Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de bespreking van de verklaring van de Vlaamse Regering betreffende de algemeen maatschappelijke situatie en betreffende de krachtlijnen van de begroting 2011.
De heer Caluwé heeft het woord.
Voorzitter, leden van de regering, waarde collegas, de voorzitter is nog jong. Er zijn nieuwe zeden en gewoonten. In het verleden startten we met de fractieleider van de grootste oppositiepartij, nu met die van de grootste fractie. Maar goed, ik denk niet dat het veel verschil uitmaakt.
In het debat van een jaar geleden, bij het begin van de legislatuur, verklaarde ik dat het voor de regering geen gemakkelijke start zou zijn en dat het om een Tour ging waarin al in de eerste rit de bergen zouden worden aangedaan. Ik vermoed dat we nu ergens tussen de Alpen en de Pyreneeën zitten. De regering heeft het er tot hiertoe wonderwel van afgebracht. Twee zware bergritten de opmaak van de begroting 2011 en het Oosterweeldossier liggen achter ons en er is niemand afgereden. Iedereen zit nog goed in vorm.
Met de Oosterweelverbinding was dat nochtans niet evident. Door het negatieve resultaat van het referendum werd die col van eerste categorie een col buiten categorie. Maar met wat voorligt, de A102 en de intunneling van de R11, worden het doorgaande noord-zuidverkeer en het oost-zuidverkeer gescheiden van het oost-westverkeer. Meteen zorgt dit ook voor de aanpak van het nijpende sluipverkeer in de zuidoostrand. De noordelijke tangent, bedoeld voor het doorgaande oost-westverkeer, zorgt meteen ook, via het Oosterweelknooppunt, voor de mogelijkheid om de binnenstad autoluw te maken en voor een ontsluiting van de nieuwe stad, die, nu de aanleg door middel van een tunnel gebeurt, ook zonder enige gevreesde belemmering volop kan groeien op het Eilandje.
Samen met de afbraak van het viaduct van Merksem en de totaal nieuwe inrichting van de omgeving van het Sportpaleis en het Lobroekdok vormt deze mogelijke nieuwe stad een belangrijke boost voor het woon-en leefklimaat in de stad.
Vergeleken met de oorspronkelijke plannen, zorgt dit echter ook voor een meerkost. Als die kosten op Vlaanderen zouden afgewend worden, kwamen mogelijker wijs andere projecten elders in Vlaanderen in het gedrang. Dit zou in strijd zijn geweest met de motie die het Vlaams Parlement op 31 maart 2010 heeft goedgekeurd.
De belangrijkste stadsbestuurders hebben duidelijk de voordelen van de nieuwe plannen ingezien. Ze hebben geoordeeld dat dit hun een prijs waard is. Ze zullen dit immers in centen en in geluk voor hun inwoners terugverdienen.
Uiteraard is het Oosterweeldossier niet het mooiste dossier van Vlaanderen. Ik blijf betreuren dat de problematiek van de leefbaarheid van Deurne en Merksem tijdens de talloze procedures die we in Vlaanderen kennen niet veel sneller en veel duidelijker naar boven is gekomen. Vanuit Zwijndrecht is dit protest wel op tijd gekomen. Hierdoor is het tracé toen aangepast. Indien dit in diezelfde periode ook voor de omgeving van Merksem zo overduidelijk zou zijn gepresenteerd, zouden de huidige oplossingen misschien toen al zijn uitgewerkt.
We moeten hier lessen uit trekken, en dat hebben we al gedaan. De commissie-Berx en de commissie-Sauwens hebben tal van voorstellen geformuleerd. Ik kom daar straks op terug. Eerst wil ik het over de begroting hebben.
De begroting is de tweede col van deze Vlaamse Regering. Na de zware crisisjaren 2008 en 2009 kan de Vlaamse Regering voor 2011 een begroting in evenwicht voorleggen. Dat is een Europese primeur. Nederland verwacht voor 2011 een tekort van 3,9 percent van het bruto nationaal product. In Duitsland bedraagt dat tekort 3,5 percent en in Frankrijk 6,5 percent.
Misschien houdt de vergelijking tussen Vlaanderen en staten een scheeftrekking in. Laten we even naar de regios kijken. Wallonië voorziet geen evenwicht in 2011, maar pas tegen 2015. Er wordt echter vaak opgemerkt dat we ons niet altijd met Wallonië mogen vergelijken. Laten we ook wat verder kijken.
Het geliefde Catalonië van onze parlementsvoorzitter heeft een begroting van 27 miljard euro, wat ongeveer vergelijkbaar met de Vlaamse begroting is, en een tekort van 6 miljard euro. Ook voor de komende 3 jaar wordt daar een tekort verwacht.
De meest nabijgelegen deelstaat, Nordrhein-Westfalen, heeft 18 miljoen inwoners en een begroting van 56 miljard euro. Vorige week heeft de Landtag de begrotingscontrole voor 2010 besproken. Op dat bedrag van 56 miljard euro is er een tekort van 8,9 miljard euro. Volgens de nieuwe minister-president, mevrouw Kraft, is een evenwicht ten vroegste in 2020 mogelijk. Hessen heeft 6 miljoen inwoners. Dit is vergelijkbaar met Vlaanderen. De begroting voor 2011 die daar in de Landtag is ingediend, voorziet op een totaal van 20,8 miljard euro uitgaven in een deficit van 2,8 miljard euro. Rheinland-Pfalz heeft voor 2011 13,6 miljard uitgaven en een tekort van 2 miljard euro begroot. Nedersaksen heeft voor 2011 24,7 miljard euro uitgaven en een tekort van 1,95 miljard euro begroot.
Voor zover ik weet, heeft slechts een Duitse deelstaat dezelfde ambitie als Vlaanderen. De heer De Wever is hier nu niet, maar het gaat dus om Beieren. Daar heeft de regering gisteren principieel beslist maatregelen te treffen om het tekort in 2011 opnieuw tot nul terug te brengen. Dit betekent dat op een totaal van 42 miljard euro nog voor 2,6 miljard euro aan maatregelen moeten worden genomen.
Vlaanderen heeft met Vlaanderen in Actie (ViA) de ambitie in 2020 op een aantal terreinen tot de top 5 van Europa te behoren. Op het vlak van het begrotingsbeleid is dit alvast gelukt. We behoren ontegensprekelijk tot de top 5 van Europa.
Uiteraard gaat dat niet vanzelf. De kaasschaaf mag dan geen diepsnijdend mes zijn, ze kan toch ook pijn doen. Er is al protest, en ongetwijfeld zullen er nog protesten volgen. Maar het was een keuze: ofwel de inspanning meer spreiden in de tijd, ofwel snel de tering naar de nering zetten. De regering heeft terecht voor het tweede gekozen. We leven nu eenmaal ook nog altijd in een Belgische context, met een torenhoge staatsschuld.
Bijkomende schulden maken is geen optie, maar tegelijk heeft men er terecht over gewaakt om niet hardvochtig te worden. Zoals afgesproken bij de opmaak van het regeerakkoord, worden de zwakkeren in de samenleving gespaard. Er komt 45 miljoen euro bij voor personen met een handicap, 10 miljoen euro voor het nieuwe sociaal beleid en 9 miljoen euro in de sector Wonen. De besparingen op de subsidies hebben ook geen betrekking op de gehandicaptensector, de kinderopvang, het jeugdwelzijn, de thuiszorg, de sociale werkplaatsen en de huursubsidies.
Uiteraard volstaat het niet om de begroting op te maken. De rit is pas helemaal gereden als er effectief voor wordt gezorgd dat de uitgaven binnen de begrotingslijnen blijven. Dat zal het komende jaar ongetwijfeld nog veel bloed, zweet en tranen kosten.
Maar dat maakt ons meteen ook klaar voor mochten er in de loop van de komende maanden bijkomende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan Vlaanderen worden toegewezen. Er is sprake van 15 miljard euro die zou worden doorgeschoven naar de deelstaten. Dat is uiteraard een uitermate goede zaak, maar de problemen die zich nu al voordoen met de wijze waarop de financiering van de deelstaten geregeld is, zullen zich dan in nog veel grotere mate voordoen. Het is dan ook meer dan terecht dat de onderhandelingen zich daar nu op concentreren.
We willen dat ons financieringssysteem democratischer is, meer responsabiliseert, solidariteit betoont en stabiliserend werkt. We willen dat het democratischer wordt: wij beslissen hier als Vlaams Parlement over de Vlaamse uitgaven, maar zelfs als je het breed interpreteert, zijn we maar verantwoordelijk voor een kwart van de inkomsten. Driekwart krijgen we als resultaat van belastingen waarover beslist wordt in het federale parlement. Dat moeten we keren. Als we werkelijk vinden dat het zwaartepunt verschuift, moeten we daar ook zelf ten volle de verantwoordelijkheid voor dragen.
In het financieringssysteem zit wel meer responsabilisering. Voor een belangrijk stuk groeien de aan de deelstaten toebedeelde inkomsten immers met de economische groei en worden ze verdeeld volgens de geconstateerde inning, maar toch zitten in het financieringssysteem nog altijd een aantal enveloppen die niets met responsabilisering te maken hebben. Voor ons mag het financieringssysteem ook nog elementen van solidariteit inhouden. Dat mag echter niet pervers zijn. Aberraties waarbij compensaties tot meer dan 100 percent gebeuren of waarbij een deelstaat die er economisch op vooruitgaat, finaal minder inkomsten overhoudt, zijn zaken die moeten worden weggewerkt.
Ten slotte willen we ook dat het systeem een stabiel karakter vertoont. Vandaag worden de effecten van economische schokken en van de vergrijzing vooral opgevangen door de federale overheid. Als het zwaartepunt verschuift naar de deelstaten, moet ook dat meer evenwichtig gespreid worden. Ik wens de heer Van den Heuvel en de andere onderhandelaars veel succes om tot een evenwichtig resultaat te komen in deze moeilijke onderhandelingen.
Mede in het kader van de verschuiving van 15 miljard euro naar de deelstaten, samengaand met ruimere fiscale autonomie, waardoor het zwaartepunt effectief naar de deelstaten verschuift, heeft de minister-president ons uitgenodigd om te werken aan een handvest voor Vlaanderen. We nemen de uitnodiging van de minister-president voor een gezamenlijk initiatief van parlement en regering met beide handen aan.
De idee van een Vlaams handvest/Vlaamse grondwet gaat immers al zeer lang mee. Al in 1993 werden door onze toenmalige fractieleider, de heer Van Rompuy, daartoe de eerste initiatieven genomen. In 1996 stelden een aantal toen nog jonge juristen een proeve van een Vlaamse grondwet op. Er is het verzoekschrift vanuit de Vlaamse Beweging geweest. Als gevolg daarvan heeft het Bureau de betreurde professor Rimanque aangesteld om een tekst op te stellen. Die tekst is er ook gekomen. Er was ook de persoonlijke denkoefening van parlementsvoorzitter De Batselier. En als gevolg van de verklaring van de Vlaamse Regering van 2005 werd in dit parlement een commissie opgericht om een voorstel uit te werken. Vanuit alle fracties zijn er toen voorstellen naar voren gebracht, maar op dat ogenblik bleek een consensus niet mogelijk. Het moet mogelijk zijn om die consensus nu wel te bereiken, op basis van de aanpak van de minister-president.
De heer Gatz heeft het woord.
Ik wil graag even ingaan op die kwestie van het handvest. Breder gezien is dat de kwestie van een Vlaamse grondwet. Ik denk dat de meeste parlementsleden van dit halfrond wel te vinden zijn voor een soort juridisch corpus, een tekst waar de basiswaarden van deze samenleving op gefundeerd zijn.
U mag echter niet vergeten dat we deze oefening al eens gedaan hebben, om te beginnen. De wereld is aan de rappen en ik kan u het initiatief niet ontzeggen, maar ik vind dat de discussie over een handvest of Vlaamse grondwet bij uitstek een parlementair debat moet zijn. Minister-president, ik kan u zeker niet verwijten dat u initiatief neemt, maar dit behoort toch tot de corebusiness van het parlement.
Dan kom ik bij de discussie die we gevoerd hebben in de vorige legislatuur. De juridische context is niet veranderd. Uw voorganger, voorzitter, Norbert De Batselier, heeft inspanningen geleverd om tot een Vlaamse grondwet te komen. De heer Caluwé zei het net. We moeten er als parlement goed over nadenken waar we naartoe willen. Alle juristen die we toen geraadpleegd hebben, zeiden hetzelfde. Een eventueel handvest, dat lijkt de huidige trend te zijn, zou toch maar een ersatzgrondwet zijn. Het zou een soort symbolische tekst zijn waar derden geen rechten uit kunnen putten, omdat wij tot nader order niet bevoegd zijn om een Vlaamse grondwet te hebben. Als we daarvoor wel bevoegd worden, is er voor mij geen enkel probleem.
Ik vraag me openlijk af of deze oefening, die een hoge symbolische waarde heeft, iets zal bijbrengen aan onze Vlaamse samenleving. Ik vraag me af of we niet beter ijveren om die grondwettelijke bevoegdheid te krijgen. In andere landen met federale instellingen hebben de deelstaten ook grondwettelijke bevoegdheden en grondwetten. Wij niet. Moeten we die ersatzoefening aanvatten? Misschien zullen we deze open vraag nog beantwoorden in het Bureau, in de commissie Algemeen Beleid of in een daartoe speciaal opgerichte commissie.
Ik kies voor concrete resultaten. Als het alleen om de symboliek gaat, ben ik zeer terughoudend.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Gatz, uiteraard moet dit aan het parlement worden toevertrouwd. Het is niet aan de Vlaamse Regering of aan de minister-president om een Vlaamse grondwet of handvest uit te vaardigen. Daarom heb ik maandag een oproep gedaan aan de voorzitter en dit parlement om daar samen werk van te maken. Ik heb dat zelfs vroeger al gedaan. Ik heb er in mijn 11 julitoespraak al naar verwezen.
Het is juist dat we deze oefening goed moeten inpassen. We hebben geen constitutieve autonomie. Laat ons hopen dat die ons liever vroeger dan later wordt toevertrouwd. Ik vind het heel belangrijk. Wat ik heb gedaan, is meer een coördinatieoefening om de Grondwet, de bijzondere wetten en zeker het Europese handvest in een duidelijk en didactisch document weer te geven. Dat kan leiden tot een voorstel van resolutie, maar dat is aan het parlement.
Vroeger heeft men een ideologisch debat gevoerd en geprobeerd een ideologische invulling te geven aan een Vlaamse grondwet. Nu zijn er geen ideologische stappen gezet, noch in de ene, noch in de andere richting. Het is een coördinatieoefening waarmee netjes de rechten en plichten van de Vlaming en de organisatie van Vlaanderen wordt weergegeven. Zoiets kan en moet gebeuren. Maar nog eens, het is aan het Vlaams Parlement om daarover te oordelen. Ik wou met die oefening voorkomen dat de discussie nergens toe leidt omdat de ideologische verschillen niet overbrugbaar zouden zijn. Ik wou alles eens bevattelijk weergeven.
We moeten die parlementaire discussie voeren. De oefening is waardevol. We hebben nood aan een mission statement. Het is goed om daarbij te vertrekken van de Europese Grondrechten. We moeten als eerste regio dat Europees handvest onderschrijven. We kunnen het inderdaad niet in onze wetgeving opnemen, maar we kunnen wel uitdrukkelijk kenbaar maken dat dit parlement daar volop achter staat. Dat is een mission statement namens de Vlaamse samenleving. Uiteraard moeten we die discussie in het Bureau en in de commissies op tijd en stond voeren.
