Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de communicatie van het BOIC ten aanzien van het WADA inzake het Belgische antidopingbeleid
Verslag
De heer Schoofs heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, afgelopen weekend heeft het WADA zijn congres gehouden in Montreal. Daar werd het rapport over de 'code of compliance' even belicht. Het rapport moet vaststellen welke landen al dan niet voldoen aan de WADA-code.
Gisteren heeft het WADA het rapport gepubliceerd. Er is nog geen officiële verklaring bij gegeven. In L'Equipe kunnen we wel al lezen dat België een slechte leerling genoemd wordt. Daar zijn twee redenen voor. In de eerste plaats hebben we een versnipperd politiek landschap, en dat heeft gevolgen voor de wetgeving op de dopingcontrole. Die is niet uniform. Ten tweede neemt men de oprichting van het Vlaamse antidopingtribunaal op de korrel. Onder andere de mogelijkheid om in beroep te gaan, vormt een probleem voor het WADA.
Er staan strenge kritische bemerkingen in het rapport wat de Franse en de Duitstalige Gemeenschap betreft. Vlaanderen is op zich een goede leerling, maar we delen in de klappen omdat we deel uitmaken van een federale staat. België wordt als staat beoordeeld.
Er zal wellicht nog communicatie volgen. Tot mei volgend jaar krijgen we nog uitstel om sommige zaken bij te sturen. Welke conclusies trekt u voorlopig uit het 'code of compliance report'? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanpassingen die het Vlaamse en het Belgische antidopingbeleid moeten ondergaan om te voldoen aan de vernieuwde WADA-code die vanaf januari 2009 in werking treedt? Zult u overleg plegen met uw collega's?
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, we kennen het spreekwoord: nu breekt mijn klomp. Had ik klompen gehad, ze waren vandaag gebroken.
Vorige week hebben wij hier over een motie over topsportbeleid gestemd. Het amendement ging ervan uit dat het BOIC handelt naar het confederale staatsmodel dat intussen bestaat. Dat is de reden waarom mijn fractie de motie noch het amendement goedkeurde. Verder heeft het WADA problemen met de manier waarop er in dit land gewerkt wordt. Internationaal en binnen de Europese Unie wordt Vlaanderen wel degelijk erkend voor de materies die binnen onze bevoegdheid vallen.
Internationaal treden wij op in Cultuur, Onderwijs, Media en ook in Sport. Ik heb in het bijzonder problemen met de wijze waarop de BOIC dit nu voorstelt. Bij mijn weten hebben we een vrij sterk antidopingbeleid dat de toets van het WADA probleemloos doorstaat. Of u moest me tegenspreken? Waar knelt nu eigenlijk het schoentje? Zijn er problemen met de afspraken die met de andere gemeenschappen worden gemaakt? Zijn er problemen met de wetgeving van de andere gemeenschappen? Ik had daarover graag duidelijkheid vernomen. Ik zou het jammer vinden, mijnheer de minister, dat wij internationaal zouden gestraft worden terwijl we toch een duidelijk antidopingbeleid voeren. Persoonlijk denk ik dat het BOIC hier toch ietwat voortvarend communiceert.
Minister Anciaux heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik weet uit goedingelichte bron, namelijk van de vertegenwoordiger van de Europese Unie bij WADA, dat de Vlaamse Gemeenschap vorig weekend in het rapport wel degelijk conform de code 2003 wordt beschouwd. De Vlaamse Gemeenschap werd door het WADA erkend als een NADO of een nationale antidopingorganisatie. Als NADO heeft zij wel degelijk de conformiteit voor de code 2003 gekregen.
De code 2009 gaat pas volgend jaar in. Wat het rapport betreft dat door WADA in mei 2009 zal worden gepubliceerd, ben ik er nogal gerust in dat we als NADO conform code 2009 zullen worden erkend, zeker na de wijzigingen die hier half november zijn goedgekeurd. Voor het einde van het jaar zullen we de uitvoeringsbesluiten bij dit decreet hebben goedgekeurd en dan zullen we volledig conform de code 2009 zijn.
Het BOIC had inderdaad een beetje voorzichtiger mogen communiceren. Sport is immers een gemeenschapsbevoegdheid. Men had, zeker na alle aanpassingen die zijn gebeurd en het feit dat de Vlaamse Gemeenschap 100 percent conform de code 2003 is, dat anders moeten aanpakken. Het BOIC heeft daar minstens onduidelijkheid over laten bestaan. Het is zelfs zo dat het Vlaamse Dopingtribunaal wel degelijk conform is omdat we in een beroepsprocedure bij het TAS hebben voorzien. Ook daar zijn er geen opmerkingen.
Het is juist dat er een verschillend dopingbeleid wordt gevoerd omdat dit terrein binnen de bevoegdheid van de gemeenschappen ligt. De drie gemeenschappen, en in ieder geval de Vlaamse Gemeenschap, zijn als nationale antidopingorganisatie erkend. De erkenning zal gebeuren in functie van de gemeenschappen. De beoordeling van België heeft geen juridische of andere gevolgen want we zijn als Vlaamse Gemeenschap door het WADA als nationale antidopingorganisatie erkend en we zullen dus ook de conformiteit kunnen krijgen.
Het is dus geen versnipperd beleid, het is een beleid met verschillende snelheden. We gaan dezelfde richting uit als de Franse of de Duitstalige gemeenschap, maar we rijden iets sneller. Er zijn ook wat vragen over geweest of ik als minister van Sport van de Vlaamse Gemeenschap geen bijzondere initiatieven moet nemen om het beleid beter op elkaar af te stemmen.
