Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het actieplan interculturalisering van de minister
Actuele vraag over het actieplan interculturalisering van de minister
Verslag
De heer Marginet heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, afgelopen maandag vond in Gent de actiedag over interculturalisering plaats. Minister Anciaux maakte er de hefbomen bekend waarmee hij de interculturalisering van, voor en door de sport-, cultuur- en jeugdsector wil realiseren. Hij kondigde concrete maatregelen aan ten voordele van de interculturalisering van het beleid. Als Vlaams parlementslid vind ik het een spijtige zaak dat we daarin geen inspraak hebben. Er zijn over dit onderwerp wel vragen gesteld door mensen uit de meerderheid en de oppositie, maar over quota en sancties hebben we geen ernstige antwoorden gekregen. Onlangs nog vernamen we dat deze regering ministers in haar rangen telt die niet geloven in quota. Gelooft minister Anciaux er wel in?
In de persmededeling die de minister eergisteren heeft verspreid, staan de structurele maatregelen vermeld. Ik som ze op. In de eerste plaats wil hij in het cultuur-, jeugdwerk-, sport- en Brusselbeleid een reeks concrete maatregelen zoals het opnemen van de notie 'interculturaliteit' als beoordelingscriterium in vrijwel alle decreten. Verder engageert de minister zich om uiterlijk tegen juni 2008 de samenstelling van alle adviesraden en alle advies- en beoordelingscommissies voor 10 percent te laten bestaan uit personen met een etnisch-cultureel diverse achtergrond, zoals dat tegenwoordig zo mooi wordt genoemd. Voor het personeelsbeleid van het nieuwe Vlaamse Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media opteert hij om tegen juni 2008 minstens één functie op A-niveau te laten invullen door een persoon met een etnisch-cultureel diverse achtergrond.
Een derde reeks maatregelen betreft een aantal particuliere instellingen van de Vlaamse overheid die een bijzondere status hebben. Van die organisaties met als werkingsgebied Vlaanderen verwacht de minister dat ze hun raden van bestuur zodanig samenstellen dat tegen juni 2008 10 percent ervan bestaat uit personen met een etnisch-cultureel diverse achtergrond: een duidelijke resultaatsverbintenis dus.
Afgelopen maandag heeft de sector niet bijzonder enthousiast gereageerd. Dat blijkt duidelijk uit de commentaren in de pers. Zo zegt de directeur van het Muziekcentrum Vlaanderen: 'Het is een nobel plan, maar waar gaan we de mensen van allochtone origine halen? Het is zelfs moeilijk om bekwame autochtonen te vinden om in de beoordelingscommissies zitting te nemen.' De directeur van de AB zegt over de quota dat ze 'niet het meest overtuigende instrument' zijn. De manager van de Vlaamse Opera zegt dat resultaatsverbintenissen 'geforceerd' zijn. Volgens hem moet de overheid de instellingen beoordelen op hun specifieke werking en de sociaal-demografische context, en daaraan individuele doelstellingen koppelen.
Ik heb ook nog enkele enigszins giftige opmerkingen. In de raad van bestuur van de Opera blijven nog altijd enkele stoelen onbezet. De minister wou die lege zitjes door mensen van allochtone afkomst laten innemen. Een jaar later is dat nog altijd niet gebeurd. Hoe komt dat? Afgelopen maandag waren ongeveer 600 mensen aanwezig. De aanwezigheidslijst leert me dat u zelf het streefdoel van 10 percent niet haalt, want amper 3 tot 4 percent komt uit de doelgroep.
Het zijn net die mensen die er maandag misschien voor een groot deel hadden moeten zijn. U komt bijlange niet aan die 10 percent.
Mijnheer de minister, ik zou graag enige duidelijkheid krijgen over de sancties. Welke sancties komen er nu? In het plan zelf vinden we het woord 'sanctie' nergens terug. Wel hebt u laten verstaan dat u het er niet vrijblijvend bij zult laten. Het verschil tussen 'niet vrijblijvend' en effectief sancties opleggen is een groot verschil. Minister-president Leterme had het over engagementen en streefdoelen, zonder sancties. Wat wordt het nu?
