee; als u daar vaag over blijft, ga ik een actualiteitsmotie moeten indienen.
Voor alle duidelijkheid, collegas, het verhogen van de huurprijs is niet aan de orde. Niet. Er zijn andere manieren om het geheel weer financieel sluitend te maken. Het gaat om mensen, vaak in precaire situaties, met lage inkomens. De huurprijzen zijn gekoppeld aan het inkomen en zijn wat mij betreft erg fair. Op dat vlak wordt er niet gesleuteld. Verhoging van de huurprijzen is niet aan de orde.
Ik hou u aan uw woord, minister.
Minister, u hebt een hele resem oplossingen voorgesteld. Ik waarschuw u alleen maar om ervoor te zorgen dat u niet in een kluwen terechtkomt van reglementeringen.
Bij een van uw voorstellen, dat er meer bescheiden woningen moeten worden gebouwd, heb ik in mijn haar gekrabd. Ik dacht dat sociale huisvestingsmaatschappijen zich op zijn minst met bescheiden woningen zouden bezighouden. U zou de raad ter harte moeten nemen om de schaarse middelen die u ter beschikking hebt, niet verkeerd te gaan inzetten. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de sociale huisvestingsmaatschappijen zich steeds meer als commerciële maatschappijen gaan gedragen.
Minister, binnen een viertal maanden zullen alle fracties hier waarschijnlijk opnieuw op het podium staan en spreken over de problematiek van de daklozen. We weten allemaal dat de federale overheid 1,1 miljard euro overheeft voor eigendomsverwerving. Dat bedrag gaat naar allerlei incentives voor eigendomsverwerving. De Vlaamse overheid daarentegen heeft een 550 miljoen euro over voor de woonsector. Van die 500 miljoen euro is iets meer dan de helft voor de huursector gereserveerd, de andere helft voor de koopsector. Minister, als u ziet wat er slechts overblijft voor de meest zwakke burgers, voor degenen die een dak boven het hoofd zoeken, zult u wel weten wat u moet doen in het vervolg.
Ik dank u voor het debat, minister; ook in de commissie hebben we al meermaals van gedachten kunnen wisselen. Ik ben ervan overtuigd dat we met deze meerderheid oplossingen kunnen vinden vóór het najaar. Ik heb altijd gevraagd om er in september ten laatste voor te zorgen dat die bouwmaatschappijen vanaf 1 januari van het nieuwe jaar ook gebruik kunnen maken van die nieuwe huurprijsberekeningen.
Ik wil één zaak benadrukken. Wij zouden het erg vinden als de flexibiliteit met betrekking tot de inkomensgrenzen beperkt zou worden tot de centrumsteden. Vlaanderen heeft 13 centrumsteden en 308 gemeenten. Elke gemeente wordt gevraagd haar deel te doen in het kader van het Grond- en Pandendecreet. Heel veel gemeenten hebben daar op een positieve manier in de voorbije twee, drie jaar op geanticipeerd. Bouwmaatschappijen zijn maar een vehikel of middel om aan sociale woningbouw te doen. Wij vinden dat elke bouwmaatschappij, waar ze ook actief is in Vlaanderen, gebruik moet kunnen maken van die flexibiliteit. Het kan niet dat een bepaald percentage gelinkt wordt aan de twee grootsteden in Vlaanderen of aan de dertien centrumsteden.
De minister stelt zich veel vragen en voert heel wat onderzoeken uit. Ik kijk uit naar de resultaten die in september 2011 zullen worden bekendgemaakt. Ik hoop echter dat de minister ook rekening zal houden met de voorstellen die mijn partij naar voren heeft gebracht.
Ik denk daarbij onder meer aan de tijdelijkheid van nieuwe contracten. In Wallonië gaat het om termijnen van drie, zes of negen jaar. Ik ben benieuwd naar de mening van de minister hierover. Hetzelfde geldt voor de manieren waarop de rotatie tot stand kan worden gebracht. De minister zou met de bestaande middelen en met het bestaande patrimonium meer kunnen doen.
Ik blijf erbij dat de woonproblematiek vooral een inkomstenproblematiek is. Om die reden heb ik in de commissie al meermaals voor meer samenwerking tussen wonen en werk en tussen wonen en activering gepleit.
Dit debat is niet ten einde. Momenteel wordt veel onderzocht. Ik vind het echter jammer dat de minister enkel met de SHMs wil werken. In de studie van Itinera wordt ervoor gepleit van een aanbodgestuurd aanbod naar een vraaggestuurd aanbod te evolueren. De minister-president heeft dit in verband met de transitie naar een duurzame samenleving ook aangekondigd. Er zou een consensus moeten zijn om ook andere actoren in te schakelen om de zwakkeren te helpen.