Het werd voor ons duidelijk dat ook daarin en het staat er ook in overduidelijk naar voren moet komen dat Brussel een onlosmakelijke band heeft met Vlaanderen, dat het onze hoofdstad is en dat we er een actief beleid willen voeren via de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). Het is ook goed dat de minister-president dit in zijn Septemberverklaring ook uitdrukkelijk heeft gesteld. Hij gebruikte daarbij de termen: uiteraard, natuurlijk en zeer vanzelfsprekend. De VGC doet prachtig werk. 22 percent van de leerlingen in Brussel volgt Nederlandstalig onderwijs en 8 percent van de Vlaamse actieve bevolking werkt in Brussel. Dat is goed voor 10 percent van het Vlaams bruto nationaal inkomen.
Het belang van Brussel werd vorige week nog eens onderstreept door Luc De Bruyckere, voorzitter van Voka. Zo beklemtoonde hij dat Brussel direct en indirect 100.000 jobs haalt uit de aanwezigheid van Europa en de NAVO. Als we dat goed aanpakken, zegt hij, kan dit belang nog in ruime mate toenemen. Brussel kan zich positioneren als hotspot voor Europese hoofdkwartieren, ook naar de te verwachten stroom van investeringen vanuit de BRIC-landen.
Dat is belangrijk, want op de plek waar beslissingscentra en bedrijven zich al gevestigd hebben en waar veel talent aanwezig is, daar willen ook andere landen aanwezig zijn. Men heeft daar een term voor: glokalisatie.
Ik parafraseer De Bruyckere verder, want hij zegt ook dat ook een benchmarkstudie van een Zwitsers studiebureau heeft aangetoond dat zich dat nog meer zal spreiden, vooral over de Vlaamse Rand en verder in de hele Vlaamse Ruit, het verstedelijkte hart van Vlaanderen waar Brussel een hoeksteen van vormt. De stedelijke polen in de Vlaamse Ruit zijn sterk complementair. Antwerpen vormt met zijn haven een eersterangs industrieel centrum en een internationale poort. Gent kent een belangrijke haven en industrie, en is tegelijk een hub voor kennis en innovatie in niches als biotechnologie. Leuven is bij uitstek een centrum van kennis. En Brussel is daar de noodzakelijke vierde hoek van en is een zwaargewicht in diensten met vaak hoge toegevoegde waarde, zakelijke en financiële diensten, publieke diensten en alle daaraan gerelateerde activiteiten. De Vlaamse Ruit vormt een nieuw type van stedelijk complex met verschillende complementaire polen, een stedelijk complex dat internationaal een enorme toekomst kan hebben.
In dat licht is het uitermate belangrijk dat we onze talenkennis op peil houden en opnieuw verstevigen. De voorbije dagen is daarover een discussie gestart. Uiteraard is Engels in Vlaanderen de facto, minstens bij de jongere generatie, de eerste vreemde taal geworden. Maar het is niet omdat Engels die plaats in het dagelijkse leven heeft, dat het ook de eerste vreemde taal op school moet worden. Dat Engels, of beter het Amerikaans, van de hitparade en van de populaire tv- en internetseries is uiteraard niet het Engels dat nodig is in een zakelijke of wetenschappelijke context en het moet dus inderdaad schools bijgeschaafd en bijgestuurd worden, maar daarom moet op school het Engels het Frans niet verdringen.
Integendeel, het feit dat het Frans voor de jongste generaties veel meer dan vroeger een echt vreemde taal geworden is, maakt juist de nood aan een degelijk onderricht in schoolverband des te groter. Het is een zeer na te streven doel dat alle Europeanen en zelfs alle wereldburgers Engels als lingua franca kunnen gebruiken, maar wie zoals wij de ambitie heeft om voor een belangrijk stuk ons inkomen te halen uit de functie van lokalisatie voor internationale hoofdkwartieren en ‑beslissingscentra, moet meer ambitie hebben dan louter goed Engels spreken. Het zal belangrijk blijven om mensen ook in hun eigen taal te woord te kunnen staan, daarom Frans als tweede taal van dit land, Duits, de taal van onze belangrijkste handelspartner, Chinees, de taal van de snelst groeiende economie, Spaans, toch nog altijd de derde gesproken taal op wereldvlak. Ook is het goed dat er verschillende van onze landgenoten Turks of Arabisch machtig zijn. We moeten ervoor zorgen dat zo veel mogelijk van onze mensen al die verschillende talen kennen om er op die manier voor te zorgen dat we die rol van internationaal centrum inderdaad op een goeie manier kunnen spelen.
Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mijnheer Caluwé, het verwondert me een beetje dat u zo diep op het onderwerp talen ingaat, vooral omdat ik meen dat ik daarover niet veel heb gehoord in de Septemberverklaring. Plant de regering een nieuw decreet inzake meertaligheid in het onderwijs? Of heb ik iets gemist?
Ik denk dat u de voorbije dagen toch ook in het land was en dat u toch ook wel gemerkt zult hebben dat er zich een bepaalde discussie ontsponnen heeft. Het zou vreemd zijn, mocht ik daar nu niet op ingaan.
Minister Smet heeft het woord.
Voorzitter, dat geeft me de kans om nog eens duidelijk te zeggen wat ik gezegd heb. Zoals de minister-president terecht heel goed heeft opgemerkt heb ik het debat geopend, naar aanleiding van de Europese Dag van de Talen. (Opmerkingen)
Soms moet je vooruit schoppen om een goal te kunnen maken, mijnheer Van Mechelen. Dat is een essentiële les van het voetbal. Als je niet vooruit schopt, zul je nooit een goal maken. Het is al ver gekomen als ik voetballes moet geven! (Rumoer)
Laat me drie dingen heel duidelijk stellen. Ik heb nooit gezegd dat het Frans minder belangrijk moet worden in Vlaanderen. Ik heb enkel gezegd dat het misschien nuttig zou zijn, om de EU en het eenmakingsproces een nieuwe boost te geven, om erover na te denken gezamenlijk in Europa een tweede taal te kiezen. Die lijkt me om allerlei redenen het Engels te zijn.
Naast het feit dat het een internationale, politieke en economische taal is, is het in de huidige economische situatie heel belangrijk dat de Chinese regering beslist heeft dat alle kleine Chineesjes, Chinese burgers dus, Engels moeten kunnen spreken. Ik heb gisteren de Europese commissaris voor Onderwijs en Meertaligheid nog ontmoet. Dat betekent jaarlijks 20 miljoen mensen. Wie in Azië komt, moet maar eens goed kijken welke taal de kinderen daar spreken en heel goed spreken. Het is niet het soort pidgin Engels dat bij ons vaak wordt gebruikt. Het is niet omdat je een Amerikaans rapliedje kunt nazingen, dat je goed Engels spreekt.
Waarom zouden we niet overal in de EU een gemeenschappelijke tweede taal hebben, die ons toelaat om met elkaar te praten, elkaars verhalen te begrijpen en samen in Europees verband een gezamenlijke toekomst te schrijven? Dat betekent helemaal niet dat dat tegen het Frans is. Het betekent helemaal niet dat ik zou hebben gezegd dat het Frans minder belangrijk is. Uiteraard zijn Wallonië en Brussel heel belangrijke handelspartners voor Vlaanderen. Uiteraard moeten onze kinderen verder Frans leren.
Ik stel ook maar vast wat er staat in internetpolls in Vlaanderen én in Wallonië. 70 percent van de mensen die op de internetpoll van Le Soir hebben geantwoord, heeft gekozen voor het Engels als tweede taal. Mag ik u erop wijzen dat in Wallonië het Engels de facto de tweede taal is? Vier op de tien van die kinderen leren Engels en geen Nederlands. Ik heb gevraagd dat men die cijfers bevestigt. Je kunt er veel beschouwingen over houden. Ik stel enkel vast dat veel kinderen en ouders dat willen, ook in Vlaanderen.
Betekent kiezen voor het Engels, kiezen tegen het Frans? Neen. Het is niet altijd het een of het ander. Wat mij de voorbije dagen bij sommigen heeft verbaasd, is dat men bij een debat in dit land altijd focust op een detail dat men communautair probeert te vertalen en dat men er meteen een probleem van maakt. Dat is niet de inzet.
We zijn niet onmiddellijk van plan om een nieuw decreet te maken. Er komt wel een talennota.
Het was niet mijn bedoeling om een voorafname te doen op het debat dat we misschien en hopelijk deze middag kunnen voeren. Aangezien de heer Caluwé daar nu zo uitgebreid op inging, liet ik de kans niet onbenut om er wat duidelijkheid over te vragen.
Minister, ik vind het heel vreemd dat u nu nog zegt dat kinderen in Wallonië Engels leren en vaak geen Nederlands. Dat is een foute en achterhaalde discussie. Precies daarom heeft onze fractie een voorstel ingediend dat gaat over meertaligheid. We moeten geen discussie voeren over of het een of het nader. Het moet een en-enverhaal zijn. Daarom hoopte ik dat de regering met een ontwerp van decreet zou komen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, de vraag rijst of u het moment om dit standpunt in te nemen goed gekozen hebt. Enerzijds lijkt de belangstelling voor het Nederlands bij onze Franse landgenoten toe te nemen. Anderzijds gingen de commissie Onderwijs en dit parlement er net voor het zomerreces mee akkoord om een beperkte versoepeling van het taalregime in het hoger onderwijs ten gunste van het Engels toe te staan. We dachten dat we de taaldiscussie toen achter de rug hadden.
Maar vandaag, amper twee maand na die discussie, komt u met een voorstel om ook in het lager en het secundair onderwijs in te grijpen. Hier zwakt u dat af, maar uw verklaring heeft haar effect niet gemist. U deed de wenkbrauwen fronsen. Wij denken dat beslissingen over het onderwijs in de Engelse taal van vakken die geen taalvakken zijn, pas kunnen worden genomen nadat we kennis hebben genomen van de resultaten van het lopende experiment inzake het immersieonderwijs. Blijkbaar bent u ongeduldig. U wacht de resultaten niet af en gaat, om het in voetbaltermen te zeggen, met de voeten vooruit in de aanval. Wij betreuren dat.
De heer Van Der Taelen heeft het woord.
Het is evident dat ik het betreur dat dit debat op deze manier wordt gevoerd. Het gebeurt bijna a posteriori. Dat komt ervan wanneer men uitpakt met dat soort van aankondigingen waarmee men natuurlijk erg gemakkelijk de media haalt. Dit thema behoeft grotere reflectie. Het verbaast me dat u zich baseert op internetpeilingen. Internetpeilingen hebben volgens mij geen enkele waarde. Op uw onnavolgbare manier leidt u daaruit af dat er in Franstalig België meer Engels dan Nederlands zou worden geleerd. Dat is gewoon niet waar.
U weet toch, minister, dat er in Franstalig België 250 immersiescholen zijn. In die scholen heeft de grote meerderheid van de studenten voor het Nederlands gekozen. Dat is een succes waar men niet naast kan kijken. Op symbolisch vlak is het dus erg jammer dat u die aankondiging deed in deze toch wel communautair geladen tijden. Als u de Franstalige pers daarover hebt gelezen, dan weet u dat u een effect niet hebt gemist. U hebt niet het signaal uitgezonden dat wij het waarderen dat de Franstalige landgenoten meer en meer Nederlands spreken, maar wel dat we nooit tevreden zullen zijn en liever zouden hebben dat in Vlaanderen minder Frans wordt gesproken.
U noemt het een detail. Maar als u zegt dat het Engels de Franse taal als tweede taal zal vervangen, dan hebt u het over een halvering van het aantal lesuren Frans. En dat zal ongetwijfeld gevolgen hebben, tenminste zolang het taalonderwijs in Vlaanderen niet wordt aangepast. Volgens mij is dat geen detail.
De heer Van Eyken heeft het woord.
Uw cijfers kloppen niet. Het is onjuist dat meer en meer leerlingen die in de Franse Gemeenschap schoollopen Engels als tweede taal volgen, ten nadele van het Nederlands. Ik heb in een ver verleden in het onderwijs gestaan in de Franse gemeenschap. Het is een feit dat rond Brussel, in Waals-Brabant, de overgrote meerderheid 90 percent van de leerlingen kiezen voor het Nederlands als tweede taal. Het is wel juist dat in Bergen en in Luik meer voor het Engels wordt gekozen. Maar in absolute cijfers zijn er meer leerlingen die Nederlands als tweede taal kiezen dan er leerlingen zijn die Engels als tweede taal kiezen. Dat stond gisteren trouwens ook in Le Soir.
Mevrouw Helsen heeft het woord
Mijnheer de minister, u verwijst naar de voetbalsport. Afgaande op de reacties krijg ik de indruk dat u naast de bal hebt getrapt. U roept een aantal vragen op. U kondigt een nieuwe beleidsnota over talen aan. In de vorige legislatuur hebben we met uw voorganger, de heer Vandenbroucke, grondig gediscussieerd over dat talenbeleid. De implementatie van de conclusies gebeurt in het leerplichtonderwijs nu pas.
Ik vraag me af op basis van welke nieuwe elementen u vindt dat u een degelijk plan, waarover iedereen grondig heeft gediscussieerd en waarin wordt gepland dat de toetsen en peilingen volgend jaar moeten gebeuren, al moet bijsturen. Vanwaar komt die noodzaak? In het plan is net aangetoond dat Frans als tweede taal belangrijk is, dat we het Franse onderricht in Vlaanderen kracht moeten bijzetten. Ik heb ernstige vragen bij die wijziging.
Voorzitter, collegas, ten eerste moeten de uitspraken van minister Smet worden gekaderd in een Europese discussie daarover, en niet uit hun verband worden gerukt. Ten tweede zijn er geen intenties in hoofde van de Vlaamse Regering om decreten te wijzigen. Ten derde is het een en-enverhaal. De meertaligheid waar de Vlamingen terecht fier op kunnen zijn, is iets wat ons zeer boeit. We moeten daarin verdere stappen zetten. Dat zullen we doen op een goede manier en in overleg met dit parlement, als de regering de beslissing heeft genomen.
Ik rond af met een mooi citaat: De taal is de ziel van een cultuur. Dit geeft aan hoe gevoelig dit parlement daar terecht voor is.
Collegas, ik heb vier actuele vragen ontvangen over dit onderwerp. Bent u tevreden met het antwoord dat u tot nu toe hebt gekregen, of zetten we dit debat vanmiddag voort? Ik zie dat de meningen verdeeld zijn. Dan zal de voorzitter straks bekijken wat hij met de actuele vragen doet.
De heer Caluwé heeft het woord.
Ik ben blij dat deze discussie tot de conclusie leidt dat het een en-enverhaal is. Dat moet het ook zijn voor de gestarte discussie over de hervorming van het secundair onderwijs.
Ja, we moeten de ongekwalificeerde uitstroom terugdringen. Ja, de sociale ongelijkheid mag de studiekeuze niet bepalen. Ja, we moeten ervoor zorgen dat elk talent op de juiste manier wordt ontplooid, want we zullen ook elk talent nodig hebben. Maar dit allemaal zeggen mag niet de indruk wekken dat ons secundair onderwijs vandaag een grote puinhoop is en dat er geen prachtige prestaties worden geleverd. Dat is absoluut niet het geval.
Internationale onderzoeken, zoals de PISA-onderzoeken van de OESO, wijzen er in een vergelijkende test bij honderdduizenden 15-jarigen in de hele wereld op dat het Vlaamse onderwijs, of in elk geval onze 15-jarigen, op het vlak van leesvaardigheid en wiskundige en wetenschappelijke geletterdheid tot de wereldtop behoren. De laatste resultaten dateren van 2006. Binnenkort verschijnen die van 2009. We moeten dus voorzichtig blijven. Het kan gewijzigd zijn, maar ik hoop van niet.
