Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, de algemene bespreking is geopend.
De heer Pieters, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik geef een kort verslag van de toelichting van de heren ministers tijdens de bespreking van het Grond- en Pandendecreet.
Dit Grond- en Pandendecreet is er tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid, zo stelt de minister. Een kader dat de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheid tot openbaar nut regelt en bevat hoofdstukken tot wijziging van de decreten betreffende milieuvergunningen van 28 juni 1985 en 22 december 2006.
Minister Van Mechelen geeft aan dat er een nieuw instrumentarium uitgedacht en ontwikkeld wordt. In een negental bestaande decreetgevingen en reglementeringen heeft hij gepoogd een aantal bestaande instrumenten te verfijnen en samen te brengen en specifieke maatregelen op te nemen, namelijk in ruimtelijke ordening, huisvesting, bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten, landschappen en het archeologisch patrimonium, bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, gebouwen en woningen, de Grondbank en het Vlaamse voorkooprecht.
De minister verwijst daarbij naar het regeerakkoord en het voorstel van resolutie over betaalbare bouwgronden.
Het ontwerp van decreet is op te splitsen in een actief en een faciliterend grondbeleid. Bij het actief beleid treedt de overheid zelf op als koper, ontwikkelaar en verkoper. Onder faciliteren wordt verstaan dat de overheid indirect beïnvloedt door middel van regelgeving, vergunningen of correcte afspraken.
De lokale besturen hebben slechts beperkte wettelijke instrumenten ter beschikking. Een gezonde mix van maatregelen zou perfect aansluiten bij het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.
Het grond- en pandenbeleid en de instrumenten moeten een volwaardige decretale onderbouwing krijgen, naast de over diverse wetgevingen verspreide partiële regelingen en een verdere uitwerking via uitvoeringsbesluiten. Het grond- en pandenbeleid staat wettelijk gezien naast de stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Het ontwerp van decreet wordt vergezeld van een ontwerp van decreet op gebruikersschade bij groene bestemmingswijzigingen.
De planning zou dezelfde tijdshorizon moeten hebben als het RSV. Een eerste onderdeel van het beleidsplan bevat alle relevante informatie, een tweede onderdeel een visie en een derde een actieprogramma. In functie van lokale noden kan het verfijnd en uitgewerkt worden via een lokale planning.
De missie omvat drie doelstellingen die telkens terugkomen in drie verschillende clusters, namelijk activering, sociale cohesie met waarborgen en bestemmingsvoorschriften met passende compensaties.
Het activeringsbeleid telt tal van stimuli en bindende maatregelen om slapende gronden en panden te activeren. Er bestaan al stimuli op basis van registratierechten en schenkingsrechten. Het ontwerp van decreet voorziet in een vlottere aansnijdbaarheid van woonuitbreidingsgebieden. De enige uitzondering hierop zijn vergunningen voor groepswoningbouw en voor restpercelen. Anders is er een ordeningsbeslissing nodig via een globale verkaveling, een BPA of een RUP.
Die regeling wordt nu aangevuld en verfijnd vanuit de principes van het regeerakkoord, dat stipuleert dat de sociale huisvestingsmaatschappijen hun grondreserves in woonuitbreidingsgebieden moeten aansnijden. Concreet houdt dat in dat betrokken gronden palen aan woongebied, indien aan algemene voorwaarden wordt voldaan, conform het inrichtingsbesluit van 28 december 1972 voor groepswoningbouw en op restpercelen en via een gemeentelijk bestemmingsplan met een toelichtingsnota in het licht van een gemeentelijke beleidsvisie bestaande uit een prioriteitenbepaling en een fasering.
Er zijn redelijk doeltreffende sancties met activeringtoezicht en -heffing. Toezicht geldt op de publieke sector met een belangrijke zorgplicht om de eigen onbebouwde gronden en kavels te activeren. De slapende gronden van de publieke actoren moeten prioritair worden ingezet. Dat gaat om ongeveer 8000 hectare onbebouwde percelen in woon- en woonuitbreidingsgebieden.
Gemeenten en andere publieke actoren moeten minimaal 25 percent van de realiseerbare onbebouwde bouwgronden en kavels voorbestemmen voor sociaal woonaanbod. Indien het sociaal objectief niet behaald wordt, kan de Vlaamse Regering publieke actoren die de gemaakte afspraken niet honoreren, aanmanen om hun onbebouwde bouwgronden of kavels te activeren. De aangemaande publieke actor wordt evenwel in staat gesteld om aan de Vlaamse Regering een rechtvaardigingsbesluit over te maken. Indien dat niet gebeurt, legt de Vlaamse Regering een dwingende activeringsplicht op. Concreet kan de Vlaamse overheid in de plaats treden van de publieke actor.
De heffing gaat terug op de bestaande figuur van de facultatieve gemeentelijke heffing op onbebouwde terreinen. De gemeenten krijgen meer mogelijkheden om maatwerk te leveren, bijvoorbeeld afwijkingen of aanvullende bepalingen. Een volwaardige invulling van het subsidiariteitsbeginsel. Om de effectiviteit van de heffing te bewaken en te versterken, bepaalt het ontwerp van decreet wel minimale heffingsbedragen. Hier gaat het om bindende bepalingen waarvan niet kan worden afgeweken.
Decretale bepalingen voorzien in de verplichting om een heffing in te voeren wanneer het bouwpotentieel binnen de gemeente onder de maat blijft ten opzichte van de woonbehoefte.