Minister, u hebt met een woningenbestand van 6,6 procent reeds een deficit van 1,9 miljard euro opgebouwd. Dat betekent dat het bestaande systeem niet werkt.
De heer de Kort heeft het woord.
Voorzitter, een van de oplossingen van de minister op het vlak van de bescheiden woningen biedt de SHMs de mogelijkheid meer inkomsten te genereren. Dat is een goede zaak. Ik stel enkel vast op het terrein nog wat koudwatervrees bestaat ten aanzien van de bescheiden woningen. Dit is nochtans in het Grond- en Pandendecreet opgenomen. Er zou, op basis van goede praktijkvoorbeelden, met een aantal proefprojecten kunnen worden gewerkt. Dit zou het mogelijk maken de kennis ter zake ook met de SHMs te delen. Het gaat hier om een heel andere vorm van financiering. De betrokkenen moeten volledig zelf voor de prefinanciering instaan. Dit is slechts een van de aandachtspunten. Het zou goed zijn bepaalde zaken op basis een aantal proefprojecten op het terrein wat beter uit te werken.
Het nieuwe systeem moet inderdaad worden geëvalueerd. We zijn daar in 2008 mee begonnen. Dat was een ware revolutie. Iedereen zei dat we dit een jaar voor de verkiezingen beter niet zouden doen. Het oude systeem draaide echter ook vierkant. Dat is de reden waarom we die stap hebben gezet.
Er is hier nog niet veel gezegd over een van de problemen die de markt van de sociale huisvesting onder druk zetten. We zitten met een heel zwakke private huurmarkt. Dit is deels een federale materie. Enkel om die reden zouden we al een staatshervorming moeten kunnen doorvoeren. We zouden instrumenten waarover we beschikken, moeten inzetten om na te gaan hoe we die private huurmarkt wat meer schwung kunnen geven.
Het profiel van de sociale huurder is al lang het profiel van iemand die een vervangingsinkomen krijgt. Het gaat om werklozen, invaliden en gepensioneerden. Mevrouw Van Volcem heeft gesuggereerd die mensen, met uitzondering van de gepensioneerden, te activeren. Dit is ongelooflijk belangrijk. Indien die mensen een inkomen uit arbeid zou halen, zouden ze hun maatschappelijke positie gevoelig verbeteren. Het eerste terrein waarop dit zou gebeuren, zou hun huisvesting zijn.
Ik wil de heer Keulen en mevrouw Van Volcem erop wijzen dat uit de cijfers blijkt dat steeds meer mensen met een inkomen uit arbeid het zeer moeilijk hebben om hun huisvesting te betalen. Ik kan dit niet voldoende herhalen. Mensen die werken, hebben vaak niet meer dan 1100 of 1150 euro per maand. Indien ze 450 tot 500 euro aan huisvesting en 200 euro aan energie moeten betalen, zijn die mensen, ondanks het feit dat ze voltijds werken, gewoonweg arm. Het is niet langer zo dat werk er automatisch toe leidt dat mensen niet meer arm zijn. We moeten dit inzien. (Opmerkingen van de heer Marino Keulen)
Ik kan hier cijfergegevens naar voren brengen over mensen die voltijds werken, alleenstaand zijn en ondanks hun loon in armoede leven.
Ik zou ook op de woorden van de minister willen reageren. Ik ben enigszins teleurgesteld in het antwoord. De minister heeft heel de tijd verklaard dat we hier en daar moeten kijken wat we zouden kunnen doen. We zouden allerlei beslissingen kunnen nemen. Ze wil allerlei simulaties maken. Op een bepaald ogenblik is beslist 43.000 bijkomende sociale woningen te realiseren. Zijn op dat ogenblik dan geen simulaties uitgevoerd? Is toen niet bestudeerd of het plan al dan niet financieel haalbaar is?
Minister, ik ben het wel met u eens als u zegt dat we moeten inzetten op meer bescheiden woningen. Voor mij zijn dat dan vooral woningen voor alleenstaanden of woningen met gezamenlijke ruimtes, zodat je de individuele ruimtes beperkter kunt houden. Dat gebeurt nu veel te weinig. Er is te veel koudwatervrees, maar er is geen wetenschap over hoe het zou kunnen.
Minister, het was heel interessant om te zien hoe de minister-president, die de grote baas is van de transitiearena duurzaam bouwen en wonen, zijn voorstellen deed in week een, en dat u het Woonforum organiseerde in week twee, en dat op dat Woonforum op geen enkele manier de vernieuwende ideeën van meer bescheiden en meer collectief wonen aan bod kwamen. Dat is absoluut nodig.
