Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Cock heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, De Standaard van maandag stond er bol van. De heer Herman Van Driessche van de Stichting Vlaamse Schoolsport luidde er de alarmklok. Hij stelde dat er volgend schooljaar, vanaf 1 september 2008, door de basisscholen veel minder uit zwemmen zal worden gegaan, omdat door de maximumfactuur de rekening voor het busvervoer niet meer kan worden doorgerekend aan de ouders. De heer Caron deelt me mee dat cultuurcentra, gemeenschapscentra en organisaties voor jeugdtoneel hem berichten dat er voor volgend jaar nu al veel minder inschrijvingen zijn voor theater- en toneelvoorstellingen. Zijn de directeurs voorzichtiger? Wachten ze wat af? Of is het een teken aan de wand? Ik weet het niet goed.
De heer Valère Dekens van de Organisatie Directeurs Vlaams Basisonderwijs stelt zomaar dat de directeurs dat geld zullen gebruiken voor energierekeningen en administratie, terwijl in dit parlement en deze commissie toch heel duidelijk is gesteld dat die maximumfactuur vooral is ingevoerd met het oog op gelijke kansen. De bedoeling ervan is dat kinderen uit arme gezinnen, die anders niet veel extra-murosactiviteiten kunnen meemaken, op hetzelfde niveau zouden komen als kinderen van financieel niet-kansarme ouders. Er is daar iets dat me niet zint. Is de sector in de war gebracht? Ligt 1 september 2008 nog veraf en zijn ze wat aan het freewheelen? Ik weet het niet goed.
Mijnheer de minister, hoe interpreteert u dat?
Het kan toch niet dat bijvoorbeeld docenten van het hoger onderwijs mij komen vertellen dat ze op stage zijn geweest in Zwitserland om studenten met sneeuwklassen te begeleiden, en dat de directeurs nu unisono beweren dat het de laatste keer zal zijn, onder meer wegens de maximumfactuur. Hier is iets aan de hand. Er is een verkeerde perceptie.
U trok dit jaar 45 euro uit per leerling in het basisonderwijs voor het schoolmateriaal. U stelt 130 euro ter beschikking vanaf 1 september 2008 om aan de maximumfactuur te kunnen voldoen. Waar nijpt het schoentje? Kunt u licht werpen op deze geschiedenis? De perceptie in Vlaanderen wordt dat dit ondanks die grote input, waar u echt voor gewerkt hebt en waarvoor u de steun van de commissie en dit parlement hebt gekregen, onvoldoende is. Kan het zomaar dat de belangenvereniging van directeurs onder leiding van de heer Valère Dekens, boudweg zegt dat het geld dan maar moet worden gebruikt voor administratie of voor energiefacturen? Is het niet zo dat wanneer u het geld geeft voor de maximumfactuur, het ook daarvoor moet worden gebruikt?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wil een onderscheid maken tussen terechte zorgen van mensen in scholen, want de heer Dekens legt getuigenis af over een aantal bezorgdheden, en de nood om binnen scholen keuzes te maken over wat ze nu echt belangrijk vinden langs de ene kant en de toch wel een beetje foute informatie die erover verspreid wordt aan de andere kant. Ik maak gebruik van deze gelegenheid om dit even recht te zetten.
De eerste vraag is: wat willen we eigenlijk? Wat we willen, is dat alle kinderen in Vlaanderen zich vrij voelen om in eender welke basisschool in Vlaanderen ingeschreven te worden, dat alle ouders in Vlaanderen zich vrij voelen om hun kinderen in eender welke basisschool in Vlaanderen in te schrijven en dat er geen kostprijsverschil ontstaat tussen basisscholen waarbij de ene school de reputatie heeft duur te zijn en voor mensen die centen hebben, en de andere school de reputatie heeft goedkoop te zijn en voor mensen die geen centen hebben. Dat willen we niet en daarom vragen we aan alle basisscholen om te letten op de facturen die ze voorleggen aan ouders, en om aan kostenbeheersing te doen.