Dan kom ik tot mijn laatste opmerking. Er wordt 2 miljoen euro gereserveerd voor projectmatige subsidies. Is dat niet een vorm van positieve discriminatie? Als men het geld herverdeelt, waarbij de ene meer krijgt omdat hij uw spelletje wel meespeelt en de andere minder omdat hij niet meespeelt in uw plannen, is dat dan geen positieve discriminatie? Zullen diegenen die uit de boot vallen dat dan niet beschouwen als een sanctie? Hoe zit het met de sancties: komen er sancties of niet, en op welke manier? (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Gatz heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, dit debat is eigenlijk een jaar geleden begonnen, toen u, mijnheer de minister, een steen in de kikkerpoel hebt geworpen en hebt gezegd: 'de culturele sector in de brede zin van het woord - cultuur, jeugd, sport - is te weinig divers samengesteld. We moeten daar iets aan doen.'
Eigenlijk bent u toen in onze ogen vrij kort door de bocht gegaan, door te zeggen dat daarvoor quota moesten worden gebruikt. We hebben daar toen een pittig debat over gehad, mijnheer de minister. Het was misschien een gespannen debat, maar ik vond dat een goed debat, en we zijn daar iets nader tot elkaar gekomen. We zijn toen uit elkaar gegaan met uw belofte dat u in dialoog zou treden met de sector en dat u dan een actieplan zou voorleggen. Dat is intussen gebeurd, en daarom wil ik u vandaag enkele vragen voorleggen. Ik was aanwezig, in elk geval in de voormiddag, op de actiedag in Gent. Ik heb met eigen ogen vastgesteld dat daar een goede, constructieve sfeer hing en dat er veel volk was. Ik heb echter ook moeten vaststellen tijdens het debat dat aan de werkwinkels en de presentatie van uw actieplan voorafging, dat de verschillende geledingen van de sector toch niet erg warm liepen voor quota.
Ik wil het eerst hebben over de inspanningsverbintenis. U laat de notie 'interculturaliteit' vallen. Ik denk dat dit een interessant begrip is. U vraagt eigenlijk aan de sector in de brede zin van het woord om zich de komende jaren in te spannen om daarover na te denken, over hoe men dit begrip kan invullen in de eigen werking. Mijn eerste vraag daarbij is of u toch een beetje meer toelichting kunt geven bij dat begrip. Het kan namelijk heel nauw of heel breed worden ingevuld. De VLD-fractie heeft er in elk geval geen problemen mee dat iedereen daar wat zijn of haar vereniging betreft mee over nadenkt en daar al dan niet een aantal dingen aan verbindt.
Dan komen we echter tot het moeilijker gedeelte van het debat, en dan valt ook het woord 'resultaatsverbintenis'. Dan kom ik toch weer tot quota, meer bepaald 'opgelegde, verplichte, gedwongen percentages binnen de werking van verenigingen'. Ik stel het nu even scherp, maar daarover gaat het toch. U hebt dan gezegd dat u tegen 2008 een quotum van 10 percent zou opleggen voor uw eigen sector, dus niet de privé-sector maar voor dat deel van de culturele sector dat nauw bij de overheid aanleunt, zoals adviescommissies en dergelijke. Zo heb ik het begrepen. Daarover had ik van u graag verduidelijking gekregen.
De quota zouden echter ook gelden voor een deel van de culturele sector dat onder het Cultuurpact valt, en dat is toch al wat breder, want dat gaat dan over grote cultuurhuizen en dergelijke. Mijnheer de minister, u kent ons standpunt daarover. We zijn bereid om een heel eind mee te gaan in uw aanloop in het debat rond de interculturalisering, maar we blijven het zeer moeilijk hebben met quota. We denken namelijk dat dit veeleer contraproductieve effecten zal hebben, dat dit niet doelmatig is, en dat, voor u het weet, u niet aan het interculturaliseren maar aan het polariseren bent. Ik vraag me af hoe u die quota wilt bereiken. De VLD is daar geen voorstander van.