Ook voor de panden bestaan er stimuli. Bij kredietovereenkomsten tussen particulieren is er een belastingvermindering ten bate van de kredietverstrekker bij zogenaamde renovatieovereenkomsten. Er is gedurende acht jaar een jaarlijkse vermindering op de personenbelasting, een zogenaamde win-winlening. Vervolgens is er een abattement van 30.000 euro voor de overdracht van onbenutte bedrijfsruimten.
Tot en met het begrotingsjaar 2016 zal een subsidiëring zich richten op grootschalige renovatie- en reconversieprojecten. Het is de bedoeling van de Vlaamse Regering om bij de uitwerking van selectie- en beoordelingscriteria voor projecten in stedelijke omgevingen, de klemtoon te leggen op inbreiding. Kosten voor nutsvoorzieningen blijven zo beheersbaar, de laatste open ruimte wordt gespaard en het autoverkeer wordt in de hand gehouden. Er worden voorkooprechtzones afgebakend ten bate van stadsvernieuwingsprojecten, dit ter verwezenlijking van een RUP.
Ik kom tot de sancties. Het gewest blijft instaan voor de heffing op ongeschikte en/of onbewoonbaar verklaarde gebouwen en/of woningen op grond van het programmadecreet van 22 december 1995. Elke gemeente zal moeten beschikken over een register van leegstaande gebouwen en woningen. Gemeenteraden worden decretaal gemachtigd tot het instellen van een leegstandsheffing op gebouwen en woningen die zijn opgenomen in het leegstandsregister. Er zijn ook bepalingen op het vlak van de vrijstellingenregeling. Er is vrijheid en maatwerk om het gemeentelijke heffingsreglement af te stemmen op lokale noden en eigenheden, wel met de instelling van een gewestelijk minimumbedrag. Het Vlaamse Gewest moet kunnen optreden bij alarmerende toestanden.
Ik kom tot het deel over wonen in eigen streek. Hoge grondprijzen zijn aanleiding tot sociale verdringing van minder kapitaalkrachtigen, dat zijn vaak sociaal zwakkeren, maar ook jonge gezinnen en alleenstaanden. De gemeenteoverschrijdende verhuisbewegingen binnen België zijn zeer groot in de rand van de grootstedelijke agglomeraties van Gent, Antwerpen en Brussel. Ten zuiden van Leuven en, opmerkelijk, ook in de kustgemeenten is de migratiedruk groot. Hoge bouwprijzen en een hoge migratie-intensiteit moeten opgelijst, bekendgemaakt en driejaarlijks herzien worden. Enkel in woonuitbreidingsgebieden in de bewuste opgelijste gemeenten moet een provinciale beoordelingscommissie een voldoende band met de gemeente vastleggen. De as Halle-Vilvoorde-Asse beschikt maar over weinig uitbreidingsgebied. Op de planologische regel van het aantal woonlagen mag derhalve een afwijking worden toegestaan.
Vervolgens kom ik tot het deel over de kapitaalschadecompensatie. Het RSV voorziet in de doelstelling om 38.000 hectare extra natuurgebied en l0.000 hectare extra bosgebied te realiseren. Dat zal vooral gebeuren via een omzetting van landbouwgebied naar groengebied. In het licht van de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens, moeten milieu-erfdienstbaarheden tot openbaar nut aanleiding geven tot een schadeloosstelling onder voorwaarden.
Tot besluit geeft de minister aan dat het ontwerp van decreet nieuwe en verbeterde instrumenten bevat om een ruimtelijk en sociaaleconomisch sectoraal beleid uit te voeren. Instrumenten alleen volstaan niet. Voor de effectieve implementatie van het ontwerp van decreet is vereist dat zowel het gewest, de provincie als de gemeenten duidelijke keuzes maken en prioriteiten vastleggen.
Minister Keulen stelt dat het ontwerp van decreet betreffende het grond- en pandenbeleid zich heeft vertaald in twee belangrijke kernbegrippen: een inhaalbeweging van een gespreid sociaal woonaanbod en de creatie van een bescheiden woonaanbod.
Het belangrijkste kernpunt van het ontwerp van decreet is het beschikbaar stellen van minimaal 25 percent van de onbebouwde bouwgronden en kavels in eigendom van Vlaamse besturen en Vlaamse semipublieke rechtspersonen, voor het creëren van een sociaal woonaanbod. Er wordt vorm gegeven aan een aantal beleidsopties. Er is het creëren van een sociaal aanbod van 65.000 sociale woningen, het bescheiden woonaanbod, een extra aanbod aan betaalbare woningen en de oprichting van een kruispuntdatabank Betaalbaar Wonen.
Op basis van een nulmeting wordt voor iedere gemeente een bindend sociaal objectief bepaald tot 2020. Vanaf dan zal een nieuwe nulmeting plaatsvinden. Het bindend sociaal objectief is samengesteld uit drie delen, namelijk een gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels. Er wordt in 43.000 huurwoningen voorzien. De gemeenten die een sociaal huuraanbod van 9 percent hebben bereikt, hoeven geen bijkomende sociale woningen te realiseren. Gemeenten die niet over 3 percent sociaal huurpatrimonium beschikken, moeten naargelang hun bestaande patrimonium een extra inspanning leveren. Hoe dichter bij 3 percent, hoe minder het extra percentage bedraagt. De Vlaamse Regering kan een vrijstelling of vermindering van de specifieke inhaalbeweging verlenen, omwille van ruimtelijke beperkingen, druk op de bestaande woningmarkt of de opvang van woonbehoeftige doelgroepen.
