Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de bijdrage vanuit de Vlaamse Regering aan het federale Generatiepact
Verslag
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte minister, beste collega's, enkele weken geleden werd het generatieplan van de federale regering voorgesteld. Ik noem het bewust geen pact, want een pact wordt gesloten tussen verschillende partners en dat is niet gebeurd. Het generatieplan speelt ook een rol op Vlaams gebied. De heer Laurys stelde een lijst op en daaruit blijkt dat dit geldt voor ruim één vierde van de maatregelen die worden voorgesteld in het federale generatieplan.
Minister Vandenbroucke heeft gesteld dat de eerste contacten al waren gelegd en dat de zaak de volgende weken zou worden uitgeklaard. De Vlaamse Regering heeft hierop al geanticipeerd, want bij de begrotingsopmaak werd een provisie van 20 miljoen euro toegewezen aan de minister van Werk, de heer Vandenbroucke. Er staat heel duidelijk dat het gaat om een 'provisie toegewezen in het kader van het eindeloopbaandebat'. Het bedrag werd nog niet concreet ingevuld, maar werd al toegewezen. Het valt niet onder de algemene provisies onder het toezicht van de minister van Begroting, maar werd duidelijk toegewezen aan minister Vandenbroucke voor het eindeloopbaandebat.
Intussen heeft het generatieplan ook de weerwerkpremie overgenomen, een Vlaams initiatief van vorig jaar. Ook op dat vlak komt er een extra krediet vrij van ongeveer 10 miljoen euro. We beschikken dus over een budgettaire enveloppe van ongeveer 30 miljoen euro om een eigen Vlaamse invulling te geven aan het loopbaandebat.
Deze week borrelden diverse suggesties en ideeën op. Vrijdag lanceerde de minister van Werk het eerste idee inzake de loonkostensubsidie. Er valt iets voor te zeggen om iets te doen aan de aanbodzijde. Als een vijftigplusser wordt gemotiveerd om werk te aanvaarden, dan moet ook de werkgever worden gestimuleerd om die vijftigplusser werk te geven.
Het idee is niet zo slecht, maar we kunnen er wel een aantal opmerkingen bij maken. Het is een maatregel uit de oude doos, uit de jaren '80. Als econoom moet ik opmerken dat de maatregel enige distorsie van de marktwerking tot gevolg heeft. Als er een leeftijd op de maatregel wordt geplakt, bijvoorbeeld 45 jaar, dan is er een risico op verdringing waardoor de 44-jarigen minder kansen hebben. Bovendien is het een aanvulling van de federale maatregelen. De weerwerkpremie werd federaal overgenomen. De loonkostensubsidie is dus een aanvulling van de federale werkgeversbijdrageverminderingen die al gelden voor diverse doelgroepen, zoals de werkgeversbijdragevermindering van 400 euro voor een 57-plusser of de lastenvermindering voor oudere werklozen die opnieuw een betrekking aanvaarden.
Vandaag stond in de krant dat minister Moerman daar een specifieke invulling aan geeft. CD&V maakt zich zorgen over de besteding van die enveloppe. In de eerste plaats wil ik het belang van de sluitende aanpak onderstrepen. Minister Vandenbroucke heeft daar in de afgelopen maanden al initiatieven toe genomen. Het is noodzakelijk dit beleid te ondersteunen. Dit sluit volledig aan bij ons principe van rechten en plichten. Er moeten voldoende middelen beschikbaar zijn. De werkzoekende heeft recht op een opleiding en begeleiding, maar hij heeft ook de plicht om een beschikbare passende job te aanvaarden.
Toen ik nog voor de Hoge Raad voor Werkgelegenheid werkte, heb ik een oplijsting gemaakt van alle tewerkstellingsmaatregelen, zowel de federale als de Vlaamse. Het leverde een dikke turf op van honderden pagina's. We moeten ervoor zorgen dat we niet opnieuw in dat bedje ziek worden. Niet elk beleidsniveau moet zijn eigen maatregel - aanvullend en/of overlappend - creëren, zodat de werknemers en -gevers door het bos de bomen niet meer zien. Een aanspreekpunt is daarom absoluut nodig. Op 1 januari starten de VLAO's. We moeten een duidelijk zichtbaar front office creëren voor de werkgevers en -nemers zodat zij alle informatie kunnen krijgen over hun kansen en de stimulerende maatregelen van de Vlaamse overheid.
