Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de resultaten van de vergadering van de Task Force Brussels Onderwijs van 25 mei 2011 en de aangekondigde investeringen van het Brussels Gewest in onderwijs
Verslag
Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Voorzitter, minister, drie weken geleden is er aan u al een vraag gesteld, ook door de heer Segers, over de financiering van de scholen door het Brusselse Gewest. U hebt toen gezegd dat u de Task Force Brussels Onderwijs van 25 mei wou afwachten om na te gaan of er geen bevoegdheidsoverschrijding door het Brusselse Gewest zou zijn.
U hebt ons toen willen geruststellen, maar door de artikels van vandaag en gisteren ben ik allesbehalve gerustgesteld. Minister Picqué zegt zelf dat hij de bevoegdheden van de gemeenschappen naar zich toetrekt. Van de juridische akkefietjes wil hij zich niet veel aantrekken. Er is een noodzaak en we gaan dat doen, zegt hij. De ministers van de gemeenschappen mogen misschien wel de locaties kiezen waar we de scholen zullen bouwen. U mag dus tevreden zijn, volgens minister Picqué. U mag kiezen waar hij de scholen zal gaan bouwen.
Minister, u bent bedrogen. U hebt geloofd in de taskforce, maar u bent bedrogen, niet alleen door Charles Picqué, maar ook door uw coalitiepartners in de Vlaamse Regering, want CD&V zit samen met Picqué in het Brusselse Gewest. Charles Picqué zegt dat de Vlaamse ministers in het Brusselse Gewest hem steunen. Ook de heer Vanraes doet triomfantelijk en zegt dat men minister Smet nu eens goed liggen heeft, want er staat nu wel iemand aan het roer in Brussel.
Minister, ik vraag me af hoe we dit nu moeten bekijken en wat u zult aanvangen? Als het Brusselse Gewest toch het besluit neemt om die bevoegdheid naar zich toe te trekken, bent u dan bereid om juridische stappen te zetten tegen dit besluit?
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, de materie is een paar weken geleden hier ook al aan bod gekomen, toen nog in afwachting van de bijeenkomst van de taskforce. Intussen is dat gebeurd. Uit de media leerden wij dat u verrast was, ondanks de taskforce. Wij stellen ons de vraag wat er op de taskforce is afgesproken en wat niet. Ook zouden de juridische argumenten nog niet bij u of bij de minister-president zijn. We vermoeden dat het gaat over de bijzondere wet van 1989, waarin men noodsituaties kan inroepen.
Wat ons vooral interesseert, is dat er op dit moment nog altijd een klacht van de Franse Gemeenschap aanhangig is over het inschrijvingsbeleid in Brussel. Hebt u tijdens de bijeenkomst van de taskforce enige garantie gekregen dat men deze klacht eventueel zou intrekken en dat de voorwaarden zoals ze in ons decreet zijn ingeschreven, behouden blijven?
Minister Smet heeft het woord.
Voorzitter, ik was verrast over het feit dat een gewest dat beweert en terecht in financiële moeilijkheden te verkeren, plots uitgaven begint te doen die andere overheden moeten doen, meer bepaald één andere overheid, zijnde de Franse Gemeenschap. Ik denk dat we het er met zn allen over eens zijn dat de Vlaamse Gemeenschap wel haar verantwoordelijkheid heeft genomen in Brussel door 20 miljoen euro extra te investeren in het Nederlandstalig onderwijs. In die zin waren we verrast.
Ik had hier inderdaad beloofd dat ik dat op de taskforce ter sprake zou brengen. Ik heb dat ook gedaan. Samen met de minister-president hebben wij aan minister-president Picqué en aan minister Vanraes heel duidelijk gezegd dat als het juridisch in orde is, wij ons daar niet tegen zullen verzetten. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Hoe meer geld er naar onderwijs gaat, hoe beter. Men kan daar niet tegen zijn, op voorwaarde dat het juridisch correct is.
De minister-president en ikzelf hebben heel duidelijk naar de argumentatie gevraagd. Minister-president Picqué heeft aan minister-president Peeters en aan mij beloofd dat hij dat ging overmaken.
