Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw de minister, de Vlaamse Regering heeft zich geëngageerd om de luchtverontreiniging door fijn stof aan te pakken. Over een aantal algemene maatregelen zijn al beslissingen genomen. Zo mag er bij smogalarm nog maximum 90 kilometer per uur worden gereden. Verder zijn er ook de roetfilters, een fijnstofactieplan, enzovoort.
Onder het motto 'denk globaal maar doe het lokaal' kunnen ook een aantal plaatselijke maatregelen worden genomen. Om te weten welke maatregelen noodzakelijk zijn, moeten we weten op welke plaatsen en welke moment er pieken zijn in de overschrijding van de hoeveelheid fijn stof.
U hebt onlangs aangekondigd dat onder andere in de stad Brugge een lokaal meetpunt zou worden geïnstalleerd om te registeren wanneer zich in bepaalde steden pieken voordoen. Dat is een zeer goed initiatief waarmee alles in kaart kan worden gebracht. Natuurlijk zal het niet volstaan om dat enkel in Brugge te doen. Er zijn nog heel wat andere steden en gemeenten die graag dergelijke meetpunten op hun grondgebied zouden hebben. Mevrouw de minister, overweegt u om ook in andere steden en gemeenten dergelijke punten te installeren?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb inderdaad beslist om een mobiele fijnstofmeter te subsidiëren voor de stad Brugge. Dat komt niet zomaar uit de lucht vallen. Sinds vorig jaar is er een nieuwe samenwerkingsovereenkomst Leefmilieu waar heel wat Vlaamse gemeenten op hebben ingetekend. Drie Vlaamse steden en gemeenten hebben een aanvraag ingediend om een mobiele fijnstofmeter te kunnen laten rondrijden op hun grondgebied. Ik heb die aanvragen grondig onderzocht. Het ging om aanvragen van Gent, Brugge en Beveren. Alledrie de aanvragen zijn gunstig beoordeeld. Dat betekent dat die mobiele fijnstofmeter, waarvan de kostprijs wordt geraamd op 30.000 euro, door de Vlaamse overheid wordt gesubsidieerd voor een bedrag van 15.000 euro.
In principe kunnen alle Vlaamse gemeenten zo´n aanvraag doen, maar dan wel binnen de budgettaire enveloppe die elke gemeente of stad gekregen heeft in het kader van de samenwerkingsovereenkomst Leefmilieu. De subsidiëring is toegezegd voor Gent, Brugge en Beveren. Het is dus geen louter West-Vlaamse aangelegenheid, mijnheer Peumans.
Er zijn wel een aantal voorwaarden verbonden aan de subsidiëring van zo´n mobiele fijnstofmeter. Zo moet er actief worden meegewerkt aan een meetcampagne en moeten de gegevens aan onze administratie worden bezorgd. Het is immers de bedoeling heel lokaal te kunnen inspelen op de problemen. Alle simulaties die we vandaag doen, zijn theoretische simulaties. Via de mobiele meters kunnen ook praktijkmetingen kunnen worden doorgevoerd.
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Als ik u goed heb begrepen, zijn er vandaag drie aanvragen ingediend en goedgekeurd. Wanneer die op lokaal vlak tot positieve resultaten leiden, kunnen daar de nodige conclusies uit getrokken worden en kan het beleid worden bijgestuurd. Meten alleen is echter niet voldoende. Wanneer de resultaten bekend zijn en het duidelijk is waar er lokale pieken zijn, moeten er ook maatregelen worden genomen om die pieken op te vangen. Ik veronderstel dat het dus niet bij zo'n mobiele meter blijft maar dat de Vlaamse overheid op basis van de resultaten voor de nodige ondersteuning zorgt.
Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw de minister, u weet dat ik voorstander ben van een uitgebreid meetnetwerk. Ik heb dat al verscheidene keren in de commissie gevraagd. Meten is inderdaad weten. Daarom is het ook zo belangrijk te zorgen voor een zeer uitgebreid meetnetwerk. Ik heb u de aankondiging horen doen op een nieuwjaarsreceptie in Brugge. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Ik heb het via de pers vernomen.
Ik was ook enigszins verbaasd omdat ik weet dat er verscheidene gemeenten vragende partij zijn om ook daar meer metingen naar fijn stof te doen. Waarom zouden we gemeenten verder stimuleren om zelf een mobiele meetinstallatie aan te schaffen? Het Vlaamse Gewest zou toch zelf meetinstallaties kunnen aankopen en het meetnetwerk op die manier uitbreiden.
De heer Vrancken heeft het woord.
We stellen vast dat bij een concentratie van 70 microgram per kubieke meter de auto's op de autosnelwegen niet sneller rijden dan 90 kilometer per uur. De bedoeling is natuurlijk de luchtkwaliteit te verbeteren. De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en de Intergewestelijke Cel voor Leefmilieu (IRCEL) staven die onheilstijdingen aan de hand van Nederlandse rapporten en onderzoeken. In Nederland werd in opdracht van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu inderdaad diepgaand onderzoek verricht naar wintersmog en verkeersmaatregelen, en de effecten op de luchtkwaliteit en gezondheid. Aan de studie werd meegewerkt door drie universiteiten en diverse instituten voor epidemiologisch onderzoek. Het maakt brandhout van de alarmgrens van 70 microgram per kubieke meter voor fijn stof.
Ik heb zo de indruk dat Vlaanderen altijd een beetje achterop hinkt ten opzichte van Nederland en de vaststellingen die daar worden gedaan. De alarmdrempel van 70 microgram per kubieke meter is een Belgenmop. Zijn wij drie keer ongezonder of kwetsbaarder dan de Nederlanders? Het is evident dat hogere fijnstofconcentraties schadelijker zijn voor de gezondheid dan lagere. Maar die concentraties moeten omlaag worden gehaald via structurele maatregelen en niet door de wagens 30 kilometer per uur trager te laten rijden op autosnelwegen.