Daarmee zeggen we niet dat alles gratis moet zijn, want dat is niet mijn overtuiging wanneer het over onderwijs gaat. We zeggen dat wat absoluut noodzakelijk is binnen de school, kosteloos moet worden aangeboden, want dat staat ook zo in de Grondwet, en dat scholen die uitstappen maken, ervoor moeten zorgen dat de kosten beheersbaar blijven. Scholen die op sneeuwklas gaan, moeten ervoor zorgen dat de uitstap betaalbaar blijft voor alle kinderen. Dat is wat we vragen.
Ik wil zeker geen verschraling van ons onderwijs. Ik wil dat onze scholen rijker worden, toffer worden, interessanter worden, boeiender worden, maar voor alle kinderen. Wat doen we daarvoor? Om te beginnen hebben we gezegd dat het principe dat stelt dat wat strikt nodig is in de school om de doelstellingen van het onderwijs waar te maken, kosteloos moet worden aangeboden - het principe dat in de Grondwet staat - onverkort moet worden gevolgd. We hebben ook uitgerekend in welke mate onze scholen toch een beetje in overtreding zijn. Voor het kleuteronderwijs gaat het om een gemiddelde overtreding van 10 euro en voor het lager onderwijs van gemiddeld 30 euro. Die bedragen zouden de scholen eigenlijk uit het eigen budget moeten halen, maar komen nu op de factuur aan de ouders terecht.
Om het principe van de kosteloosheid waar te maken, zeggen we: u krijgt per kind 45 euro. We geven vandaag aan de basisscholen dus meer dan wat volgens onze statistieken, volgens de gegevens waarover we beschikken, de inspanning is die ze zelf nog moeten doen om de kosteloosheid waar te maken. We zeggen ook dat vanaf volgend jaar voor uitstapjes van één dag en allerlei activiteiten, de scholen de factuur over een jaar tijd bekeken, moeten beperken tot maximaal 20 euro in het kleuteronderwijs en maximaal 60 euro voor het basisonderwijs.
De bedragen komen overeen met de huidige gemiddelde factuur voor dergelijke uitstappen en activiteiten. We gaan met deze kostenbeheersing niet verder dan het huidige gemiddelde. Voor de sneeuw- en bosklassen en dergelijke moet in het schoolreglement een maximumprijs van 360 euro worden ingeschreven voor een periode van 6 jaar. Dat is lichtjes minder dan een gemiddelde factuur voor sneeuwklassen.
Er is echter een grote 'maar'. Tegenover die eisen van kostenbeperking staan nieuwe middelen. In 2005 hebben we in het kader van het Polder/Tivoli-akkoord 12 miljoen euro besteed aan de gesubsidieerde basisscholen. Ik wil het hebben over het net waartoe de heer Dekens behoort, in zijn geval is dat een gesubsidieerde katholieke school. Die 45 euro per kind van dit schooljaar komt neer op 30 miljoen euro. We plannen 85 miljoen euro tegen 2009. Dat is samen 127 miljoen euro. Dat betekent voor de vrije gesubsidieerde scholen en voor de hele gesubsidieerde sector gemiddeld bijna 200 euro per kind per leerjaar tegenover 2005. Dat is redelijk wat. En daar staan eisen tegenover: er is de gestegen energiefactuur, de scholen moeten meer spenderen aan schoolbenodigdheden en huisvestingskosten, enzovoort. Het moet in deze situatie toch mogelijk zijn om onze vraag in verband met daguitstappen te respecteren? We zouden willen dat alle scholen zich aan dat gemiddelde houden. Het moet toch mogelijk zijn om de kosten voor sneeuwklassen van 500 euro terug te dringen naar 360?
Ik heb berekend wat we in deze en de vorige legislatuur besteed zullen hebben aan het gesubsidieerde onderwijs. Daar is een aanzienlijke inhaalbeweging gemaakt. In heel de periode Vanderpoorten-Vandenbroucke, van 1998 tot 2009, zal het werkingsbudget per kind toegenomen zijn met factor 2,76. Dat is een stijging met 176 percent.
