Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, minister, achtbare collegas, we keren even terug naar de reële economie. U weet dat vanaf 1 januari 2012 de voordeelregeling voor grensarbeiders vervalt. Ik spreek specifiek over Fransen die in Vlaanderen en meer specifiek in West-Vlaanderen komen werken. Het voordeel valt weg om een hoog Vlaams loon te krijgen en daarop lage Franse belastingen te betalen. Dat is vandaag de realiteit met de grensarbeiders.
Het wegvallen van dat systeem is een bedreiging voor onze groei en voor onze economie, zeker in Zuid-West-Vlaanderen omdat daar vandaag 36.000 Fransen in het kader van dat systeem elke dag de grens oversteken om in België te komen werken. Voka heeft een enquête gedaan bij 133 bedrijven. Daarvan hebben er 64 gezegd dat zij vermoeden dat het wegvallen van dat systeem, waarmee zij elk jaar duizend mensen binnentrekken, zal leiden tot problemen, zelfs tot delokalisatie en tot het afremmen van de groei. Daarom vragen de West-Vlaamse bedrijven heel specifiek: wat zullen we vanaf 1 januari 2012 doen met de arbeidsmarkt die door de regulering van de Vlaamse en Belgische arbeidsmarkt al zeer krap is?
Er zijn veel mogelijkheden. Laat ons beginnen met het ergste: Doornik-Moeskroen. Dat is geen Vlaamse aangelegenheid, maar toch kunnen we daar misschien een aantal initiatieven nemen. We spreken daar over 18 tot 19 procent werkloosheid. We moeten echter zo ver niet gaan. In Oostende en Ronse komen we aan meer dan 11 procent werkloosheid, en in Gent aan meer dan 10 procent werkloosheid.
Minister, welke maatregelen zult u nemen om ervoor te zorgen dat 1 januari 2012 niet de zoveelste knieslag is die de Vlaamse bedrijven, en vooral de kmos, moeten ondergaan in dit al heel moeilijke Vlaamse landschap?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Sabbe, ik wil in de eerste plaats verwijzen naar de commissie, waar op 27 januari mevrouw Fournier dezelfde vraag heeft gesteld en waarop ik toen vrij uitvoerig heb kunnen antwoorden. Vandaag zal het wat beperkter zijn, maar u kent de systemen.
Het gaat in de eerste plaats over laaggeschoolde mensen. Het antwoord op de vraag of we de plaatsen kunnen laten invullen door Vlamingen, is dat het moeilijk zal zijn. Plaatselijk zijn er amper mogelijkheden. De werkloosheidsgraad bij Vlaamse arbeiders is in die streek heel laag. U vraagt of we de plaatsen kunnen laten invullen door mensen van elders, uit Oostende bijvoorbeeld. De bepalingen inzake een passende betrekking, waarbij ook de afstand een element is, is een federale materie. Wij kunnen vanuit Vlaanderen niet bepalen wat een passende betrekking is. Dat is dus een moeilijkheid.
Ten tweede gaat het ook om de Fransen. Gelukkig is er een akkoord gesloten dat een uitdoofscenario over twintig jaar bevat. Het probleem wordt daardoor ook uitgesmeerd over twintig jaar. VDAB heeft met Pôle Emploi een heel goede samenwerking om de vacatures te blijven uitwisselen. Natuurlijk zorgt het ontbreken van een fiscaal gunstig systeem ervoor dat de wil van Fransen om in Vlaanderen te komen werken, verkleint.
Een derde mogelijkheid zijn de Walen. Er zijn twee positieve punten. Er is een goede samenwerking tussen VDAB en FOREM. Er is daarnaast een specifieke taalopleiding, hoewel die minder noodzakelijk lijkt te zijn als we zien wat de Fransen doen. Natuurlijk kunnen wij in Vlaanderen niet kiezen wie naar die bedrijven wordt gestuurd. Het is FOREM die dat doet. Bovendien kunnen wij ook geen verplichtingen opleggen aan Walen om in Vlaanderen te komen solliciteren. We zitten dus met een beperking. We kunnen evenmin het element van de sanctionering naar voren schuiven.
