Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de toenemende vraag naar sociale vakanties
Verslag
De heer De Bruyn heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik hoef jullie er niet aan te herinneren dat we aan de vooravond staan van ons politiek reces. Ik denk niet dat ik me vergis als ik stel dat voor ieder van ons daarin op zijn minst één meerdaagse vakantie-uitstap, al dan niet naar het buitenland, inbegrepen zit. Het weze u allen van harte gegund.
Maar laat ons niet vergeten dat voor heel wat Vlamingen een dergelijke uitstap absoluut niet haalbaar is. Ik geef slechts twee cijfers om dit te illustreren. Ruim 15 percent van de Vlamingen leeft onder de armoedegrens. Dat betekent dat voor 330.000 Vlamingen een vakantie-uitstap, al weze het slechts een eendaagse uitstap, niet haalbaar is.
Nochtans is vakantie veel meer dan alleen maar luxe, het is mijns inziens een basisrecht, een noodzaak, zeker voor degenen die dagelijks moeten opboksen tegen de armoede, die zich dagelijks zorgen moeten maken over het einde van de maand en die niet de luxe kennen die wij wel kennen. Meer nog voor hen dan voor ons is een vakantie, er eens uitbreken, een ongelooflijk positieve ervaring die hun weer energie geeft, hen in contact brengt met andere mensen, wat hun sociaal welbevinden enkel maar ten goede komt.
Daarom denk ik dat we met recht en reden fier mogen zijn dat de Vlaamse Gemeenschap ook voor mensen die het zich niet kunnen veroorloven een aantal initiatieven ontplooit. Ik verwijs onder meer naar het Steunpunt Vakantieparticipatie. Gisteren nog werd in een mededeling bekendgemaakt dat het aanbod dat in de sector aanwezig is, beter moet worden afgestemd op de vraag naar ondersteuning, naar bemiddeling, naar het samenbrengen van mensen die een tegemoetkoming nodig hebben om op vakantie te kunnen gaan. Dat Steunpunt Vakantieparticipatie krijgt daar steeds meer vragen toe.
Mijnheer de minister, beschikt het steunpunt volgens u over voldoende budgettaire middelen? Indien niet, voorziet de volgende jaren in een stijging? Hoe evalueert u na een aantal jaren de werking van dit steunpunt?
Mevrouw Demeulenaere het woord.
Er is gebleken dat er een heel belangrijke stijging is in dit deel van toerisme: men spreekt van een verdubbeling van de cijfers in de laatste jaren. Mijnheer de minister, hoeveel van de 330.000 kandidaat-vakantiegangers blijven daadwerkelijk in de kou staan en kunnen niet op vakantie gaan? Dat wordt nergens vermeld in de mededeling. Is de situatie inderdaad zo schrijnend?
Is geld het enige probleem? Als het aantal aanvragen verdubbelt, dan veronderstel ik dat er ook dubbel zoveel mankracht nodig zal zijn om het papierwerk en dergelijke te verwerken. Zijn er daar problemen mee? Hoe zal daar in de toekomst mee worden omgegaan? Mochten daar heel veel tekorten zijn, hoe zult u daar in de toekomst mee omgaan? Zult u werken met een wachtlijst, zodat iedereen wel eens aan de beurt komt en het niet altijd aan dezelfden wordt overgelaten?
Minister Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte leden, ik bedank de sprekers omdat ze net voor het reces de aandacht vestigen op het recht op vakantie. Dat is een problematiek die ons allen zou moeten bezighouden. Het Steunpunt Vakantieparticipatie kent steeds meer succes. Uit heel recente cijfers, van 9 juli van dit jaar, blijkt dat momenteel al 2058 mensen via dat steunpunt met vakantie zijn geweest. Vorig jaar waren dat er 1871, over het hele jaar. Op 9 juli zaten we dus al boven het totaal van vorig jaar. Op 9 juli was er sprake van meer dan 34.000 mensen die eendagsrecreatie genoten via het steunpunt. Vorig jaar op dezelfde datum waren dat er een goede 23.000. Het aantal neemt dus sterk toe. Ik evalueer die werking positief. Ik heb ook wetenschappelijk onderzoek besteld over de effecten ervan. De eerste resultaten wijzen in de richting die al empirisch werd aangevoeld door onze medewerkers en door de vele sociale organisaties.