Men beweert dat dit enorm verschilt van school tot school omdat ik een onderscheid maak tussen scholen met veel kansarme kinderen en andere. Dat is juist. Als we dat deel van het budget - dat dient om het verschil op basis van kansarmoede te compenseren - buiten beschouwing laten, halen we nog een factor van 2,39 of plus 139 percent. Dat is een enorme stijging van de werkingsbudgetten die nodig was in alle basisscholen en zeker in de gesubsidieerde die de heer Dekens onder meer vertegenwoordigt. Wie beweert dat de aanpassing van de kosten voor daguitstappen aan de gemiddelde prijs daarvan moeilijk is, is volgens mij slecht geïnformeerd.
Scholen zullen natuurlijk keuzes moeten maken. Ik lees in de overigens goede brief van de heer Dekens dat hij eigenlijk tegen bijkomende zwemlessen is.
Dat is een duidelijk standpunt. Hij vindt dat geen prioriteit. Ik zou graag hebben dat men dat debat in elke school voert, in plaats van te zeggen dat ik de zwemlessen verhinder.
Er zullen ongetwijfeld scholen zijn die door allerlei stijgende kosten samen met de ouders meer keuzes zullen moeten maken. En dat is niet gemakkelijk. Maar zeggen dat de zwemlessen nu onmogelijk worden, is niet correct, als je ziet welke inspanningen we nu aan het doen zijn.
Ik wil boeiend, leuk, levendig onderwijs voor alle kinderen. Ik wil dat er geen onderscheid is tussen basisscholen met een dure reputatie en die met een goedkope reputatie. Ik zeg niet dat alles gratis moet zijn, ik vraag kostenbeheersing. We komen met zeer veel geld over de brug. Ik denk dat dit een haalbare kaart is, maar het vereist dat men in scholen keuzes maakt, openhartig en in overleg met de ouders, in plaats van te zeggen dat de minister in hun plaats beslist.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, al had ik wel verwacht dat u dit zou antwoorden. Over de maximumfactuur is inderdaad veel gediscussieerd, maar het heeft ook te maken met responsabilisering van de schooldirecties en de schoolraden. Er zullen keuzes gemaakt moeten worden. Ik denk dat de rijpheid van die mensen maakt dat zij die keuzes ook zullen kunnen maken.
Een leuke, toffe school, moet overal mogelijk zijn met deze middelen, die toch wel zeer sterk toegenomen zijn. Het bredeschoolconcept, met cultuur, sport en dergelijke, zal de onderwijssituatie zeker niet verschralen, maar integendeel beter maken.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mijnheer De Cock, ik ben blij dat u het debat opentrekt en niet alleen over het zwemmen spreekt. Er moet in het basisonderwijs een zeer ruim aanbod aanwezig kunnen zijn. Bij de bespreking van het decreet in juni vorig jaar hebben we duidelijk afgesproken om de bedragen van de maximumfactuur te evalueren bij de behandeling van het ontwerp van decreet over de nieuwe financiering. Ik vind het belangrijk om dat hier nog eens te herhalen.
Het verwondert mij dat men op het terrein blijkbaar al zeker weet over welke middelen men beschikt, terwijl dat op dit moment nog niet duidelijk is. Het gaat om globale schattingen. Wij moeten hier zelf nog uitzoeken wat dit concreet betekent en of dit een bijpassing vraagt. We moeten de bezorgdheden op het terrein ter harte nemen, maar we moeten vooral ook voorzichtig zijn en goed communiceren over wat al beslist is en wat niet.
