Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mijnheer de minister, een kleine maand geleden heb ik u hier ondervraagd over spanningen in de sector van personen met een handicap. Ik heb toen gezegd dat u in dit dossier geen rust zou worden gegund. We zijn intussen een maand verder, en gisteren verscheen opnieuw een noodkreet vanuit die sector in de krant. Die noodkreet maakt mij erg bezorgd. Men wrijft u immers vertragingsmanoeuvres aan bij het opzetten van een experiment met persoonsgebonden budgetten (PGB's). Dat experiment zou, onder meer op vraag van dit parlement, worden opgezet om meer vraaggestuurde zorg mogelijk te maken binnen de gehandicaptensector.
Men gaat in het krantenbericht nog verder en uit twijfels bij de efficiëntie van het gevoerde uitvoeringsbeleid. Bovendien stelt men - en dat is misschien nog wel het meest zorgwekkende element - dat er vandaag binnen de gehandicaptenzorg heel wat voorzieningen op de rand van de illegaliteit werken.
Dat zijn drie belangrijke aantijgingen, mijnheer de minister. Het lijkt mij dan ook passend om ervoor te zorgen dat de rust in de sector zo snel mogelijk kan terugkeren.
Welke timing voorziet u voor de opstart, de implementatie en de evaluatie van het experiment met de PGB's, waarover het parlement een resolutie heeft goedgekeurd? Hoe zal de aanbesteding verlopen? Hoe denkt u de wetenschappelijke omkadering te realiseren? Welke onderzoeksbureaus komen in aanmerking voor deze begeleiding? Wat is volgens u het doel en de ambitie van het project? Hoe garandeert u dat dit project een vereenvoudiging van de zorg als doel heeft? Hoe reageert u op het persbericht als zouden er instellingen zijn die vandaag in de illegaliteit werken omdat ze nieuwe zorgvormen in het leven proberen te roepen?
Minister Vanackere heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, ik dank u voor uw vraag die mij de kans geeft de planning te geven. Met een boutade zou je kunnen zeggen: een van de nadelen van niet in de 'aankondigingspolitiek' te geloven, en enkel te communiceren wanneer je dingen realiseert, is dat mensen zich afvragen of het wel vooruitgaat. Moet je dan nóg meer aankondigen om iedereen gerust te stellen dat je in een strak tempo bezig bent met de uitvoering van wat nodig is?
Sinds ik aantrad als minister, hebben we in de zomer in het kader van de begrotingsbesprekingen budgetten verkregen om niet 22,5 miljoen maar 32,5 miljoen in het volgende uitbreidingsbeleid te steken. In september-oktober was er het bijzonder goede initiatief van enkele parlementariërs, onder wie u zelf, mijnheer Van Malderen, om een voorstel van resolutie te maken die aandringt op het realiseren van het PGB-experiment. Het PGB-kader bestaat al sinds 2001, maar is vandaag nog steeds niet uitgevoerd. Ook tijdens de vorige legislatuur, werd het dus niet uitgevoerd. Maar terecht dringen enkele parlementariërs aan op het realiseren van een experiment.
Ik kan u bevestigen dat ik bij de volgende uitbreiding het geld en een kader heb voorzien om het PGB uit te voeren, zoals gevraagd door het parlement. Vertraging? Ik zie er geen. Onwil? Geen enkele. Stap voor stap voeren wij dat uit.
U vraagt terecht naar de wetenschappelijke omkadering. Ik heb ook zelf zwaar aangedrongen dat het PGB-experiment groot genoeg zou zijn om er conclusies uit te kunnen trekken, maar voldoende als een experiment zou worden gezien en niet zomaar als een werkvorm. Wie dat zegt, veronderstelt dat men het wetenschappelijk begeleidt.
Ik heb opdracht gegeven aan de leidende ambtenaar van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap om de wetenschappelijke ondersteuning te organiseren. Hij heeft drie universiteiten gevraagd voorstellen te doen: de onderzoeksgroep Welzijn en de Verzorgingsstaat onder leiding van professor Breda van de Universiteit Antwerpen, het Centrum voor Orthopedagogiek onder leiding van professor Maes van de K.U.Leuven en de Vakgroep Orthopedagogiek onder leiding van professor Van Hove van de Universiteit Gent. De voorstellen moeten tegen 25 januari binnen zijn bij het Vlaams Agentschap. Wij gaan ervan uit dat een snelle beslissing over de aanduiding van wie het werk doet, mogelijk moet maken het wetenschappelijke gedeelte van het experiment nog in de loop van februari te starten.