Wat de koopwoningen betreft, wordt in 21.000 stuks voorzien. Dit wordt per provincie berekend en bepaald voor de gemeenten. Wat de sociale kavels betreft, hebben we het over 1000 stuks. Ook daar bepaalt de provincie hoe de verdeling over de gemeenten gebeurt. Een kwantitatief objectief wordt vooropgesteld. Dat objectief kan worden verwezenlijkt met bijkomende instrumenten uit diverse beleidsvelden. Een verhoogde inspanning kan, mits een protocolakkoord over de financiële inspanningen ter dekking van de gegenereerde meerkosten wordt afgesloten tussen de provincie en het Vlaamse Gewest.
Dan zijn er de normen en sociale lasten. De minister herhaalt dat de algemene norm is dat binnen een gemeente minimaal 25 percent van de publieke en semipublieke bouwgronden en kavels voor een sociaal woonaanbod beschikbaar wordt gesteld. Voor de combinatie van sociaal aanbod met bescheiden woonaanbod in hetzelfde project kan dat variëren tussen 20 en 40 percent voor de publieke actoren en tussen 10 en 20 percent voor de overige natuurlijke of rechtspersonen. Het gewestelijke kader laat steeds een lokale dynamiek toe. De verantwoordelijkheid om een sociaal woonaanbod te realiseren komt tot uiting in de decretaal voorziene regeling om billijke sociale lasten op te leggen. Voor de flexibiliteit en soepelheid van het systeem is de mogelijkheid gecreëerd tot het verkrijgen van kredieteenheden. Per extra opgeleverde sociale woning kan een kredieteenheid worden verkregen. Met een kredieteenheid kan bij een ander project in de gemeente in kwestie een sociale wooneenheid worden afgekocht of geruild, opdat een maximale kwaliteit zou kunnen ontstaan.
Als laatste maatregel kan er, zowel voor de sociale last als voor de bescheiden last, een bijdrage zijn aan de gemeente. Die regel is niet toepasbaar op woonuitbreidingsgebieden of woonreservegebieden. Een bescheiden woonaanbod leidt uiteraard ook tot een bescheiden last. Om het betaalbaar wonen te ondersteunen, is beslist om een kruispuntdatabank Betaalbaar Wonen op te richten. Er moeten een aantal wijzigingen worden aangebracht aan de Vlaamse Wooncode. De minimale investeringsvolumes die zijn opgenomen in de code, worden geactualiseerd, en er worden bovendien specifieke begrotingskredieten in het vooruitzicht gesteld om de inhaalbeweging te kunnen realiseren. Ik kom tot de bindende objectieven om het vereiste sociaal woonaanbod in de gemeente effectief te verwezenlijken. De procedure van de Constructieve Benadering van Overheidsopdrachten (CBO-procedure) wordt toegepast door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW).
Aan de sociale huisvestingsmaatschappijen wordt de mogelijkheid gegeven om, voor maximaal 20 percent van hun jaarlijks investeringsvolume, een bescheiden woonaanbod te realiseren.
De pps-mogelijkheden van de sociale huisvestingsmaatschappij worden verruimd door hen toe te laten hun gronden te vervreemden aan private actoren voor het realiseren van sociale woningen.
Het spreidingsbeleid schept de mogelijkheid dat aan een overconcentratie van sociale woningen een halt kan worden toegeroepen indien de gemeenten dit wensen.
De minister besluit dat het bescheiden aanbod een antwoord vormt op een reële maatschappelijke behoefte en dat dit wordt vastgelegd bij decreet, is een duidelijke keuze om de markt volop te laten spelen. (Applaus van het Vlaams Belang)
De heer De Klerck, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, wat de algemene bespreking betreft, kan ik u melden dat de Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Landbouw, Visserij, Plattelandsbeleid, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed op 5, 12 en 19 februari het ontwerp van decreet besprak. Na de verschillende en uitgebreide hoorzittingen in de maand januari, was het aan de commissieleden om hun opmerkingen bij het ontwerp van decreet te formuleren.
De Vlaams Belangfractie stelt dat er weinig sporen van het zogenoemde 'gelijkekansenstreven' in het ontwerp van decreet te vinden zijn. Ook wordt gewezen op het feit dat gemeenten minder inkomsten zullen hebben door de nieuwe systematiek en dat lokale besturen hoofdzakelijk belast worden met aanvullende en beleidsversterkende maatregelen. Volgens de heer Pieters is er te weinig aandacht voor huursubsidies en valt het af te wachten of het ontwerp van decreet iets zal veranderen aan de bestaande wachtlijsten in de socialehuisvestingssector. Voor de Vlaams Belangfractie is de sociale mix van belang, en zij legt daarbij de nadruk op de etnische afkomst. Een streefpercentage van 10 percent lijkt haar wenselijk. De heer Pieters vroeg ook meer duidelijkheid over het bestrijden van grondspeculatie, de kosten van de sociale lasten voor de private sector en voor de concrete realisatie van het wonen in eigen streek, wat de Vlaams Belangfractie een goede maatregel vindt.
Voor de CD&V-fractie behandelt dit decreet tal van problemen: het creëert een ruimer aanbod aan bouwgronden, het maakt een inhaalbeweging voor de sociale woningen mogelijk en, middels het bescheiden woonaanbod, wordt er gedacht aan de middenklasse. De rol van de lokale besturen blijft voor CD&V belangrijk. De steden en gemeenten moeten de regisseursrol vervullen en ze zijn een gewichtige actor in het kader van betaalbaar wonen. Het ontwerp biedt dan ook voldoende kansen, maar de CD&V fractie vraagt dat de lokale besturen voldoende tijd en middelen krijgen om zich de nieuwe instrumenten eigen te maken. Mevrouw Schauvliege vraagt dat de financiële consequenties goed doordacht worden. Ze pleit tevens voor zo weinig mogelijk extra taken voor de gemeenten.