We gaan uit van het recht op vakantie en recreatie voor iedereen. Natuurlijk zullen niet alle mensen die onder de armoedegrens leven, daar ooit aan participeren. Niet iedereen wil dat. Het is ook ontzettend moeilijk om die mensen daarbij te betrekken. Dat is soms een heel grote opgave. Ik kom straks terug op de wijze waarop dat gebeurt. Uit onderzoek blijkt dat de mensen die daaraan deelnemen, daar vooral psychosociaal een positief effect aan overhouden. Ze krijgen een netwerk. Ze komen in contact met andere vakantiegangers. Hun kinderen komen op dergelijke momenten ook in contact met andere kinderen. Hun zelfvertrouwen stijgt enorm: ze kunnen eindelijk ook eens doen wat vele andere mensen in deze periodes van het jaar doen. Ook zijn ze positief over het gebruik van het openbaar vervoer. In dat verband is het wat jammer dat de NMBS nog altijd niet is ingegaan op mijn uitnodiging om ook hieraan mee te werken. De Lijn doet dat, maar de NMBS nog niet, hoewel ik dat verleden jaar al heb gevraagd. Ik heb dat nu aangekaart bij de federale minister van Overheidsbedrijven.
Het probleem is niet zozeer een probleem van middelen, hoewel ik die middelen aanzienlijk heb opgetrokken, van 62.000 euro vorig jaar naar 162.000 euro. Volgend jaar komt daar, in het licht van de meerjarenbegroting, nog eens 50.000 euro bij, wat een totaal van 212.000 euro oplevert. Dat geld dient in eerste instantie voor de communicatie, om dit bekend te maken, om een vakantiecatalogus te drukken en te verspreiden. Het dient ook om aan prospectie te doen bij de privésector en om de administratie die wij ter zake verrichten in stand te houden.
Ik hoef niet meer geld in te zetten om meer personeel aan te werven. We werken immers met een unieke pps-constructie, waarvan ik ervaar dat we er elders in Europa en zelfs daarbuiten om worden benijd. Als overheid slagen we erin met een vrij bescheiden bedrag een zeer grote hefboom te creëren, omdat we werken met sociale organisaties. Dat zijn armoedeorganisaties, gezinsorganisaties, OCMW's, enzovoort, die op het terrein contact hebben met die mensen. Ze weten wie daarvoor kan worden gemotiveerd, wie in aanmerking komt voor een dergelijke vakantie. Ik heb contact met die organisaties. Een groot deel van hun werk bestaat uit het begeleiden, het aanspreken van die mensen, het hen ertoe brengen om met vakantie te gaan. Die mensen leven immers vaak in de marge van de samenleving en voelen zich niet betrokken. Ze durven die stap niet te zetten. Ze hebben geen zelfvertrouwen. Ze vinden dat dat niets voor hen is, dat ze dat niet aankunnen. Ze zijn vaak nog nooit met vakantie geweest of zijn getraumatiseerd door allerlei tegenslagen.
Dat middenveld is de tweede schakel. Dat werkt enorm goed. We hadden vorig jaar 850 organisaties, nu hebben we er al 900. Ze leveren schitterend werk. Veel medewerkers offeren ook nog eens hun vrije tijd op om mee te gaan op vakantie en de kansengroepen te begeleiden. Dat is formidabel.
De privésector werkt daaraan mee, en dat maakt het uniek. Maar daar zit ook ons probleem. Het probleem zit niet zozeer in de middelen maar in het aanbod. Dat is nog altijd te beperkt. Hoewel ik de privésector wil bedanken. Vorig jaar werkten ongeveer 140 privébedrijven in de logies- en recreatiesector in Vlaanderen mee. Zij geven kortingen van 50 tot 75 percent om de kansarmen toe te laten op vakantie te gaan. Het aantal is dit jaar nu al gestegen met meer dan 10. Ik heb gevraagd om vooral in te zetten op de prospectie in de privésector. Het aantal is ook 'verdiept'. We hebben de unieke pps-constructie van overheid, middenveld en privésector. Ik hoop dat dat model tot voorbeeld strekt voor anderen. Minimale middelen kunnen tot een groot resultaat leiden. Ik heb het budget verhoogd van 62.000 naar 212.000 euro. De ploeg van het steunpunt moet nu vooral de privésector bewerken om nog meer bedrijven tot deelname te bewegen.
Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Ik wil heel de ploeg van Steunpunt Vakantieparticipatie een welgemeend proficiat wensen. Zij bewijst dat het contactpunt tussen overheid en sociale organisaties een zinvolle en positieve werking kan genereren. Ze realiseert meer dan 'een paar dagen ontspanning'. U belichtte alle sociale en positieve effecten, mijnheer de minister.