Wij hebben die argumenten nog niet gekregen, we zijn in blijde verwachting ervan. De minister-president heeft ondertussen al een rappel aan zijn collega gestuurd. Zodra we die argumentatie hebben, zullen we ze bekijken. We moeten natuurlijk wat van het Brusselse Gewest komt, voorzichtig bekijken, want een paar maanden geleden is er met heel veel tamtam en tromgeroffel aangekondigd dat er een crècheplan zou worden ingevoerd en dat het Brusselse Gewest geld zou investeren. Nu blijkt dat het de 9 miljoen euro die het aan onderwijs gaat geven, eigenlijk al eens had uitgegeven aan de crèches in Brussel. Omdat de Franstaligen redeneren dat, omdat er een klacht is ingediend omdat ze niet bevoegd zijn, ze dat geld niet meer moeten uitgeven aan de crèches, ze het, waarschijnlijk al stoemelings, realloceren aan de scholen. De vraag is dan, als er binnenkort ook een bevoegdheidsprobleem is, of ze dat geld dan misschien ook niet zullen uitgeven en ze misschien meer bezig zijn met communicatie en minder met coördinatie.
Misschien zou het Brusselse Gewest zich inderdaad wat minder moeten bezighouden met communicatie en meer met coördinatie. Het is opnieuw de Vlaamse Gemeenschap, in tegenstelling tot wat in dat interview staat wat overigens un drôle dinterview was om het even in het Frans te zeggen , die heeft moeten aandringen om het woord zagen niet te gebruiken dat die taskforce bijeenkwam, dat er niet alleen over de capaciteit wordt gepraat maar dat ook de kwaliteit, de spijbelproblematiek en de leerplichtcontrole daar aan bod zouden komen. Ik ben blij dat men in Brussel tot de conclusie is gekomen dat men moet coördineren. Ik ben ook blij dat men zegt dat ik gelijk heb want dat men toch enige coördinatie nodig heeft. Zo lees ik het interview, mevrouw Van Steenberge.
We hebben ook gesproken over de inschrijvingen. Ik had de indruk, in alle eerlijkheid, dat mijn collega van de Franse Gemeenschap niet goed wist wat de inhoud van ons decreet was. Ik zal misschien nog eens een poging ondernemen om dat eens goed uit te leggen. Op dat moment had ik niet de indruk dat de Franse Gemeenschap bereid was om een klacht bij het Grondwettelijk Hof in te trekken. Ik ben overtuigd dat wij het aan het rechte eind hebben. Ik zal misschien nog eens een poging doen om het goed uit te leggen, want ze had het duidelijk niet begrepen.
Minister, drie weken geleden heb ik u bij een actuele vraag gezegd: wees niet te lichtgelovig, het zal nooit genoeg zijn voor Charles Picqué. U geeft geld, maar het gaat niet over het geld. De Franse Gemeenschap heeft het geld niet dat ze aan de Commission communautaire française (COCOF) moet geven. Dan springt het Brusselse Gewest zogezegd bij. Het heeft dat geld ook niet. Het gaat over het krijgen van de bevoegdheid, om het geven van de indruk dat ze bevoegd zijn over Onderwijs, net zoals ze bij de crèches hebben gedaan, zodat ze het Brusselse Gewest tot een volwaardig gewest kunnen uitbouwen. Daar moeten we alert voor zijn. Minister, u moet alert genoeg zijn, want vertrouw de Franstaligen niet. In plaats van de Vlamingen een beetje te komen tergen met hun Fédération Wallonie-Bruxelles en daar een beetje communicatie over te doen, zouden ze beter samenwerken omtrent geld dat ze echt kunnen besteden en dat ze moeten geven aan de Cocof. Een uitbreiding van de bevoegdheden van het Brusselse Gewest en zorgen dat het een volwaardig gewest wordt, daar moeten we zeker alert voor zijn. Ik zou u willen waarschuwen om dat zeker goed in het oog te houden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister, ik dank u voor de toelichting. We leren daar voornamelijk uit dat u nog altijd verrast blijft, vandaag nog, dat de zaken zeker nog moeten worden opgevolgd en vast en zeker moeten worden uitgeklaard wat het juridische aspect van de bevoegdheden betreft. We gaan dat nauwlettend opvolgen, ook vanuit het Brusselse Parlement. Dat lijkt ons de essentie te zijn in dit verhaal.
Bovendien is er het kluwen rond het besteden van die 9 miljoen euro, eerst voor het crècheplan, dan maar even voor het onderwijs. Wat is het nu? Wat wordt het dan eventueel over drie maanden? Dat zijn een aantal vragen die blijven en waarvan we hopen dat u als minister bevoegd voor het Nederlandstalige onderwijs, zeker mee op de eerste rij staat om op te volgen.