Als we de implementatie van het experiment willen doen lukken, moeten we eerst en vooral een voorstudie doen. Aan wie gaan we precies vragen om te participeren aan het experiment? De resolutie van de parlementsleden zegt al een en ander over de categorieën die men graag aangesproken wil zien. We moeten goed nadenken hoe we ervoor kunnen zorgen dat de juiste mensen instappen in het project. Met 'juist' bedoel ik: degenen die ons iets kunnen leren bij een veralgemening in een later stadium.
We verwachten een tussentijds rapport van de onderzoeksgroep tegen april. Het uitbreidingsbeleid gaat van start in september 2008. Tegen dan zullen we perfect in staat zijn om het PGB uit te voeren.
U vraagt me wat het doel en de ambitie zijn van het project. Eerst en vooral geeft het uitvoering aan de resolutie van dit Vlaams Parlement. Men wil de keuzevrijheid van de persoon met een handicap vergroten. Het is de bedoeling dat die persoon begeleid wordt bij de vraagverduidelijking - wat heb ik precies nodig om in mijn dagelijks leven voldoende ondersteund te worden? -, de handelingsplanning - aan welke aanbieders van diensten kan ik dat vragen? - en de verdeling van de verschillende vormen van ondersteuning. Door die begeleiding te realiseren willen we meer keuzevrijheid geven aan de persoon met een handicap.
Ik wil toch insisteren dat het helemaal niet de bedoeling is om die grotere keuzevrijheid alleen maar te reserveren binnen het experiment persoonsgebonden budget. Het is een richtlijn die we trachten in de volledige zorgvernieuwing van de volledige sector uit te voeren. Maar in het persoonsgebonden budget gaan we nog meer de nadruk leggen op de echte sturing door de persoon met een handicap zelf.
Mijnheer Van Malderen, u kent de formule te goed om dat nog eens te moeten uitleggen, maar met dit experiment willen we erin slagen om de kaders, waarbinnen dat soort van sturing door de persoon met een handicap zo efficiënt mogelijk gebeurt, te realiseren.
U vraagt hoe ik kan garanderen dat zo'n project aan de vereenvoudiging in de zorg tegemoet komt. Dat is eigenlijk de bedoeling van het experiment. Niet alleen binnen dit experiment wil ik de grotere sturing van de persoon met een handicap realiseren, ook daarbuiten.
Ik verzet me ook tegen het idee dat er binnen de voorzieningen, bij de mensen die dagelijks bezig zijn met de zorg voor de gehandicapte persoon, de wens niet aanwezig zou zijn om zo veel mogelijk sturing te geven aan de persoon met een handicap. Het concept dat men emancipatie maar kan realiseren door zelf een budget in handen te krijgen en, bij wijze van spreken, zelf te gaan shoppen, is voor een aantal goed geïnformeerde, assertieve of goed begeleide mensen een perfecte oplossing, maar komt voor sommige andere mensen misschien minder in aanmerking. Ook die mensen, die niet zouden kunnen instappen in een soort van persoonsgebonden budget, hebben recht op een grotere sturing.
Mijnheer Van Malderen, u dringt aan op rust in de sector. De rust in de sector wordt ook gediend door in dit parlement niet zomaar te citeren uit een krant, waarin iemand zegt dat men af en toe op de rand van de illegaliteit zit. U en ik hebben gezworen de wetten na te leven. De wet is de wet. Ik ben niet op de hoogte van situaties waarbij men niet een reglementaire, wettelijke en perfect conforme mouw heeft kunnen passen aan wat kan worden beschouwd als een beetje creativiteit. Ik ga daar een voorbeeld van geven. In dagcentra heeft men op zeker ogenblik beseft dat de diensten die men aanbiedt, soms ook van pas zouden kunnen komen voor mensen die niet in staat zijn om naar het dagcentrum te komen, bijvoorbeeld de geïnterneerden met een mentale handicap. Men heeft er, perfect conform de regelgeving, voor gezorgd dat men plaatsen kan omzetten in ambulante begeleiding. Als iemand in een krant dit nu wil kwalificeren als op de rand van de legaliteit, laat ik dat voor rekening van wie het fijn vindt om dat zo te bestempelen.
Ik zeg dat die situaties getuigen van de noodzakelijke aanpassingskracht, zowel van de administratie als van de voorzieningen, om rekening te houden met de zorgen van de mensen en om binnen de legaliteit te blijven.
De zorgvernieuwing zal een blijvende prioriteit blijven, maar uiteraard altijd binnen het kader van de decreten en reglementen.
Mijnheer de minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Ik heb in elk geval genoteerd dat u bevestigt te willen evolueren naar een meer vraaggestuurde zorg. Ik kan zeggen dat daarbij maatwerk verricht zal moeten worden. De vraagsturing of de bereidheid om op vragen in te gaan moet bijna een attitude worden, een horizontale bekommernis. Daarbij kan PGB uiteraard zijn plaats innemen.