Zowel mevrouw Schauvliege als mevrouw Rombouts wijzen erop dat de CD&V-fractie blij is met dit decreet. Het bevat goede instrumenten op het vlak van betaalbaar wonen en wonen in eigen streek en is een uitgestoken hand naar eenieder die in Vlaanderen het grond- en pandenbeleid wil steunen.
De heer Demesmaeker wijst er namens de N-VA-fractie op dat de basis van het onderdeel over wonen in eigen streek zijn voorstel van decreet is. Hij vindt het ontwerp een stap in de goede richting, zowel voor sociaal zwakkeren als voor jonge gezinnen en alleenstaanden. De maatregelen voor wonen in eigen streek komen deels tegemoet aan de enorme bezorgdheid over sociale verdringingsverschijnselen in gebieden met hoge grond- en pandenprijzen en een grote migratiedruk. Maar voor N-VA is de strijd daarmee nog niet geleverd, laat staan gewonnen. De proportionaliteit van de maatregel blijkt relatief klein omdat het gaat om woonuitbreidingsgebieden die gelegen zijn in gemeenten met een hoge bouwgrondprijs en een hoge migratie-intensiteit.
Namens de Groen!-fractie is de heer Daems blij met deze eerste aanzet voor een grond- en pandenbeleid. Desalniettemin stelt de heer Daems nog veel onvolkomenheden vast. Hij blijft nog steeds voorstander van een systeem van huursubsidies, gekoppeld aan richthuurprijzen. De Groen!-fractie wacht al lang op een grond- en pandenbeleid en stelt vast dat het nog tot 2012 wachten is op een echt grond- en pandenbeleidsplan. De heer Daems vraagt zich af waarom er geen even belangrijke stappen voorwaarts worden gezet voor andere sectoren van de Vlaamse ruimte, zoals natuur en recreatie. Hij beschouwt dit dan ook als een gemiste kans. Hij is het wel eens met het activeringsbeleid en pleit voor voldoende slagkrachtige heffingen, want de druk op de open ruimte zal blijven toenemen.
Ten slotte kaart de heer Daems ook enkele aspecten aan met betrekking tot de compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften, de bestemmingswijzigingscompensatie, de belastingsvermindering voor renovatieovereenkomsten tussen private partijen en de gehanteerde definities.
De sp.a-fractie stelt dat het ontwerp ervoor zal zorgen dat kwalitatief wonen opnieuw betaalbaar wordt voor iedereen. De fractie hoopt dan ook dat de wachtlijsten daardoor in belangrijke mate zullen worden weggewerkt. Het ontwerp komt ook tegemoet aan de vraag van veel Vlamingen naar betaalbare kavels en huur- en koopwoningen.
Volgens de Open Vld-fractie is dit ontwerp van decreet een duurzame waarborg voor de toekomst. Naast uitbreiding legt het ontwerp ook essentiële accenten op het vlak van inbreiding. Via een waaier van maatregelen worden verkrotting, leegstand en verwaarlozing aangepakt. Het ontwerp biedt vooral voor de private sector een kans om de teugels verder in handen te nemen. De hoop wordt dan ook uitgedrukt dat de sector de kans met beide handen zal grijpen om het monopolie van de huisvestingsmaatschappijen te doorbreken. Met 43.000 extra sociale huurwoningen, 21.000 extra sociale koopwoningen en 1.000 extra sociale kavels zal betaalbaar wonen in Vlaanderen geen holle slogan meer zijn.
Ten slotte is de heer De Klerck tevreden dat de principes van wonen in eigen streek, onder andere voor de grenszones en de kustregio, worden ingevoerd.
Als laatste spreker tijdens de algemene bespreking wenst commissievoorzitter Lachaert nadrukkelijk alle medewerkers die gestalte gaven aan het ontwerp, te feliciteren. Tevens dankt hij de ministers, de commissieleden en het commissiesecretariaat voor de professionele en constructieve samenwerking.
Tijdens de artikelsgewijze bespreking worden 51 amendementen besproken. Namens de meerderheid worden 46 amendementen ingediend door de dames Hostekint en Schauvliege en de heren Callens, Ceyssens, Lachaert en Martens. Die amendementen worden aangenomen. Er worden 5 amendementen ingediend door de heer Daems. Die amendementen worden verworpen. Het geamendeerde ontwerp van decreet betreffende het grond- en pandenbeleid wordt aangenomen met tien stemmen voor en drie tegen. (Applaus)
De heer Pieters heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, ik wil het eerst hebben over de impactanalyse. Ik heb die vraag ook al gesteld in de commissie, maar heb daar helaas nog steeds geen antwoord op gekregen. In het stuk staat wel aangegeven dat er nog een begrotingswijziging of -herziening zal plaatsvinden om alle kosten eens naast elkaar te leggen, maar de juiste budgettaire impact is, volgens wat ik daaruit concludeer, niet gekend, of in elk geval niet meegedeeld.