Ten vierde kan er ook worden gesproken van economische migratie. Binnen Europa kunnen mensen worden aangetrokken om die jobs in te vullen, maar het zijn vooral de bedrijven zelf die hierover moeten nadenken.
Ten vijfde zou er ook kunnen worden gedacht aan economische migratie van buiten Europa, maar dat is een federale materie.
Tot slot heb ik, zoals ik heb beloofd aan mevrouw Fournier, contact gehad met UNIZO en Voka. We hebben samen bekeken welke maatregelen we in Vlaanderen kunnen nemen, maar die zijn uiterst beperkt. We hebben onder meer een jobbeurs georganiseerd met UNIZO en VDAB om vanuit de drie regios te zoeken naar kandidaten om de stap te zetten naar dit bedrijfsleven.
Minister, ik denk dat u veel meer kunt doen dan u zegt te kunnen doen. U zou eerst en vooral de interregionale samenwerking van de VDAB kunnen stimuleren. Ik geef u een voorbeeld. In Gent zijn er welgeteld 12.761 werklozen. In Ronse zijn er 1245. Welnu, met het openbaar vervoer is het van Gent naar Kortrijk 20 à 25 minuten sporen een aantal parlementsleden doen dat regelmatig. Waregem is nog dichter, en dat is een van de streken met de laagste werkloosheid in Vlaanderen. Er kan volgens mij meer gedaan worden op het Vlaamse niveau, want u hebt de volledige bevoegdheid om de interregionale samenwerking te stimuleren. Ik denk aan Ieper en aan de samenwerking Ieper-Oostende, want in Oostende zijn er 3428 werklozen, in Ieper 920.
Een andere maatregel die u kunt nemen, minister, is het schrappen van alle premies die u boven op de federale premie geeft aan mensen die niet actief zijn. Ik heb het nu niet over de thematische verloven, die blijven bestaan, maar zelfs wanneer we ze zouden afschaffen, komen we nog uit op meer dan 130.000 Vlamingen die gebruikmaken van tijdskrediet en loopbaanonderbreking en die daarvoor van u of van de belastingbetaler premies krijgen. In een arbeidsmarkt die al zo onder spanning staat, kan het niet langer dat mensen financieel worden gestimuleerd om niet actief te zijn, om niet te werken.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Voorzitter, minister, u weet het, als het over grensarbeid gaat, spits ik altijd mijn oren. Het is een thema waar ik al een paar jaar vragen over stel. We moeten het niet alleen hebben over het verdwijnen van de grensarbeid, want de problematiek gaat verder. Essentieel is de vraag hoe we al die openstaande vacatures in de toekomst nog zullen kunnen invullen.
Ik heb gisteren met een aantal bedrijfsleiders uit de transportsector gesproken. Volgens hen staan er vrachtwagens stil omdat ze geen chauffeurs vinden. Het is dan ook een terechte vraag van de bedrijfsleiders en van de werkgeversorganisatie om de problematiek van de knelpuntenberoepen goed aan te pakken.
Er is een jaarlijkse instroom van ongeveer duizend grensarbeiders. Wanneer die zouden verdwijnen, vooral in de streek Zuid-West-Vlaanderen, dan vraag ik me af hoe we die openstaande vacatures zouden invullen.
Ik heb in de commissie al meerdere vragen hierover gesteld. U hebt er zonet naar verwezen. Uit uw antwoorden bleek dat u al verschillende initiatieven hebt genomen, ook goede initiatieven. De vraag blijft echter of dat wel voldoende is. We hebben een bloeiende economie en evolueren naar een hoogconjunctuur. Ik sluit me dan ook aan bij de heer Sabbe wanneer hij zegt dat we een tandje bij zullen moeten steken om al die grensarbeiders te vervangen en al die openstaande vacatures in te vullen.
Mevrouw De Vits heeft het woord.
Dat er knelpunten zijn op de arbeidsmarkt, zal niemand ontkennen. Het probleem kan echter niet worden opgelost door een verlenging van de maatregel voor de grensarbeiders. Het gaat immers om een uitzondering op het Europees werklandprincipe. Dat hield bovendien een discriminatie in met de Belgische werknemers. Op die manier hielden de Fransen een hoger loon over.