Ik kan alleen maar de wens uitdrukken dat die hefboomfunctie zich ook in de komende jaren, middels een hoger budget, nog sterker manifesteert. Ik hoop tevens dat het aantal privépartners blijft groeien.
Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Ik had wel graag vernomen hoeveel plaatsen er te weinig zijn. Dat heb ik nergens gelezen en u hebt die vraag niet beantwoord.
Wat gaat u doen in afwachting van nieuwe plaatsen zodat iedereen aan bod kan komen?
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit me hier graag bij aan, meer bepaald betreffende de rol van de OCMW's. Enkele maanden geleden heb ik u hier een schriftelijke vraag over gesteld. Toen bleek dat amper 37 percent van de OCMW's aangesloten was bij het Steunpunt Vakantieparticipatie. Ik heb me toen de vrijheid veroorloofd om de niet-aangesloten OCMW's aan te schrijven. Intussen bedraagt het aantal aangesloten OCMW's 50 percent. Dat betekent dat nog altijd 1 op 2 OCMW's niet aangesloten zijn. Vermoedelijk zouden de aanvragen anders nog wat hoger liggen. De OCMW's zijn de organisaties bij uitstek om mensen in armoede de weg te wijzen naar hun recht op vakantie. Zij vinden zelf moeilijk de weg naar het steunpunt. We moeten vermijden dat de woonplaats een bepalende factor is voor een vakantie. De kansengroepen mogen niet afhankelijk zijn van de aansluiting van het plaatselijke OCMW. Ik vraag me af of het niet aangewezen is om de OCMW's nogmaals duidelijk te informeren over de mogelijkheden van het steunpunt. Kunnen gemeenten en steden binnen de verdere concretisering van hun lokale sociale beleidsplannen geen afspraken opnemen om mensen de weg te wijzen naar het steunpunt? Zult u in extra middelen voorzien voor het sociale toerisme zoals de heer Verstreken u reeds vroeg in de commissie?
Mevrouw Demeulenaere, we hebben geen wachtlijst. Er is geen decreet over deze vakanties en de inrichting ervan door de overheid. Dit gebeurt in samenwerking met het middenveld en de OCMW's. Die organisaties werken met zo veel mogelijk mensen samen. Er is een tekort aan aanbod, maar we kunnen dat alleen maar doen stijgen door te prospecteren en meer privé-ondernemers te overtuigen om hun deuren open te zetten voor kansarmen. We hebben meer aanbod nodig, niet alleen in de schouder- en dalmaanden, maar ook in het topseizoen. Het aantal stijgt elk jaar. We maken daar verder werk van.
Mevrouw Franssen, ja, ik wil nog eens alle OCMW's aanschrijven, maar ik moet u erop wijzen dat de OCMW's maar een onderdeel van een groter geheel zijn. Er zijn 900 organisaties die meewerken, het aandeel van de OCMW's heeft dus niet het overwicht. U hebt gelijk, eigenlijk zouden alle OCMW's er een erezaak van moeten maken om ook op dit vlak een werking te ontwikkelen.
Ik herhaal dat het niet zozeer een kwestie van middelen is. Als de overheid zelf vakanties zou betalen, dan zouden we over enorme bedragen spreken en dan zouden we een totaal ander budget moeten hebben. Dat is er niet, dat werd niet begroot, het zit niet in een meerjarenbegroting. Het zou een totaal nieuwe beleidslijn zijn indien de regering boven op de bestaande sociale maatregelen, het leefloon en de sociale uitkeringen ook nog vakanties betaalt. We doen dat dus niet. We creëren via de unieke pps, met het middenveld en met de privésector een kleine hefboom om mensen toe te laten vakantie te nemen. Dit is de aangewezen weg.
Ik sluit me aan bij de woorden van de heer De Bruyn en ook ik bedank de mensen van het steunpunt, maar zeker ook de mensen uit het verenigingsleven, de vele vrijwilligers en de meer dan 150 privéondernemers die kortingen tot 75 percent geven, om mensen toe te laten vakantie te nemen.
Mijnheer de minister, het zal wel aan mij liggen, maar ik leid af dat er wel een tekort aan plaatsen is. U bevestigde dat zopas. Ik wou willen weten hoeveel plaatsen er te weinig zijn.
U zegt eerst dat er geen tekort aan plaatsen is, maar u bevestigt ook dat er nood is aan bijkomende plaatsen. Als er geen tekort zou zijn, zou er ook geen nood zijn aan bijkomende plaatsen. Ik snap het eigenlijk niet, maar dat zal wel aan mij liggen.
Ik dank de minister en ik zal dit blijven opvolgen.
Het incident is gesloten.