In 2006 doet in Europa enkel Finland beter en op wereldvlak worden we in deze drie tests enkel geklopt door Taiwan, Hongkong en Korea. Dat we het goed doen, mag uiteraard geen reden zijn om de minpunten niet weg te werken. Stilstaan is achteruitgaan. Maar we moeten er daarbij wel over waken dat we onze sterktes niet verliezen, maar overeind houden en zo mogelijk aanscherpen.
Collegas, de minister-president is in zijn verklaring de problemen waarmee Vlaanderen wordt geconfronteerd, niet uit de weg gegaan. Zo is er de regelneverij. Er zijn voorstellen om die terug te dringen. De commissie-Berx heeft er 47 geformuleerd, de commissie-Sauwens 76. Het komt er nu op aan die uit te voeren. De regering is daarmee bezig. In de Septemberverklaring kwamen een aantal punten hiervan aan bod. Voorzitter Sauwens zal binnenkort zijn commissie samenroepen om na te gaan wat de stand van zaken is, wat al gerealiseerd is, wat in de pijplijn zit en waar dringend aan moet worden gewerkt.
Een meer performante overheid, waar Vlaanderen nood aan heeft, komt er ook door een uitklaring van onze instellingen en onze beleidsniveaus.
Dat brengt me bij de interne staatshervorming. Het groenboek dat thans ter discussie voorligt, en waarvoor de nodige tijd moet worden genomen om het grondig te bediscussiëren, bevat zeker elementen waarvoor de lokale besturen al lang vragende partij zijn. Ik denk dan aan de vermindering van de planlasten en het aanpakken van de vele vormen van specifiek toezicht.
Tegelijkertijd zijn er echter een aantal elementen waarvoor verdere uitdieping aangewezen is. Zo moet het duidelijk zijn wat de financiële gevolgen zijn van de doorbraken die uiteindelijk gerealiseerd zullen worden. Wanneer we zeggen dat die een besparend effect moeten hebben, dan moet dat ook blijken. Ik denk daarbij ook aan de noodzakelijke decentralisatie van bevoegdheden vanuit Vlaanderen naar gemeenten en/of provincies. De interne staatshervorming mag geen eenrichtingsverkeer zijn. We horen vandaag vooral wat lokale besturen in de toekomst niet meer zouden doen. We horen niet wat Vlaanderen in zijn taken schrapt. Dat moet ook worden vermeld. Er zijn ook inspanningen in de omgekeerde richting nodig.
Vlamingen hebben niet de traditie om te houden van een omvangrijk centraal bestuur. Het is niet omdat mogelijks binnenkort het gros van de bevoegdheden niet meer bij België maar bij Vlaanderen ligt, dat dit zal veranderen. Als de Vlaamse overheid de overheid wil zijn waar de Vlamingen naar verlangd hebben, dan moet het een overheid zijn die zich ten dienste stelt, een overheid die zich bescheiden opstelt en die vertrouwen geeft en goed samenwerkt met haar partners, de lokale besturen, en met al wie initiatief neemt, zowel in de profitsector als in de non-profitsector.
Minister-president, ik ben begonnen met te stellen dat de regering nog altijd aan de bergritten bezig is. U gebruikt ook graag beeldspraak met bergen maar dan in een andere sport, niet het fietsen, maar het klimmen. Op het einde van het jaar gaat u trouwens zelf met een aantal astmapatiënten de Aconcagua beklimmen. Als klimmers een moeilijk stuk aandoen, haken ze zich aan elkaar vast met stevige touwen. Ik heb daar geen verstand van. Ik ga dat ook zo houden, maar ik heb geleerd dat men dat en cordée noemt. Zo zorgt men ervoor dat wie onderweg uitglijdt, door de rest van de groep overeind gehouden wordt.
Minister-president, hou verder uw regering samen op de klim die nog voor u ligt, stuur verder die Vlaamse samenleving omhoog, op zon manier dat niemand wordt achtergelaten. Als u dat doet, dan blijft u onze volle steun hebben. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Dewinter heeft het woord.
Minister-president, uw Septemberverklaring van maandag had een bijzonder hoog Barack Hussein Obama-gehalte. Ik heb u 24 keer de woorden warm, open en geluk horen gebruiken. U liet weten dat de Vlaming een gastvrij, gelukkig en tevreden wereldburger is in een uiteraard warm en open Vlaanderen. U leek wel Phil Bosmans van Bond Zonder Naam.
Helaas zijn de traditionele verdedigers en bondgenoten van uw beleid minder lyrisch en minder bevlogen over uw beleid. Het regende de voorbije weken en maanden negatieve reacties uit uw eigen kamp. Werkgeversorganisatie Voka zei begin van de zomer dat de Vlaamse Regering naar het volgende jaar mag, maar dat ze zich dringend moet herpakken. De Voka-voorzitter, de heer De Bruyckere, zei maandag in De Morgen: Vlaanderen wordt stilaan bestuurd door regelneven, hertekening moet er komen van het hele beleid. De gedelegeerd bestuurder van Voka, oud-CD&V-Kamerlid Leyman, zegt in de Nederlandse krant Het Financieel Dagblad dat Vlaanderen wegzakt in zelfgenoegzaamheid: Op Vlaanderen ben ik niet langer trots. Hij heeft het over een hopeloos inflexibele arbeidsmarkt, ondernemers die twee tot drie jaar moeten wachten op vergunningen, abnormaal hoge energiefactoren, verziekte mentaliteit in Vlaanderen.
Siegfried Bracke, N-VA, rijzende ster aan het firmament in politiek Vlaanderen, zei in juli nog dat Vlaanderen niet goed bestuurd wordt: Ik zou liegen als ik zou zeggen dat Vlaams bestuur staat voor beter bestuur. Het ACV gisteren, de christelijke vakbond, uw compagnon de route sinds decennia, sinds mensenheugenis, zegt over de Vlaamse Regering dat ze de afgelopen jaren een aantal erg zure, asociale maatregelen heeft genomen, blinde besparingen onder het mom van efficiëntiewinsten. En ga zo maar door! Het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen, niet echt een bondgenoot het zit veeleer in het blauwe kamp, maar ik vond het citaat toch wel leuk stelde: Een begroting in evenwicht is niet moeilijk als je amper beleid voert. Het middenveld staat blijkbaar niet achter u, wel integendeel.
Minister-president, niet ik, niet de oppositie, maar trouwe medestanders, bondgenoten van vele jaren, vegen u, na één jaar beleid, de mantel uit. U moet zich dringend herpakken, zegt Voka (Vlaams netwerk van ondernemingen). Wat ons betreft, moet u feitelijk het jaar overdoen, of minstens een herexamen afleggen. Want laten we eerlijk zijn, de economische situatie in Vlaanderen is slecht. De Vlaamse regering-Peeters II mist in de daad dynamiek, mist drive, mist enthousiasme. Van een echt begeesterend project is geen sprake. En de cohesie tussen de partners in deze regering is al een tijdje zoek.
De economische parameters, laten we het daar even over hebben, zijn voor Vlaanderen allesbehalve rooskleurig. Al 8 maanden op rij worden maandelijks recordfaillissementscijfers opgetekend. Eind augustus gingen dit jaar in totaal reeds 3235 bedrijven failliet. Dat zijn er 115 meer dan in dezelfde periode vorig jaar. Vlaanderen telt momenteel 229.527 werkzoekenden, 1,2 percent meer dan in augustus 2009. 7,9 percent van de Vlaamse beroepsbevolking is werkloos. Volgens de studiedienst van de Vlaamse Regering zouden dit jaar in totaal nog eens 19.000 arbeidsplaatsen verloren gaan. De werkzaamheidsgraad zou terugvallen tot 67 percent. We komen van 68,5 percent in 2008. Nog volgens uw studiedienst zou in 2011 de werkloosheid stijgen met 17.000 personen. De werkloosheidsgraad zou dan 9,6 percent bedragen. Dat is dan alweer 2,2 percent meer dan in 2008.
Minister-president, de enige cijfers waar u mee hebt uitgepakt, zijn de VRIND-indicatoren (Vlaamse Regionale Indicatoren). Daarin staat dat 75 percent van de Vlamingen tevreden is. Op allerlei internationale lijstjes zakken we nochtans weg. Het zijn niet de minste. In die van The Financial Times over de aantrekkelijkste Europese investeringsregios zakt Vlaanderen op 1 jaar tijd weg van de tweede naar de zevende plaats. Ernst & Young zag de buitenlandse investeringen in Vlaanderen tussen 2005 en 2010 dalen met 42 percent! De technologiefederatie Agoria stelt dat 7 op de 10 Vlaamse technologiebedrijven vooral in het buitenland investeren. Volgens Agoria zal dat in de volgende jaren oplopen tot 86 percent. Dat zijn natuurlijk andere cijfers dan die van de VRIND, die aangeeft dat 75 percent van de Vlamingen tevreden is, wat dat ook moge betekenen.
Minister-president, het is zeer de vraag of het Vlaanderen in Actie-project (ViA) het verschil zal maken en Vlaanderen inderdaad zal opstuwen naar een Europese topregio. ViA blijkt in de praktijk steeds meer een luchtballon te zijn, ook al zijn 95 percent van de projecten waar u het altijd over heeft, opgestart. Het blijkt een dure publicrelationsoefening van de Vlaamse Regering, een beetje een zweverig toekomstproject, waarbij alles beter wordt in... 2020!
Minister-president, een van de paradepaardjes van uw regeerakkoord was de oprichting van een Vlaams energiebedrijf. Ook op dat vlak is er op dit moment vooral ontgoocheling. In de begroting is 200 miljoen euro ingeschreven. Maar dat Vlaams energiebedrijf dreigt vooral een lobbymachine en belangenverdediger te worden van groenestroomproducenten in Vlaanderen. Toen ik de N-VA over het energiebedrijf hoorde praten tijdens de campagne voor de Vlaamse verkiezingen, dacht ik onmiddellijk aan een concurrent voor Electrabel, aan het opentrekken van de markt, aan lagere energiefacturen voor de Vlamingen. Maar dat komt er blijkbaar niet van.
Een andere belofte uit het regeerakkoord was een vernieuwend sociaal beleid. Er worden in de begroting voor 2011 middelen vrijgemaakt voor een kindpremie, maar van een maximumfactuur in de thuiszorg, een Vlaamse basis hospitalisatieverzekering nog een van die beloftes een nieuw systeem van begrenzing van de kosten voor residentiële ouderenvoorziening, horen we tot nader order niets.
Minister-president, het bekende Vlaamse adagium wat we zelf doen, doen we beter blijkt ook niet uit de toestand van het wegennet in Vlaanderen. Iedereen is het erover eens dat de voorbije 20 jaar onvoldoende structurele onderhoudsinspanningen zijn geleverd. Ons wegennet is gedegradeerd. Uit het dertiende rapport van het Agentschap voor Wegen en Verkeer (AWV) blijkt dat in 2007 en 2008 meer dan 10 percent van de snelwegen en 17 percent van de gewestwegen in slechte staat verkeren. Nog eens 10 percent van de snelwegen en bijna 20 percent van de gewestwegen verkeren zelfs in erbarmelijke staat.
Ik weet het wel, minister Crevits, een bezige bij, heeft aangekondigd dat er een aantal herstelmaatregelen zitten aan te komen. Ik denk dat dat slechts druppels op een hete plaat zijn, minister, indien men geen diepgaand onderzoek durft te organiseren naar de echte oorzaken van de problemen. Ik denk dat we ter zake, na alle verhalen, artikels en aanverwanten die in de media aan bod zijn gekomen over fraude, dubieuze contacten tussen ambtenaren en contractanten uit de privésector, in dit parlement maar eens tot op het bod moeten durven gaan en een onderzoekscommissie oprichten om na te gaan waar, waarom en wanneer het fout liep. Sta me toe de Antwerpse burgemeester Janssens uit een vorig leven te citeren: wat dit betreft was het luiheid, onbekwaamheid of erger.
Minister-president, uw begroting voor 2011 is in evenwicht. Ik wil u daarvoor feliciteren. Het is echter de vraag hoelang de begroting in evenwicht zal blijven. U weet immers niet over hoeveel centen u in de toekomst zult beschikken zolang de Financieringswet niet grondig is hertekend, zolang het federale zwaard van Damocles van 24 miljard dat moet worden bespaard, ook boven de deelstaatregeringen blijft hangen. De onderhandelingen over de Financieringswet laten alvast niet veel goeds vermoeden. Het fameuze Bartholomeusakkoord, een princiepsakkoord over twaalf uitgangspunten, was en is niet veel meer dan een oplijsting van soms tegengestelde principes, geformuleerd door de verschillende partijen rond de tafel. Aan de ene kant wordt er gepleit voor financiële verantwoordelijkheid, en het volgende principe heet dan weer solidariteit, het codewoord voor het niet nemen van verantwoordelijkheid. Men heeft het over significante fiscale autonomie, maar er wordt meteen aan toegevoegd dat er geen deloyale fiscale concurrentie mag ontstaan, want niemand mag armer worden, lees ik in die twaalf principes. Men probeert water met vuur te verzoenen. We weten wat daarvan komt: stoom. Het loopt op een sisser af. We staan in de praktijk nog mijlenver weg van een volwaardige fiscale autonomie.
Minister-president, in het verlengde daarvan wil ik aanmerken dat ik van mening ben dat u de voorbije maanden nagelaten hebt om een actieve rol te spelen in de staatshervorming, die onderdeel uitmaakt van de preformatiegesprekken. Uzelf, maar ook minister Muyters en minister Bourgeois, hebben deelgenomen aan verschillende onderhandelingen en gesprekken, maar helaas hebben ze dat voornamelijk gedaan als woordvoerder van hun respectieve partijen, en niet als Vlaams minister of als Vlaams minister-president. Ik heb u voor de zomer vanop deze tribune opgeroepen om actief een rol te spelen, maar u hebt dat blijkbaar verkeerd begrepen. U hebt blijkbaar geïnterpreteerd dat u als CD&Ver naar die onderhandelingen moest. Neen, u moest naar die onderhandelingen als minister-president, met de Octopusnota in de hand.
Wat me ook opvalt is, dat, zodra partijen individueel deelnemen aan die federale besprekingen, er van die Octopusnota geen sprake meer is! Wat doet sp.a? Hanteert die de Octopusnota bij de federale besprekingen? Absoluut niet, op geen enkel moment. Doet u dat? Neen. U zet allemaal een petje op van uw eigen partij en onderhandelt op basis van uw partijprogramma alsof er geen regeerakkoord tussen deze partijen van de meerderheid werd gesloten.
In dat bedje is Vlaanderen immers momenteel ziek: er is geen Vlaams front, en er zou een Vlaams front kunnen zijn over die Octopusnota, die overigens veel verder gaat dan wat vandaag op tafel ligt.
