Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
De heer Van den Heuvel, verslaggever, heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, bij de bespreking van het voorliggende voorstel van decreet is de Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie niet over één nacht ijs gegaan. De aftrap is op 10 maart 2005 gegeven. Op 15 juni 2006 zijn de besprekingen afgerond heeft de eindstemming plaatsgevonden.
Gedurende deze lange periode, die meer dan een jaar heeft geduurd, zijn ook andere instanties en actoren gehoord en om advies gevraagd. De decreetgevende diensten van het Vlaams Parlement hebben vooraf advies over de tekst gegeven. Op 17 maart 2005 is een hoorzitting met het middenveld gehouden. De budgettaire impact en de administratieve lasten van het voorstel van decreet zijn onderzocht. Professor Laveren van het departement Accounting en Financiering van de Universiteit Antwerpen heeft de budgettaire impact onderzocht. De kenniscel Wetsmatiging van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap heeft de administratieve lasten berekend. Op 10 maart 2005 hebben de indieners hun voorstel van decreet toegelicht.
De heer Caluwé heeft erop gewezen dat het aantal openbare werken ten gevolge van de verbetering van de economische conjunctuur de voorbije jaren weer is toegenomen. Handelszaken lijden hierdoor vaak veel schade. Er is dan ook nood aan een aantal regelingen om de getroffen handelszaken te helpen deze moeilijke periode te overbruggen. Vooral wanneer de werken lang aanslepen, rijzen problemen. De geleden schade kan in die gevallen vaak moeilijk volledig worden hersteld. Het voorstel van decreet bevat een regeling voor financieringslasten. Op die manier moeten aan een dalende omzet te wijten cashflow-problemen worden verholpen. Het gaat niet om een renteloze lening, maar om een rentetoelage. Maximaal 80 percent van de totale rentekosten kunnen worden gesubsidieerd. De heer Caluwé heeft hieraan toegevoegd dat het vooral om herfinancieringsleningen gaat. Er mag voor de betrokken bedrijven geen zware financiële meerkosten zijn. Hieraan zou nog een waarborgregeling moeten worden toegevoegd.
De heer Peumans heeft duidelijkheid over de financiering van dergelijke maatregelen en over de weerslag op de lokale besturen gevraagd. In de oorspronkelijke tekst van het voorstel van decreet stond immers te lezen dat de betrokken gemeentebesturen een attest van verstoorde bereikbaarheid moesten afleveren. Tot slot heeft hij erop gewezen dat het voorstel van decreet in de lijn van het Vlaams regeerakkoord ligt. Het Vlaams regeerakkoord voorziet immers in de ondersteuning van handelaars.
De andere commissieleden hebben op 10 maart 2005 eveneens voor de eerste maal de gelegenheid gekregen hun bemerkingen, suggesties en kritiek te uiten. Het Vlaams Belang ondersteunt het voorstel van decreet gedeeltelijk. Voor deze fractie gaat het voorstel van decreet evenwel niet ver genoeg. Het Vlaams Belang is van mening dat er, naast de voorgestelde rentetoelage, ook een vergoeding voor de geleden schade moet komen.
De VLD en sp.a pleiten voor een samenhangend geheel van op elkaar afgestemde maatregelen. De VLD heeft gevraagd de verhouding tussen het voorstel van decreet en de waarborgregeling van de Vlaamse Regering te onderzoeken. Hierop heeft minister Moerman benadrukt dat de waarborgregeling op korte termijn en waarschijnlijk zonder budgettaire meerkosten een oplossing voor de aangehaalde problemen biedt. Die oplossing heeft geen implicaties voor de gemeenten en veroorzaakt geen bijkomende administratieve lasten. Een derde waarborgbesluit stond op dat ogenblik al op de agenda van de Vlaamse Regering.
De minister zei dat het nuttig zou zijn om dit voorstel van decreet, het voorstel van senator Dedecker en het waarborgbesluit met elkaar te vergelijken. Ze meende ook dat de budgettaire implicaties van het voorstel van decreet moesten worden berekend.
