Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, de omvorming van een jeugdbeschermingsrecht tot een streng maar rechtvaardig en doeltreffend jeugdsanctierecht is een dossier dat de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement al sinds het begin van de regeerperiode bezighoudt. Vandaag moet de Commissie Justitie van de Senaat zich uitspreken over een reeds door de Kamer van Volksvertegenwoordigers goedgekeurd wetsontwerp dat duidelijk niet aan de door Vlaanderen naar voren geschoven basisprincipes beantwoordt.
Ik heb de minister al herhaaldelijk vragen om uitleg over dit onderwerp gesteld. Ik heb haar telkens verzocht krachtdadig op te treden, de Vlaamse eisen en verzuchtingen te verdedigen en geen toegevingen van welke aard dan ook te doen. De minister kan zich hierbij op het Vlaamse regeerakkoord baseren. Daarin wordt uitdrukkelijk gepleit voor 'de uitbouw van een Vlaams jeugdsanctierecht om gerichter en met meer rechtszekerheid voor de jongeren te kunnen optreden tegen jongeren die een ernstig misdrijf hebben gepleegd'. Ze kan zich tevens baseren op het standpunt dat de Vlaamse Regering op 24 december 2004 unaniem heeft ingenomen. Dat standpunt omvat een vijftal krachtlijnen en stelt duidelijk dat 'het jeugdrecht niet alleen een herstellende, pedagogische en responsabiliserend finaliteit moet hebben, maar ook sanctionerend moet kunnen optreden tegen criminele jongeren'.
Ik veronderstel dat iedereen het erover eens is dat het voorliggende wetsontwerp dat onmogelijk maakt. Enkele maanden geleden hebben we in dit verband trouwens een motie van belangenconflict ingediend. De meerderheid vond het toen niet nodig om de motie te steunen. Onze motie is verworpen omdat de meerderheid het volste vertrouwen in het aangekondigde overleg had. Vandaag blijkt helaas dat we gelijk hadden. Ik zeg dat zonder enige triomf. Daarvoor is het dossier voor Vlaanderen immers veel te belangrijk. Ik geef toe dat ondertussen overleg tussen de betrokken overheden heeft plaatsgevonden. Dat overleg heeft evenwel niet tot een consensus geleid. Wat een aantal belangrijke principes en uitgangspunten betreft, staan de Vlamingen en de Franstaligen zelfs lijnrecht tegenover elkaar.
Vanochtend is nogmaals overleg gevoerd. In haar voorbereidende nota heeft minister Onkelinx zich zeer duidelijk uitgesproken. Ik citeer: 'De formulering van de beslissing van de Vlaamse en de Franse gemeenschapsregeringen laat niet toe te besluiten tot een globale consensus. Zo is het standpunt van de Franse Gemeenschap niet duidelijk als het erop aankomt te weten of ze al dan niet een beperking van de straffen voor uithanden gegeven minderjarigen ondersteunt. Anderzijds lijkt de Vlaamse Gemeenschap een standpunt in te nemen dat contradicties bevat. Ondersteunt ze de beperking van de mogelijkheden om bepaalde maatregelen te verlengen na de leeftijd van 18 jaar door die verlenging te beperken tot de maximum leeftijd van 20 jaar of bevestigt ze haar standpunt van 24 december 2004?'
De voorzitter heeft ons net de brief van minister Onkelinx en het antwoord van de minister bezorgd. Die teksten nemen de onduidelijkheid niet weg. De minister stelt voor de verlenging tot de leeftijd van 20 jaar te beperken. Op 25 november 2005 heeft de Vlaamse Regering beslist met dit voorstel akkoord te gaan en de minister enkel nog om de uitwerking van een paar uitvoeringsbepalingen te verzoeken. Minister Onkelinx besluit dat verduidelijking is uitgebleven en dat het bijgevolg onmogelijk is de federale regering amendementen voor te leggen die een consensus zouden weergeven.