De heer Van Der Taelen heeft het woord.
Minister, ik moet zeggen dat ik u vertrouw We hebben in de Vlaamse Regering een minister die bevoegd is voor Brussel. Ik vertrouw u om een oogje te houden op wat daar aan het gebeuren is, die constructie waarvan u misschien niet 100 procent tevreden bent. Ook uw inzet om de taskforce levendig te houden, is voor mij essentieel.
Er is voor mij nog iets essentieels. Mevrouw Van Steenberge, u zegt dat het nooit genoeg zal zijn voor Charles Picqué. Dat is een wat gewaagde uitspraak. Ik zou niet graag meemaken dat wij hier in de maand september weer moeten zeggen dat er in Brussel kinderen in containers naar school moeten gaan.
Als er dus wordt geïnvesteerd in schoolgebouwen, waarbij er rekening wordt gehouden met het inrichten van het onderwijs door de gemeenschappen, dan moet men daarin geen perfide poging zien om van het Brusselse Gewest een volwaardig gewest te maken. Misschien zorgt men er zo voor dat in september kinderen in volwaardige omstandigheden naar school kunnen gaan. Nogmaals, ik bevestig mijn vertrouwen in de Vlaamse Regering en de minister van Brussel, om op een heel concrete, maar vooral welwillende manier na te kijken of er geen loopje wordt genomen met het institutionele. Zoals ik al eens eerder heb gezegd: als er in september maar scholen zijn voor alle kinderen.
De heer Delva heeft het woord.
Voorzitter, ik begrijp natuurlijk de institutionele vragen van de collegas. Het gewestelijke plan voor de scholenbouw, weze het eenmalig, weze het om de dringendste noden te lenigen, is helemaal niet vanzelfsprekend. De vraag is natuurlijk ook waarom het gewest die stap zet. Minister, u hebt daar al een begin van antwoord op gegeven. De demografische uitdagingen zijn enorm. Er moeten scholen bij komen. De Vlaamse Gemeenschap neemt haar verantwoordelijkheid. Enkele weken geleden is er een zeer omvangrijk investeringsplan aangekondigd, maar blijkbaar gaat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest ervan uit dat dit voor de Franse Gemeenschap véél moeilijker ligt, en heeft het er geen vertrouwen in dat de Franse Gemeenschap middelen ter beschikking zal stellen om scholen te bouwen. Vandaar die stap. Het Brusselse Gewest neemt dus het voortouw, in het belang van de kinderen, maar institutioneel blijft het een moeilijke puzzel: dat spreekt vanzelf.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, ik deel de bekommernissen van de heren Delva en Van Der Taelen, zij het met iets minder vertrouwen dan de heer Van Der Taelen daarnet uitdrukte. Ik wil me hier niet opwerpen als de pleitbezorger van minister-president Picqué, maar laten we toch wat voorzichtig zijn met wat we zomaar beweren over de minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Het is niet verboden dat een overheid een ondersteunende of faciliterende beslissing neemt, en dat zoals vorige sprekers hebben gesteld in het belang van de kinderen. Het Brusselse Gewest heeft ook helemaal niet gezegd dat de Vlaamse Regering haar verantwoordelijkheid niet neemt in dezen. Ik vind echter niet dat we verbaasd moeten zijn dat het Brusselse Gewest een beslissing heeft genomen. Er was immers een taskforce opgericht. Minister, u was het daarmee eens. Ik zie eigenlijk geen grote contradictie ter zake. U was zelf blij met de coördinerende functie van minister-president Picqué in die taskforce. Dan moet u nu ook niet klagen. (Opmerkingen van de voorzitter)
Wat is mijn inziens echter het grote probleem? Men is geld gaan weghalen bij het crècheplan, omdat er een klacht was gekomen van het Vlaams Komitee voor Brussel, zoals daarnet werd gesteld. Het Vlaams Komitee voor Brussel klaagt omdat er wijzigingen zijn aangebracht met betrekking tot het crècheplan, of omdat het Brusselse Gewest een beslissing heeft genomen met betrekking tot de crèches. Dat geld wordt dan gedeeltelijk voor iets anders gebruikt, en wie klaagt nu opnieuw? De N-VA. Ik denk dus dat binnen de Vlaamse Regering nog wel een woordje moet worden gesproken...
Dan doe ik het zo. Het reglement is het reglement. U hebt 1 minuut om uw uiteenzetting te houden; en ik houd me daaraan. Punt aan de lijn.