Minister Van Mechelen gaf daarnet aan dat de inwerkingtreding werd verschoven van 1 juli naar 1 september. Nu is 1 september nog altijd zeer kortbij. Er moeten nog uitvoeringsbesluiten worden opgemaakt, vervolgens moet alles nog gecommuniceerd worden en er zit bovendien nog een verlofperiode tussen. Het gaat weliswaar om twee maanden, maar ook bij de gemeenten en de maatschappijen wordt er in die periode verlof genomen. Om dit ontwerp van decreet dan op 1 september in werking te laten treden, is het mijns inziens zeer kort dag.
Minister Keulen heeft het woord.
U maakt een terechte opmerking, mijnheer Pieters. In het kader van het ontwerp van decreet betreffende het grond- en pandenbeleid is het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) de gemeenteambtenaren op dit ogenblik al volop aan het inlichten over de inhoud en de impact van het decreet en over wat de gemeenten voor hun grondgebied mogen verwachten. Minister Van Mechelen en ikzelf zullen tegen het einde van deze week ook via de website duidelijk maken wat de gemeenten in het kader van dit ontwerp van decreet concreet op hun grondgebied moeten realiseren. De ambtenaren worden op dit ogenblik dus volop opgeleid door mensen van het departement RWO.
In de schoot van het departement is daarbij een callcenter ingericht waar politieke en ambtelijke gemeenteverantwoordelijken zich kunnen informeren over de impact en over hoe ze dingen moeten begrijpen. Dat gebeurt precies om ervoor te zorgen dat er bij die ambitieuze doelstelling van 1 september als startdatum geen wiel af vliegt. We doen de nodige voorbereidingen. Die zijn al operationeel. We zorgen ervoor dat mensen op 1 september niet met een fait accompli worden geconfronteerd. Ze worden niet aan hun lot overgelaten. We lichten ze op tijd in. We zorgen voor een telefoonnummer waar mensen met vragen en noden terecht kunnen om een antwoord te krijgen van de specialisten bij de administratie hier in Vlaanderen.
De gemeentebesturen krijgen niet alleen dit decreet voorgeschoteld, het Gemeentedecreet krijgt ook nog steeds regelmatig vernieuwingen en aanpassingen. Het is nog niet volledig van toepassing. Er zijn gemeenten die al ontvoogd zijn, maar er zijn ook kleinere gemeenten die nog niet ontvoogd zijn. Daar zijn misschien niet de gepaste ambtenaren aanwezig om dit decreet in te voeren.
Er zijn ook nog wat onduidelijkheden. In de hoorzitting in de commissie kwam naar voor dat er nog wat juridische perikelen dreigen. Wat zal er gebeuren indien de informatie die nu doorgespeeld of beschikbaar is, moet worden aangepast? Het zullen misschien kleinigheden zijn, maar er moet dan toch weer worden gecommuniceerd naar de belanghebbenden. Dat zijn niet enkel de gemeentebesturen, maar ook de bouwmaatschappijen en de sociale huisvestingsmaatschappijen. Zij moeten zich ook op de hoogte stellen van alle nieuwe maatregelen. Ik weet niet of dat ook geldt voor de dienst RWO?
Dat loopt nu ook. Er is vrijdag nog een belangrijke sessie. We zijn er al langer mee bezig omdat we weten dat het kort dag zal zijn als we spreken over 1 september als datum van operationalisering.
Er worden mogelijkheden opgegeven voor de bouwsector: hoe de private markt kan en mag reageren. Ze hebben enigszins een keuze. Ik denk niet dat de bouwsector nu al weet welke keuzes ze zal maken. Dat zal ook afhangen van de grootte van de ondernemingen. Het ontwerp van decreet is voordelig voor de grotere firma's, omdat zij de financiële middelen hebben - al is dat in deze crisisperiode misschien niet altijd zo.
In elk geval denk ik niet dat de kleinere aannemers de sociale lasten op zich zullen nemen. Eenmansbedrijven zullen dat niet doen. Zij zullen geen grote projecten aannemen. Er zijn kleine aannemers die er moeite mee hebben om alle mogelijkheden uit het ontwerp van decreet te doorworstelen, een keuze te maken en die ook nog toe te passen.
De bouwsector is in Vlaanderen bij uitstek een familiale kmo-sector. Ik denk net dat dit voor hen als muziek in de oren klinkt. Ze zijn erg geïnteresseerd. Ze zijn twee keer winnaar in dit verhaal. Hoe dan ook mogen zij die woningen allemaal bouwen. Het gaat over 65.000 sociale woningen voor verhuur en verkoop. Die moeten allemaal gebouwd worden tussen 2009 en 2020. Voor de bouwsector is dat werk. Dat is goed nieuws.
We praten altijd over grotere projecten: minstens tien bouwloten, minstens 50 appartementen. Die mensen zitten ook altijd voor een stuk in dat project, dat misschien commercieel minder interessant is, maar kwalitatief heel goed. Zij zullen heel blij zijn om dat te kunnen verkopen aan de huisvestingsmaatschappijen. Daarbij hebben ze de zekerheid dat ze die projecten altijd kwijtraken.
Wat dat betreft, is er geen probleem. Als u spreekt over de schaalgrootte kan dat misschien wel in een pps-formule. Dan komen we bij de grote projecten terecht, maar hier is het iets dat mogelijkheden en kansen inhoudt voor de vele kmo-bedrijven die Vlaanderen gelukkig telt.
Ik wil even terugkomen op de sociale last, waar de kleinere aannemers een probleem mee hebben. De sociale wooneenheden die worden gepland in de projecten zullen toch door de bedrijven moeten worden gefinancierd. We vrezen dat de andere kopers in die projecten zullen moeten opdraaien voor de kost daarvan.