Mevrouw Ceysens, ik was bijzonder verwonderd toen ik gisteravond kennis nam van een persbericht dat u samen met senator Willems de wereld hebt ingestuurd. Op uw website zegt u: 'De VLD vraagt dat er geen verdere vertraging komt in dit dossier. Vermits er geen consensus kan worden gevonden over eventuele wijzigingen aan het ontwerp-Onkelinx, vraagt de VLD dat de Senaat het ontwerp nu snel groen licht geeft.'
Mevrouw Ceysens, hieruit blijkt duidelijk dat u ermee akkoord gaat dat de voorstellen worden aangepast zoals minister Onkelinx aan de Vlaamse Regering heeft gevraagd. Het is dan ook heel merkwaardig dat deze middag zoveel heisa werd gemaakt.
Mevrouw de minister, er is vandaag niet alleen geen consensus tussen Vlamingen en Franstaligen, er is duidelijk ook geen consensus meer binnen de Vlaamse Regering, of moet ik zeggen tussen CD&V en de VLD of tussen de Vlaamse Regering en mevrouw Ceysens. Volgens de nieuwsberichten van 12 uur en 1 uur heeft mevrouw Ceysens duidelijk verklaard dat u uw standpunt in dit dossier verzwakt en niet meer dezelfde krachtdadige houding aanneemt als in het verleden.
Mijnheer de voorzitter, het is heel belangrijk dat het Vlaams Parlement op een duidelijke en correcte manier wordt ingelicht over het standpunt van de Vlaamse Regering, over de motieven die naar voren werden gebracht tijdens het overleg en over de resultaten van het overleg.
Mevrouw de minister, ik krijg stilaan de indruk dat Vlaanderen op termijn toch het slachtoffer zal worden van de lakse 'alles kan en alles mag'-mentaliteit van de Franstaligen.
Welk standpunt heeft de Vlaamse Regering vanochtend verdedigd tijdens het overleg? Wat zijn de resultaten hiervan? Wordt dat standpunt gesteund door de volledige Vlaamse Regering en de volledige Vlaamse meerderheid? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Vervotte heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik zal de beslissing van de Vlaamse Regering overlopen, zodat iedereen goed op de hoogte is. Er staat: 'De Vlaamse Regering heeft kennis genomen van het consensusvoorstel voor de interministeriële conferentie van 18 november 2005. De Vlaamse Regering gaat akkoord met dit voorstel en verzoekt de federale regering om het advies in te winnen van de Unie van Jeugdmagistraten over de afschaffing van de verlenging van de maatregelen van de bescherming na de leeftijd van 20 jaar en de modaliteiten van de strafmaat, rekening houdend met de minderjarigheid van de dader. De Vlaamse Regering bevestigt, met inachtneming van het advies van de Raad van State, haar standpunt van 24 december 2004 met betrekking tot de vijf krachtlijnen, in het bijzonder inzake de financiering door de federale overheid. De Vlaamse Regering gelast de Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan personen het standpunt mee te delen aan de federale minister.'
Op het Overlegcomité heb ik het standpunt van de Vlaamse Regering opnieuw bevestigd. Daar hebben ook de andere gemeenschappen bevestigd dat er een consensusvoorstel is. We vragen aan de federale minister om de Unie van Jeugdmagistraten te bevragen over de modaliteiten voor de uitvoering van het strafrecht op een minderjarige en over de verlenging van de maatregelen van het beschermingsrecht tot de leeftijd van 23 jaar.
Het probleem is dat vandaag de jeugdrechter kan putten uit maatregelen met betrekking tot het beschermings- of jeugdrecht, of anders - en dat is de enige mogelijkheid die hij dan heeft - kan doorverwijzen naar het volwassenenrecht en de maatregelen van het strafrecht van toepassing maakt.
In de praktijk zien we dat de jeugdrechters ervoor kiezen om het systeem van de uithandengeving zeer weinig te gebruiken, vooral vanwege het feit dat de cijfers aantonen dat het zeer weinig effectief is. Er is een rapport over. De effectiviteit laat te wensen over, want aan 16,5 percent van de jongeren die zwaar moeten worden gestraft, wordt er effectief een gevangenisstraf gegeven. In 64 percent van deze dossiers wordt een straf van maximum 3 jaar gegeven.