U bezondigt zich zeker niet aan aankondigingspolitiek, veeleer aan herhaling. U verwijst nogmaals naar het uitbreidingsbeleid, met 22 en 10 miljoen euro. Dat is heel correct, maar u gaat daarbij wel voor een deel voorbij aan de kritiek dat misschien niet zo efficiënt wordt uitgebreid en dat met meer zorgvernieuwing dezelfde middelen meer plaats zouden kunnen genereren.
Als we het hebben over rust in de sector, wil ik verwijzen naar de resolutie, waarin we de vraag hebben opgenomen om de zorgaanbieders actief te betrekken bij het opzetten van een dergelijk experiment.
Wanneer ik in de krant moet lezen dat er twijfels over bestaan en er zure oprispingen van komen, dan vraag ik me toch af in hoeverre de zorgaanbieders actief betrokken worden bij het opzetten van dit project, temeer daar er veel mensen in die sector werken zoals u zelf zegt. Het is een sector waarin mensen zorg vragen maar waarin mensen ook zorg aanbieden. Het spreekt voor zich dat wijzigingen in regelgeving ook invloed zullen hebben op de manier waarop die sector georganiseerd wordt. Er zullen veranderingsprocessen moeten worden ingezet. Het lijkt me dan ook heel belangrijk om er zo snel mogelijk de organisatoren van de zorg bij te betrekken.
Ik sluit af met een reactie op uw lijstje van onderzoeksinstellingen die gecontacteerd zijn om hun voorstellen in te dienen. Het valt me op - en ik heb er begrip voor - dat er vooral strak naar de orthopedagogische sector wordt gekeken. Ik raad u aan om ook te onderzoeken wat er op gebied van management gebeurt en ook de wijzigingen die er doorgevoerd worden als gevolg van het pgb-experiment in ogenschouw te nemen.
De heer Caron heeft het woord.
Ik kan goed leven met het antwoord van de minister. De discussie over de thematiek van zorgvernieuwing, van het persoonsgebonden budget, van het persoonlijke-assistentiebudget - en eens niet over de wachtlijsten maar dus over de modernisering van de wijze waarop wij personen met een handicap benaderen als een zelfbeschikkende keuzevrije mens - komt met een snelle regelmaat terug. Het duidt aan dat wij met ons beleid snel moeten antwoorden - en ik richt me tot u en kijk u recht aan - omdat de regelgeving en de sector voor personen met een handicap groot, zwaar en ook wel verouderd is. Het gros van de regelgeving zit in uitvoeringsbesluiten, besluiten van de regering en ministeriële besluiten. Ik denk dat we tegelijk met het promoten van de zorgvernieuwing voor personen met een handicap om binnen de voorzieningen ook een meer persoonsgerichte zorg mogelijk te maken, onze eigen regelgeving dringend moeten screenen op vernieuwing. Het ene proces moet niet wachten op het andere. Wat nu bezig is met de zorggradatie, zal een heel sterke kapstok zijn om die stap ook te zetten.
Ik geloof oprecht dat in de politiek ongeduld een schone ondeugd is. Men moet ongeduldig zijn. Ik aanvaard dat ook. Het is weliswaar nog niet zo lang geleden dat men over onrust in de sector sprak omdat ik inzake de zorgregie en de centrale zorgregistratie te snel aan het gaan was. Men moet het tempo strak houden.
Over een resolutie die in december is goedgekeurd, zijn we in januari aan het praten. Ik bevestig u dat ik de zorgaanbieders en de zorgvragers betrek bij dit experiment. Uiteraard. Dat maakt toch deel uit van de normale context. Maar het is toch ook normaal dat, vooraleer ik hen uitnodig, ik de centen bekijk en de werkwijze en de wetenschappelijke onderbouw minstens voor mezelf op een kladblaadje neerpen. Ik denk eerlijk dat ik door dat te doen, geen tijd verloren heb. Ik garandeer u dat de mensen uiteraard betrokken zullen worden bij dit experiment. Dat is trouwens ook de reden waarom we er de tijd voor moeten nemen om ze echt van start te doen gaan vanaf 1 september.
Voor het overige sta ik toch perplex dat men een commentaar geeft naar aanleiding van het uitbreidingsbeleid dat hoe dan ook nog zal moeten ontrold worden. Het zal pas starten in september en vanaf het voorjaar zal daarover gecommuniceerd worden. Men kan er vandaag eigenlijk nog niet zo bijzonder veel over zeggen, tenzij dat we in een lijn zitten die we altijd gecommuniceerd hebben.
Ik dank de minister voor zijn bevestiging dat de sector nauw zal worden betrokken. We zullen er dan ook nauw op toezien en we zullen elkaar hier ongetwijfeld nog terugzien.
Het incident is gesloten.