Ik heb ook nog een vraag over de procedure. Ik had het gevoel dat de sfeer daar zeer goed was en dat er bereidheid bestond om samen met u na te denken en de sector in beweging te krijgen. Ik was dan ook verbaasd toen ik het persbericht van de Vlaamse Jeugdraad onder ogen kreeg. Dat was zeer scherp. Het was veel scherper dan ik hier vandaag ben, zowel over de quota als over de procedure. Ik zou dus graag van u vernemen hoe die procedure van dialoog, participatie en overleg is verlopen.
De mensen van de Vlaamse Jeugdraad zijn hoofdrolspelers en die hebben gezegd dat ze vooraf niet voldoende betrokken waren bij een echt overleg. Ik zou daarover graag verduidelijking krijgen. Ik heb die sfeer immers helemaal niet gevoeld op de actiedag, maar na het lezen van het Belga-bericht van de Vlaamse Jeugdraad, maak ik me toch een beetje zorgen, omdat het in een delicate materie als deze van groot belang is dat er op basis van overleg en dialoog kan worden gewerkt en niet, zoals u minstens gedeeltelijk doet, met een aantal verplichtingen, dwangmiddelen en opgelegde quota.
De heer Vanackere heeft het woord.
Mijnheer de minister, welk probleem zijn we eigenlijk aan het oplossen? Uw toespraak begon met de vraag wat het probleem eigenlijk is. Een van de aangekaarte problemen is dat uit de studie Cultuurparticipatie van re-creatief Vlaanderen is gebleken dat 21 percent van de Vlamingen het voorbije jaar aan geen enkel cultuurevenement heeft deelgenomen. Die mensen hebben dus geen bibliotheek of museum bezocht en hebben geen concert meegepikt. Ze hebben zelfs geen bioscoop bezocht. Er is dus een participatieprobleem op het culturele veld.
Wat kunnen we daaraan doen en waarom participeren sommige mensen niet? U hebt in dat verband in uw toespraak terecht verwezen naar een aantal sociaal-economische factoren die ervoor zorgen dat sociaal-economische achterstelling wordt vertaald in een mindere participatie aan het cultuurleven. Dat verklaart ook waarom u aankondigt dat u een plan zult maken waarin de verschillende redenen voor weinig participatie zullen worden aangepakt. Daarin zal het gaan over de genderproblematiek, over bepaalde leeftijdsgroepen, maar ook over mensen die arm zijn. De CD&V-fractie zit echt wel te wachten op dat plan.
Mijnheer de minister, op dit ogenblik spitst u zich toe op de problematiek van de culturele diversiteit en de etnisch-culturele diversiteit. Dat is allemaal goed en wel, maar wanneer we zien hoe u dat definieert, is dat een tweede verenging van het participatieprobleem.
U definieert culturele diversiteit als de vaststelling dat veel mensen in ons land in verschillende gemeenschappen leven. De Brusselaars moeten zich niet aangesproken voelen, want het gaat hier over gemeenschappen die niets te maken hebben met de West-Europese landen. Ik betreur dat. Ik heb het gevoel dat we door die definitie van culturele diversiteit te hanteren, nodeloos voor een vernauwing zorgen en dat er wordt voorbijgegaan aan de vaststelling dat er ook in Europa een belangrijke diversiteit is die de moeite waard is om te onderhouden.
Mijnheer de minister, in ons eigen land kunnen we niet naast een culturele diversiteit van verschillende gemeenschappen kijken. Dat gegeven hebt u in uw toespraak helemaal opzijgeschoven. U richt zich immers onmiddellijk tot mensen die gedeeltelijk niet-West-Europees cultureel geworteld zijn.
Ik vind dat toch een serieuze beperking. Daarom wil ik u confronteren met een advies van de Raad van Cultuur aan dit parlement van november 2005. Daarin staat over diversiteit en over bewust omgaan met diversiteit: 'We zouden het betreuren mocht de minister zich beperken tot een inhaalbeweging met betrekking tot bepaalde vormen van etnisch-culturele achterstelling.' Interculturalisme wordt door de raad beschreven als een proces waarbij de vaardigheid om met verschillende culturen om te gaan, centraal staat. Dat leidt tot heel andere verwachtingen dan de wens tot representativiteit.