Men baseert zich enerzijds op de Nederlandse rapporten en anderzijds kiest men toch een eigen weg en houdt men nog altijd de concentratie van 70 microgram per kubieke meter aan om de wagens op de autosnelwegen 90 kilometer per uur te laten rijden. Waarom is er een verschil tussen de Nederlandse resultaten en het beleid dat in Vlaanderen wordt gevoerd?
De heer Callens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, eerst en vooral wil ik toch even benadrukken dat ondertussen andere systemen bestaan om te meten. Zo worden op plaatsen waar heel wat fijn stof geconstateerd wordt, constant metingen uitgevoerd. Dat gebeurt onder andere in Roeselare.
Mevrouw de minister, als gemeenten mobiele meetinfrastructuur krijgen, kunt u dan overwegen ervoor te zorgen dat andere gemeenten er gedurende een bepaalde, korte periode een beroep op kunnen doen?
Mevrouw Van den Eynde, het klopt dat Vlaanderen een eigen meetnet heeft, dat goed moet worden uitgebouwd. We hebben het daar al vaal over gehad in de commissie. Het meetnet wordt ook uitgebreid, onder andere in de zone Antwerpen, naar aanleiding van het hotspotplan. Een aantal gemeenten zijn echter bezig met een eigen mobiliteits- en luchtkwaliteitsplan. Door een goed mobiliteitsbeleid kan de fijnstofconcentratie op bepaalde plaatsen verminderd worden, zo stellen ze. Het gaat hier niet om kleine gemeenten. Daarom zijn ze vragende partij om een dergelijke mobiele meetinstallatie ter beschikking te hebben. Op die manier kunnen ze zelf ingrijpen in het eigen beleid. Fijn stof komt voor het grootste deel uit het buitenland, wordt veroorzaakt door allerlei acitiviteiten. Als men de impact van lokale maatregelen wil meten, dan is het nuttig te beschikken over een dergelijke mobiele installatie.
Mijnheer Callens, het is niet zo gemakkelijk die installatie uit te lenen. Men moet die bijvoorbeeld ijken, ze moet aan bepaalde normen voldoen.
Ik wil dat dus gerust onderzoeken. Er kunnen samenwerkingsverbanden komen. Hoe dan ook is dat een toestel dat niet eindeloos veel mogelijkheden kan hebben. Het is trouwens ook niet iets wat de overheid gratis ter beschikking stelt. Er is een ondersteuning ten belope van 50 percent binnen de enveloppe in het kader van de samenwerkingsovereenkomst Leefmilieu.
Bijvoorbeeld Brugge en Gent zijn al heel intens bezig met een beleid dat de fijnstofconcentraties moet verminderen. Die steden hebben heel veel smalle straatjes. Daar zijn de concentraties hoger. Daarom kan het voor deze steden een meerwaarde zijn om een dergelijk mobiel toestel te hebben.
Mevrouw Schauvliege, uiteraard kan de aanvraag in het kader van de samenwerkingsovereenkomst door andere gemeenten worden gedaan. De ondersteuning is substantieel. Het is vooral de bedoeling dat gemeenten op die manier een instrument krijgen om een gepast eigen beleid te voeren. Uiteraard blijven de verplichtingen en engagementen van de Vlaamse overheid, om zelf te zorgen voor de juiste maatregelen in hotspotzones, bestaan. Dat netwerk wordt verder uitgewerkt.
Mijnheer Vrancken, u hebt natuurlijk de link gemaakt met de globale regel inzake 90 kilometer per uur in geval van smog. Vorige week of twee weken geleden werd daarover een hele rist vragen om uitleg gesteld. Ik heb toen nogmaals geduid wat het nut is van de maatregel, die overigens niet alleen in Vlaanderen van toepassing is maar waarover ik ook een akkoord heb bereikt met mijn Waalse collega's. De fijnstofconcentratie bij de snelwegen kan naar beneden worden gehaald over een beperkte afstand in de breedte. De invoering van een dergelijke snelheidsbeperking is maar nodig op plaatsen waar er een dichte bebouwing is naast de snelweg. Dat is het nut van die maatregel. Ik heb hier een vraag beantwoord over de handhaving en de naleving van die maatregel. We zien dat het wat dat betreft beter wordt en zeker niet slechter. Deze vraag houdt natuurlijk geen verband met de actuele vraag van vandaag, die gaat over de mobiele fijnstofmeter.
Mevrouw de minister, dank u voor uw bijkomende aanvullingen. Momenteel zijn er maar drie aanvragen. Het gaat om grote steden die in hotspotregio's liggen waar de fijnstoflimiet dikwijls wordt overschreden. Via de opvolging van de samenwerkingsovereenkomst en de resultaten daarvan wordt het beleid afgestemd op de specifieke metingen.
Mijnheer Callens, ik weet dat er vaste meetpunten zijn. Ik raadpleeg ze dikwijls. Ik kom zelf uit een hotspotregio. De Gentse Kanaalzone is een van de koplopers. We kunnen van dag tot dag nagaan wat de stand van zaken is. De sterkte van die mobiele meetpunten is dat je heel lokaal een beleid op maat kunt voeren.
Er zijn drie koplopers: Brugge, Gent en Beveren. We moeten in de commissie Leefmilieu zien hoe dat verder evolueert, wat de resultaten zijn van de lokale metingen en wat het beleid is dat daarop, zeer lokaal, wordt afgestemd. Aan de hand van die resultaten kunnen wij wellicht nog andere steden en gemeenten warm maken om in te schrijven op die samenwerkingsovereenkomst.
Het incident is gesloten.