Il faut se préparer à la fin de la Belgique, zei Laurette Onkelinx enkele weken geleden in een bevlogen moment. Hoe we het ook draaien of keren, aan Waalse zijde is men actief bezig met het voorbereiden van scenarios indien België zou uiteenvallen. Aan Vlaamse kant ik heb aandachtig geluisterd naar uw Septemberverklaring doet men nog steeds alsof er niets aan de hand is. Ik vraag me af hoe lang de Vlaamse Regering het zich nog kan veroorloven te weigeren de realiteit onder ogen te zien. Hoe lang nog blijft die Vlaamse Regering blind en doof voor het feit dat België inderdaad een terminaal zieke patiënt is, die uit zijn lijden moet worden verlost en waarvoor politieke euthanasie de enige oplossing is? De Vlaamse Regering heeft de plicht, ook al streeft ze er helaas, wat mij betreft niet actief naar, het plan B van de boedelscheiding voor te bereiden. Dames en heren, dat is de ordelijke opdeling van België, die zich vroeg of laat zal voltrekken. De vraag is trouwens al lang niet meer of Vlaanderen onafhankelijk wordt, maar wanneer het onafhankelijk wordt. Welnu, die ordelijke opdeling moet nú worden voorbereid. Dat is de taak, dat is de plicht, dat is de verantwoordelijkheid van de Vlaamse Regering.
Minister-president, het is eveneens de taak, de plicht en de verantwoordelijkheid van de Vlaamse Regering om, wanneer niets nog mogelijk blijkt, desnoods zelf het heft in handen te nemen. Ik heb de indruk dat we daar niet zo ver van verwijderd zijn. Tijdens een debat in De Zevende Dag heeft de heer Eric Van Rompuy ter zake de laatste voorzitter van de unitaire Belgische christendemocratische partij, Robert Houben, geciteerd. Die zei ooit dat België niet zal barsten omwille van het feit dat de Vlamingen eenzijdig hun onafhankelijkheid uitroepen, maar wel door de onmogelijkheid om nog een federale regering te vormen. Profetische woorden van die mijnheer Houben, al die jaren geleden. We zijn bijna aan dat moment toegekomen.
De weg van eindeloze onderhandelingen, zo blijkt ook vandaag, is heilloos. Dat hebben we altijd gezegd en we blijven dat met rustige vastheid herhalen. Naar aloude traditie sukkelen we alsmaar verder het Belgische moeras in. We blijven lief en hoffelijk en vriendelijk voor politici als Di Rupo, Onkelinx, Maingain en Milquet, die Vlaanderen al vele jaren bestelen en beledigen. Aan de overkant van de taalgrens spuwt men ons in het gezicht en wij denken dat het regent. Wel, aan die Lamme Goedzakmentaliteit moet nu maar eens een einde komen. We moeten uit dat Belgische carcan durven te breken, en we moeten inderdaad ondubbelzinnig durven te kiezen voor de republiek Vlaanderen.
Minister-president, ik heb me de voorbije weken en maanden herhaaldelijk afgevraagd wie de echte minister-president van Vlaanderen was. Het leek de voorbije weken wel alsof Bart De Wever de afwezige van vandaag minister-president van Vlaanderen was en de teugels van de Vlaamse Regering in handen had, en niet u. Uw gezag, en dat van CD&V in deze regering, werd de voorbije maanden systematisch ondermijnd. De N-VA gaat er blijkbaar al van uit dat de federale verkiezingsuitslag ook geldt voor Vlaanderen, het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering. U hebt op de valreep een en ander kunnen rechtzetten, maar het vertrouwen binnen de huidige meerderheid in die Vlaamse Regering is zoek, en dat hoeft ook niet te verbazen, na wat er de voorbije zomermaanden is gebeurd. De N-VA dat zult u moeten toegeven, misschien niet vóór, maar minstens achter de schermen is een onbetrouwbare partner gebleken, die blijkbaar even snel van coalitiegenoot wisselt als van standpunt over de toekomst van Vlaanderen. De ene dag is de N-VA voor de Vlaamse onafhankelijkheid, de dag erna voor confederalisme. De ene dag kiest de N-VA voor de socialisten, en morgen misschien voor de liberalen.
Politieke spelletjes die in de achterkamers en in de dure restaurants dat heb ik gelezen worden beslecht en die ervoor zorgen dat de Vlaamse politiek langzaam maar zeker in hetzelfde bedje ziek is als de Belgische. Niet het belang van de natie of het belang van het volk, maar het partij- en eigenbelang eerst.
Minister-president, dan zijn we toegekomen aan het Oosterweeldossier. Ik heb even gedacht dat u, na het wereldkampioenschap voetbal, succesvolle octopus Paul zou inzetten om te beslissen of het een brug of een tunnel zou worden, of dat u Bart Somers naar Antwerpen zou halen om te bemiddelen, maar uiteindelijk is het u vorige week dan toch gelukt om te landen en te beslissen.
Het politieke compromis dat u hebt bereikt in het Antwerpse Oosterweeldossier, zal in de politieke geschiedenis van ons land worden geboekstaafd als de ultieme poging om de kool en de geit te sparen. De brug wordt vervangen door een toltunnel langs het BAM-tracé en de Antwerpenaar moet de rekening betalen. De Antwerpse burgemeester Janssens haalt zijn slag thuis. Uiteraard ligt hij niet wakker van het feit dat zijn failliete stad de meerkost van 352,7 miljoen euro moet ophoesten. Mijnheer Janssens, een politieke overwinning, dat mag wat kosten, vooral als een ander het betaalt. We weten intussen wat het grote ego van Patrick Janssens waard is: 352,7 miljoen euro. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister-president, terwijl Patrick Janssens zijn tunnel binnenhaalt, worden CD&Ven N-VA gepaaid met het besef dat niet de Vlaamse overheid maar wel de stad Antwerpen de meerkost zal betalen. Los van het feit dat ik niet begrijp waarom er niet wordt gekozen voor het optimaliseren van een tolvrije Liefkenshoektunnel en waarom het Meccanotracé niet grondig op zijn houdbaarheid wordt onderzocht, komt het er in de praktijk op neer dat de Antwerpenaren worden gestraft voor hun opstandig gedrag en van opstandig gedrag kennen we in Antwerpen wel wat; helaas ook van het bestraffen nadien.
De sinjoren krijgen de rekening gepresenteerd omwille van het feit dat ze tijdens het referendum tegen de Lange Wapperbrug tegen hebben gestemd. De boodschap is duidelijk: wie het gezag tegenspreekt en tart, moet op zijn plaats worden gezet en moet boete doen. Wat dat betreft is er sinds de middeleeuwen trouwens niet veel veranderd: wie zich verzette tegen het dictaat van de staat, kwam op de brandstapel of aan de galg terecht. Vandaag pakt men het subtieler aan en schudt men de geldbeugel van de belastingbetaler leeg.
Minister-president, u hebt uw regering gered op kap van de Antwerpenaren. Proficiat. U hebt de meerderheid bijeen kunnen houden op kosten van de Antwerpse belastingbetaler. Proficiat. Het minste wat u kunt doen, is die Antwerpenaren vrijstellen van tol om door de vele tunnels rond hun stad te rijden.
Minister-president, zowel de Vlaamse Regering als de Antwerpse burgemeester Patrick Janssens is voor dit lamentabele compromis verantwoordelijk. De Vlaamse overheid heeft
blijkbaar niet de moed om op te draaien voor alle consequenties van de genomen beslissing en de Antwerpse burgemeester Patrick Janssens we zullen het er maandag op de gemeenteraad nog uitgebreid over hebben heeft slecht onderhandeld en is al te gretig geweest in het aanvaarden van dit compromis en vooral van wie de factuur zou betalen.
352 miljoen euro is geen klein geld, zeker niet voor een armlastige stad als Antwerpen, die nog steeds gebukt gaat onder een historische schuld van meer dan l miljard euro. 352 miljoen euro betekent anderhalve keer de buitengewone begroting van de stad Antwerpen. 352 miljoen euro betekent 1500 euro voorgerekend door de Antwerpse schepen van Financiën per belastingplichtig Antwerps gezin. 352 miljoen euro is zes maal de kostprijs van dat fameuze Museum Aan de Stroom en is meer dan de volledige jaarlijkse stedelijke belastingsopbrengst van de stad Antwerpen.
Mag ik ter zake verwijzen naar de door vriend en vijand bejubelde Antwerpse schepen Luc Bungeneers, die vorige week zei: Die keuze kost 352 miljoen euro meer en dat wordt verhaald op de Antwerpenaar, die door die keuze bovendien nog eens 5 jaar langer in de file zal staan. 352 miljoen euro, dat is wel 14 miljard oude Belgische frank die wordt afgewenteld op de Antwerpse belastingbetaler. Met heel Antwerpen, maar niet met mij!
De heer Bungeneers had, heeft en dat is belangrijk zal gelijk hebben. Ik ben blij en tevreden, en ik feliciteer Open Vld daarvoor, dat ze de moed van hun overtuiging hebben gehad om uit die Antwerpse coalitie te stappen. Ik ben er zelfs van overtuigd dat de Antwerpse Open Vld voet bij stuk zal houden. Ik zie dat mevrouw De Ridder de zaal even heeft verlaten ik begrijp het: het wordt wat pijnlijk. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat Open Vld zal kiezen voor haar principes, trouw zal blijven aan het gegeven woord en niet zal plooien voor de lokroep van mandaten en profijten. Mag ik aan Open Vld de goede raad van Patrick Janssens meegeven? Walk and dont look back. (Applaus bij Vlaams Belang)
Dames en heren, mag ik in dit kader even vragen hoe het gesteld is met de plannen om ten laatste tegen 2013 een kilometerheffing voor vrachtvervoer en eventueel zelfs voor personenautos door te voeren? Mijn fractie is geen voorstander van deze kilometerheffing, die uiteindelijk neerkomt op een verkapte belastingverhoging. Vlaams Belang is en blijft voorstander van het invoeren van een wegenvignet voor buitenlands vracht- en personenverkeer op onze wegen zoals in Zwitserland, Oostenrijk en Tsjechië al het geval is.
Minister-president, wij zullen het in de loop van de komende weken en maanden ongetwijfeld nog hebben over veel andere deelaspecten van uw beleid en van de maatregelen die u hebt aangekondigd: voor Onderwijs, Welzijn, Inburgering, enzovoort. Helaas heb ik te weinig tijd om dat allemaal hier en nu te behandelen.
Onze conclusie is duidelijk: deze Septemberverklaring deugt niet. Veel retoriek, veel symboliek maar weinig dynamiek. De Septemberverklaring wordt inderdaad, zoals uw eigen bondgenoten en medestanders het de jongste weken en maanden herhaaldelijk hebben gezegd, gekenmerkt door zelfgenoegzaamheid, lijdzaamheid en gebrek aan politieke moed.
U citeerde gisteren de schrijver Hemingway: Moed is de elegantie in de vuurlinie. Ik vind dat een mooi en goed citaat. Maar veel liever citeer ik in het kader van de huidige politieke situatie, het nakende einde van België en het ontluiken van de Vlaamse onafhankelijke staat, Winston Churchill: Succes bestaat erin van mislukking tot mislukking te gaan zonder dat men zijn enthousiasme verliest. Iedereen wist dat het onmogelijk was. Dan kwam de man die het niet wist en hij deed het onmogelijke. Ik zou willen, minister-president, dat u die man zou zijn die het niet wist en het onmogelijke doet, die ons land naar onafhankelijkheid leidt. Dat is uw taak vandaag. Het is een historische taak, mis dit historische moment niet. (Applaus bij Vlaams Belang)
De heer Gatz heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, heren en dames ministers, beste collegas, het is de tijd der citaten. U hebt uw Septemberverklaring besloten met een bevlogen citaat, ik vond het lichtjes overbevlogen. Ik heb er ook eentje klaar om mijn speech te beginnen: Dat ze zeggen wat ze willen, het kan ons toch niet schelen. Laat ze maar overdrijven, als we maar gezond blijven. U hebt het ongetwijfeld herkend: dit is een citaat van Eddy Planckaert uit de geweldige hit van de Planckaerts Wij zijn goe bezig / ook al zeggen ze van nie. (Gelach)
Minister-president, u bent niet zo goed bezig. Het zou u hebben gesierd indien u dat element van zelfkritiek een beetje zou hebben ingebouwd in uw Septemberverklaring. Dat is natuurlijk de voorspelbare kritiek van een oppositiepartij. Maar wij zijn niet de enigen die dat zeggen. Ook anderen zeggen het, belangrijke mensen in onze samenleving. Ik noem er een: Peter Leyman, de naam is hier al gevallen. U kent die persoon. Hij is een eminent bedrijfsleider en directeur bij Voka. Hij was ook een tijdje actief in de politiek, maar misschien niet lang genoeg om alle gevoeligheden van de politiek volledig door te hebben. Toch is hij iemand die vanuit verschillende standpunten de moeilijkheden en mogelijkheden van de Vlaamse samenleving heeft gadegeslagen, vooral op economisch gebied.
Hij zegt duidelijk dat het niet goed gaat: We zakken weg. Op internationale rankings verliezen we jaar na jaar een plaatsje hier, een plaatsje daar. We zaten een aantal jaren geleden nog in de subtop en we zijn naar de grijze middenmoot aan het wegzinken. Dat heb ik in de Septemberverklaring niet gehoord.
De heer Leyman heeft dit misschien met een zekere pathos verkondigd. Er zou in Vlaanderen geen toekomst voor zijn kinderen meer zijn. Persoonlijk zie ik dat niet zo. Zijn woorden zijn enkele dagen geleden echter wel herhaald door een man die zich een stuk zakelijker opstelt, de baas van de heer Leyman, de heer De Bruyckere.
Volgens de heer De Bruyckere valt er veel kritiek te geven op de manier waarop de Vlaamse administratie en de Vlaamse overheid momenteel actief zijn. Ik weet niet of de minister-president dit duidelijk signaal heeft opgepikt. Ik heb in de Septemberverklaring niet gehoord dat hij hiervan doordrongen zou zijn.
Mijnheer Gatz, ik ben een van de eersten geweest om op het spreekgestoelte waar u nu staat te verklaren dat Vlaanderen niet in zelfgenoegzaamheid mag verglijden. Ik heb toen naar The culture of contentment van Galbraith verwezen. Wij waren de eersten om die analyse te maken. Wij hebben duidelijk gezegd dat we hierop moeten reageren. Wij hebben begin dit jaar als eersten verklaard dat er een groot probleem met de industrie is. We verwachten projecten vanuit de sectoren om daar iets aan te doen. Ik zal dit straks nog eens herhalen.
De Vlaamse Regering heeft die analyses gemaakt voor anderen dit in kranten, zelfs in buitenlandse kranten, hebben gebracht. Wij hebben dit duidelijk in het Vlaams Parlement geformuleerd. De vraag is natuurlijk welke acties zullen volgen. U kijkt daar natuurlijk naar uit. De heer Dewinter heeft hier ook al naar verwezen.
Die acties zullen komen. U hoeft zich geen zorgen te maken. De analyses zijn hier echter niet eenmaal of tweemaal, maar reeds vele keren gemaakt. Het is belangrijk dat we dit zelf als eersten in het Vlaams Parlement duidelijk hebben geformuleerd.
Minister-president, ik vind dat u hier niet enkel over moet praten. U moet dit niet enkel vaststellen, u moet er ook iets aan doen. We zijn al een tijdje in blijde verwachting.
Het volstaat evenmin ons permanent met Wallonië en met Brussel te vergelijken. Andere sprekers hebben dat hier ook al gezegd. U doet dit te pas en te onpas. Met een goed gekozen captatio benevolentiae hebt u het in uw speech over geluk gehad. Ik moet zeggen dat ik toen nog geïnteresseerd was. Ik dacht dat er iets zou volgen en dat u me zou verrassen. Het geluk werd echter tot een statistische factor gereduceerd. Hieruit blijkt dat we, statistisch gezien, wat gelukkiger dan de gemiddelde Brusselaar en de gemiddelde Waal zijn. Ik weet niet goed wat ik hiermee aan moet. Dit kan kloppen, maar moet een beleid of een Septemberverklaring hierop worden gegrondvest?
