Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Stassen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, eind jaren zeventig zag ik op tv een schitterende reportage over het feit dat men tot in de verste uithoeken van de wereld het bekende logo en de swingende slogans van Coca-Cola tegenkwam. Toen ik gisteren de berichtgeving over de reclameboodschappen op voetpaden las, moest ik daaraan terugdenken.
Collega's, ik dacht dat we het einde van de commercialisering van het openbare domein bereikt hadden. Je kunt geen enkele tv-uitzending bekijken of je ziet reclame. Je kunt geen website bezoeken of er verschijnt op de een of andere manier reclame op je scherm. Je kunt geen krant of tijdschrift openslaan of je ziet reclame. Hier en daar waren er nog een paar reclamevrije eilandjes, maar mogelijk wordt nu ook het laatste eilandje ingenomen door de vindingrijke reclamejongens.
De heer Bernard Dewulf verwoordde het vandaag uitstekend in zijn column in De Morgen. Hij stelt dat je, als je over de weg stapt, gewoon wilt wandelen of praten, en zeker niet geconfronteerd wilt worden met reclame.
Mijn vraag is of u ook akkoord gaat met deze mening? De stelling formuleer ik als volgt: men mag overal reclame maken, aan de muur, in tijdschriften, op radio of tv en op websites. Maar men moet van de enkele eilandjes die er nog in Vlaanderen overschieten, afblijven. Als u daarmee akkoord gaat, kunt u dan ook de nodige middelen inzetten om dat tegen te houden? Het is aan de gemeenten om daartegen via reglementeringen op te treden, maar u kunt misschien op een of andere manier vragen om het voetpad te vrijwaren van Coca-Cola of de ING. Iedereen moet op een voetpad kunnen praten, telefoneren en een beetje mijmeren.
Minister Keulen heeft het woord.
Dit is een heel mooie vraag. Het is een typisch Vlaamse situatie met een hoog Uilenspiegelgehalte. Hoe kunnen we de overheid verschalken? De ING heeft het gevonden. Ze hebben een toestel en zetten dat neer op een bepaalde plaats. Vervolgens zeggen ze dat ze het openbare domein zuiver willen maken. Als het toestel nadien wordt weggenomen, staat er ING te lezen. Het is een toestel dat werkt met een stoomprocédé waarbij het vuil als het ware wordt weggezogen en ING achterblijft. Ze zeggen van de prins geen kwaad want na drie à vier weken is er opnieuw voldoende vuil en is de boodschap weg.
De slimme jongens van de marketing vergeten dat het openbare domein ook een eigenaar heeft, meestal de stad of de gemeente, het gewest, de federale overheid of een intercommunale. Het getuigt van elementaire beleefdheid om aan de eigenaar van het openbare domein te vragen of dat wel mag. Dat is mijn houding hierover. Het kan best zijn dat de desbetreffende eigenaar van het openbare domein dat toestaat, maar de meeste gemeenten voeren een hele handhavingspolitiek en een tariferingpolitiek. Ik denk aan bijvoorbeeld borden om commerciële activiteiten als beurzen aan te kondigen en aan de toegelaten tijdsduur dat deze borden mogen blijven staan. Dit valt daaronder. Als de lokale autonomie zou beslissen dat het kan, is dat voor mij ook goed.
We moeten beseffen dat het idee van de ING heeft gewerkt, we praten er nu immers over. Het idee zal zeker navolging krijgen. Vandaag zijn het de banken, morgen de verzekeringen, overmorgen worden er fuiven op die manier aangekondigd of automerken. Er dan staat er geen rem meer op.
Ik zal mijn standpunt in een elektronische nieuwsbrief via de diensten van de ABB, de administratie Binnenlands Bestuur, formuleren. Alle 308 gemeenten moeten hiervan op de hoogte worden gebracht. Aan hen moet de toestemming worden gevraagd. Volgens het principe van de lokale autonomie wordt hierover een regelgeving of een bepaalde houding ontwikkeld. Welk beleid er precies wordt gevoerd, is voor mij goed maar men moet het wel komen vragen.
Ik zal aan de ING een brief richten waarin ik stel dat het idee mooi gevonden is en het zeker navolging zal krijgen, maar dat het openbaar domein ook een eigenaar heeft. De eigenaar moet ook hier worden gerespecteerd. Niemand zou immers graag willen dat het morgen op de oprit van zijn garage gebeurt zonder dat er om toestemming is gevraagd. De elementaire hoffelijkheidregels moeten ook hier van toepassing blijven.
Ik hoop samen met u, mijnheer de minister, dat dit de reclameslogan was voor de ING, het nooit op het terrein zal verschijnen maar bij een wild ideetje blijft. Voorts hoop ik dat het openbare domein niet aan de reclamejongens wordt overgelaten. De ING heeft hier zijn tijd gehad, laten we nu over iets anders praten.
Het incident is gesloten.