Tot nu toe heb ik in dit debat niets gehoord over het vormings- en opleidingsaspect. Uit het rapport van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven blijkt dat de vormingsinspanning bij de bedrijven afneemt. In 1999 werd nog geformuleerd dat tegen 2004 de werkgevers 1,9 percent van de loonmassa zouden investeren in vorming en opleiding. Dat was misschien een te ambitieuze doelstelling, want in 2004 constateerde de centrale raad dat men amper 1 percent haalde. Het is daarmee zelfs afgenomen in plaats van toegenomen. De Vlaamse Regering moet daar dus volop op inspelen.
Mijnheer de minister-president, hoe staat u tegenover de invulling van de enveloppe? Welke concrete initiatieven zult u zelf nemen in de komende weken?
De heer Stassen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, dames en heren, zelden heb ik een slechtere titel gehoord voor een politiek akkoord dan 'Generatiepact'. Een pact sluiten wil zeggen dat de belangrijkste betrokkenen overeenkomen en vrede sluiten. Dit generatiepact sluit geen vrede, maar maakt juist oorlog tussen de generaties.
Het effect van dit federale pact is dat de oudere generatie zich sterk geviseerd voelt. Na 30, 40 jaar carrière in een bedrijf wordt zij nog eens gepakt na een ontslag of herstructurering. Ook de tussengeneratie - die heet tegenwoordig in liberale termen 'hardwerkende Vlaming' - voelt zich terecht geviseerd omdat sommige maatregelen de combinatie arbeid-gezin moeilijker maken. Het tijdskrediet wordt bijvoorbeeld afgebouwd. De jongere generatie raakt niet op de arbeidsmarkt wegens een tekort aan banen. Het pact zet dus drie generaties tegen elkaar op, het is de slechtste titel ooit.
We hebben onze kritiek op het pact samengevat in 'Een loopbaan is geen sloopbaan'. We pleiten voor ontspannen loopbanen, voor een echt loopbaandebat en geen eindeloopbaandebat en voor een ernstige financiering van de sociale zekerheid. Als we de Vlaamse antwoorden op het pact - zijn die er eigenlijk wel? - en het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid onder de loep nemen, kunnen we dezelfde kritiek hanteren.
Een van de maatregelen voor de zogenaamde tussengeneratie is de aanmoedigingspremie waar veel vraag naar is. Mijnheer de minister, in uw beleidsbrief staat dat de vraag heel groot is en dat die premie een ideaal middel is voor de combinatie tussen arbeid en gezin. U houdt de potten echter gesloten en u handhaaft de beperking die vorig jaar is ingevoerd. Verder wordt het voltijdse tijdskrediet voor mensen van 30 à 40 jaar afgebouwd, waardoor de tussengeneratie terecht wordt geviseerd. De oudere generatie, de 50-plussers, houdt een kater over aan het Generatiepact. U kondigt voor deze groep nog een hele reeks van maatregelen aan. Zij hoeven nochtans niet meer te bewijzen dat ze willen werken. Vanwaar dan ook uw fixatie, mijnheer de minister, op de 50-plussers? U kiest er de gemakkelijkste doelgroep uit voor een aantal maatregelen. U vergeet echter een aantal prioritaire doelgroepen in het beleid: de jongeren en de allochtonen. Uit de cijfers blijkt dat de gewone aanpak voor deze mensen niet meer werkt en dat er bijkomende maatregelen nodig zijn. U hebt er al een aantal aangekondigd. U zult in uw antwoord wellicht verwijzen naar de uitbreiding van de stageplaatsen en naar de jobs die u wilt creëren in de dertien centrumsteden. Dat is echter onvoldoende.
Mijnheer de minister, u legt een aantal belangrijke verplichtingen op aan werkzoekenden via een sluitende aanpak en via vorming, onder meer aan de 50-plussers. Wanneer zult u eindelijk een aantal verplichtingen opleggen aan de werkgevers? Zij hebben een aantal zaken gekregen waar zij geen enkel engagement tegenover moeten stellen.
Deze punten van kritiek kunnen worden geuit op het federale Generatiepact maar evenzeer op het Vlaams werkgelegenheidsbeleid en op het antwoord van de Vlaamse Regering op het Generatiepact.
U bent het misschien niet eens met mijn analyse van wat er niet goed is aan het Generatiepact en aan het Vlaams werkgelegenheidsbeleid, maar u bent het ook onderling niet eens. Dat blijkt uit de kakofonie aan verklaringen die hier al zijn afgelegd. Het Generatiepact heeft ervoor gezorgd dat er een grote onvrede en een groot ongeloof is bij de werkende bevolking ten aanzien van de politiek. Als dan ook de minister nog tegenstrijdige verklaringen aflegt, dan geraken we geen stap vooruit.