Minister-president, neem een voorbeeld aan uw fractievoorzitter en meet u met de Europese topregios. Laat ons zien hoe we ons hiertegenover kunnen positioneren. Vergeet wat Wallonië en Brussel doen. Het is interessant te weten hoe we ons ten opzichte van hen verhouden, maar het is niet essentieel. U weet dat ook. De trainer van Real Madrid vergelijkt zijn ploeg ook niet met die van Eupen. (Opmerkingen)
Mijnheer Gatz, dat is populisme. U staat als lid van de oppositie op het spreekgestoelte. Doet u rustig verder. Ik zal u niet meer onderbreken.
Ik wil gewoon nog een enkel element naar voren brengen. In ViA hebben we ons door middel van een benchmarking met 130 regios vergeleken. Dat is de leidraad voor de verdere ontrolling van ViA geweest. U moet hier niet vertellen dat we ons enkel met Brussel en Wallonië vergelijken: we vergelijken ons met 130 regios in Europa. (Applaus bij CD&V)
Minister-president, ik hoor te vaak dat u Vlaanderen in het Vlaams Parlement enkel met die twee deelstaten vergelijkt. We blijven echter in de blijde verwachting.
Mijnheer Gatz, uw partij zat in de Vlaamse Regering toen die benchmarking is gemaakt.
Dat weet ik zeer goed. We staan nog steeds achter de uitgangspunten van ViA. Stilaan mogen we echter een en ander beginnen te zien.
Dit brengt me bij een ander punt van kritiek. ViA is op 2020 gericht. Een bewindsploeg moet natuurlijk een middellange- en langetermijnvisie hebben. Het lijkt er echter op dat deze ploeg alles tegen 2020 zal oplossen. Dan zullen er geen wachtlijsten meer zijn. Dan zullen de putten in de wegen verdwenen zijn. Dan zullen er geen schoolverlaters zonder diploma meer zijn. We kunnen niet alles in het perspectief van 2020 blijven bekijken. Ik heb in de Septemberverklaring te weinig gehoord over zaken die de komende jaren aan bod zullen komen. Op dat vlak ben ik op mijn honger gebleven.
Mijnheer Gatz, u hebt gezegd dat we te veel aankondigen. U spreekt zichzelf tegen.
Ik spreek mezelf helemaal niet tegen. Laat maar komen, zou ik zo zeggen.
Ik ben dus op mijn honger gebleven. U hebt gezegd dat we keuzes moeten maken. Ik heb andermaal een ruime catalogus gehoord. Ik had gehoopt dat er na het eerste jaar het wittebroodsjaar, zullen we het maar noemen meer zou komen en dat u de lat hoger zou willen en durven leggen.
We hebben in dit parlement al veel gedebatteerd en we zullen dat volgende woensdag blijkbaar opnieuw doen over de putten in de wegen. Ik wil het vandaag hebben over een aantal putten in uw beleid. Er zijn er verschillende te noemen, ik zal er vandaag vijf belichten.
Ten eerste: de arbeidsmarkt. We weten zeer goed dat we in Vlaanderen zeer sterk zijn op het vlak van de productiviteit. Dat moeten we zo houden. Dat is een permanente strijd. Maar we doen het dan weer zeer slecht op het gebied van activering van mensen op onze arbeidsmarkt. We moeten goed weten dat buitenlandse investeerders dat ook weten. Zij kennen die statistiek ook, en dat speelt een belangrijke rol wanneer ze bekijken of ze in onze regio zullen investeren of niet.
U kunt een aantal dingen doen, zelfs zonder staatshervorming, om dat te keren. Wij van Open Vld vinden bijvoorbeeld dat de 52-plussers te veel aan hun lot worden overgelaten. U hebt in uw Septemberverklaring gezegd dat u de mensen op hun vijftigste nog wel gaat begeleiden, maar eens ze 52 zijn, kan dat blijkbaar niet meer. We weten zeer goed dat maar één op de drie 52-plussers werkt. We zijn allemaal realistisch genoeg om te weten dat verschillende van die mensen misschien niet veel zin meer hebben om te werken, maar velen onder hen willen dat zeker wel. En dus verdienen zij ook een bepaalde begeleiding. Zij hebben daar recht op. Langer werken is de kost van de vergrijzing betalen, dat weet u ook. Dat kunnen wij ook nu al vanuit Vlaanderen doen, zonder staatshervorming.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Gatz, in het werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP) staat dat we de evaluatie zouden doen, en vervolgens de uitbreiding van de activering van 50-plussers. Dat komt er dus aan. Ik wil het u maar aankondigingen, zodat u niet denkt dat het is omdat u dat vandaag naar voren brengt.
Evalueren, uitbreiden, we zien wel. Het komt weer op ons af. We nemen u op uw woord. Mevrouw Ceysens zal u daar met veel plezier aan herinneren.
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Het klopt wat de heer Gatz zegt. Minister, u hebt in het WIP gezegd dat u zult evalueren. Zeer vrijblijvend. Zéér vrijblijvend. (Gelach)
Voka heeft vorige week een persmededeling gedaan. Ze lieten u weten dat u vorig jaar een beetje dekking kreeg om er niet door te geraken in verband met de 52-plussers. U kon zich toen immers nog verschuilen achter de economische crisis en het feit dat er minder werk was. Voka zegt nu: minister Muyters, u hebt gezien dat de economie een klein beetje aantrekt, er zijn nu meer banen. Nu gaat u niet evalueren wat u met die 52-jarigen kunt doen. Nu gaat u ze meenemen in een verplicht traject en ze echt activeren. Daarover heb ik u echter niet gehoord. En ik zal u ook eerlijk zeggen: u zult daar niet in slagen. U raakt daar niet met de sociale partners, want ook in Vlaanderen zullen die sociale partners u verhinderen te doen wat u moet doen, zoals ze dat op Belgisch niveau al lang verhinderen.
Mevrouw Ceysens, ik probeer een beleid te voeren dat ook ondersteund wordt door de sociale partners, zeker op het gebied van werk. Dat is mijns inziens de goede weg, omdat die werkgevers en werknemers dat beleid op het veld voor een belangrijk deel samen mee uitvoeren. Ik heb aan de sociale partners gevraagd om een vergelijk te vinden over de uitbreiding met betrekking tot de 52-plussers. Als zij een vergelijk vinden, zullen de ouderen aan bod komen. U verwijst naar wat Voka zegt. Ik zal u dan zeggen wat Voka heeft gezegd en hoe ik dan het beleid zal voeren.
Dat interesseert mij heel erg, omdat wij nog altijd iets meer dan jullie het primaat van de politiek aanhouden en zeggen dat wat moet gebeuren, moet gebeuren. Daarbij moet je af en toe iets harder zijn, ook tegen de sociale partners, werkgevers én werknemers. We krijgen morgen in de commissie trouwens een fantastisch nieuw voorval met u, namelijk de uitzendarbeid. De sociale partners en de SERV waren unaniem om een aantal zaken uit uw ontwerp te schrappen. U bent, wellicht onder druk van uw socialistische regeringspartij, gezwicht en hebt afbreuk gedaan aan de consensus onder de sociale partners om het de uitzendkantoren mogelijk te maken om in Vlaanderen degelijk aan zet te zijn.
U hypothekeert dat tegen de sociale partners in. U doet alsof u voor rechts beleid staat, maar u zwicht voor linkse partners.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Ceysens, ik wou dat het waar was wat u zegt. Gedeeltelijk is het ook wel zo. (Gelach)
Ik hoop toch dat het een beetje waar is.
Het gaat er niet alleen om de 50-plussers meer aan het werk te houden. Het is ook niet alleen een kwestie van meer jobs, dat weten we allemaal. De werkzaamheidsgraad moet verbeteren, minister.
We hebben een werkbaarheidsmonitor. In september werden de nieuwe cijfers meegedeeld. Collegas, de resultaten van de werkbaarheidsmonitor voor 2010 zijn niet heel positief maar ook niet somber. Er werd lichte vooruitgang geboekt, maar er zijn ook minpunten. Er is nog heel wat werk aan de winkel, meer bepaald inzake werkstress. Die is in vergelijking met 2007 gestegen bij de vrouwen, en er is nog altijd geen gelijke toegang tot opleidingskansen voor arbeiders en vrouwen.
U kondigt aan dat we het WIP verder zullen evalueren. Dat zal de mogelijkheid bieden om die problematiek te bespreken.
Mevrouw De Vits heeft het woord.
Mevrouw Ceysens herhaalt hier voortdurend hetzelfde; ik zal dat dan ook doen. Het gaat er niet alleen om, mevrouw Ceysens, de ouderen te activeren. Uit alle enquêtes blijkt dat er ook een probleem bestaat bij de bedrijven zelf in verband met het aanwerven van die ouderen. Het is een globale zaak. We moeten progressief te werk gaan. Gewoon activeren lost de zaken niet op. We moeten ook uitzoeken hoe we de bedrijven kunnen stimuleren om die ouderen aan te werven.
Mevrouw Ceysens, u bent een beetje tegenstrijdig. U zegt eerst dat ik de wensen van Voka moet uitvoeren. Daarna zegt u dat ik te veel naar de sociale partners luister. Ik kan u één ding zeggen: we voeren een beleid op het gebied van arbeidsmarkt. We proberen dat te doen in overleg met de sociale partners. We doen dat in maximaal overleg met de sociale partners. Dat lijkt me verstandig. Ook mijn voorgangers hebben dat steeds gedaan, welke politieke kleur ze ook hadden. Ook de vorige regeringen hebben dat gedaan. Als dat niet het beleid is dat Open Vld wil voeren, moet zij dat weten, deze regering probeert in overleg met de sociale partners maatregelen te nemen.
Natuurlijk geldt het primaat van de politiek. Dat maakt dat ik hier en daar, zelfs als er consensus bestaat bij de sociale partners, mijn eigen beslissingen neem. Dat doe ik bij consensus binnen de Vlaamse Regering. Als er geen consensus bestaat bij de sociale partners, hakt de regering de knoop door. De opleidingscheques zijn daar een voorbeeld van, maar ik kan er nog verschillende andere noemen. Uw betoog was niet helemaal consistent.
Wat er ook van zij, we zijn het er allemaal over eens dat er meer moet worden geactiveerd en dat de activiteitsgraad op onze arbeidsmarkt op dit moment te laag ligt. Er kunnen meer inspanningen gebeuren. De gemeenschap wordt daar beter van: we betalen minder uitkeringen, we verliezen geen belastingen en sociale bijdragen, en de bedrijven zullen meer investeren in onze regio. Dat is toch de slotsom van dit onderwerp wat mij betreft.
Een tweede holte, om niet te zeggen put, in uw beleid is heel het onderzoeks- en ontwikkelingsaspect. Ook die discussie hebben we al vaak gevoerd. Vlaanderen verliest aan concurrentiekracht. Of we dat nu graag horen of niet, het is zo.
Waar kunnen we nu juist het verschil maken? We kunnen natuurlijk het verschil maken met onze brains, onze hersenen, onze grijze cellen. Ik trap natuurlijk een open deur in, maar het is wel de waarheid. Wat stond er gisteren echter op de voorpagina van een kwaliteitskrant? Dat er veel high potentials en veel academici die op de rand staan van een wetenschappelijke doorbraak, na een opleiding in ons hoger onderwijs voor het buitenland kiezen.
Een van de redenen daarvoor, en dat zeg ik niet maar de rectoren van onze universiteiten, is dat Vlaanderen op dit moment te weinig investeert in onderzoek en ontwikkeling. Ik heb het al gezegd, mevrouw Ceysens heeft het al aangegeven in vorige debatten, Duitsland en Frankrijk investeren meer in O&O in crisistijd, wij investeren minder. U blijft altijd maar zeggen dat tegen het einde van de rit alles in orde zal zijn, maar ondertussen zijn die onderzoekers weg!
Dan gaan we er wel een ander speciaal programma naast zetten, het Odysseus-programma, dat een goed programma is, maar dat eigenlijk een remediërend programma is om onze knapste koppen uit heel de wereld terug te halen. U zou beter proactief regeren en op de bal spelen.
Een derde pijnpunt of derde put is Vlaanderen mobiel maken. Ik moet onze troeven niet herhalen. We hebben een uitstekende ligging, nog steeds, gelukkig, en we nemen aan dat daar weinig aan zal veranderen de komende decennia. We hebben een heel goed multimodaal netwerk. We hebben drie havens, een luchthaven en het hinterland is bereikbaar. We hebben knowhow op dit vlak en er is ook een belangrijke tewerkstelling in heel deze sector.
Het risico zit natuurlijk in de onderinvesteringen van de laatste jaren. Als we bijvoorbeeld kijken naar de missing links die de voorbije 10 jaar werden opgemaakt, zien we dat 2 van de 27 werden gerealiseerd. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de discussie die de heer Caluwé nog eens heeft aangedragen, namelijk over de doorlooptijd van procedures en het kunnen nemen van beslissingen, maar we kunnen toch maar vaststellen dat we nog niet ver staan.
Ik geef een ander cijfer dat tot de verbeelding moet spreken. Als je kijkt hoeveel euro onze buurlanden per kilometer investeren in hun wegennet, dan zien we dat dit voor Frankrijk 13.000 euro is, voor het Verenigd Koninkrijk 16.000 euro, voor Duitsland 17.000 euro en voor Luxemburg, dat is wel bijzonder straf, 48.000 euro. Wij doen het met 10.000 euro per kilometer. Dat is een probleem. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Het gaat inderdaad over België, dat geef ik toe, want het zijn Europese statistieken, maar komen wij aan de investering van Frankrijk of Duitsland? U mag me het cijfer altijd geven, maar we bengelen weer eens onderaan.
Met die rankings is het altijd hetzelfde: u moet goed weten of ze over België of over Vlaanderen gaan. Spijtig genoeg zijn er een aantal rankings die België opnemen en niet Vlaanderen. Hier is het weer zo dat het België betreft en niet Vlaanderen. Dergelijke vergelijkingen moet u dus met heel veel zorg lanceren, want de ranking gaat niet over Vlaanderen.
Als we bekijken wat wij en de vorige regeringen sinds 1999 hebben gedaan, dan is de vraag natuurlijk, mijnheer Gatz, wanneer er echt een knik naar boven is geweest voor investeringen in infrastructuur. Ik daag u uit om dat eens te bekijken en u zult zien dat die knik zich heel interessant ergens situeert in de periode van de vorige Vlaamse Regering en dat we die stelselmatig hebben opgetrokken.
We hebben de noodkreet van minister Crevits ook gehoord, u kunt dus niet beweren dat er geen probleem is, want er is wel degelijk een probleem van onderinvestering.
Mijnheer Gatz, ik kan u misschien geruststellen, want sinds uw partij niet meer in de Vlaamse Regering zit, gaan de bedragen nog omhoog.
Goed zo, wij wachten eens te meer op de resultaten.
Laten we nu eens over twee concrete dossiers spreken, want er zijn twee belangrijke steden, eentje in het midden van Vlaanderen en eentje aan de rand, de belangrijkste Vlaamse stad, waar de investeringen om de doorloop van het verkeer mogelijk te maken, tekort schieten.
Ik vond het heel opvallend dat er in uw Septemberverklaring geen woord te horen was over de Brusselse ring. En, minister Crevits, ik heb in vorige debatten gehoord dat u zei dat er dit najaar dingen zullen gebeuren, toch voor het eerste deel tussen Zaventem en de snelweg naar Antwerpen. Ik vind dit veelzeggend. Vindt u de verbreding van de Brusselse ring dan niet belangrijk genoeg om in de Septemberverklaring op te nemen?