Het gaat niet alleen over koudwatervrees. Als ik vraag naar de woningen die tot nu toe gerealiseerd zijn in het kader van het grond- en pandenbeleid, dan blijkt dat vooral de klassieke gezinswoningen worden gerealiseerd met twee slaapkamers voor mannetje, vrouwtje en twee kinderen. Op de wachtlijst van de sociale woningbouw staan vooral alleenstaanden. Elke gemeente heeft op haar grondgebied liever de tweeverdieners, mannetje, vrouwtje en twee kinderen. Dat is de strijd via de sociale woningbouw om de middenklasser, zoals mevrouw Heeren die graag wil laten instromen in haar sociale woningen.
Het probleem is dat er onvoldoende incentives zijn om woningen te bouwen voor die mensen die op de wachtlijst staan, en dat zijn vaak alleenstaanden. Minister, ik wacht op uw voorstel.
We moeten veel duidelijker de link leggen tussen de tekorten naargelang type van gezin, en de programmatie in de bouw van de sociale woningen. Dat is niet hetzelfde in heel Vlaanderen. In grote steden merk je vaak dat alleenstaanden vrij snel een woning toegewezen kunnen krijgen, en dat gezinnen met meerdere kinderen lang moeten wachten. Buiten de steden is het vaak omgekeerd.
We moeten dus een link maken tussen gezinnen die ten opzichte van anderen binnen één wachtlijst van een werkingsgebied buitensporig lang wachten, en de programmatie. Dit is een goede suggestie. We onderzoeken nu al hoe we dat het beste kunnen doen. In één adem hebben we aan de VMSW gevraagd in kaart te brengen welke de aansnijdbare gronden zijn in het bezit van de huisvestingsmaatschappijen. Lokale besturen hebben daar soms een goed zicht op, maar soms ook niet. De transparantie is niet altijd even groot.
De VMSW heeft die lijsten klaar, en we zullen ze overmaken aan de lokale besturen. Zo hebben ze een duidelijk zicht op de aansnijdbare gronden van de huisvestingsmaatschappijen, die op dit moment nog niet worden aangesneden. Zo kunnen ze veel duidelijker zien hoe haalbaar de doelstelling is die ze nog moeten behalen in het kader van het grond- en pandenbeleid, met de gronden die vandaag voor het grijpen liggen. Dan kunnen ze de regisseursrol gericht opnemen.
Collectief wonen kan zeker een onderdeel zijn van bescheiden wonen als er interesse voor is. Hier en daar heeft een sociale huisvestingsmaatschappij voorzichtig contact genomen omdat er wel interesse is, maar men is nog wat onzeker. Onze bedoeling is om dat te stimuleren op een aantal plaatsen, om daaruit te leren en good practices te delen met andere huisvestingsmaatschappijen.
Enkele dagen geleden hebben we een forum georganiseerd over grond en panden. Er waren veel mensen van lokale besturen om de geplande wijzigingen toe te lichten, maar er waren ook steden zoals Turnhout om uit te leggen hoe ze stappen hebben gezet. De goede voorbeelden tonen is altijd interessanter dan wij die zeggen hoe het moet. Er zijn veel steden en gemeenten die al belangrijke stappen hebben gezet, die exemplarisch zijn voor andere steden en gemeenten, en die hun relevante vragen kunnen stellen. Zo kunnen ze elkaar vooruit helpen.
Een laatste opmerking nog: het is juist dat de privéhuurmarkt niet echt sterk is. Helaas heeft de Vlaamse overheid niet alle tools in handen om daaraan iets te doen. Wij zouden echter iets kunnen ondernemen om zowel de woonzekerheid voor de huurder als de inkomenszekerheid voor de verhuurder te verbeteren. Op een bepaald ogenblik zijn er mensen die hun huur niet meer kunnen betalen, ten gevolge van pech, zoals ziekte bijvoorbeeld. Dat is een drama voor de huurder er zijn in Vlaanderen nog steeds ontzettend veel uithuiszettingen, en dat is schrijnend , maar het is ook een drama voor de verhuurder, die niet graag mensen buitengooit en miserie wil, maar een gewoon rendement voor zijn woning wil. Hun belangen lopen samen, en wij moeten daar iets proberen aan te doen.
In de vorige legislatuur is een systeem ontwikkeld om woonzekerheid te garanderen voor mensen die een woning afbetalen. Misschien moeten wij een gelijkaardige regeling voor de huurders bedenken om de woonzekerheid en de inkomenszekerheid op de privéhuurmarkt te vergroten. Men zegt mij dat dit een van de belangrijkste hinderpalen is om woningen op de privéhuurmarkt te brengen en ook een van de belangrijkste redenen waarom mensen huizen van die privéhuurmarkt halen. Als Vlaamse overheid hebben wij mogelijkheden om daaraan iets te doen. Als dat lukt, is er een belangrijke stap gezet in het aantrekkelijk maken van de privéhuurmarkt voor de verhuurders, die toch nodig zijn om het aanbod voldoende groot te maken. In de komende maanden werken wij daaraan.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Het debat is gesloten.