De heer Caluwé relativeerde de bijkomende administratieve lasten voor de gemeenten om minder hinder vast te stellen. Hij beaamde de gemaakte bemerking van de commissieleden dat een geheel van maatregelen moet worden uitgewerkt op alle overheidsniveaus. De heer Peumans wou nog kwijt en benadrukken dat de bouwheer van de openbare werken preventief moet worden aangezet tot zo weinig mogelijk hinder door opname van deze voorwaarden in het lastenboek.
Dit gezegd zijnde, besliste de commissie de week nadien een hoorzitting te organiseren op 17 maart waarop Unizo, de Vlaamse Confederatie Bouw, de Bouwunie, VOKA, VVSG en een representatieve minder-hindercoördinator werden gehoord. Op 14 en 28 april werden de besprekingen in de commissie voortgezet en werd er eensgezindheid bereikt over het feit dat het voorstel van decreet moet sporen met de uitvoering van het waarborgdecreet, met de uitvoeringsbesluiten van de Vlaamse Regering ter zake en in het bijzonder met het derde waarborgbesluit, dat in september van dat jaar operationeel zou worden.
Een aantal amendementen werden voorgesteld om de tekst van het voorstel in overeenstemming te brengen met het waarborgbesluit. Bovendien was men het eens over de noodzaak van een budgettaire impactberekening. Die zou worden uitgevoerd door professor Laveren. De commissie besliste om de bespreking op te schorten in afwachting van dit gedetailleerd wetenschappelijk onderzoek.
De eerste resultaten van deze studie werden door minister Moerman beschreven in de commissie van 15 december. Ze kondigde echter aan dat er een verfijning van het onderzoek was gevraagd. De commissie besliste dan ook om deze verfijning af te wachten alvorens de bespreking af te ronden.
De studie en bevindingen werden door professor Laveren zelf voorgesteld aan de commissie op 23 maart 2006. Hij beklemtoonde dat realistische schattingen werden bekomen, met als meest waarschijnlijke 13 miljoen of 13,2 miljoen euro over 5 jaar. Na de bespreking oordeelde de commissie dat er door de studie een objectief beeld is verkregen van de mogelijke budgettaire impact van de vooropgestelde maatregel.
Met al dit grondig voorbereidende werk in het achterhoofd, werd de eindbespreking aangevat. De heer Caluwé pleitte voor vier zaken. Hij pleitte ten eerste voor de amendering van de tekst van het voorstel, zodat de maatregel wordt gekoppeld aan de bestaande waarborgregeling. Ten tweede meende hij dat de hoogte van het omzetverlies vanaf het ogenblik waarop een onderneming in aanmerking komt voor een rentetoelage, moet worden vastgesteld door de Vlaamse Regering binnen de budgettaire ruimte. Het mag parallel met de waarborgregeling echter niet lager liggen dan 30 percent. Ten derde moet de manier waarop de hinder wordt vastgesteld ook aan de Vlaamse Regering worden overgelaten om administratieve last bij de gemeenten te vermijden. Ten slotte was de heer Caluwé van oordeel dat de controle op de hinder een opdracht van de Vlaamse administratie zou moeten zijn, vanwege het risico dat de banken carte blanche zouden krijgen, indien de verantwoordelijkheid voor de controle bij hen wordt gelegd.
Minister Moerman stemde in met het voorstel dat er aan de Vlaamse Regering ruimte wordt gelaten bij het uitwerken van de uitvoeringsbesluiten. De sp.a-spirit-fractie drong aan op een grondige reguleringsimpactanalyse, maar de commissie besliste om de Vlaamse Regering hierin vrij te laten.