Als ik een Septemberverklaring afleg met alle projecten erin, dan zegt men dat het een catalogus van 3 Suisses is, dat het een boekhouder is die spreekt en zo meer. Ik heb geprobeerd om een aantal heel duidelijke boodschappen te geven en om niet in detail te treden. Brussel komt er trouwens wel in voor.
Brussel en Antwerpen moeten steeds in een Septemberverklaring zitten inzake mobiliteit. Het is niet alleen de Oosterweelverbinding die de mobiliteit in Vlaanderen zal verbeteren, maar ook de slimme verbreding van de ring. Dat weet u heel goed. (Applaus bij Open Vld)
Volgende keer bent u dus vragende partij voor een Septemberverklaring die langer is en die alle projecten bevat waarmee we bezig zijn. Ik neem daar akte van en zal eens bekijken wat ik volgend jaar zal doen.
Mijnheer Gatz, we hebben al een paar keer gediscussieerd over de verbreding van de Brusselse ring, en ook binnen mijn eigen fractie zijn heel veel mensen daar bezorgd over. U weet uiteraard even goed als ik dat we een mobiliteitsstudie moesten doen om te bekijken hoe de mobiliteitsstromen, rekening houdend met alle openbaar vervoer en alles wat voor de toekomst gepland is, zouden evolueren. Er werd heel hard gewerkt aan die studie en ze is nu ook af. Ze zal eerstdaags aan alle betrokken gemeenten en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gestuurd worden om hun reacties in te wachten. Het is een onderzoek dat moest gebeuren en waar u zelf ook een groot voorstander van bent. Als je de ring bekijkt, dan moeten de effecten op het onderliggende wegennet van de andere vervoerstromen in globo in rekening worden gebracht. De studie is dus klaar en hopelijk zal dat u een groot plezier doen. Ze wordt aan alle partners bezorgd. De studie werd trouwens opgemaakt samen met alle partners. Ik vermoed dat we hierover tijdens de komende weken en maanden nog van gedachten zullen kunnen wisselen.
De heer Reekmans heeft het woord.
Minister, de heer Gatz heeft een punt. De Brusselse ring had absoluut in die Septemberverklaring moeten zitten. Meestal komt de regering hier vertellen dat ze een studie gaat doen of een studie om de studie. Nu hebt u eindelijk eens een studie met resultaten. Die zet je toch in de Septemberverklaring, niet?
Er zijn heel wat studies. In de commissievergaderingen van het parlement is er al heel wat gedebatteerd over een resolutie over die Brusselse ring. De mensen die er zijn, weten dat uiteraard. Kom hier niet vertellen dat er geen aandacht is voor dit dossier of dat er geen open communicatie is.
Het onderzoek was aangekondigd. Ik heb dat met heel veel zorg laten begeleiden. Ik ben zo vriendelijk om te melden dat het klaar is, om de heer Gatz en alle andere parlementsleden gerust te stellen dat er activiteiten zijn voor de Brusselse ring. Als je concludeert dat dit dossier sowieso in de Septemberverklaring moet, moet je nog heel wat andere dossiers vermelden. Daar is vorig jaar kritiek op gekomen. Het was veel te veel en veel te punctueel. Maar ik hoop dat ik de prangende vraag heb beantwoord.
Minister, met alle respect, het toverwoord is hier altijd studie: We gaan een studie doen. We hebben een studie lopen. Nu hebt u eindelijk eens op een jaar tijd een studie met een concrete uitslag over een belangrijk dossier als de Brusselse ring. Dan denk ik toch dat u er op zijn minst dit parlement over inlicht in de Septemberverklaring.
Dat is al enkele keren ter sprake geweest in de commissie voor Openbare Werken, voor de duidelijkheid. Het komt opnieuw ter sprake naar aanleiding van een voorstel van resolutie van de Open Vld-fractie.
Mevrouw De Knop heeft het woord.
Als indiener van het voorstel van resolutie wil ik ook iets zeggen. Ik ben heel erg blij dat een aantal collegas het belang van die Brusselse ring ondersteunen. Ik betreur, zoals ik in de commissie al heb gezegd, dat er enkel wordt gefocust op het eerste deel van de verbreding of optimalisering van de Brusselse ring. Ik geef graag mijn bekommernis en die van mijn fractie mee om ook het tweede deel te bekijken.
We hebben in Antwerpen gezien hoe lang een besluitvormingsproces duurt. We weten nu dat de mogelijke uitvoering er hopelijk zal zijn in 2020. Als we nu niet beginnen aan de Brusselse ring, staan we in 2030 met zn allen stil, deze keer niet in Antwerpen, maar wel in Brussel.
Mevrouw De Knop, uw bekommernis is terecht en wordt door veel mensen gedeeld. U weet dat we voor het tweede en derde deel samen met Brussel door de procedure moeten en die procedures op elkaar moeten afstemmen. Daar is een werkgroep mee bezig. Het eerste deel is volledig eigendom van het Vlaamse Gewest en dus moeten we dat in een aparte procedure oplossen. De studie houdt wel rekening met de globale effecten. Ze past trouwens in het MER, voor zij die denken dat die uit de lucht komt vallen.
Laten we eens praten over een andere belangrijke stad en haar mobiliteitsknoop, de Oosterweelverbinding. Ja ja, in het huis van de gehangene spreekt men niet over het koord, maar ik zal er toch over spreken. (Gelach)
U hebt beslist, zegt u. Wat hebt u beslist? Hebt u wel beslist? Dat is mijn vraag. Er is een dubbelbesluit, dat hier enkele maanden geleden met veel bombarie is voorgesteld. Het was heel duidelijk: wanneer de tunnelversie duurder zou zijn en langer zou duren om te realiseren dan de brug, zou er niet voor worden gekozen. U hebt dat toch gedaan. Dat is uw goed recht. Maar dat maakt u in mijn ogen tot een onbetrouwbare regering, zowel voor burgers als bedrijven. U verandert op het laatste moment van gedachte. U werkt 10 of 15 jaar aan een dossier, en dan op het laatste moment gaat het toch in een andere richting. Dat is een fundamenteel probleem, waarvoor u moet opletten. Uw reputatie houdt men ook in het buitenland in het oog.
De kostprijs ligt boven 3 miljard euro. Ik hoor van onder anderen de heer De Wever, die het dossier toch zeer goed kent, dat dat een raming is en dat het nog veel hoger kan oplopen. Ik hoor ook dat een aanvullend project, namelijk de oostelijke tangent, waarbij elementen uit het Meccanoplan mutatis mutandis zijn overgenomen, nog niet is begroot. Het wordt verkocht als een totaalpakket, maar de oostelijke tangent is minstens op financieel vlak lucht. Ze zit niet in de kostprijs van 3,05 miljard euro. U doet alsof het allemaal in één pakket zit, maar dat is niet zo. U probeert de mensen met een kluitje in het riet te sturen.
Maak u geen zorgen over mijn reputatie, daar waak ik zelf wel over. Men moet een goed onderscheid maken tussen het Oosterweeldossier en het Masterplan 2020. Daarin is duidelijk beslist om de R11 naar voren te schuiven, de groene Singel eruit te halen en in de begroting 2011 45 miljoen euro vastleggingskredieten voor de tunnel aan de luchthaven van Antwerpen op te nemen. Afgezien daarvan is het zo dat we zullen onderzoeken of er één grote tunnel dan wel verschillende kleinere moeten komen. Er moet dus nog werk worden verricht om aan de R11 concreet gestalte te geven. Dat zal de volgende weken, maanden en jaren gebeuren. Dat is geen gebakken lucht, maar een verbintenis die voortvloeit uit een beslissing van de Vlaamse Regering. Dat onderscheid moet goed worden gemaakt.
Ik wil er even aan herinneren dat morgen een vergadering van de Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken plaatsvindt waar twee regeringsleden mevrouw Crevits en de heer Muyters op al uw vragen over dit onderwerp zullen antwoorden.
Wij voeren hier de politieke discussie over de Septemberverklaring. De plenaire vergadering is nog altijd belangrijker dan een commissievergadering.
Ik geef u dat ter informatie mee.
Dat was dus een interessante dienstmededeling.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer Gatz, ik wil u een vraag voorleggen. U plaatst vraagtekens bij de ramingen van deze projecten, en vermeldt dat de heer De Wever heeft gezegd dat het inderdaad slechts om ramingen gaat. Kunt u me één groot infrastructuurproject aanwijzen dat de afgelopen 10 jaar in Europa is gerealiseerd waarvoor een exacte raming is opgemaakt? (Opmerkingen)
De heer Van Mechelen heeft het woord.
Voorzitter, ik ga ermee akkoord om het debat morgen ten gronde te voeren. Toch wil ik nu al twee zaken inbrengen.
Een: of u dat nu graag hoort of niet, we evolueren van een kostprijs van 2,2 miljard euro onder dat bedrag stond een handtekening naar 3,1 miljard euro. Ooit heb ik in de commissie urenlang, aan de hand van grafieken en tabellen, moeten uitleggen waarom de kostprijs steeg van 1,75 naar 2,2 miljard euro. Vandaag stijgt het bedrag van 2,2 naar 3,1 miljard euro, of 900 miljoen euro extra. Ik ben blij dat er een oplossing is, maar er leeft grote bezorgdheid over de technische haalbaarheid, de financiële haalbaarheid en de timing.
Twee: ik wil de regering meegeven dat er bij Infrabel een kant-en-klaar dossier ligt om de Krijgsbaan te ondertunnelen. Ik betreur dat dit niet in de communicatie aan bod is gekomen. Het enige wat nog moet gebeuren, is de bedragen overnemen waarin wij al hadden voorzien voor de ondertunneling van de kruispunten van de N11, zoals de De Robianostraat en andere. Als u dat had gedaan, dan had u een berekening voor het totaalpakket op tafel kunnen leggen.
De heer Peeters heeft het woord.
Minister-president, u maakt een onderscheid tussen het Oosterweeldossier en het Masterplan 2020. Inzake de R11 valt daarover toch iets te zeggen. Als ik het me goed herinner, staat er in het Masterplan duidelijk dat de R11 niet de verbinding tussen de E313 en de E19 naar Brussel zal worden.
In de Antwerpse zuidoostrand wordt met de burgemeesters overlegd. Er is een studiebureau ingeschakeld. Voor het zomerreces heb ik minister Crevits daarover nog een vraag gesteld. In haar antwoord bevestigde ze dat er geen verbinding tussen de twee autosnelwegen komt. Maar nu staat er in de regeringsbeslissing, en zonder ruggespraak met de gemeentebesturen, dat die ondertunneling er komt om de luchthaven van Deurne te redden.
Dat roept heel wat vragen op: is de tunnel 8 of 9 kilometer lang, welk traject volgt de tunnel, hoe wordt het toekomstige industriegebied ontsloten? Dat is allemaal niet uitgemaakt, maar toch kan men er prijzen op plakken. Het is hoogst onduidelijk en heel merkwaardig dat dit er out of the blue, net nu in dit dossier, tussen komt gefietst.
Ik ga verder met de politieke hoofdlijnen van dit debat, de technische vragen kunnen we morgen behandelen.
Ik wil nog twee pijnpunten van dit dossier aanraken. Ten eerste moeten alle juridische procedures opnieuw worden opgestart, zoals de wijziging van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ( GRUP) en van het milieueffectrapport (MER). Dat zijn normale zaken als men nieuwe beslissingen neemt, maar men doet ons nu geloven dat dat maar 4 jaar uitstel zal zijn, terwijl men weet dat dit voor bepaalde van deze juridische procedures voor het vorige project gevoelig langer heeft geduurd. Ten tweede zeggen veel ingenieurs: begin er maar aan, een cut-and-cover tunnel is technisch mogelijk, maar in dat dokkencomplex gaat u wat tegenkomen. We zullen daar zeker zaken tegenkomen die niet te voorzien zijn qua timing, maar ook qua kostprijs.
Dan zegt u, minister-president, dat u een beslissing hebt genomen om de mobiliteit in Antwerpen te verbeteren tegen de deadline van 2021. Ik zeg u: als we 2025 halen, zal het goed zijn. Misschien zal het veeleer 2030 zijn. Met andere woorden, de meeste mensen zullen op dat ogenblik allang uit dit parlement verdwenen zijn, maar de Antwerpenaars zullen nog altijd in de file staan. Dat verwijt ik u, u hebt een beslissing genomen die nu gaat uitwaaieren. We zijn aan een nieuw verhaal begonnen, en we zullen wel zien wanneer we aan de nieuwe patatjes toe zijn in Antwerpen.
Minister-president, ik wil u nog een andere politieke vraag stellen, die werd opgeworpen door de Gentse burgemeester Daniel Termont. Hij vraagt heel terecht of dit nu de nieuwe manier van werken is. Als de patat wat te heet wordt om in de patattensfeer te blijven in de handen van de Vlaamse Regering, dan gaat ze een deel doorgeven aan de lokale overheden en die moeten de factuur dan maar betalen. Wat is het antwoord van de Vlaamse Regering daarop? Ik heb daar nog geen enkel antwoord op gehoord. Is dat de nieuwe manier van werken of niet?
Mijnheer Gatz, ik kan uw kritiek grotendeels onderschrijven, maar ik heb toch ook een vraag voor u. Na alle kritiek die u hier spuit op de Vlaamse Regering, waarbij u zegt dat de minister-president onbetrouwbaar is in dit dossier, vraag ik me af: hoe betrouwbaar is uw partij? U stapt uit de Antwerpse meerderheid en nu hoor ik dat u er met zn allen terug in stapt. Daardoor legitimeert u in feite de beslissing van de Vlaamse Regering. Hoe betrouwbaar is Open Vld in deze zaak?
Mijnheer Dewinter, we sluiten weer aan bij de traditie dat de gemeenteraad van Antwerpen in de plenaire vergadering aan bod komt.
Het is toch een relevante vraag, nietwaar?
Mijnheer Gatz, ik wil u geruststellen over de bekommernis van de heer Termont. U hebt zelf gezegd dat de Vlaamse Regering niet betrouwbaar is omdat ze van haar dubbelbesluit afwijkt. Dat dubbelbesluit was heel duidelijk inzake het tracé en dergelijke. De meerkost heeft geen repercussies op de Vlaamse begroting. Het is een beslissing van de Vlaamse Regering waarbij de stad Antwerpen opteert voor een andere keuze. Er is afgesproken dat de meerkost wordt betaald door de stad. Dan is dit een logisch gegeven. Het is niet zo dat op basis van beslissingen die de Vlaamse Regering neemt, de facturen worden doorgestuurd naar de steden en gemeenten, als die niet zelf verantwoordelijk zijn voor die meerkost.
Mijnheer Van Dijck, u zei dat u het juiste bedrag niet kunt schatten. Nu maakt u het nog straffer. U zegt dat de meerkost geen repercussies zal hebben op de Vlaamse begroting. Ik wil u even herinneren aan een project dat in 2003 is gestart met 400 miljoen euro om 800 zwarte verkeerspunten aan te pakken. We gingen fietserstunnels en ronde punten aanleggen om de verkeersveiligheid te verbeteren. Dat project moest al bijna 3 jaar afgelopen zijn. Het is niet alleen verdubbeld in termijn, maar ook in uitgaven: 400 miljoen euro is 800 miljoen euro geworden. Als we nog geen fietserstunnel kunnen graven aan de kostprijs, hoe gaan we dan graven in Antwerpen voor iets wat nog nergens ter wereld is gebeurd? Hebt u een voorbeeld van een tunnel die aan de juiste kostprijs werd gegraven?