We werken op heel wat terreinen samen. We hebben de knowhow. We gaan steeds in op de vraag om hulp van de Duitstalige en de Franse Gemeenschap over onderzoeken en dopingcontroles. Ik heb al initiatieven genomen om nog meer gemeenschappelijk te doen. Het enige waar ik niet aan meewerk, is het streven naar een Belgische antidopingorganisatie. Dat is een stap te ver. Ik neem aan dat dat ook niet de wens is van wie dan ook. Samenwerkingsovereenkomsten zijn zeker mogelijk, maar dan moeten de verschillende gemeenschappen het daarover eens zijn. Wat dat betreft, had ik bijna een akkoord met minister Eerdekens, die ondertussen vervangen is door minister Daerden. Met hem loopt het iets minder vlot om een overeenkomst af te sluiten.
Mijnheer de minister, u schept alleszins enige duidelijkheid over wat ons te wachten staat. Dat is toch wel geruststellend. Dat neemt niet weg dat u een initiatief kunt nemen. U zegt zelf dat het wat moeilijker ligt. De vraag is of u in de nabije dagen of weken initiatieven zult nemen om met de andere gemeenschappen te praten. Een uitgestoken hand is, wat dat betreft, heel belangrijk. Voor onze Vlaamse sportwereld is het ook belangrijk dat er meer uniformiteit is. Het WADA streeft trouwens naar die uniformiteit. Dat moet ook het doel zijn van alle lidstaten van Europa.
Volgende week hebt u een ontmoeting met de ministers van Sport. De voorzitter van het WADA, de heer Fahey, zal dan wellicht ook aanwezig zijn. Misschien kunt met hem een informeel contact hebben om de specifieke Vlaamse situatie nog eens duidelijk te maken. Ik hoop echter dat u ter zake zelf initiatieven neemt om te zorgen voor een betere afstemming.
Mijnheer de minister, ik ben blij met uw antwoord. De bekommernis van het WADA moet zijn dat er in heel de wereld een antidopingbeleid is op maat van wat de organisatie stelt. Hoe dat in elk land, in elk gebied, in elk werelddeel wordt ingevuld, is de verantwoordelijkheid van de politieke krachten in die gebieden.
Ik neem er ook akte van dat u afstand neemt van het scenario dat door het BOIC naar voor wordt geschoven om een nationale instelling op te richten. Zonder daar verder op in te gaan, denk ik zelfs dat dat ongrondwettelijk zou zijn. De Vlaamse Gemeenschap moet het voortouw blijven nemen en, waarom niet, de Franse en Duitstalige Gemeenschap op sleeptouw nemen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik sluit me aan bij de vragen van de heren Schoofs en Van Dijck. Ik ben het voornamelijk eens met de kritiek van de heer Van Dijck op het BOIC. Het WADA hekelde vorige week het versnipperde antidopingbeleid in België. De BOIC-woordvoerder, de heer Rampaer, heeft dan in de media verklaard: "Als België binnen de zes maanden niet in orde is met de WADA-regels volgen er sancties." Dat kan dan gaan om het verbod sportorganisaties te organiseren, het annuleren van lopende competities, het schrappen van het Gentse antidopinglab enzovoort.
Professor Delbeke, het hoofd van het Gentse lab, heeft daarop heel rustig gereageerd. Hij stelde: "Ik heb het WADA-rapport vorige week gelezen en paniek is voor niets nodig." Hij zegt verder nog: "We mogen niet vooruit lopen op de feiten. In het WADA-rapport gaat het om de aanpassing van de antidopingcode van 2003, terwijl Vlaanderen ondertussen al bezig is met aanpassing van de code van 2009." Minister Anciaux heeft daar daarnet trouwens ook naar verwezen. Ten slotte stelt de wetenschapper nog: "In het rapport staat ook niet dat wij niet voldoen aan de code, maar dat er nog aanpassingen nodig zijn. Ik maak me geen zorgen."
Mevrouw de voorzitter, de Vlaamse Gemeenschap is altijd al een voorloper geweest op het vlak van het antidopingbeleid. Het unitaire BOIC verspreidt in deze eigenlijk desinformatie. De minister was nog eufemistisch in zijn stellingname toen hij zei dat het voorzichtiger zou moeten communiceren. Wat mij betreft, benadrukt het BOIC hiermee zijn unitaire achterhoedegevecht. Voor het Vlaams Belang zou het BOIC beter de decreten van dit land naleven in plaats van dergelijke mist te verspreiden.
Mijnheer Deckmyn, eigenlijk hebt u zich bij een actuele vraag aangesloten zonder een bijkomende vraag te stellen. Dat is niet de bedoeling.
Mijnheer Deckmyn, ik vind dat goed.
Wat de vraag in verband met het eigen initiatief betreft, wil ik heel duidelijk zijn. Ik wil een enkel aanspreekpunt overwegen. Daarvoor moet evenwel een samenwerkingsakkoord tussen de drie gemeenschappen tot stand komen. Ik vrees dat hiervoor de snelheid van het regelgevend werk van de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap zou moeten worden opgedreven. Ik ben bereid een initiatief te nemen. Ik kan die snelheid echter niet in de plaats van anderen opdrijven.
Het incident is gesloten.