Het sp.a-spirit-commissielid vroeg zich af of het geringe aantal KMO's dat van de regeling gebruik zal kunnen maken, de hoge kostprijs verantwoordt. De sp.a-spirit-fractie was van oordeel dat het vermijden van hinder nog steeds de beste maatregel is. Die mening werd ook gedeeld werd door de N-VA. De heer Caluwé beaamde dat het slechts een curatieve maatregel betreft en dat op de eerste plaats moet worden gestreefd naar zo weinig mogelijk hinder. Toch zullen curatieve maatregelen noodzakelijk blijven. Ook minister Moerman sloot zich aan bij de stelling dat eerst vooral de hinder bij openbare werken moet worden beperkt.
De VLD-fractie beklemtoonde het belang van communicatie over de voorgestelde maatregel, liefst samen met communicatie over de andere initiatieven, en pleitte ervoor dat een en ander via één administratieve procedure met één dossier kan worden geregeld. Het VLD-commissielid benadrukte het belang van de door haar ingediende amendementen en spoorde aan tot een onderzoek van de administratieve lasten. Dit laatste werd ook gevraagd door de fractie van Vlaams Belang en de commissie besliste om deze berekening inderdaad te vragen aan de Vlaamse Regering. Minister Bourgeois bezorgde per brief van 6 juni 2006 de gevraagde nota, die was opgesteld door de Kenniscel Wetsmatiging. De conclusie van die nota was dat het voorstel van decreet weinig concrete administratieve lasten bevat.
De minister verduidelijkte ook dat het uitvoeringsbesluit zal worden onderworpen aan de reguleringsimpactanalyse en de compensatieregel voor administratieve lasten. In totaal werden zes amendementen ingediend. Op een na werden ze allemaal aangenomen. Het geamendeerde voorstel van decreet werd dan ook eenparig door de commissie goedgekeurd met twaalf stemmen voor. (Applaus)
De heer Caluwé heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, waarde collega's, graag wil ik als hoofdindiener nog een paar woorden van toelichting geven, ook al heb ik heel weinig toe te voegen aan het uitstekende verslag van de heer Van den Heuvel.
Een zelfstandige kleinhandelaar heeft beroepsfierheid. Hij staat niet graag met een open hand in de richting van de overheid. Hij wil zijn boterham verdienen op basis van werkijver, stielkennis en een juiste inschatting van risico's en niet moeten bedelen bij de overheid voor een of andere tegemoetkoming. Er zijn echter risico's die niet te voorzien zijn en waartegen men zich onvoldoende kan wapenen. We herinneren ons allemaal de dioxinecrisis, waarbij voor handelaars die daarvan het slachtoffer zijn geweest, een systeem van renteloze leningen is uitgewerkt.
Ook openbare werken hebben soms voor sommige handelaren een effect dat kan worden vergeleken met een dioxinecrisis. Zelf herinner ik me dat er in een buurgemeente bepaalde openbare werken waren die normalerwijze 4 maanden in beslag zouden nemen. De aannemer ging echter failliet, waardoor de werken niet konden worden voortgezet en de betrokken winkelstraat voor meer dan een jaar onbereikbaar was. Het resultaat was dat verscheidene kleinhandelaars ten gevolge van die periode over de kop zijn gegaan en hun zaak hebben moeten sluiten, iets anders zijn moeten beginnen en daar zware financiële problemen aan hebben overgehouden. Het was trouwens die toestand, 6 jaar geleden, die me ertoe heeft geïnspireerd om een dergelijk voorstel uit te werken.
Gelijkaardige toestanden hebben zich voorgedaan, zelfs op grote schaal, bij de werken aan de Antwerpse Leien. Ook in Mortsel zijn er problemen geweest. Ik denk dat de meeste collega's ook wel voorbeelden uit hun eigen streek naar voren kunnen schuiven. Uit het door onze commissie gevraagde onderzoek is trouwens gebleken dat van alle faillissementen 1 op 25 wordt veroorzaakt door schade waarvan openbare werken aan de basis liggen. Uit dat onderzoek is gebleken dat, als er in de onmiddellijke buurt van een handelszaak openbare werken plaatsvinden, 84 percent van de handelaars last heeft van klantenverlies en 77 percent van omzetverlies. 21 percent krijgt problemen met betalingen, liquiditeitsproblemen, 14 percent doet effectief een beroep op bijkomende bankkredieten, 7 percent moet tijdelijk sluiten en 1,2 percent is dus effectief door openbare werken failliet gegaan.