Mijnheer Van Dijck, ik vind uw partij weinig consequent. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Mijnheer Decaluwe, ik wend me tot de heer Van Dijck. Aan de ene kant, mijnheer Van Dijck, maakt uw voorzitter een punt van de kostprijs van de Lange Wapper, boven- of ondergronds. Aan de voorstanders van de ondergrondse oplossing wordt bijna tot op de euro na gevraagd om te berekenen of dit scenario zeker niet duurder is. In datzelfde besluit dringt uw voorzitter aan op een project voor de ondertunneling van de Krijgsbaan zonder dat men weet over hoeveel het gaat. Dat lijkt me toch weinig consequent. Als morgen blijkt dat de gemeenten Mortsel, Hove of Edegem elders een oprit verkiezen omwille van de leefbaarheid, zullen die gemeenten dan ook de factuur moeten betalen? Als Brussel morgen beslist dat een verbreding van de ring niet kan, tenzij er een aantal maatregelen wordt genomen, zal Brussel dan ook moeten betalen? Waar zijn we mee bezig?
Minister-president, u hebt getracht om ons te overtuigen. Hét nieuws van uw Septemberverklaring is dat het ViA-akkoord tot stand is gekomen om ons gelukkig te maken. Ik wist dat niet. Als u dan toch zo bekommerd bent om het welzijn en het geluk van de Vlamingen, waarom betaalt u dan niet ook de maatregelen die nodig zijn om de leefbaarheid van een stad en de omgeving te garanderen? Dit soort Vlaanderen is niet het warme Vlaanderen: dit is het koude, kille Vlaanderen, minister-president.
De heer Decaluwe heeft het woord.
Ik wil even reageren op wat Groen! zegt. U moet eens goed luisteren, mijnheer Watteeuw. Wanneer er een partij is die geen geloofwaardigheid heeft in dit dossier, dan is het wel Groen!. Mevrouw Vogels, toen het project van de Lange Wapper werd voorgesteld, was u de eerste om eromheen te dansen. Toen vorig jaar in augustus de studie van Arup-Sum werd voorgesteld, dan vond u dat fantastisch. En nu bent u de grote voorstander van het Meccanomodel. In 5 jaar tijd bent u driemaal van mening veranderd. In het algemeen belang is het belangrijk dat het verschil van die meerkost en de burgemeester van Antwerpen heeft dat toegezegd door Antwerpen wordt bijgepast.
Morgen moet Kortrijk dat ook doen, mijnheer Decaluwe. Deze cd is stilaan grijs gedraaid. Er is een voortschrijdend inzicht van alle partijen. Zelfs de Vlaamse Regering ziet nu in en geeft toe dat het beter is om voor een ondergrondse oplossing te kiezen. Uw partij heeft ook een bocht gemaakt, zij het zeer laat. U geeft nu toe dat het beter is voor de Antwerpenaar en voor de levenskwaliteit, maar Vlaanderen betaalt daar niet voor. De Vlaamse belastingbetaler zal geen euro meer betalen. Ik ben ook een Vlaamse belastingsbetaler. Een Antwerpenaar is ook een Vlaamse belastingbetaler. Die belastingsbetaler zal echter mogen opdraaien voor het gelag. Al wie zegt dat de belastingen niet zullen worden verhoogd om dit project te financieren, strooit de mensen zand in de ogen.
Mijnheer Decaluwe, als u morgen een mooi project hebt in Kortrijk om de levenskwaliteit te verbeteren op een gewestweg, dan zult u het ook zelf betalen.
Voorzitter, morgen wordt hierover in de commissie uitgebreid gesproken. Collega Crevits en collega Muyters zullen daar op alle vragen antwoorden. Toch wil ik hier nog iets onderstrepen. Natuurlijk is dit een raming, maar ik zeg u dat die raming zeer zorgvuldig is voorbereid en overlegd. Ik denk dat men dat van elke regering bij de start van dergelijke werken mag verwachten. Dat is hier ook gebeurd. Laten we hopen dat, als de werken klaar zijn, die raming ook is aangehouden. We zullen er ook alles aan doen om daarvoor te zorgen.
Collegas, u kunt natuurlijk alles op flessen trekken. In dit geval hebben we echter een keuze gemaakt. Door die keuze zijn er bijkomende ontwikkelingsmogelijkheden, zijn er bijkomende meerwaarden, en die worden gerealiseerd. Het zou toch onverstandig zijn om die meerwaarden, ontwikkelingsmogelijkheden niet mee in rekening te brengen. Het is dat wat hier is gebeurd. Ik vind het heel belangrijk en heel wijs dat we met de stad Antwerpen tot een vergelijk zijn gekomen. Maar nogmaals, doordat we voor de tunnelvariant hebben gekozen, zijn er een aantal bijkomende ontwikkelingen mogelijk, die niet in het dossier van het viaduct zijn opgenomen of mogelijk waren. Dat is de grond van de zaak en dat is de politieke besluitvorming die daaraan vasthangt.
Mevrouw Vogels, u hebt het over bochten. U moet alles nakijken. We hebben steeds gezegd dat wanneer een tunnel doenbaar en betaalbaar is, het veel beter is om het verkeer onder de grond te steken dan het bovengronds te laten rijden. De stad Antwerpen zorgt er nu voor dat het betaalbaar is.
In vergelijking met andere gemeenten moet ik er toch even op wijzen dat er hier een uitgewerkt gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) was voor één bepaald project, waarover alle partijen positief hadden geadviseerd, waarover ook de stad Antwerpen een positief advies had uitgebracht. En u moet toch eens kijken wie er op dat ogenblik deel uitmaakte van het schepencollege. Er was een positief advies. En op basis van de aanvraag van een bouwvergunning, helemaal op het einde, is de houding gewijzigd. Dat heeft dan natuurlijk ook een aantal consequenties.
De heer Vereeck heeft het woord.
Ik vind het eigenlijk een nutteloos spelletje zwartepieten. Ik moet mevrouw Vogels niet verdedigen. Maar, voorzitter, ik denk dat alle partijen in den beginne voor het BAM-tracé en de Lange Wapper waren, ook mijn partij LDD, ook sp.a, ook Groen! Maar er is iets gebeurd. Op 18 oktober is er een volksraadpleging geweest over dat BAM-tracé. Mijn fractie heeft hier op 14 oktober aan de minister-president gevraagd om de uitslag van die volksraadpleging te respecteren. Dat werd toen weggelachen en weggestemd. En kijk, wat gebeurt er nu? Die Vlaamse Regering blijft aan dat BAM-tracé vasthouden en die veegt haar voeten aan de wil van de mensen die zijn gaan kiezen. U doet maar. Maar als u deze oplossing wilt, en ik haal hier de heer De Wever aan als u deze oplossing wilt verkopen als de best mogelijke oplossing in een democratie, dan vind ik dat als democraat een brug te ver. Dat is een zeer rare definitie van democratie.
De heer Janssens heeft het woord.
Ik voel me toch geroepen om hierover een paar woorden te zeggen. Ik volg de heer Vereeck als hij zegt dat het op een spelletje zwartepieten lijkt. Daar houden wij in de politiek van. Maar er zijn ook veel kaartspelen waarbij de zwartepiet niet meedoet. Dit zou ook een dergelijk spel kunnen zijn.
Ik denk dat beide kanten van het debat een beetje gelijk hebben. Ik denk dat ik hier spreek namen heel veel mensen met ook lokale verantwoordelijkheid. Uiteraard kan het niet de bedoeling zijn dat dit een precedent wordt, waardoor bij andere publieke werken een deel van de factuur naar het lokale bestuur wordt gezonden als men een kwalitatieve oplossing wil. De ruime mate waarin we over dit project hebben gedebatteerd, toont aan dat het in de loop der jaren een zeer eigen karakter heeft gekregen. Het is bovenlokaal, maar het heeft ook een enorme impact op de samenleving in Antwerpen. Ik zou er toch willen op wijzen dat er nog heel wat projecten zijn die we samen met de Vlaamse Regering behandelen. In Antwerpen hebben we daarbij nooit het gevoel gehad dat de rekening dan wordt doorgeschoven, wel veeleer dat we in een goed partnership een aantal dingen doen, waarbij ieder zijn deel van de kosten voor zijn rekening neemt. Ik denk aan de Leien fase II, waarbij zowel De Lijn, als de Vlaamse Regering, als de stad Antwerpen partners zijn. Ieder draagt een deel van de kosten naargelang de voordelen de ene of de andere toekomen.
Gegeven de specifieke situatie van het project en, waar de minister-president ook op heeft gewezen, het verschil in mogelijkheden voor stadsontwikkeling die bij de ene keuze groter is dan bij de andere, gecombineerd met de budgettaire situatie van de Vlaamse Regering, de noden, ook in andere regios en in andere beleidsdomeinen, leek het ons niet meer dan logisch om ook onze verantwoordelijkheid te nemen.
De Engelsen hebben daar een spreekwoord voor: put your money where your mouth is. Je kunt natuurlijk niet de hele tijd blijven zeggen dat je een bepaald project kwalitatief belangrijker vindt, maar als er dan een financiële oplossing moet worden gezocht, aan de kant blijven staan en verwachten dat alle middelen uit Vlaanderen en andere regios komen. Ik denk dat dit ook een toepassing is op het Antwerpse en Vlaamse niveau van responsabilisering. Het gaat niet op om daar alleen maar over te praten op momenten dat het u goed uitkomt.
Ik denk dat we een goede afspraak hebben gemaakt waar ieder zijn verantwoordelijkheid in neemt en die bovendien, mevrouw Vogels, de Antwerpse gemeenteraad en het Antwerpse stadsbestuur de mogelijkheid zal geven om meer een volwaardige partner in dat project te zijn. Op die manier geven we het ook een groter draagvlak omdat we zelf mee middelen op tafel zullen leggen.
Put your money where your mouth is, maar zorg dat je geen molensteen rond je nek hangt. Dat is de moraal van het verhaal. Dat is een discussie die interessant is om in de Antwerpse gemeenteraad voort te zetten. Inderdaad, mijnheer Dewinter, u hebt er allusie op gemaakt, Bart Somers is met een interessante bemiddelingspoging bezig. Maar ik stel u gerust: als hij die tot een goed einde brengt, dan wil hij zijn diensten ook aanbieden om de plooien tussen u en de heer Vanhecke glad te strijken of om de plooien tussen de heer De Wever en Kim Geybels glad te strijken, hij is van alle markten thuis.
Voorzitter, mijn vierde punt gaat over de schoolloopbaan en de problematiek van de instromers en de uitstromers. Ik begin met de instroom, net voor de schoolloopbaan, wanneer de kinderen naar het kinderdagverblijf moeten. We koppelen steeds meer een goede kinderopvang en doorstroming naar kleuteronderwijs aan goede kansen in ons lager onderwijs. Eigenlijk is dat een continuüm. Wat zien we? We proberen om meer plaatsen in de kinderopvang in Vlaanderen mogelijk te maken. Dat is noodzakelijk, want één op tien Vlamingen vindt nu geen plek in de kinderopvang. De demografische groei doet vermoeden dat dat getal nog zou kunnen aanzwellen.
Wat ons stoort deze discussie hebben we al een aantal keren aangehaald is dat de Vlaamse Regering duidelijk gaat voor het marktaandeel van de zuilgebonden gesubsidieerde kinderopvang. Op zichzelf is dat een legitieme keuze, maar finaal willen we allemaal meer kinderopvang. Ik wil aangeven dat die keuze van de Vlaamse Regering eigenlijk een contraproductief effect heeft.
U weet dat de maximale kostprijs voor een kind in de gesubsidieerde kinderopvang 10.000 euro is en in de private kinderopvang 600 euro. Die vork is zeer groot. Minister-president, ik zag u op een pagina in een zorgtijdschrift nog deze week, in vol ornaat, waar u het had over ondernemen in de zorg. Dat kunnen wij alleen maar toejuichen. Als ik dat vertaal naar de kinderopvang, die zowat ligt op de grens tussen zorg en onderwijs, dan komt daar toch niet veel van in huis. De druk die momenteel op de private kinderopvang rust, is veel te groot.
Mevrouw Van der Borght heeft het deze week nog aangegeven: er zijn verschillende initiatieven die stoppen. Ik heb de cijfers over 2008 en 2009 bij. Dan zijn er respectievelijk meer dan 1300 en meer dan 1500 plaatsen in de private kinderopvang verdwenen omdat men het niet meer kon bolwerken. Dat is 90 percent van de stopgezette plaatsen. Daar moet de Vlaamse Regering toch ook oog voor hebben, niet om één sector ten aanzien van een andere te bevoordelen, maar om er globaal voor te zorgen dat er voldoende plaatsen zijn voor de Vlamingen waar zij hun kinderen kwijt kunnen. Dat doet u nu net niet.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, ik heb begrepen dat er vanmiddag een aantal vragen over worden gesteld, maar ik wil nu al een klein stuk van het antwoord geven.
Een deel van de problematiek die te maken heeft met de private of de commerciële sector in de kinderopvang, heeft ook te maken met sociale en fiscale situaties die ook met de federale overheid te maken hebben. Het feit of men in een paritair comité terechtkomt en men daardoor bepaalde RSZ-tarieven betaalt, zijn zaken die de Vlaamse overheid ziet gebeuren. We moeten nagaan hoe daarmee kan worden omgegaan.
Er is in die sector een relatief verloop. Er zijn initiatieven die beginnen, er zijn er die stoppen. We zullen maar ten gronde een oplossing vinden en een stabiele en gelijkwaardige financiering, als we een decreet hebben dat daar voor iedereen een vergunningsplicht aan koppelt. U weet zeer goed dat dat op dit moment niet het geval is.
Net als u ben ik dus zeer bezorgd over die financiering. Een aantal elementen die ter zake een belangrijke rol spelen, behoren niet tot de bevoegdheden van de Vlaamse overheid. De fundamentele oplossing voor de leefbaarheid van de hele sector zal natuurlijk moeten worden gebaseerd op een decreet dat de regels, de kwaliteitsnormen enzovoort voor iedereen gelijkstelt.
Minister, ik zeg alleen: let ook op de kleintjes in de kinderopvang en u zult het aanbod vergroten. Dat is mijn basisstelling.
Van de instromers kom ik tot de schoolverlaters. Dat is inderdaad een punt dat wel is aangehaald in de Septemberverklaring van eergisteren. We weten allen dat iets meer dan 12 percent van de leerlingen die het secundair onderwijs verlaten, dat zonder diploma doen. Dat moet ons allen zorgen baren. Dat baart ook de Vlaamse Regering zorgen: anders zou ze het niet hebben vermeld. Minister-president, u hebt ter zake een duidelijke doelstelling geformuleerd. Dat was een van de dingen die duidelijk waren. U hebt verklaard dat cijfer te willen halveren. Alleen heb ik niet meteen gehoord hoe dat zal gebeuren. Ik wil erop wijzen dat we hier te maken hebben met een tijdbom. We moeten dit probleem aanpakken. Het is natuurlijk gemakkelijk om in algemene zin te verklaren dat we de schoolmoeheid moeten aanpakken en het spijbelen moeten tegengaan, wat de minister al deels doet. Er bestaan een aantal ingrepen die we zeker kunnen overwegen. Zelfs iemand die zijn secundaireschoolloopbaan afsluit zonder diploma secundair onderwijs kan toch altijd iets. We zouden dus ook moeten werken met modulaire getuigschriften. We zouden ook meer de elders verworven competenties moeten inzetten, zodat mensen die 18 jaar zijn, geen zin meer hebben om school te lopen en eigenlijk geen volwaardig diploma hebben, zich toch nog altijd op de arbeidsmarkt kunnen begeven met iets in de handen, dat ook hun werkelijke competenties weerspiegelt. Zij kunnen altijd wel iets.