Dat is de drogreden waar bepaalde confederaties altijd mee zwaaien. Ik spreek dat tegen. De sociale last bestaat vandaag ook, al is hij niet wettelijk gedefinieerd. Een aantal mensen probeert het voor te stellen alsof we met iets gloednieuws komen. Nu is dat vaak heel arbitrair. Mensen van de gemeentelijke diensten en gemachtigde ambtenaren van stedenbouw zeggen tegen een promotor dat hij in een bepaald project 30 tot 40 percent sociale huisvesting moet realiseren. Dat is woongelegenheid op basis van de parameters die men lokaal hanteert. Voor een deel is dat willekeur.
Nu is dat ten minste wettelijk bepaald, hoogstens 20 percent. De projecten die men realiseert in het kader van de sociale huisvesting, kan men verzekerd verkopen aan prijzen die we vandaag betalen aan de aannemers, als ze optreden als aannemer voor de huisvestingsmaatschappijen. Ik ben er zeker van dat die projecten in totaal niet duurder gaan worden, dat de individuele bouwer of koper geen 10 tot 15.000 euro extra gaat betalen, omdat voor heel wat gemeenten de sociale last in de praktijk lager zal liggen dan zoals ze vandaag bestaat zonder wettelijke bepalingen.
Door de daling van de grondstoffen- en brandstofprijzen gebeuren er vandaag in de bouwsector heel wat prijscorrecties naar beneden. Dit staat los van het ontwerp van decreet, maar speelt ook mee bij het becijferen van de opbrengsten van sommige projecten. Hier wordt de koper of bouwer niet de dupe van, wel integendeel. Daarom moeten we weten hoe vandaag de vork aan de steel zit en hoe sociale lasten worden toegepast.
De heer Verfaillie heeft het woord.
De provincie West-Vlaanderen is op dit vlak een voorloper op het terrein. Al sinds vier of vijf jaar legt de provincie, bij vaststelling van alle RUP's die moeten worden goedgekeurd door de bestendige deputatie, de verplichting op om bij private verkavelingen een vierde tot een derde voor socialewoningbouw te plannen. In West-Vlaanderen hebben we daar heel positieve ervaringen mee. Dat leidt niet tot prijsstijgingen. We kunnen een perfecte sociale mix realiseren. In Veurne werken we ook aan een RUP en gaan we een derde van de private verkaveling inkleuren met een sociaal doel. Dat is niet alleen op vraag van de provincie, maar ook van de stad. Daarover hebben een goede consensus bereikt.
De grond waarop een percentage sociaal woonaanbod wordt gerealiseerd, realiseert de firma zelf of ze verkoopt het aan de huisvestingsmaatschappij. Die mogelijkheden worden opgegeven. Er is ook een mogelijkheid dat de sociale last vervalt als er een bijdrage wordt betaald.
Er zijn twee mogelijkheden. Ofwel verkoop je ze aan een huisvestingsmaatschappij, maar als die niet is geïnteresseerd, dan koopt de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, de opvolger van de VHM, die woningen aan tegen prijzen die vandaag worden gefactureerd door aannemers. Als de promotor of aannemer of ontwikkelaar niet geïnteresseerd is, dan kan hij de verplichting afkopen aan 50.000 euro per bouwlot. Dat is de keuze die hij heeft. Of hij kan de sociale last op een ander deel realiseren, bijvoorbeeld op grond die hij heeft in een ander deel van de gemeente, als hij vindt dat dit niet past in het karakter van de verkaveling die hij wil realiseren.
Er zijn dus mogelijkheden.
Zijn die mogelijkheden dan vergelijkbaar volgens u? U zegt dat er afgekocht kan worden indien 50.000 euro wordt betaald. Dan is dat toch een kost voor de bedrijven?
Hij krijgt ook een bouwvergunning. Daarmee kan hij zijn commerciële projecten realiseren. Voor wat hoort wat. Nu is er een duidelijk rechten- en plichtenkader voor de aannemer. Op die manier kan de maatschappij ook resultaten boeken.
De sector geeft aan dat de bestaande pps-formules goed werkbaar zijn. Waarom dan die veranderingen in dit ontwerp van decreet?
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Vandaag zijn er gemeentebesturen die via ruimtelijke uitvoeringsplannen sociale lasten opleggen. De vorken waarbinnen dat gebeurt, zijn zeer uiteenlopend. Dit ontwerp van decreet creëert een duidelijk wettelijk kader met vaste spelregels en percentages, gekoppeld aan de reeds gerealiseerde doelstellingen waarbij gemeentebesturen binnen een mix van maatregelen tot een vergelijkbaar compromis kunnen komen met de ontwikkelaars die daar een vergunning, dus een recht om te bouwen, voor krijgen. Op die manier krijgen we een zeer gestroomlijnde procedure waarbij ook voor de eerste keer de privésector zelf sociale woningen mag bouwen.
Er bestaan altijd omstandigheden waarvan men denkt dat het niet kan in die case. Daarom hebben we copy-paste gedaan van artikel 90bis uit het Natuurdecreet in het kader van het verlenen van een kapvergunning voor het realiseren van een bouwwerk. Als dit niet gecompenseerd kan worden, moet het worden afgekocht. Dan kan de gemeente met dat geld via een eigen woonregie de doelstelling realiseren. Het is een gesloten circuit. Ik daag de sector uit om daarmee te werken en op die manier resultaten te boeken.
We hebben het gehad over de impactanalyse. Waarom is er ook op dat vlak geen analyse gemaakt? Dan had de sector een duidelijk beeld over wat hem te wachten staat.
