Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Sauwens heeft het woord.
Ik stel deze vraag met enige schroom omdat het gaat om een complexe materie, en omdat ik veel respect heb voor de autonomie van de redacties.
Afgelopen weekend stoorde ik mij enigszins aan de vrij expliciete berichtgeving in een aantal media, vooral kranten, over de zelfdoding van een jongen van 17 jaar in Denderleeuw en van een meisje van 14 jaar in Antwerpen.
Ik meen me te herinneren dat de berichtgeving over zelfdoding zou kunnen leiden tot meer zelfdoding, en daarom moet die berichtgeving enigszins behoedzaam worden gebracht.
Ik heb gisteren een document gevonden met aanbevelingen van verantwoorde berichtgeving over zelfdoding. Als journalist kan je levens redden. Dat betekent ook dat wie niet voorzichtig is, mede aansprakelijk kan worden gesteld voor een bepaald gedrag. Een aantal factoren zouden de drempel om de stap te zetten kunnen verhogen of verlagen. Als de media aandacht besteden aan een zelfdoding, bestaat er een wetenschappelijk aangetoonde kans op imitatie, vooral bij mensen die een verhoogd risico hebben. Bij jongeren die zich omwille van een aantal omstandigheden in een bijzonder kwetsbare positie bevinden, kan dat voorbeeldgedrag leiden tot imitatie. Dat blijkt uit een aantal gegevens in de wetenschappelijke literatuur.
In Oostenrijk was er op een bepaald moment een golf van zelfmoorden in de metro. Men heeft toen in afspraak met de redacties beslist om de berichtgeving stop te zetten. Daarop daalde het aantal zelfmoorden in de metro met 75 percent.
Ik lees dat die aanbevelingen onder meer betrekking hebben op het gebruik van de term zelfdoding in plaats van zelfmoord. Verder wordt er ook respect voor de privacy gevraagd. Er wordt ook aangeraden niet te dramatiseren en onnodige details te vermijden.
Wat ik dit weekend heb gezien, staat haaks op die aanbevelingen. Mijnheer de minister, dit document is tot stand gekomen in samenwerking met de Vlaamse Vereniging van Journalisten, de Raad voor de Journalistiek, de universiteiten van Leuven en Gent, het Project Zelfmoordpreventie, het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. Op welke wijze hebt u of hebben uw collega's in het verleden deze problematiek aangepakt? Ik weet dat u heel actief bezig bent met deze problematiek. België kent zowat de hoogste zelfmoordcijfers van heel de wereld. Daar moet aan gewerkt worden. Mijn vraag vandaag betreft echter specifiek de berichtgeving. Hoe kunt u in overleg treden met de redacties om de berichtgeving van een zekere behoedzaamheid te overtuigen?
Minister Vanackere heeft het woord.
Het zelfdodingscijfer ligt in ons land inderdaad 50 percent hoger dan in de rest van Europa.
Mijnheer Sauwens, het is goed dat u in uw vraag toespitst op een beperkt maar belangrijk onderdeel, namelijk de vraag of de berichtgeving over zelfdoding een impact heeft op het begaan van de onomkeerbare daad. Het is voldoende wetenschappelijk aangetoond dat een onzorgvuldige communicatie over zelfdoding negatieve effecten heeft. U hebt zelf verwezen naar het voorbeeld van de Weense metro dat een klassieker is geworden in de literatuur.
Op zeker ogenblik hebben de journalisten in Oostenrijk samen afgesproken om niet langer op een expliciete manier te communiceren over zelfdodingen in de Weense metro. Daarop is het cijfer met 75 percent gedaald.
Men mag daar heel wat bedenkingen bij hebben. Maar voor een daad die soms op een impulsmoment komt, kan het belangrijk zijn om de ideeën van de betrokkenen - de ideatie van de suïcide - niet te veel kansen te geven door een onzorgvuldige berichtgeving.
Heel recent hebben we via het Engelse voorbeeld kunnen zien hoe op een onzorgvuldige manier over dit soort aangelegenheden kan worden gecommuniceerd. Mijnheer Sauwens, u doet het ook een beetje. U hebt het over een 'golf'. In sommige gevallen gaat het niet over golven. In het county Bridgend waren er in 2007 alles samen 21 suïcides te betreuren. In de media werd de zaak enorm opgeklopt. Er werd gesproken over de golf van tienerzelfdodingen. Het jaar daarvoor waren er echter 28 zelfdodingen.
Soms wekt de manier van rapporteren een indruk van een golf. Dat is eigenlijk helemaal niet bevorderlijk om een klimaat te creëren waarin men de essentie van het verhaal wil brengen. Als men bepaalde problemen heeft, moet men hulp zoeken en niet overgaan tot een onomkeerbare daad.
U verwijst naar de brochure 'Als journalist kan je levens redden', waarover ik in september van vorig jaar heb gecommuniceerd. Wat daarin verschillend is met de vorige editie van richtlijnen, is dat we veel meer met de journalisten hebben gewerkt. U hebt het in uw vraag ook aangegeven. Het is met wat schroom dat de eerste macht de tweede macht ondervraagt over de vierde macht. We moeten daar bijzonder behoedzaam mee omspringen.