De voorbije jaren werden er verschillende voorstellen besproken om deze noden in bepaalde mate te lenigen. Wie tijdelijk sluit, kan vanaf 1 januari 2007 een beroep doen op een federale dagvergoeding. Wie een overbruggingslening nodig heeft, kan sinds vorig jaar een beroep doen op het derdewaarborgbesluit waardoor de Vlaamse overheid hem een waarborg toekent. Het voorstel dat hier vandaag voorligt, zorgt ervoor dat, als een handelszaak in een kwartaal meer dan 30 percent omzetverlies leidt door openbare werken, de Vlaamse Regering niet alleen een waarborg kan geven maar ook voor 80 percent kan tussenkomen in de rente die op deze overbruggingslening moet worden betaald. Dat is ook gebeurd bij de dioxinecrisis. Datgene dat werd uitgewerkt bij de dioxinecrisis heeft trouwens technisch aan de basis gelegen voor het ontwerpen van dit voorstel van decreet.
Het voorstel van decreet werd lange tijd besproken in de commissie en is ook grondig geamendeerd. Ik denk dan ook dat de tekst die nu voorligt, goed overwogen is. Ik wil trouwens graag de mede-indieners, de commissieleden en de minister danken voor het constructieve werk dat hierbij heeft plaatsgevonden.
Als het parlement straks dit voorstel van decreet goedkeurt, is het aan de Vlaamse Regering om het verder uit te voeren. Ik weet dat de minister volop bezig is met het verrichten van het nodige werk. Ik hoop dat het geen probleem zal zijn om het systeem vanaf 1 januari 2007 in werking te laten treden.
Er zijn nu drie maatregelen die, op het ogenblik dat een handelaar hinder ondervindt door openbare werken, zorgen voor een relatief beperkte vergoeding. Het feit dat deze vergoedingen er zullen komen, mag de beleidsverantwoordelijken niet weerhouden om nog intensiever dan vandaag al het mogelijke te doen om te verhinderen dat openbare werken hinder opleveren. Voorkomen is beter dan vergoeden. Met een goede gefaseerde aanpak, een goede timing en duidelijke informatie, coördinatie en overleg kan men heel wat schade vermijden.
We kunnen ons allemaal nog de immense werken aan de Antwerpse ring van vorig jaar en twee jaar geleden herinneren. Bij die werken ging een belangrijk deel van de financiële inspanningen naar minder-hindermaatregelen. Die hebben ervoor gezorgd dat deze bijzonder grote werken maar een relatieve hinder hebben veroorzaakt en alles op een al bij al leefbare manier is verlopen.
Niet alleen bij dergelijke immense werken, maar bij alle openbare werken moet men permanent de reflex hebben om de schade en hinder, vooral voor de handelszaken in de buurt, zoveel mogelijk te vermijden.
Er gebeuren op dat vlak heel wat inspanningen: de aandacht is groter en er zijn proefprojecten, bereikbaarheidsmanagers en coördinatieplatformen. Dat is goed en we zullen in het parlement goed in de gaten houden dat het werk nog intensiever gebeurt.