De sector heeft een duidelijk beeld. De individuele promotor is ten zeerste geïnteresseerd. Zij zitten vandaag in grotere projecten met onderdelen die commercieel minder interessant maar wel kwalitatief goed zijn en dus aangeboden kunnen worden in het kader van de sociale huisvesting. Ze zijn blij dat ze daar verzekerde afnemers voor hebben. Er zijn mogelijkheden om ervoor te zorgen dat zij hun commerciële projecten kunnen realiseren. De samenleving kan zorgen voor bijkomende sociale huisvesting. Op economisch vlak vaart de bouwsector wel bij het feit dat er extra wordt gebouwd. Dat is investeren in de economie en in tewerkstelling.
Ik heb het nog niet gehad over de subsidieregeling. Die staat nergens in het ontwerp van decreet vermeld. Mijn fractie vindt de socialehuursubsidie heel interessant. In de commissie is erop gewezen dat men daar in Nederland problemen mee heeft. We kunnen daar echter de maatregelen in stoppen die we zelf kiezen. Het biedt een mogelijkheid om de lange wachtlijsten versneld weg te werken. De voorbije vijf jaar zijn de wachtlijsten niet kleiner geworden. Die socialehuursubsidie kan zorgen voor een snel effect. Het is een manier om soepel om te gaan met de mogelijkheden van socialewoningbouw.
Wachtlijsten zeggen niet altijd iets over woonbehoeftigheid, soms wel over woonwensen. In het kader van de sociale huisvesting zijn mensen soms bereid om zes jaar op een wachtlijst te staan omdat ze enkel kandidaat zijn voor een bepaalde wijk of deelgemeente.
Mochten ze content zijn met het aanbod in het hele werkingsgebied van de huisvestingsmaatschappijen, dan zouden ze in zes of zeven maanden geholpen zijn. Dit zegt dus niet altijd iets over woonbehoeftigheid.
Daarnaast hebben we de huursubsidies tijdens deze legislatuur verdrievoudigd. Iemand die vandaag huurt bij een sociaal verhuurkantoor krijgt automatisch een huursubsidie. Wat is nu het grote probleem met huursubsidies? Dat systeem is budgettair oncontroleerbaar. We hebben dat laten becijferen. Als men dat in Vlaanderen veralgemeend zou toepassen, dan zouden de budgetten op jaarbasis tussen 600 en 1 miljard euro bedragen. In Nederland werkt men op die manier. Als men daar van één zaak stellig overtuigd is, is het dat ze met dat systeem graag komaf zouden willen maken. Budgettair verzuipt men daarin. Er is ook een probleem met de activering. Een werkloze die bovendien nog een huursubsidie ontvangt, krijgt men heel moeilijk aan de slag. Ze dreigen die huur dan te verliezen, waardoor mensen op een zeker ogenblik ook kiezen voor het bestaande systeem, met alle ongemakken van dien, in plaats van eerst een job te zoeken.
Huursubsidies zijn interessant als iets bijkomends. Ik ben gewonnen voor het tweesporenbeleid: bijkomend bouwen of het patrimonium aan sociale woningen uitbreiden, waardoor ook huuropbrengsten worden gegenereerd. Bij huursubsidies moet men jaar, na jaar, na jaar dat bad telkens opnieuw laten vollopen. Daarnaast moet er ook gezorgd worden voor een bijkomende financiering door middel van een huursubsidie voor mensen die huren bij een sociaal verhuurkantoor enzovoort, om zo te zorgen voor sociale tarieven op de privéverhuurmarkt. Er moet worden nagegaan hoe dat stelsel van huursubsidies gaandeweg kan worden uitgebreid. We moeten echter altijd in het achterhoofd houden dat het systeem niet veralgemeend mag worden, zoals dat in Nederland wel is gebeurd. Want dan weet men wel waar men begint, maar budgettair verdrinkt men daarin. Wat wij vandaag doen, namelijk bijkomende huurwoningen bouwen en zorgen voor huursubsidies, is veel evenwichtiger, veel doeltreffender en veel meer resultaatgericht.
Maar in dit ontwerp wordt nergens melding gemaakt van huursubsidies.
Ja maar, daar staat heel wat niet in.
Als u zegt dat het systeem niet zo optimaal is, dan had men ook kunnen zorgen voor bijsturing.
Met alle respect, maar de begroting voor huisvesting is tijdens deze legislatuur het meest gestegen van allemaal. De stijging bedraagt 57 percent. In het ontwerp staat heel veel, maar gelukkig niet alles. Er is de Wooninspectie, we hebben heel wat gedaan in verband met de renovatiepremie, de verzekering gewaarborgd wonen, sociale leningen. Al die zaken staan daar niet in. Dit is ook geen verzameldecreet. In het ontwerp worden een aantal ambities geformuleerd om het betaalbaar wonen voor zowel jonge gezinnen die nog geen eigendom hebben extra kansen te geven via de formule van het bescheiden wonen - dat is eigendomsverwerving -, als voor de allerzwaksten in de samenleving: de mensen die zijn aangewezen op de sociale huurmarkt. Voor die groep willen we voorzien in een extra aanbod. Dat is de sociaalmaatschappelijke uitdaging die we opnemen in dit ontwerp. Vanuit economisch oogpunt is dat goed, want de bouwsector mag al die woningen bouwen. De individuele aannemer is daar heel gelukkig mee. Dit is een ontwerp waar heel wat economische impulsen en tewerkstelling voor de bouwsector in zitten, voor aannemers, bouwvakkers, architecten, ingenieurs, installateurs enzovoort.