Men kiest er daarnaast duidelijk voor het systeem van de uithandengeving weinig toe te passen omdat het eigenlijk het failliet van het jeugdbeschermingsrecht aantoont. Als we de dossiers globaal bekijken, zien we dat in 1999, 2000 en 2001 in Brussel slechts 2,4 percent uit handen wordt gegeven, in Charleroi 4 percent en in Mechelen 22 percent, het grootste aantal dat gekend is. Gemiddeld voor de Vlaamse Gemeenschap gaat het over een dertigtal dossiers op jaarbasis.
Concreet gaat het vandaag als volgt. De jeugdrechters stellen vast dat er problemen zijn. Er zijn een aantal maatregelen in het beschermingsrecht voorhanden. De rechters vinden dat er jongeren zijn waarvoor die maatregelen niet voldoende zijn en vragen antwoorden zoals die zijn opgesomd in de vijf krachtlijnen om de jeugdrechter de mogelijkheid te geven te kunnen putten uit de maatregelen van het strafrecht. Ze kiezen daarvoor om niet in de onzekerheid te treden van de uithandengeving aan de volwassenenrechtbank.
Door het gemeenschappelijke voorstel zal de jeugdrechter voor het eerst in de geschiedenis in staat zijn om te kunnen putten uit de maatregelen van het strafrecht via een uitgebreide kamer. (Opmerkingen van de heer Stassen)
In de dossiers waaruit blijkt dat de beschermingsmaatregelen uitgeput zijn en niet meer werken, heeft de jeugdrechter zelf de mogelijkheid, om te kunnen putten uit het strafrecht, rekening houdende met de historiek van de jongere. Om de modaliteiten uit het strafrecht voor volwassenen te kunnen transponeren naar het strafrecht voor minderjarigern, vragen wij aan de federale minister zich daarover uit te spreken en de unie daarover te bevragen. Het is mogelijk dat experts beslissen dat, als het strafrecht voor volwassenen wordt toegepast op minderjarigen, er andere modaliteiten voor nodig zijn. De jeugdrechters zijn dus niet meer afhankelijk van de volwassenenrechters om het dossier uit handen te geven. Ze zullen voor die jongeren die weigeren mee te werken, wat vandaag als het grootste probleem wordt beschouwd, een stok achter de deur te hebben en eigen maatregelen kunnen treffen.
In het voorstel maken we een onderscheid tussen correctionaliseerbare en niet-correctionaliseerbare feiten. Niet-correctionaliseerbare feiten, zoals bijvoorbeeld moord, zijn zo zwaar dat daarvoor de uithandengeving moet blijven behouden en moeten worden doorverwezen naar de het hof van assisen. Voor de feiten die correctionaliseerbaar zijn en waarvoor de jeugdrechtbank vandaag alleen maar de mogelijkheid heeft van bescherming, voegen we nu een uitgebreide kamer toe die zal kunnen putten uit het strafrecht en waarnaast ook de mogelijkheid tot uithandengeving blijft bestaan. Het pakket van mogelijkheden wordt dus uitgebreid.
Sommigen menen dat deze voorstellen zouden leiden tot een afgezwakte aanpak van minderjarige delinquenten en we zouden de jeugdrechter slechts de mogelijkheid geven om de jonge criminelen te straffen tot aan de leeftijd van 20 jaar in plaats van 23 jaar zoals in het ontwerp-Onkelinx.
Dat is echter niet correct. Het gemeenschappelijke voorstel geeft de jeugdrechter de mogelijkheid om minstens tot 23 jaar te bestraffen, afhankelijk van de straf die zal worden gegeven. Het is dus niet zo dat we bestraffen tot 20 jaar. Vandaag is er een bescherming tot 20 jaar. We geven nu de jeugdrechter de mogelijkheid om, bijvoorbeeld, te straffen tot 23 jaar.
Wat zegt de Unie van de Nederlandstalige Jeugdmagistraten over dit gemeenschappelijke voorstel? Reeds in het advies voor de Commissie van Justitie had de Unie vragen bij de afdwingbaarheid van de verlenging van de maatregelen inzake beschermingsrecht tot 23 jaar. Er zou immers een gebrek aan een juridisch kader zijn. De Unie besluit met het volgende: 'De Unie beschouwt het gemeenschappelijke voorstel als een grote stap voorwaarts tegenover het in de Kamer goedgekeurde ontwerp.'