Ook bij een perfecte timing, een perfecte coördinatie en perfect overleg kan niet altijd worden vermeden dat er iemand schade ondervindt. Men kan geen omelet bakken zonder eieren te breken, maar het mag niet zo zijn dat daardoor onschuldige slachtoffers vallen. Vandaar dat het goed zou zijn dat we vandaag dit voorstel van decreet goedkeuren. (Applaus)
Mevrouw Merckx-Van Goey heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, als voorzitter van de commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie ben ik blij dat we vandaag het voorstel van decreet kunnen afronden. Ik dank de verslaggever en de collega's die hebben deelgenomen aan de vele commissievergaderingen die we aan dit voorstel van decreet moesten of konden besteden. Ik mis alleen de heer Dedecker, die hier vandaag misschien toch ook had kunnen zijn.
Hiermee wordt het bewijs geleverd dat de problemen die zelfstandigen en handelaars ondervinden naar aanleiding van openbare werken door het Vlaams Parlement worden erkend en au sérieux genomen. Er is geen discussie meer over het feit of wegen- of infrastructuurwerken aanleiding kunnen geven tot inkomens- of klantenverlies en dus schade veroorzaken die niet zomaar kan worden weggeveegd door een latere meeropbrengst, omdat de omgeving er dan fraaier en mooier zal uitzien.
Als commissie nemen we de dialoog met de onderscheiden sociale partners en organisaties ernstig. We hebben oren naar de enquêtes en onderzoeken die ze uitvoeren. De enquête van Unizo van 2003 vormde de start voor de bewustmaking en de sensibilisering betreffende deze problematiek. Ik denk dat de commissie een platform is om akte te nemen van de standpunten, maar ook om beleidsvoorstellen te behandelen.
Men had ons gewaarschuwd voor het opbod aan voorstellen vanuit verschillende hoeken en beleidsniveaus waarbij veel goede wil zou worden getoond maar die uiteindelijk niets zouden opleveren. Vroeger was er geen tegemoetkoming. Nu is er een keuze uit drie manieren om de hinder te vergoeden. De toekomst zal wel uitwijzen hoe en welke van de drie regelingen de meest adequate zal zijn. Na de lange bespreking en door intensief te luisteren naar de collega's, naar de hoorzitting en de inbreng van de minister, blijf ik ervan overtuigd dat er geen alleenzaligmakende oplossing bestaat. Het is dus goed dat ongeveer gelijktijdig de drie regelingen bekend zijn en vooralsnog in werking kunnen treden. Bij de bespreking hebben we er steeds over gewaakt dat de drie regelingen ofwel maximaal op elkaar afgestemd zijn, ofwel elkaar perfect aanvullen.
Collega's, waneer u het verslag van de bespreking doorneemt, zult u zien dat het een goed gedocumenteerd voorstel is. Op het secretariaat van de commissie kunt u ook de budgettaire impactberekening, zowel de eerste als de tweede versie, inkijken. Bij het document is ook voor het eerst een RIA gevoegd.
Het is nu aan de organisaties en aan de Vlaamse Regering om informatie te verstrekken en duidelijk te maken dat het aanbod veelzijdig is. Het is aan de handelaars om een keuze te maken. Het is nu niet alleen tijd voor de concretisering, het is ook mogelijk.
Minister Moerman heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, geachte leden, het voorstel van decreet van de heer Caluwé en anderen is zo veel mogelijk afgestemd op de reeds in werking zijnde waarborgregeling, en terecht. De handelaar zelf heeft er alle belang bij een zo volledig mogelijke regeling van zijn probleem te krijgen. Er kan een perfecte complementariteit zijn tussen het Derde Waarborgbesluit en het aangaan van een lening waarvoor je een rentetoelage krijgt.
We hebben reeds contact opgenomen met Febelfin, de Belgische Federatie van het Financiewezen, om samen te bekijken hoe we het het beste uitwerken omdat de banken in eerste instantie betrokken worden bij de toepassing van de regeling.
We zullen pas tegen het einde van het jaar kunnen zien wat er concreet komt. We hebben de nodige budgettaire vragen ingediend om hier reëel body aan te geven vanaf 2007.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen.
(Zie Parl. St. Vl. Parl. 2005-2006, nr. 205/5).
De artikelen 1 tot en met 7 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.