In de commissie heb ik aangegeven dat de maatregel met betrekking tot het wonen in eigen streek op zich goed is. Die regeling is echter enkel van toepassing in de grote stedelijke agglomeraties: Gent, Antwerpen en Brussel. Ze is beperkt tot de woonuitbreidingsgebieden. Voor ons valt dat wat licht uit. In de plattelandsgemeenten en de provinciale steden komt het helemaal niet voor. Dat is jammer.
Wat u aanhaalt, is cruciaal. Er is nog altijd het eigendomsrecht, de Raad van State. Ook Europa laat niet zomaar toe om dat soort bewegingen in te voeren. Mensen moeten vrij kunnen bewegen en zich vestigen waar ze willen. Iemand die grond bezit en die wil verkopen, heeft rechten, die men niet eindeloos kan beperken of aan banden leggen. We zitten hier op het scherp van de snee.
Ik ben zelf een inwoner van een van die heel dure gemeenten aan de grens, namelijk Lanaken. Ik kan u zeggen dat u blij mag zijn dat u niet op het lijstje staat. Gemiddeld genomen zijn die minimaal 20 percent tot soms 200 of 300 percent duurder dan wat we vandaag in Lanaken, in Maaseik, in de grensstreek moeten betalen voor bouwgrond of als we een woning willen bouwen of kopen.
Dit is voor het wonen in eigen streek een belangrijke maatregel. Mijnheer de minister, ook de kust, die u daarnet niet hebt aangehaald, is een van de streken waarop dit van toepassing is. Een aantal gemeenten krijgt daar te maken met de factoren die u hebt aangehaald. Er zijn grote verdringingsverschijnselen. Mensen uit het binnenland komen niet alleen in de zomer naar de kust, maar worden er ook residentieel. Daardoor komt de lokale woonmarkt sterk in de verdringing en moeten er nieuwe accenten komen voor de lokale jonge bevolking. Die wordt uitgestoten en moet naar het binnenland gaan om nog betaalbare woningen te vinden. Met deze maatregel wordt tot op zekere hoogte soelaas geboden aan de jonge gezinnen die in hun eigen stad willen blijven wonen. Dit is een belangrijk element in het ontwerp van decreet.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik heb de indruk dat het wonen in eigen streek hier in stukjes en brokjes naar voren komt, maar het is iets ruimer dan wat daarnet werd aangehaald. Het gaat niet enkel over de grootstedelijke gebieden.
Daarnet werden de kustgemeenten genoemd, maar het is evengoed van toepassing op een aantal landelijke gemeenten in het noorden van de provincie Antwerpen. Ik moet toegeven dat wij er niet fier op zijn dat wij op die lijst staan, want dat wil zeggen dat wij tot de gemeenten behoren waar de hoogste migratiedruk van heel Vlaanderen is en waar ook de bouwgrondprijs de hoogste is van Vlaanderen. Dat zijn nu net twee factoren waar je als gemeente niet dadelijk op uit bent. Daardoor is er heel wat sociale verdringing. Jonge gezinnen met kinderen krijgen veelal totaal geen kans meer op de woningmarkt. Daarom is het goed dat er ruimte wordt gecreëerd voor wonen in eigen streek.
Wonen in eigen streek gaat dan niet alleen over woonuitbreidingsgebieden. We hebben in de commissie een amendement ingediend, en het werd besproken, waardoor extra ruimte wordt gecreëerd voor mogelijkheden in woongebieden in die gemeenten die vallen onder de maatregel wonen in eigen streek. Het is ruimer. Het gaat enerzijds om de woonuitbreidingsgebieden, maar anderzijds ook over het feit dat gemeenten die onder de maatregel vallen een aantal mogelijkheden kunnen benutten in de woongebieden waar nog een verkaveling kan worden aangelegd.
Er zijn wel meer gebieden dan de gebieden die werden aangeduid voor wonen in eigen streek die gevat worden door het probleem. Ik weet niet hoe de loonbarema's per provincie kunnen worden vergeleken. De formule geeft de kostprijs van de woningen aan plus de migratie, maar de plaatselijke loonniveaus zijn ook van belang.
Niemand heeft hier gezegd dat betaalbaar wonen geen problematiek is over heel Vlaanderen. Het grond- en pandenbeleid, waarvoor we nu net het ontwerp van decreet hebben ingediend en besproken en ook zullen stemmen, geeft net aan dat we op alle vlakken over heel Vlaanderen maatregelen willen nemen om betaalbaar wonen meer kansen te geven. Dat is voor heel Vlaanderen een knelpunt. Maar er zijn differentiaties in knelpunten. Wonen in eigen streek is een specifiek knelpunt.
Daarom heb ik al in de commissie gezegd dat we dat een redelijk goede maatregel vinden, maar dat hij te licht uitvalt.
Mijnheer de minister, u geeft aan dat er ook rekening moet worden gehouden met de Europese regelgeving en met de Raad van State. De formulering, zoals ze nu is, mag blijkbaar. Of staan ons daar ook nog juridische problemen te wachten?
Mevrouw de voorzitter, ik rond af met een kleine boutade, die ook minister Van Mechelen hier al heeft aangehaald: the proof of the pudding is in the eating. Onze fractie denkt dat er wat brokken in de pudding zitten en dat de kleur ook niet helemaal je dat is. Wij moeten nog afwachten hoe de pudding bij het verorberen zal smaken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Dames en heren, we zullen de bespreking van dit ontwerp van decreet straks na de actuele vragen hervatten.