Met de hulp van de Werkgroep Verder, die wordt gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, heeft de vierde macht zelf de handen in elkaar geslagen. U vraagt me of die aanbevelingen, waarvan u er een aantal hebt aangehaald, goed worden opgevolgd. Ik heb gevraagd dat de artikelen van het afgelopen weekend en de voorbije dagen eens zouden worden gescreend door de Werkgroep Verder. Ze melden me dat er een duidelijke verbetering is van de manier waarop wordt gerapporteerd over suïcides. Er wordt veel meer dan vroeger verwezen naar de hulpverleningsmogelijkheden. Dat is ook consequent opgenomen in de artikelen die u citeert. Er is een verwijzing naar de website of Tele-Onthaal. Men laat professionals aan het woord. Alles samen worden ook relatief wat nuanceringen in het verhaal gebracht.
Wat men als een negatief punt ziet, in het bijzonder in de artikelen die uw aandacht hebben getrokken, is dat via het beeldmateriaal een overdreven dramatisering wordt gerealiseerd en dat in sommige opzichten de privacy niet wordt gerespecteerd. Aan de andere kant zegt men ook dat de journalisten dit soort van regels kennen. Ze zijn bekend via de Journalistenbond. De redacties van de Vlaamse kranten zijn ervan op de hoogte.
Men stelt ook vast dat vooral in de duiding de richtlijnen heel goed worden toegepast. In de zogenaamde actuele informatie is men, jammer genoeg, af en toe onzorgvuldig. Dat komt ongetwijfeld door het tempo dat de redacties zich menen te moeten opleggen.
Mijnheer Sauwens, we hebben aan de Werkgroep Verder gevraagd een studie te maken over de situatie tussen september 2006 en september 2008. Het gaat om een vergelijking van de periode voor het bekendmaken van deze richtlijn en de twaalf maanden daarna. Uiteraard zal ik het parlement op de hoogte stellen van het resultaat van die studie, zodat we kunnen beoordelen in hoeverre er een serener klimaat is ontstaan.
Mijnheer de minister, zou het niet goed zijn als u overleg pleegt met de journalisten om te zien hoe dit probleem kan worden aangepakt? Ik wil voorkomen dat men in een soort sensatiejournalistiek terechtkomt.
Ik herinner me dat ooit is gezegd dat over berichten over zelfdodingen op en rond spoorwegen zou worden gestopt. De vorige berichten die we hebben gezien, stonden in een weekendkrant. Dergelijke berichten leiden onmiskenbaar tot veel speculaties van mensen die zich in eenzelfde crisissituatie bevinden.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik sluit me graag aan bij de actuele vraag van de heer Sauwens. We hebben in de commissie voor Welzijn recent verschillende grote debatten over dit onderwerp gevoerd. Onzorgvuldige communicatie over zelfdoding kan negatieve gevolgen hebben.
De minister heeft terecht vermeld dat de vierde macht, zoals hij de pers noemt, zelf het initiatief heeft genomen om aanbevelingen over verantwoordelijke berichtgeving op te stellen. De grote artikelen over de twee trieste voorvallen in Antwerpen in sommige kranten van het afgelopen weekend hebben me evenwel doen schrikken. Het gaat hier niet om alle kranten, maar veeleer om de iets meer sensatiegerichte kranten.
De minister heeft terecht opgemerkt dat journalisten zich in duidingsartikelen strikter aan de aanbevelingen in verband met verantwoordelijke berichtgeving over zelfdoding houden. We moeten hier echter aan toevoegen dat de doorsnee lezer van een krant die duidingsartikelen veel minder leest dan de grote artikelen waarin de feiten worden weergegeven.
Wat het geval van vorige vrijdag betreft, lieten de foto's niets aan duidelijkheid te wensen over. We kunnen hier echt van een overdreven dramatisering spreken. Ik durf me dan ook aansluiten bij het pleidooi van de heer Sauwens. Overleg met de pers lijkt me nuttig om na te gaan op welke wijze die aanbevelingen in de toekomst iets nauwkeuriger kunnen worden toegepast.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, het gaat hier om een terechte bekommernis. Mevrouw Dillen heeft terecht opgemerkt dat we in de commissie over de berichtgeving over zelfdoding al uitgebreid van gedachten hebben gewisseld. De minister heeft toen verwezen naar het initiatief dat mede door de perswereld zelf is genomen. Dit heeft tot een verbetering geleid. Ik denk dat we de mensen van de Werkgroep Verder zeker mogen geloven. In veel gevallen hebben de richtlijnen tot bijsturing geleid. Dit is echter niet in alle gevallen gebeurd. We zullen de ambitie moeten opbergen de aard van het beestje volledig te veranderen. Het is nu eenmaal eigen aan een bepaalde vorm van de media om veeleer op sensationele dan op meer bedachtzame wijze te rapporteren. We mogen ons hier evenwel niet zonder meer bij neerleggen. Bijkomend overleg lijkt me zeker aangewezen.