Er is dus een gemeenschappelijk voorstel. Wij vragen dat de federale minister de Unie van Magistraten zou bijeenroepen om zich uit te spreken over de verlenging van de maatregelen inzake het beschermingsrecht van 20 naar 23 jaar, en dit orgaan ook zou vragen hoe de uitvoeringsbepalingen van het strafrecht voor volwassenen op minderjarigen kunnen worden toegepast. Het is nu aan de federale regering om daarover een standpunt in te nemen. (Applaus bij CD&V en sp.a-spirit)
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitvoerige antwoord, dat alleszins op applaus van de meerderheid, maar niet van de VLD-fractieleider werd onthaald.
De discussie over het uithanden geven hoort inderdaad - helaas - niet thuis in dit parlement. U weet dat onze fractie terzake uw bondgenoot is, uiteraard op voorwaarde dat er voldoende strenge straffen kunnen worden uitgesproken.
Wat de discussie over 20 en 23 jaar betreft, heb ik echter geen duidelijk antwoord gekregen. De minister blijft hier de leeftijd van 23 jaar verdedigen. Uit documenten die we daarnet hebben gekregen, blijkt echter dat er wordt gepleit voor het afschaffen van de verlenging van de maatregelen na de leeftijd van 20 jaar. Daar is nog wel het advies van de Unie van Jeugdmagistraten voor nodig. Dat is nog niet volledig duidelijk.
Ik steun u wanneer u pleit voor de maatregelen waarbij de artikelen van het strafrecht zouden kunnen worden toegepast, uiteraard mits een aantal aspecten aangepast worden. Alleen heb ik geen antwoord gekregen op mijn toch wel duidelijke vraag of uw pleidooi op de steun van de hele Vlaamse Regering kan rekenen. CD&V steunt het. Sp.a-spirit heeft in dit dossier geen afwijkend standpunt ingenomen. Dat lijkt me dus geen probleem. Maar steunt de VLD het? Of is het enkel een discussiepunt tussen de Vlaamse Regering en de fractieleider van de VLD? Dat is nog steeds niet volledig duidelijk.
Ik wil u ten slotte herinneren aan uw uitdrukkelijke pleidooi een jaar geleden voor een volledige overheveling van alle bevoegdheden inzake jeugdrecht. Ik ben ervan overtuigd dat Vlaanderen, mocht het alleen en volledig bevoegd zijn geweest in dit dossier, reeds lang vele stappen voorwaarts had kunnen zetten en reeds lang definitieve beslissingen had genomen, in het belang van Vlaanderen en van de minderjarige. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Blijkbaar kunnen er misverstanden rijzen over het verlengen van de maatregelen. Enerzijds gaat het over het verlengen van de maatregelen ter bescherming. We hebben nu immers een alternatief, in de vorm van een uitgebreide kamer die de jeugdrechter de mogelijkheid zal kunnen geven om te beschermen. Daardoor zal het dossier naar de strafuitvoeringsrechtbank gaan en zal de jongere om de zes maanden geëvalueerd worden. Zo hebben we dus een stok achter de deur. Daarom denken we dat er moet worden bekeken of het nog zin heeft de maatregelen ter bescherming van de jongeren uit te breiden tot 23 jaar. Er is immers een alternatief. We vragen de federale minister dat ze de Unie van Jeugdmagistraten terzake zou raadplegen, zodat hun expertise mee in overweging kan worden genomen in het debat.
Het is echter duidelijk dat er nu meer mogelijkheden zijn, zodat het systeem ook meer sluitend is dan louter de maatregelen ter bescherming van de jongeren. We kunnen nu bestraffen volgens het strafrecht, zodat de maatregelen ook verder strekken dan de leeftijd van 20 tot 23 jaar.
Mevrouw de minister, ik dring erop aan dat u over elke stap in dit bijzonder belangrijke dossier informatie en toelichting komt geven in de Commissie voor Welzijn. Dan kunnen we iets grondiger van gedachten wisselen.
Het incident is gesloten.