Ik heb dat advies helemaal gelezen. Hoewel het enigszins hermetisch is geschreven, is het bijzonder boeiend. Volgens het advies is interculturalisme niet enkel iets tussen de mensen, maar ook iets in de mensen zelf. Het gaat erom dat de mensen voor de verschillende gemeenschappen moeten openstaan.
Ik vraag me af welke definitie van interculturalisme de minister wil hanteren. Ik hoop dat hij bij het opstellen van de subsidiecriteria met dit aspect van de definitie rekening wil houden. Indien hij zich wil beperken tot een definitie die eigenlijk naar participatie of naar representativiteit verwijst, vraag ik me af of we wel goed bezig zijn. Zoals de heer Gatz daarnet heeft aangehaald, zou deze werkwijze vrij snel tot een vorm van polarisering kunnen leiden. De raad waarschuwt hier trouwens voor. Indien we bepaalde mensen afzonderlijk de opdracht geven om het streefcijfer van 10 percent te halen, zullen we geen interculturaliteit of ontmoeting, maar veeleer een polarisering teweegbrengen.
Mijnheer de minister, hoe zult u interculturaliteit definiëren? Dit begrip zal binnenkort in de subsidiecriteria worden opgenomen. Welke gevolgen zal dit hebben? Ik vind dat u in uw toespraak tegelijkertijd warm en koud hebt geblazen. U hebt verklaard dat in alle autonomie een reflectie tot stand moet komen. Vervolgens hebt u evenwel verklaard dat de verenigingen en de instellingen op hun antwoord zullen worden afgerekend. Ik zou dit willen vergelijken met een professor die zijn studenten op het examen zegt dat ze in alle autonomie over de vraag mogen reflecteren, maar dat hij vervolgens wel een antwoord verwacht en op basis van dat antwoord punten zal geven.
Eigenlijk houdt dit verband met het debat dat we vorig jaar over quota en over resultaats- en inspanningsverbintenissen hebben gevoerd. We hebben ons hier vorig jaar duidelijk over uitgesproken. Onze fractie is op dit vlak niet van mening veranderd. We steunen de idee van een diversiteitsbevorderend beleid. Als het over quota en over resultaatsverbintenissen gaat, wil ik evenwel naar het onderwijs verwijzen. De Vlaamse Gemeenschap slaagt er momenteel niet in om te verhinderen dat 42 percent van de allochtone jongeren de school zonder diploma verlaat. Dit percentage ligt driemaal hoger dan bij de autochtone jongeren, waarvan 16 percent de schoolloopbaan zonder diploma eindigt. Aangezien dit resultaat niet goed is, kunnen we ons best sober opstellen als het over resultaatsverplichtingen gaat. Hoe kunnen we anderen verplichten om bepaalde resultaten te boeken als we zelfs niet in staat blijken om orde op zaken te stellen.
In de Vooruit heeft de minister zijn eigen evaluatie van de toestand nog eens benadrukt. Hij heeft het toen over de 'maakbaarheid van het straks' gehad. Ik vind dit een mooie idee. De stelling dat bepaalde zaken maakbaar zijn, is politiek eerbaar. Of de politiek het middenveld kan maken, is een andere vraag. Op dat vlak stelt mijn fractie zich alvast een stuk gereserveerder op. Mijns inziens, moeten we in dit verband een synthese zoeken.
Mijnheer de minister, ik erken uw ambitie om iets te realiseren. Het is soms tijd om te stoppen met praten en om resultaten te boeken. Ik blijf echter aan de toestand in het onderwijs denken. Ik haal dit punt uiteraard niet aan om u persoonlijk in verlegenheid te brengen. We moeten gewoon in alle eerlijkheid erkennen dat er nog veel ruimte tot verbetering is. Het lijkt me dan ook moeilijk voor de politieke wereld om bepaalde sectoren te zeggen dat ze resultaten moeten boeken. (Applaus bij CD&V)
Minister Anciaux heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik wil allereerst benadrukken dat het debat over de interculturaliteit voor mij absoluut geen spelletje is. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat we op dit terrein een genuanceerd maar degelijk standpunt moeten innemen en degelijke inspanningen moeten leveren.