Ik zou de minister nog om wat precisering willen vragen. Uit een eerste, voorzichtige, lezing blijkt dat bepaalde richtlijnen wel degelijk beter worden opgevolgd. Het gaat hier vooral om de gemakkelijkere richtlijnen. Ik denk hierbij aan het vermelden van het noodnummer van de Zelfmoordlijn aan het einde van het artikel. Dat is heel eenvoudig. Die toevoeging kan gestandaardiseerd verlopen. Die aanbeveling wordt vrij getrouw opgevolgd.
De woordkeuze, de aandacht die eraan wordt geschonken, de kop die een artikel krijgt, de foto die erbij wordt geplaatst en al de andere meer fundamentele elementen van de richtlijn lijken me minder positief te evolueren. Ik hoop dat de door de minister aangekondigde studie van de Werkgroep Verder ons meer duidelijkheid kan verschaffen.
De heer Gatz heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik kan begrijpen waarom de heer Sauwens deze actuele vraag heeft gesteld. Ik denk trouwens dat de minister alle vragen goed heeft beantwoord. Ik wil het hier echter nog even over de grond van de zaak hebben.
Zelfs als de berichtgeving correcter zou verlopen, zouden we nog steeds met een verontrustende en helaas stabiel blijvende tendens worden geconfronteerd. Het is onze opdracht en de opdracht van de minister om de redenen van de zelfdodingen beter te doorgronden. We moeten trachten beter te begrijpen waarom iemand zoiets doet. Ik denk dat we die nederigheid aan de dag moeten leggen. Eerlijk gezegd, begrijp ik dat zeker niet altijd. Ik denk niet dat ik alleen ben.
Het lijkt me een goede zaak dat de commissie voor Welzijn dieper op deze problematiek ingaat. De heer De Bruyn heeft al naar de gevoerde debatten verwezen. Op aangeven van mevrouw Hoebeke en mevrouw Van der Borght trachten we niet enkel deskundigen en ervaringsdeskundigen, maar ook jongeren hierbij te betrekken. Het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek (viWTA) kan ons hierbij misschien helpen. Het viWTA heeft ervaring met het organiseren van gesprekken met en consultaties van groepen mensen. Jongeren zijn in feite ook groepen mensen.
Deze oefening moeten we de komende weken of maanden zeker beginnen zodat we als parlement en politici een beter zicht krijgen op de problematiek. Op die manier bent u gewapend om in het bondgenootschap tussen u en de commissie voor Welzijn betere acties en oplossingen te vinden, wel in alle bescheidenheid, want dat moet in deze thematiek.
Er was een vraag over het overleg. De Werkgroep Verder verzekert me dat op alle redacties vandaag de gewoonte bestaat om naar aanleiding van berichtgeving over suïcide contact op te nemen met de werkgroep om daarover bepaalde elementen in het artikel op te nemen. Ze hebben veel nadrukkelijker dan in het verleden het gevoel dat er wel degelijk aandacht is voor die richtlijnen. Ik zal met de werkgroep nagaan of het nuttig is om de richtlijnen opnieuw te bespreken.
Ik sluit me aan bij de schroom die ons past wanneer het gaat over het dicteren van hoe journalisten hun werk moeten doen. Ik wil daar gerust over nadenken, maar wijs op een aantal elementen van echte beterschap. We kunnen op bepaalde aspecten van privacy en beeldmateriaal nog kritiek hebben. De complexiteit van een situatie is in de artikelenreeks van Het Laatste Nieuws toegelicht door te verwijzen naar de verschillende oorzaken. Tien jaar geleden zou dat niet zo snel aan bod zijn gekomen. Tien jaar geleden zou naast zo'n artikel meer dan waarschijnlijk geen interview hebben gestaan met een professional zoals de heer De Fauw die toelicht dat men hulp moet vragen en dat praten helpt. Er zou tien jaar geleden geen verwijzing zijn geweest naar hulplijnen of websites waar men oplossingen kan vinden. Er zou tien jaar geleden nog veel explicieter fotomateriaal zijn gebruikt. Ik ben het met u eens dat het soms wat onkies is om de etage met een pijltje aan te duiden. Dat is niet kies en verstandig, maar tien jaar geleden was het beeldmateriaal vaak nog veel explicieter.
Mijnheer Gatz, u had het over de grond van de zaak. De tendens is op zich niet stabiel. Er is een lichte daling in het suïcidecijfer bij vrouwen. Voor de mannen is het stabiel. Naar de oorzaken hebben we inderdaad het raden. Twee factoren komen telkens terug. In de Vlaamse gemeenschap praten mensen blijkbaar minder snel over hun problemen en zetten ze minder snel de stap naar hulpverlening. In onze samenleving speelt het perfectie-ideaal en de druk daarvoor heel veel jonge en oudere mensen parten. We kunnen daar in de commissie verder over debatteren.
Het incident is gesloten.