Ik denk dat we de overgangsregeling heel sterk moeten nuanceren. De minister heeft daarnet ook gezegd dat die regeling blijft bestaan voor wie hier nu is. Dat duurt nog 20 à 22 jaar. De regeling wordt enkel afgeschaft voor de nieuwe.
Voor de huidige knelpunten op de arbeidsmarkt moeten er verdere inspanningen worden geleverd op het vlak van de arbeidsmobiliteit. We zien op dit ogenblik dat er bijvoorbeeld in Vlaams-Brabant door de goede samenwerking met FOREM een betere instroom is. Ook voor West-Vlaanderen moet dit onder meer samen met Synergie worden bekeken.
Ook voor de oudere werknemers zijn er mogelijkheden.
Tot slot moet iets worden gedaan aan het arbeidsvoorwaardenbeleid. De bedrijven moeten worden gesensibiliseerd. Vaak is het zo dat onze werknemers bepaalde jobs niet meer willen uitoefenen.
Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Het is inderdaad schrijnend wanneer een bedrijf werk heeft maar geen mensen vindt. Ik hoop dat zo weinig mogelijk bedrijven effectief zullen moeten vertrekken naar andere oorden. Minister, ik wil u vragen deze situatie zo nauwgezet mogelijk op te volgen. Is het inderdaad zo dat er geen nieuwe Fransen meer bij komen zonder statuut? Ik denk dat er hier en daar wel Fransen komen werken. We moeten dat onderzoeken.
Ik zou ook overwegen om een specifiek project te lanceren binnen de EGTS (de Europese Gemeenschap voor Territoriale Samenwerking) Kortrijk-Rijsel-Doornik of breder voor Le Nord en West-Vlaanderen. Daarbij moeten we verder gaan dan de jobbeurzen die nu al hebben plaatsgevonden binnen de Eurometropool. Ik pleit voor een intensieve samenwerking tussen FOREM, de VDAB en de Franse tegenhanger van de VDAB.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, ik geef u gelijk dat het werkloosheidspercentage in de regio waar de heer Sabbe het over heeft, vrij laag ligt. Daar bestaat misschien geen reservoir van arbeidskrachten. Ik sluit me wel aan bij de heer Sabbe wanneer hij zegt dat het argument van de mobiliteit geen terecht argument is om onze eigen Vlaamse werkzoekenden niet aan een job te helpen. Er zijn mensen die 10, 20 of 30 jaar lang dagelijks bijvoorbeeld van Poperinge naar Brussel sporen om te gaan werken. De afstand tussen Oostende en Brugge en Oostende en Kortrijk is in vergelijking dan ook niet zo groot.
Hetzelfde wat de Waalse werkzoekenden betreft. De afstand tussen Doornik en Kortrijk bedraagt misschien hooguit 15 kilometer. Toch slaagt men er zelfs daar niet in om de Waalse werkzoekenden te motiveren om in Vlaanderen te komen werken. Dat heeft alles te maken met de mentaliteit. Ik besef dat Vlaanderen daar niets aan kan doen, tenzij we de interregionale mobiliteit nog vergroten. Maar het zou al te gek zijn dat we met De Lijn investeringen zouden doen om de mobiliteit te verbeteren terwijl we weten dat Waalse werkzoekenden niet bereid zijn om 10 kilometer verder te gaan werken.
Het probleem is vandaag heel duidelijk aanwezig in West-Vlaanderen, maar het is toch over heel Vlaanderen verspreid. Ik hoor uit de transportsector dat vandaag veel vrachtwagens stilstaan. We kunnen nagaan welke van die jobs een continu knelpuntberoep zijn. De VDAB laat weten dat het het grootste aantal nieuwe vacatures heeft gehad sinds vijf jaar, maar de helft daarvan zijn knelpuntvacatures. We kunnen de opleidingscapaciteit nogmaals uitbreiden, wetende dat de helft van de mensen die een opleiding volgen voor een knelpuntberoep, niet eens doorstromen naar die knelpuntberoepen.