Ik ben het voor een groot deel eens met de uiteenzettingen van de heren Gatz en Vanackere. Ik wil op dit vlak duidelijk zijn. Het is mijn streven zo veel mogelijk mensen in onze gemeenschap de mogelijkheid te bieden om aan cultuur, jeugdwerk en sport te participeren.
Eigenlijk bedoel ik daarmee dat het aanbod voldoende divers moet zijn, zodat veel mensen zich herkennen in dat aanbod en actief kunnen participeren aan cultuur, sport en jeugdwerk.
De Vlaamse gemeenschap is geen monoculturele gemeenschap meer, zoals dat 50 jaar geleden mogelijk wel het geval was. Vandaag zitten we in een situatie waar hoe langer hoe meer diverse cultuuruitingen aan bod komen. Grote groepen individuen stammen uit een andere gemeenschap, hebben hun wortels in een cultureel diverse gemeenschap of zijn minstens opgegroeid met een dubbele culturele achtergrond. De culturele achtergrond van henzelf, van hun ouders en grootouders wordt dikwijls gecombineerd met de culturele achtergrond van Vlaanderen. Als we dat niet als uitgangspunt nemen, zeggen we eigenlijk bij voorbaat dat we niet echt interesse tonen voor een deel van de bevolking dat vandaag niet participeert.
Ik heb heel uitdrukkelijk gezegd dat de hoofdreden voor het niet participeren aan cultuur, sport en jeugdwerk de sociaal-economische situatie is. Ik erken dat ik op dat vlak nog veel werk zal moeten verrichten, maar ik zal het aanpakken en een actieplan voorstellen dat de diversiteit bevordert. Een onderdeel bestaat uit het aanwakkeren van de culturele diversiteit, het opnemen van interculturaliteit in het beleid en er samen met de sectoren over nadenken.
We hebben er een jaar lang over nagedacht en gezocht hoe we samen tot een actieplan kunnen komen. Wat mij betreft het meest belangrijke onderdeel is wat de sectoren zelf aanbieden, wat ze aan elkaar willen leren en welke gedachten en instrumenten ze willen uitwisselen om een meer divers publiek te kunnen bereiken, om meer ontmoetingsmogelijkheden te creëren tussen de verschillende cultureel diverse gemeenschappen die in Vlaanderen aanwezig zijn. Dat is interculturaliteit: bruggen bouwen, elkaar ontdekken en beseffen dat onze gemeenschap bestaat uit meer dan één cultuurgemeenschap.
Ik voel echt aan dat het onderdeel van het actieplan dat ik voor mijn rekening neem vanuit de overheid heel genuanceerd is. Het gebeurt niet bruusk en we leggen niets op. Het actieplan is de resultante van de dialoog die een jaar lang werd gevoerd.
Ik leg enkel resultaatsverbintenissen op voor wat ik zelf moet doen. In mijn eigen administratie - niet in mijn kabinet zoals in een krant stond, want daar hebben we de 10 percent al lang bereikt -, zowel bij het departement als de bij IVA's, gaat het om de aanwerving van één persoon met een etnisch-cultureel diverse achtergrond tegen juni 2008. Zijn dat quota? Ik noem dat geen quota.
Ik noem het een engagement om het voorbeeld te geven, aan te tonen dat het bij ons kan en dat het belangrijk is om het inzicht mee te nemen om kwaliteit en kennis te hebben. Eigenlijk is dat de resultaatsverbintenis die ik mezelf opleg en via een beheersovereenkomst aan mijn departement en mijn IVA's. Ik vraag één persoon van etnisch-cultureel diverse achtergrond per instelling.