Mijnheer de minister-president, mijnheer de minister, wat is het antwoord van de Vlaamse Regering op de invulling van het Generatiepact? En specifiek aan minister Vandenbroucke, vanwaar komt uw fixatie op de 50-plussers? Er zijn op zijn minst twee doelgroepen waarvan de instroom op de arbeidsmarkt veel groter is, met name de jongeren en de allochtonen. De meeste 50-plussers hebben bewezen dat ze willen werken en een carrière willen uitbouwen. De twee andere groepen hebben meer maatregelen nodig dan die die u in het beleid hebt uitgestippeld. In welke maatregelen voorziet u in uw beleid voor allochtonen en jongeren?
Minister-president Leterme heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik zal me concentreren op de vragen van de heer Van den Heuvel. Mijnheer Van den Heuvel, ik zou uw vraag over die 35 miljoen iets breder willen benaderen. De toestand van het land en de economische toestand van Vlaanderen noopt ons er toe om ruimer te kijken dan alleen naar de discussie over die 35 miljoen. Ik verwijs daarbij naar de Septemberverklaring. Ik heb toen namens de Vlaamse Regering heel duidelijk gesteld dat de versterking van de economische slagkracht van en in Vlaanderen voor ons een absolute prioriteit was. Twee maanden na datum sta ik daar nog altijd volledig achter.
Alle pacten en plannen terzijde gelaten - en ze zijn belangrijk - vormt vooral een versterking van de economische activiteit in het land en in Vlaanderen de beste garantie voor extra groei, voor extra jobs, voor extra tewerkstelling. Dat moet natuurlijk op een duurzame manier gebeuren en er moet rekening worden gehouden met alle behoeften in de samenleving. We hebben toen aangegeven dat we zeer uitdrukkelijk de ambitie hadden om een investeringsregering te zijn, een regering die investeert in de troeven die we potentieel hebben. Ik denk daarbij aan onze ligging en de logistieke dimensie, aan de absolute noodzaak om ons economisch weefsel te vernieuwen en om ambities ter zake te hebben, aan de belangrijke inzet van extra middelen in het innovatiebeleid. Ten slotte, maar niet in het minst, heb ik tijdens de Septemberverklaring ook gezegd dat we niet alleen een regering willen zijn die investeert in steden, wegen, gebouwen en innovatieve projecten, maar dat we ook rechtstreeks de menselijke weerbaarheid, de kansen van mensen om hun talenten te ontplooien, de gedrevenheid van mensen om te ondernemen en van mensen op de arbeidsmarkt willen versterken via doeltreffende maatregelen.
Er is heel wat werk aan de winkel. Straks komt zelfs een probleem aan de orde van nefaste afstemming van vraag en aanbod. Doorheen de discussie over het federale Generatiepact of -plan komen er echter ook heel wat dimensies aan bod, de ene al wat nadrukkelijker dan de andere. Ik geef er drie. Het is evident dat we - meer in Vlaanderen dan elders in het land - een probleem hebben met de werkzaamheidgraad van de oudere bevolking. Het probleem is al aan de orde geweest. Toch moeten we die problematiek prioritair aanpakken.
Er is ook een probleem van toeleiding van kansengroepen, onder meer van jongeren naar een job. De problematiek is echter ruimer. Ten slotte moeten we ook oog hebben voor de werkbaarheid van werk en voor de inzetbaarheid van mensen in het spitsuur van hun leven, voor mensen die deel uitmaken van spitsuurgeneraties.
Het is evident dat het voeren van een sterk beleid dat inwerkt op die problematiek en het inzetten van de noodzakelijke financiële middelen voor de Vlaamse Regering een absolute prioriteit is. We zijn dat verschuldigd aan Vlaanderen. Ik wil niet dramatisch doen, maar als we de volgende jaren de kans missen om de Vlaamse economie slagkrachtiger te maken, dan zullen we de tendens die we nu al waarnemen, versterken. Vlaanderen zal het dan niet slecht stellen. Als we internationale vergelijkingen maken en daarbij rekening houden met markten die zich meer en meer open stellen en de hevigere concurrentie, dreigt Vlaanderen stilaan naar de middenmoot weg te zakken. De Vlaamse Regering wil een voldoende realistische ambitie hebben en vooral maatregelen nemen om de concurrentiekracht van de economie te versterken.
Daarbij heeft minister Vandenbroucke vorige week het initiatief genomen om een eerste bespreking te houden over een 'Vlaamse actie' voor meer werkgelegenheid, die aansluit bij de maatregelen van het Generatiepact of -plan, dat nu op het federale niveau aan de orde is.