Wij hebben in dit parlement het decreet betreffende het lokaal flankerend onderwijsbeleid goedgekeurd. Wij hebben in dat kader altijd gesteld dat de opdrachten voor het onderwijs mee ondersteund moeten worden door andere sectoren. Het decreet biedt op dat vlak mogelijkheden. We stellen echter vast dat dit nog onvoldoende bekend is op het terrein, zowel bij de gemeentebesturen als bij de directies. Het is nochtans erg belangrijk dat men daar samen de oefening maakt om te kijken hoe de financiering ter ondersteuning op termijn kan gebeuren. Als we het dan hebben over bijvoorbeeld het cultuuraanbod en de zwemlessen, denk ik dat die elementen daar perfect in passen.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik ben tevreden met uw antwoord. Stelt zich voor het zwemmen geen probleem meer inzake het aanbod? Bepaalt dat ook niet gedeeltelijk de prijs? Ik vind zwemmen voor de scholen heel belangrijk. Zijn er echter voldoende mogelijkheden in Vlaanderen gelet ook op de VLAREM-wetgeving? Knelt daar nog het schoentje of is daar een evolutie merkbaar?
Mevrouw Temsamani heeft het woord.
De bezorgdheden die hier worden geuit, gaan over terreinen die de bevoegdheden van minister Vandenbroucke overschrijden. Wat de energiekosten betreft, zijn er heel wat maatregelen genomen. De scholen die inspanningen leveren inzake energiebesparing, kunnen de overige middelen besteden aan andere activiteiten. In dit dossier wil ik de federale regering oproepen tot inspanningen. Zij kan heel wat maatregelen nemen, bijvoorbeeld inzake fiscale stimuli voor scholen die energie besparen. De oplossing voor dergelijke problemen moet niet alleen worden gezocht binnen het onderwijsbudget. Ook andere departementen, zowel op Vlaams als op federaal niveau, dragen een zekere verantwoordelijkheid. Scholen moeten het onderwijsgeld kunnen aanwenden voor onderwijsdoeleinden.
Mevrouw Martens heeft het woord.
Mijnheer de minister, u gaat scholen verplichten om vanaf volgend schooljaar te werken met maximumfacturen: 20 euro per kleuter en 60 euro per lagereschoolleerling per schooljaar. De maximumfactuur treedt pas op 1 september 2008 in werking op voorwaarde dat het nieuwe decreet over de financiering van het leerplichtonderwijs is goedgekeurd. Ik heb er tijdens de bespreking van dit decreet voor gewaarschuwd dat er een ongerustheid zou ontstaan bij de scholen omdat dit decreet onmogelijk los van de andere decreten kan worden beoordeeld die nog op de agenda stonden. Ik heb het dan over de decreten studiefinanciering en financiering van het leerplichtonderwijs. De onderwijswereld heeft ook heel duidelijk gevraagd om de decreten als geheel te bekijken. De afzonderlijke onderdelen zijn moeilijk te beoordelen zolang er geen zicht is op de totale financiering.
U belooft nu dat u de ouders en de scholen beter zult informeren. Dat zijn vijgen na Pasen. U had dat beter onmiddellijk na de bespreking van elk deeldecreet gedaan.
Verder is er de problematiek van de timing van de decreten. In de commissie Onderwijs werden we al meermaals geconfronteerd met decreten die snel moeten worden behandeld of die zelfs al in werking zijn getreden op het terrein.
Nu hebben we net het omgekeerde gedaan en nu klaagt u daarover.
Dit is maar een onderdeel. De scholen kunnen niet uitmaken wat het totale kostenplaatje zal zijn.
Wij hebben net het omgekeerde gedaan en daar bent u nu weer over aan het klagen. Maar daar dient de oppositie natuurlijk voor.
Mijnheer de minister, ik zou graag een bevestiging krijgen in verband met de timing van het ontwerp van decreet.
Mevrouw Martens, ook anderen hebben opmerkingen gemaakt. Ik richt me echter speciaal tot u. We - en ook het parlement - hebben uitdrukkelijk lang op voorhand gezegd dat we vanaf september 2008 een kostenbeheersing vragen, die er zo en zo uitziet. We hebben ook gezegd dat de zaak samenhangt met de vraag of de scholen genoeg centen hebben om de toffe dingen te blijven organiseren zonder dat de factuur te zwaar wordt voor de ouders. Dat is het Financieringsdecreet.