Waar ik rechtstreeks verantwoordelijk voor ben, is de 10 percent, want 10 percent van de bevolking is van etnisch-cultureel diverse achtergrond. Het is geen bevoordeling en geen benadeling, maar een normaal representatief staal van de bevolking. Ik zal er zelf voor zorgen dat 10 percent van de adviesraden, de beoordelingscommissies en de jury's mensen zijn van etnisch-cultureel diverse achtergrond. Zullen dat bekwame mensen zijn? Niet meer of niet minder dan andere, neem ik aan. Ik engageer me tot een resultaat tegen juni 2008.
Naast dit engagement hebben we ook een aantal impulsen gegeven. Die bestaan er onder meer in een aantal projecten verder te ondersteunen en uit te breiden waar we opleiding geven. Zo zijn Antena en Cordoba vormingsprojecten waar mensen die zijn opgegroeid in een dubbele culturele omgeving, kennis en opleiding krijgen om beheerder of personeelslid te kunnen zijn in sport- of cultuurinstellingen. We zorgen dus tegelijkertijd voor de kwaliteit. We hebben ook impulsen gegeven om de experimenteerruimte verder te ontwikkelen.
Wat vraag ik aan de sector en aan het middenveld? Ik vraag dat men nadenkt. Is dat ambitieus? Dat weet ik niet. Het resultaat van het nadenken moet terug te vinden zijn. Beoordeel ik het resultaat van het nadenken? Neen. Beoordeel ik of men heeft nagedacht? Ja. Het is een beoordelingscriterium zoals er andere zijn die worden opgelegd in beleidsplannen en dergelijke meer - niet meer, maar ook niet minder.
Geloof ik dat daardoor een ondersteuning kan gebeuren van het intercultureel gebeuren? Absoluut. Is dit maakbaarheid? Ik geloof in de maakbaarheid van de samenleving maar ik heb ook respect voor de samenleving en de initiatieven die daar worden genomen. Dit actieplan is perfect in overeenstemming met twee principes, namelijk respect voor het veld en initiatieven van de overheid om een dynamiek tot stand te laten komen waardoor er in de toekomst meer interculturaliteit ontstaat, meer ontmoeten, minder angst ten opzichte van elkaar en meer kennis ten opzichte van elkaar, dit altijd in respect voor de culturele identiteit van de respectieve personen of organisaties. (Applaus bij sp.a-spirit en Groen!)
De heer Marginet heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik ben onder de indruk: zulke mooie verhaaltjes, zo mooi rond de pot gedraaid, zo mooi getoverd met woordjes, met toverwoorden als diversiteit, maakbaarheid en elkaar ontdekken. Het is bijna ontroerend.
Ik heb echter niets horen toevoegen aan de discussie. Ik heb zelfs niets gehoord over de vragen over quota. Ik ga ervan uit dat er wel quota zijn. U zegt dat u zelf zult zorgen voor die 10 percent. Ik vraag me af hoe u dat zult doen. U begint met resultaatverbintenissen, namelijk één persoon per instelling. U gaat zelf iemand op A-niveau aanstellen. Prima. Sancties? Daar heb ik niets van gehoord.
In een ding moet ik u volledig bijtreden, los van het omfloerste en wollige taalgebruik, namelijk dat de adviesorganen, raden van bestuur en dergelijke inderdaad representatief moeten zijn voor de bevolking en een afspiegeling van de maatschappij.
Daarom vraag ik me af waarom er bijvoorbeeld in de raad van bestuur van de Vlaamse Opera nog steeds maar één en geen drie vertegenwoordigers van het Vlaams Belang zetelen.
Dat heeft dan weer met kwaliteit te maken, natuurlijk. (Gelach/Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
De heer Gatz heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik ga het niet hebben over quota voor Vlaams Belangers. Ik wil nog twee bijkomende vragen stellen. U hebt nogmaals duidelijk gemaakt waarop de inspanningsverbintenis slaat. Wat de resultaatsverbintenis betreft, hebt u de zaken iets verhelderd met betrekking tot uw eigen sector, namelijk de administratie en de IVA's. In uw nota gaat het echter ook over de grote cultuurhuizen en de instellingen die onder het Cultuurpact vallen. Geldt voor hen dezelfde resultaatsverbintenis als voor uw eigen administratie, of blijft het bij een aanbeveling? Van hen verwacht u immers ook dat ze in hun raad van bestuur 10 percent zouden bereiken en dat ze bijvoorbeeld één personeelslid van een etnische minderheid zouden aanwerven. Hoe moet die verwachting concreet worden gemaakt?