Voorzitter, ik kan alleen maar herhalen dat de minister-president en ikzelf heel uitdrukkelijk hebben gevraagd om ons de argumentatie over te maken. We hebben gezegd: kijk, als dat juridisch in orde is, waarom zouden we daar dan tegen zijn? Het is immers goed voor het onderwijs. Het is goed voor de scholen. Het moet echter wel juridisch in orde zijn. De minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest heeft geantwoord dat dit in orde is en dat hij ons de argumenten zal overmaken. Goed, we zullen die analyseren, als we ze krijgen.
Mevrouw Brusseel, uiteraard zijn we er heel blij mee dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest de coördinatierol op zich neemt. Het is de Vlaamse Regering die daarop heeft aangedrongen. Nogmaals, ik denk dat het motto hier moet zijn: minder communiceren en meer coördineren. We dachten echter dat we in de taskforce na al die maanden een mooi overzicht zouden krijgen van de behoeften, waarbij zou zijn aangegeven waar de noden zich bevinden, waar de scholen moeten worden ingeplant. De minister-president kan dat getuigen. Antwerpen slaagt er wél in om een dergelijk plan op tafel te leggen. Welnu, in Brussel ligt dat niet op tafel. Daarom vragen we opnieuw aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest om dat te coördineren en ook die spijbelproblematiek aan te pakken. Dat hebben we ook heel uitdrukkelijk aan de minister-president gevraagd. De Vlaamse Gemeenschap is heel goed wat dat betreft: we hebben aangeboden al onze expertise te zijner beschikking te zullen stellen en met hem samen te werken. Onze lijn blijft dus: als het kan, geen probleem. We willen inderdaad dat er scholen komen in Brussel. Wij nemen onze verantwoordelijkheid en we hopen dat de Franse Gemeenschap dat ook doet.
Minister, de woorden het belang van het kind zijn de meest misbruikte woorden in deze context. Dat is hier niet de essentie. Het gaat over afspraken die zijn gemaakt tussen de gemeenschappen en de gewesten. Er zijn afspraken gemaakt waarbij is gezegd dat de Vlaamse Gemeenschap 20 procent voor zich zou nemen en de Franse Gemeenschap 80 procent. Zij kunnen het niet betalen maar nu zouden ze plots alles betalen in Brussel. Dat is niet waar. Dat is een leugen en dat wil ik hier aantonen. Mevrouw Brusseel, ik zou wel eens willen weten wat u verstaat onder een coördinerende rol. Misschien heeft dat in het Frans een andere betekenis. Een coördinerende rol betekent nog altijd niet dat er een bevoegdheidsoverschrijding moet gebeuren of dat een bevoegdheid moet worden overgenomen. Wat die perfide geest betreft, mijnheer Van Der Taelen, zullen we zien wie er in de toekomst gelijk zal hebben. Keep on dreaming, zou ik in mooi Nederlands willen zeggen. We zullen zien wat de geschiedenis uitwijst. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Het is duidelijk dat het Brusselse gebeuren N-VA na aan het hart ligt. Het is een zorgenkind. Er moet dan ook nauw worden toegekeken wat er gebeurt in die context. Mevrouw Brusseel, wie zegt dat nauw toekijken op een institutioneel gebeuren, politiek bedrijven is op de kap van de kinderen, moet misschien eens in eigen hart kijken en nagaan of men niet al veel eerder had kunnen ingrijpen. Dan zou er nu geen noodsituatie zijn en zou men zich niet moeten beroepen op een bijzondere wet. Wij zullen deze situatie blijven opvolgen. Wij willen dat beide gemeenschappen zo veel mogelijk inbreng kunnen doen in dit verhaal. We weten intussen hoe groot de inspanning is van de Vlaamse Gemeenschap. De minister heeft ze daarnet nog genoemd.
Ik wil nog even waarschuwen voor een mogelijk boemerangeffect. Als men het extra geld dat men investeert in scholenbouw zou interpreteren als het bedrag dat nodig is voor de herfinanciering van Brussel, dan komt dat via de federale kas, waar de Vlamingen dan weer 66 procent aan bijdragen, nog eens ten laste van Vlaanderen, en dit voor slechts 20 procent inbreng naar het Nederlandstalige onderwijs in Brussel. Dat zouden wij niet graag zien gebeuren. (Applaus bij de N-VA)
Het incident is gesloten.