De vraag is of we geen andere manier van werken moeten aannemen. Over bepaalde zaken moeten we anders denken. De knelpuntberoepen blijven, 50-plussers komen amper aan de bak, 38 procent van de 55-plussers zijn vandaag aan het werk. Moeten de werkgevers, de werknemers en de overheid sommige zaken niet anders aanpakken?
Het probleem zal blijven bestaan, want in 2014 zullen er 300.000 mensen met pensioen gaan, als alles gelijk blijft. Maar het aantal intreders zal op dat moment kleiner zijn. Het probleem zal dus veel groter zijn en het invullen van jobs op de arbeidsmarkt zal wellicht vanuit een andere filosofie moeten gebeuren.
Vandaag kijkt men voor een aanwerving naar een cv, en daarbij zijn drie zaken belangrijk: de leeftijd en de diplomas van de persoon in kwestie, en de plaatsen waar die al heeft gewerkt. Je moet eens proberen een heroriëntering te doen in een job. Heel weinig mensen slagen daarin. Iemand die heel zijn leven humanresourcesmanager is geweest, gaan we vandaag niet inzetten in de commerce. Iemand die heel zijn leven in de financiële sector heeft gewerkt, houden we in de financiële sector. Iemand die heel zijn leven in de automobielsector heeft gewerkt, houden we in de automobielsector.
Vandaag kijkt de VDAB steeds meer naar competenties van mensen, naar wat ze kunnen en welke vaardigheden ze hebben. Kunnen we dan niet een heel andere sector aan het werk helpen? Zo hebben we bijvoorbeeld gekeken naar het profiel van competenties en vaardigheden van mensen die waren tewerkgesteld bij Opel, en we zijn nagegaan welke competenties en vaardigheden op de arbeidsmarkt worden gevraagd. Dan kwamen we uit bij vacatures in de sector van de zonne- of windenergie. Zo komen we bij een filosofie dat mensen in een totaal andere sector werken dan in het verleden.
Deze manier van werken zijn we niet gewoon. Uit het cv van veel werknemers blijkt dat ze vaak heel hun leven in hetzelfde bedrijf blijven, maar ook vaak in dezelfde sector. Daar moeten we naar een nieuwe filosofie evolueren, en dat wil ik samen met de sociale partners ten gronde bekijken. Pas dan kunnen we nagaan of we niet enkele zaken op een andere manier kunnen oplossen.
Als er vandaag te weinig verpleegsters zijn, kunnen we hen dan niet uitsluitend of meer dan vandaag inschakelen voor de jobs waarvoor je verpleegster moet zijn? De meer ondersteunende functies die vandaag worden opgenomen door een verpleegster, kunnen we dan overlaten aan iemand anders die lager gekwalificeerd is en waarvoor je dat diploma niet nodig hebt. Die andere manier van denken zullen we sowieso nodig hebben.
Recentelijk was ik met de minister-president bij de Internationale Arbeidsorganisatie, en die tendens zie je overal. Wij zijn er vandaag nog niet mee bezig, maar het is de richting die we moeten uitgaan om de problemen op te lossen. Dat is nodig binnen Vlaanderen, maar ook in de samenwerking met de anderen.
Er zijn een aantal zaken waarop ik u wil tegenspreken omdat u wel een aantal middelen hebt die u niet toepast.
U kunt activeren tot en met 58 jaar, maar u doet het maar tot 55 jaar en dan nog maar zeer recent. U zou kunnen stoppen met alle premies die niet het werken stimuleren, de premies dus voor tijdskrediet en loopbaanonderbreking. U zou u kunnen beperken tot de thematische verloven. Er zijn geen 200.000 maar 550.000 mensen die een RVA-uitkering krijgen. En ten slotte zou ik willen weten of alle partijen in dit halfrond bereid zijn om unaniem de arbeidsmarkt volledig te regionaliseren, niet alleen de VDAB maar ook de RVA, en alle werkloosheidsuitkeringen naar Vlaanderen te brengen waardoor de uitkering in de tijd kan worden beperkt en waardoor het vangnet een vangnet is en geen hangmat blijft.
Het incident is gesloten.