Er zijn ook nog altijd drie systemen van deeltijds onderwijs. Is het niet beter die op elkaar af te stemmen, om dit productiever en rendabeler te maken? Een andere zaak is het versoepelen van het stagesysteem dat we nu kennen. Ik weet wel dat het altijd een kwestie van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt is. Dat zijn een aantal zaken die absoluut moeten gebeuren. Als de Vlaamse Regering daarop inzet, zal ze onze volledige steun genieten.
Minister-president, mijn laatste punt wat uw beleid betreft, is dat van de gezonde overheidsfinanciën. Opgelet: ook ik feliciteer u met de begroting die u wellicht in evenwicht zult indienen voor 2011. U hebt woord gehouden ter zake, en dat is een goede zaak. We moeten echter wel alles op een rijtje zetten. Vorig jaar was een zeer moeilijk jaar voor de Vlaamse Regering. Het was, geloof ik, het moeilijkste financieel jaar sinds 8 à 9 jaar. Men heeft echt zware inspanningen moeten doen. Dit jaar zijn er echter toch wel een aantal meevallers aan de horizon. De conjunctuur trekt lichtjes aan. We zijn nog niet helemaal uit de crisissfeer, en voor de tewerkstelling zal dat niet meteen gevolgen hebben, maar er is sprake van een aantal financiële meevallers. Dat betekent dat de inkomsten uit de gewestbelastingen significant zullen stijgen.
Bovendien komt er door het mechanisme van de huidige Financieringswet een substantieel bedrag de richting uit van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest. Ook gaat KBC blijkbaar al een deel van haar schuld aan de Vlaamse Regering terugbetalen. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Het gaat over een dividend, maar het is alleszins een bedrag dat erbij komt. Daarbovenop gaat u lenen. Het gaat dus over 454 miljoen euro, 156 miljoen euro, 300 miljoen euro. Ik weet niet welk bedrag u precies zult lenen, maar dat zijn allemaal zaken die erbij komen. De overheid zal dit alles wel uitgeven. Dat is de discussie die we al de hele tijd voeren in deze legislatuur: sparen bestaat niet meer voor deze Vlaamse Regering. Ik vind dat jammer. Besparen doet ze wel.
Vorig jaar had u nog een argument. U kon me zeggen dat de regering het mes op de keel had en dus geen appeltje van de dorst opzij kon zetten. Nu is er sprake van aanzienlijke meerinkomsten. U moet nog altijd besparen, maar u zou, al was het maar symbolisch, een bepaald bedrag opzij kunnen zetten. Vroeger werkte de Vlaamse Regering met index- en conjunctuurprovisies of werden er zelfs middelen in een Zorgfonds en een Toekomstfonds gestort. Nu bent u langzaam op het Zorgfonds aan het interen. Sparen is vooruitzien.
Mijnheer Gatz, ik dank u voor de felicitaties, maar ook voor 2011 hebben we bijkomend een aantal belangrijke besparingen moeten doorvoeren, om een evenwicht te bereiken. Minister Muyters heeft dat toegelicht en hij zal het later ook voort kunnen toelichten.
Maar bij de start van deze Vlaamse Regering hebben wij ook gezegd dat we, niettegenstaande we besparingen doorvoeren, voor de zwaksten in onze samenleving toch een aantal bedragen zullen vrijmaken: voor personen met een handicap, voor werkgelegenheid. U zegt nu dat we dat niet hadden mogen doen en dat we die bedragen hadden moeten gebruiken om een spaarpotje aan te leggen. Natuurlijk, wij besparen en wij geven een aantal extra middelen aan die zeer specifieke, sociaal verantwoorde domeinen. Daarbovenop nog eens sparen, is helemaal irreëel en niet realistisch.
Als u die vraag stelt, bedoelt u dan dat u liever zou zien dat we die extra uitgaven zouden reserveren in een potje? Is dat wat u zegt?
Ik zal dat kwalificeren als een doortrapte retorische vraag. (Rumoer)
Minister-president, wat ons dwarszit, is dat u uitgaat van substantiële inkomstenstijgingen. Ik geef een voorbeeld. U laat de gewestbelasting stijgen met 454 miljoen euro, waarbij u onder meer de registratierechten laat stijgen met 15 percent. Dat is never done en ik hoop dat we dit kunnen waarmaken. Waar wij voor waarschuwen, is dat u bijvoorbeeld geen enkele conjunctuurprovisie inschrijft voor wanneer deze ontvangsten er niet zouden zijn en dat u een iets zorgvuldiger beleid zou voeren.
Ik geef een tweede voorbeeld. U schrijft de 8,5 percent rente op de 3,5 miljard euro die we aan KBC hebben betaald in, namelijk 296,5 miljoen euro. Het minste wat we zouden kunnen verwachten, is dat een substantieel gedeelte van dat bedrag wordt gebruikt om onze schuldpositie te verlichten, wat u nadien recurrente beleidsruimte geeft die duurzaam is. Het zijn zulke zaken van kortetermijnbegroten die we willen aanvechten.
Over de registratierechtenstijging van 15 percent kan ik kort zijn. De verkoop van de Aquafingronden, waar registratie op is, maakt dat het bedrag groot is en daar zit de stijging dus in.
Ik dacht dat u over de KBC-gelden had gezegd dat u wou dat de terugbetaling van de schuld van KBC voor schuldafbouw zou worden gebruikt. Meer nog, dat het surplus dat werd terugbetaald de 50 percent extra voor de helft daarvoor zou worden gebruikt en voor de helft voor het fiscaal pact.
Ik begrijp dat u nu zegt dat u ook de dividenduitkering voor schuldafbouw zou gebruiken. Je kunt dat allemaal doen. De keuzes zijn gemaakt. Wij kiezen duidelijk voor een combinatie van het afbouwen van facturen uit het verleden, gecombineerd met een aantal besparingen, gecombineerd met 95 miljoen euro aan nieuwe beleidsinspanningen. Ik denk dat we een keuze hebben gemaakt. Anderen kunnen andere keuzes maken, maar wij hebben deze keuze gemaakt.
Minister, het gaat inderdaad over keuzes maken en dat is wat ik u trouwens verwijt: dat u die als minister van Begroting niet maakt.
Ik geef een voorbeeld. U krijgt 296 miljoen euro aan dividenden van KBC. Daarnaast gaat u 310 miljoen euro extra lenen voor kredietparticipaties. Dat zou ik nooit doen.
Ik wil nog eens herhalen dat sparen vooruitzien is. Ik geef u nog een bijkomend argument, van een heel andere aard, waarom het nuttig zou zijn om een appeltje voor de dorst opzij te zetten. Wanneer u gaat onderhandelen over de herziening van de Financieringswet, dan is het interessant om een ruimere terugvalpositie te hebben. Denk daar maar eens over na.
Mijnheer Gatz, denkt u dat wij in deze situatie kunnen sparen? Uw stelling is dat deze Vlaamse Regering kan sparen, niet besparen, wat wij zeer hard doen. Vindt u dat echt?
Al was het maar bescheiden, u zou dat kunnen. Ja.
Het is duidelijk dat wij de eerste van alle entiteiten in België zijn die naar een begroting in evenwicht gaan. Als je buiten België kijkt, zul je er ook niet veel vinden. Dit is een inspanning die we vanaf vorig jaar en gedurende dit jaar verder zetten en volgend jaar verder doorvoeren. Wij besparen 3 jaar na elkaar. Het zijn fundamentele besparingen op werkingskosten, op van alles. U hebt het gelezen: u weet waarop we besparen.
Daarbovenop doen we nog een besparingsinspanning. Daarbovenop doen we effectief kapitaalinvesteringen. Daarbovenop kuisen we facturen uit het verleden verder op met beslissingen die in het verleden zijn genomen. Op een moment dat wij een begroting in evenwicht kunnen indienen en, conform het regeerakkoord, ook indienen, is het overdreven om nog een bijkomende inspanning te vragen en nog potjes te maken. Ik wou dat men overal dezelfde beslissingen in dezelfde toon zou zetten.
Minister Muyters, we moeten echt af van de illusie dat deze regering zwaar zou hebben bespaard. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
2 miljard euro, ik ben blij dat u het cijfer noemt. Dat is je reinste flauwekul. De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en het Rekenhof zeggen dat u maar amper voor een kwart bespaart. 41 percent van uw maatregelen zijn een belastingverhoging. Dat is de afschaffing van de jobkorting. Op die manier rijdt u dat gat dicht. Dit is een belastingregering. Meer is het niet. (Applaus bij LDD)
Ik laat het aan de wijsheid over van diegenen die wel kunnen tellen, maar de ontvangsten van de Vlaamse Regering minister, het staat in uw eigen document stijgen van 24,12 naar 25,63 miljard euro en dus met ongeveer 1,5 miljard euro. Wij zeggen dus: zou het niet wijs zijn om van die 1,5 miljard euro ontvangstenstijging een stukje in een provisie te zetten zodat we tegen tegenslagen kunnen?
Voorzitter, wij hebben deze discussie vorig jaar voortdurend gehad. Vorig jaar stelde Open Vld ook voor dat er nog sneller moest worden bespaard, dat het evenwicht nog sneller moest worden bereikt. De cijfers over de stijging van de ontvangsten die nu worden aangehaald, dat is zonder de stijging van de uitgaven. De regering herhaalt hier voortdurend dat er een inspanning wordt gedaan van 2 miljard euro. Men mag die inspanning catalogiseren zoals men wil, die inspanning is substantieel. Dat is bijna 10 percent van de begroting. Men heeft Nederland bewierookt vanwege de maatregelen die daar de voorbije maanden werden genomen. Zij hebben voor 3 miljard euro maatregelen genomen. Maar zij hebben een bbp dat gigantisch vele malen groter is. Volgens mij doet de regering het goed. Zij zorgt ervoor dat de begroting zo snel mogelijk in evenwicht komt, en dat zonder en dat is het belangrijkste schade te veroorzaken.
Mijnheer Gatz, u noemt het een moeilijke of complexe retorische vraag. Ik stel alleen vast dat u er niet op kunt antwoorden. De vraag toont aan dat als je én meer wilt besparen én de schuld sneller afbouwen én reserves aan de kant zetten, dat je dan nog bijkomende maatregelen moet nemen en nog dieper moet snijden. Dat gaat in tegen de idee dat je dit voorzichtig moet doen, om ervoor te zorgen dat de groei niet in het gedrang komt. Ik heb al vaak gehoord dat uw partij dat ook vindt. De groei is niet in het gedrang gekomen. Door deze besparingsoefening is de Vlaamse groei zelfs nog iets gestegen. Dat toont dat dit delicate evenwicht op dit moment goed lukt. Als u uw standpunt duidelijk wilt maken, zeg het dan gewoon en antwoord op die retorische vraag, ook al is hij moeilijk.
Ik snap er nog altijd niets van. Het kan zelfs wiskundig niet, wat u allemaal met elkaar combineert: meer besparingen en meer reserves enzovoort.
Ik vrees dat we echte besparingen zullen moeten doorvoeren om Vlaanderen op een juiste koers te houden. Mijnheer Crombez, ik zit niet in de highlevelwerkgroep, maar de Vlaamse minister van Financiën wel. Ik denk niet dat er een Financieringswet uit de bus gaat komen die Vlaanderen meer middelen zal geven. Ik vrees: minder.
Mijnheer Van Mechelen, wij hebben er alles voor gedaan om een begroting in evenwicht te krijgen. Dat is ons gelukt. Ik heb gisteren nog een aantal middenveldorganisaties bij mij gekregen, ik kan u verzekeren dat dat daar zeer hard aankomt. Als u zegt dat deze regering niet bespaart, dan nodig ik u uit om eens met die mensen te spreken en met vele anderen die aan den lijve ondervinden wat het betekent dat wij effectief 2 miljard euro hebben bespaard. Dat is heel belangrijk. Dat is een heel gevoelige situatie, waaraan wij met heel veel zorg hebben gewerkt en zullen blijven werken.
Voorzitter, als de heer Gatz niet kan antwoorden op mijn vraag, dan is het antwoord heel duidelijk: wat hij hier voorstelt, is niet realistisch.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, een oefening in coherentie lijkt me hier heel belangrijk. De heer Gatz en de heer Van Mechelen hebben daar veel behoefte aan. De Vlaamse Regering heeft op 2 jaar tijd 2 miljard euro bespaard. Ik herinner me nog de teneur van het debat dat we vorig jaar hebben gevoerd. Toen werd gezegd dat de Vlaamse Regering in 2011 naar een nultekort zou gaan, werd dit niet geloofd. Onze fractievoorzitter heeft daarnet de prestaties van een aantal andere deelstaatregeringen opgelijst. Deze regering presteert niet enkel in België, maar in heel Europa op een zeer hoog niveau. Ze komt haar woord na. Er is een nultekort in 2011.
Wij hebben de prangende vraag hoe Open Vld dit wil organiseren. Open Vld wil meer besparen. Hoe moet dit worden ingevuld? Open Vld wil meer uitgeven aan innovatie, wil de schuld afbouwen en wil provisies aanleggen. Hoe wil ze dit op een realistische wijze concreet organiseren?
Ik vind het onwezenlijk dat hier om nog meer besparingen wordt geroepen. De minister-president, die ik hier niet hoef te verdedigen, heeft al naar de Verenigde Verenigingen verwezen. De verenigingen die ons sociaal-cultureel leven vormgeven, hebben het momenteel verschrikkelijk moeilijk. Ze voelen de doorgevoerde besparingen elke dag. Ze kunnen slechts moeizaam overleven. Wie om nog meer besparingen vraagt, zegt eigenlijk dat de civiele maatschappij nog verder mag worden afgebouwd. Dit zou misschien een begrotingsevenwicht opleveren, maar we zouden ook een verarmd Vlaanderen krijgen.
Ik wil nog even kort ingaan op de woorden van de heer Van Mechelen. Ik dacht dat ik de heer Gatz verkeerd had begrepen. De heer Van Mechelen heeft dit echter nog eens herhaald. Het lijkt op een politiek-strategische truc met een blauwe duif. Indien ik het goed heb begrepen, moeten we op dit ogenblik in Vlaanderen meer besparen om een overschot te creëren dat ons tijdens de onderhandelingen over de Financieringswet een betere uitgangspositie bezorgt. Ik vrees dat ik die redenering niet echt kan volgen.
Mijnheer Crombez, dat is dan spijtig voor u. We zullen dit interessante dovemansgesprek in de commissie voortzetten.
Op een onbewaakt ogenblik heeft de Vlaamse Regering eens verklaard dat haar twee zwaarden van Damocles boven het hoofd hingen. Het ging dan om de benoeming van de directeur-generaal van de VRT en om het Oosterweeldossier. Pas als die twee dossiers zouden zijn afgewerkt, wat ondertussen blijkbaar is gebeurd, zou de Vlaamse Regering echt van start kunnen gaan. Als wat ik eergisteren, tijdens de Septemberverklaring, heb gehoord, die doorstart vormt, vind ik het een mager beestje.
Minister-president, plus est en vous. Het is tijd dat het eruit komt. Dat bent u Vlaanderen en de Vlamingen verschuldigd. (Applaus bij Open Vld)