U hebt niet geantwoord op de vraag over de verzuchtingen van de Vlaamse Jeugdraad. Dan gaat het niet over de raad op zich, maar de vraag is in welke mate en hoe intens er met die sector is overlegd. Daar had ik graag nog wat toelichting bij gekregen.
De heer Vanackere heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik noteer dat u bevestigt dat het belangrijkste wat u vraagt, is dat er zou worden nagedacht. Over die interculturaliteit wordt er al veel nagedacht. Tonen dat ze daarover nadenken, zal niets nieuws zijn voor heel veel van die instellingen. Maar het is goed te horen dat dit de belangrijkste opdracht is.
We hopen echt dat u snel werk zult maken van uw ruimere actieplan, dat de participatie van de andere achtergestelde groepen behelst. De participatie van sociaal-economisch zwakkeren verdient in onze ogen zeker zoveel budgettaire impulsen als datgene wat hier wordt aangekondigd. Het benieuwt me of er daar ook sprake zal zijn van streefcijfers. Als we erin zouden slagen straks al onze beoordelings- en adviescommissies te bevolken met minstens 7 percent arme mensen, dat zou pas een statement zijn.
Minister Anciaux heeft het woord.
De instellingen waarvan de raden van bestuur op basis van het Cultuurpact worden samengesteld, zijn de steunpunten en de grote culturele instellingen. Daar zorgt de overheid grotendeels voor die raden van bestuur, al dan niet samen met de lokale en de provinciale overheid. In het voorbeeld van de Opera wordt de raad van bestuur ingevuld door de Vlaamse Gemeenschap, de provincie en de beide steden. We kunnen terzake rechtstreeks optreden. Wat dat betreft, hebben we het ook over een resultaatsverbintenis. Dat is ook daar weer het engagement dat ik op mij neem. Dat geldt niet voor het personeel. Daar gaat het over inspanningen die ik vraag.
Voor zover ik weet, worden er op basis van het Cultuurpact geen mensen aangeduid louter en alleen volgens de partijpolitieke strekking, maar wel volgens de ideologische of filosofische strekking. Dat is toch wel iets anders dan iets louter partijpolitieks. (Opmerkingen van de heer Jan Penris)
Voor zover ik weet, bestaan er wel meer partijen waarin nationalisten zetelen en is een partij die zichzelf zo noemt, vaak helemaal niet nationalistisch. Nationalisme houdt immers ook in dat men respect heeft voor andere identiteiten.
Wat de Vlaamse Jeugdraad betreft, ben ik verbaasd. Er is wel degelijk heel wat participatie geweest bij alle besprekingen, onder meer van de Vlaamse Jeugdraad. Er hebben zeer veel besprekingen plaatsgevonden, met heel brede lagen van de sector. Ook het Steunpunt Jeugd en de Vlaamse Jeugdraad waren daar zeker bij betrokken.
Wat er werd gezegd over quota, is blijkbaar op misverstanden gebaseerd, want ik leg geen enkele jeugdbeweging quota op, welke dan ook. Ik heb zelfs niet over quota gesproken en ik heb ook nooit gesproken over sancties. Ik ben niet degene die de sector bang wil maken of met het vingertje staat te zwaaien. Heb ik het overigens goed begrepen dat de fractie van het Vlaams Belang het jammer vindt dat ik niet in sancties voorzie? Dan begrijp ik het niet goed meer.
Ik kan u verzekeren dat we werken aan het brede actieplan. Ik beweer niet dat dit minder belangrijk is dan andere doelgroepen, maar het is duidelijk dat we extra inspanningen zullen leveren voor mensen met een handicap, mensen die in armoede leven en gezinnen met kleine kinderen, die duidelijk veel minder participeren aan cultuur, sport en jeugdwerk. Ik zet daarvoor alle mogelijke middelen in.
Het incident is gesloten.