We hebben daarover zeer lang, grondig en breed overleg gepleegd met de onderwijskoepels. We hebben er met hen ook een akkoord over afgesloten. U kunt dan ook niet zeggen dat we niet op voorhand hebben aangekondigd hoe een en ander er uitziet, wat we vragen en wat we zullen geven. We hebben daar uitvoerig overleg over gepleegd.
Zoals mevrouw Helsen ook zegt, is alles aan alles gekoppeld. Als we niet rond geraken met het nieuwe geld voor de scholen, dan zullen de eisen voor de kostenbeheersing niet gelden. De scholen weten dat. Als dat wel het geval is, dan is onze verwachting dat de kosten voor de ouders beheerst worden. We gaan daarmee vooruit, in zeer breed overleg en zelfs in akkoord met de onderwijsverantwoordelijken.
Ik kan vandaag natuurlijk niet zeggen dat school x of school y zoveel middelen bij krijgen. (Opmerkingen van mevrouw Katleen Martens)
Mevrouw Martens, vandaag is het 23 januari. De teldag om te weten hoeveel geld een school volgend jaar zal hebben, is in gelijk welk systeem 1 februari. De tijd loopt in één richting. We zijn zover nog niet. We kunnen dan ook niet aan de scholen zeggen hoeveel ze precies zullen hebben. Degenen die daar inschattingen van maken, doen dat aan de hand van simulaties die ik niet autoriseer.
De scholen zullen nog even moeten wachten. Als we de officiële gegevens over het aantal kinderen en welke kinderen er zijn, ter beschikking hebben - en dat is op 1 februari -, dan kunnen we zeggen hoeveel ze ontvangen. Dat duurt dus nog even. Ik zal ze daar zeer openhartig over informeren. Ik wil er ook voor zorgen dat niet alleen de directies het weten, maar ook de leerkrachten en de ouders. We moeten een openhartig debat voeren over wat met het geld gebeurt.
Een laatste punt gaat over het zwemmen en de cultuur. Ik wil er toch op wijzen dat minister Anciaux belangrijke inspanningen doet in de cultuursector om tickets voor jonge mensen goedkoop te maken. Ook daar moet rekening mee worden gehouden.
Mevrouw Helsen heeft overschot van gelijk. Nog tot vandaag stel ik vast dat niet alleen onze onderwijsmensen maar ook lokale bestuurders slecht op de hoogte zijn van het flankerend onderwijsbeleid. Natuurlijk geldt die vaststelling niet voor iedereen. We moeten nog meer inspanningen doen op het vlak van de communicatie.
Ik wil besluiten met een bemerking over het zwemmen. Ik weet niet of het probleem bij het aanbod ligt. Op basis van de gegevens die we hebben gekregen van de onderwijsnetten, hebben we alle mogelijke berekeningen gemaakt om na te gaan of er een verband is tussen de ligging van een school en de kostprijs voor de ouders, onder meer voor het zwemmen. We hebben dat verband niet gevonden. (Opmerkingen van mevrouw Katleen Martens)
We hebben ons afgevraagd wat de reden was: was het omdat de school in of aan de rand van een stad is gevestigd, op de buiten of niet op de buiten is, of het zwembad dichtbij is of niet. Men kan daar geen lijn in trekken. In heel die discussie over het zwemmen is dat ook moeilijk. Ik stel vast dat scholen daar nogal verschillend mee omgaan. Ze beslissen daar ook autonoom over. Ze beslissen vrij over wat ze belangrijk vinden voor de kinderen. De ene zal wat meer besteden aan het zwemmen en de andere wat minder. De heer Dekens zegt heel openhartig dat hij het zwemmen niet zo belangrijk vindt. Dat is zijn goed recht. Hij moet het alleen niet op mij steken. Dat is alles wat ik vraag.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik geloof ook dat de scholen geresponsabiliseerd zullen worden en dat ze zeer zeker hun ding kunnen doen met het aanwezige aanbod. Ik hoop dat de discussie wat zal luwen. 1 september 2008 is nog veraf. De telling is nog niet beschikbaar. Men is ongerust voor het onbekende. We moeten goed communiceren, zodat de mensen heel goed weten waarover het gaat.
Het incident is gesloten.