Wat mij betreft zijn in de gedachtewisseling van vrijdag en in het document dat namens de Vlaamse Regering is gehanteerd in het kader van de interministeriële conferentie, heel belangrijke en interessante voorstellen geformuleerd. Ik heb er wat verslagen van besprekingen in commissies van dit Vlaams Parlement op nagelezen, en veel van de voorstellen sluiten rechtstreeks aan bij bezorgdheden die in het Vlaams Parlement aan de orde zijn geweest. U hebt trouwens zelf naar enkele verwezen. Ik denk aan het feit dat er inzake opleidingsintensiteit nog een en ander te doen is voor zowel de overheid als de privé-sector om opleidingen voor werknemers te versterken.
Het is dan ook goed dat in de nota van minister Vandenbroucke de ambitie wordt geformuleerd om de opleidingsagenda 2010 die op het federale vlak naar voren is geschoven, op Vlaams vlak in te vullen. Er is ook de toeleiding van jongeren naar de arbeidsmarkt en er komen doelgerichte acties ten aanzien van stedelijke problemen. Er is ondertussen tot concrete acties beslist in dertien steden en gemeenten. Dit alles past in het beter laten functioneren van de arbeidsmarkt waarbij mensen niet zonder perspectief aan hun lot worden overgelaten.
U hebt verwezen naar de ambitie die we hadden om met een rugzakje oudere werknemers weerbaarder te maken voor economische moeilijkheden. De federale overheid heeft daar een eigen maatregel voor in de plaats gesteld. Het is belangrijk om te vermijden dat oudere werknemers uit de arbeidsmarkt stappen en om hen aan te moedigen de overstap te maken van het ene werk naar het andere. Het is dan ook een goed idee om financiële middelen in te zetten om doelgericht de loonlasten die dergelijke mensen met zich meebrengen, te verlagen. De bedoeling is hen meer kansen te bieden op de arbeidsmarkt.
Ik vind ook de idee van een eenloketsysteem goed. Het is belangrijk om in de veelheid van maatregelen één aanspreekpunt te hebben in Vlaanderen.
Ik sta tot slot nog even stil bij het probleem van de detachering van onder meer Oost-Europese werknemers. Het is een goed idee om een doorgetrokken strijd te voeren tegen sociale fraude om te vermijden dat er deloyale concurrentie op de arbeidsmarkt ontstaat tussen Vlaamse en Oost-Europese werkzoekenden.
Er zijn veel goede voorstellen op tafel gelegd waarover we de volgende dagen binnen de regering zullen debatteren om tot voorstellen van beslissing te komen. We zullen ook overleg plegen met de sociale partners, wat trouwens al is ingezet door minister Vandenbroucke. Op die manier willen we in Vlaanderen komen tot een geheel van ambitieuze maatregelen waarbij heel wat middelen worden ingezet op de versterking van de economie en een betere werking van de arbeidsmarkt.
Ik wil tot slot de sociale partners en alle fracties in het Vlaams Parlement oproepen om goed kennis te nemen van de economische situatie van Vlaanderen. De situatie is wat bedreigd, maar biedt nog heel wat opportuniteiten. Ik vraag om de ambitie van de Vlaamse Regering te delen om te komen tot een realistisch en ambitieus geheel van maatregelen. De Vlaamse Regering is van plan om daar de financiële middelen tegenover te plaatsen. Het gaat mij niet alleen om de discussie over de invulling van die 35,1 miljoen euro, maar vooral over de goede aanwending van de financiële mogelijkheden van de Vlaamse overheid. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer Stassen, ik zal eerst antwoorden op de persoonlijke vraag die u aan mij hebt gesteld. Ik had bijna de indruk dat u mij verdenkt van vooringenomenheid omdat ik onlangs 50 jaar ben geworden. Het klonk bijna zo.
Ik heb inderdaad een fixatie: ik heb een absolute fixatie op gelijke kansen in het leven, en dus ook op de arbeidsmarkt.
Dat betekent dus dat ik me moet afvragen wie er wordt benadeeld, wie er onvoldoende kansen krijgt en wat we daaraan kunnen doen. In een aantal ex-mijngemeenten, de grotere steden en ook in kustgemeenten geraken laaggeschoolden en jongeren niet uit de werkloosheid. Zij lijden onder een onaanvaardbare kansenongelijkheid. Die vaststelling ligt aan de basis van een actieplan dat we samen met dertien gemeentebesturen een tijdje geleden hebben voorgesteld. Met dat actieplan willen we voor die jongeren nieuwe kansen creëren. Dat is dus een actieplan gericht op de jeugd.
Op dit ogenblik ben ik bezig met de uitwerking van een actieplan gericht op het wegwerken van de benadeling van allochtonen op de arbeidsmarkt. Ik heb niet de behoefte om daarover een groot discours te houden. Maar toch dit: het is een actieplan dat niet gaat over concepten, maar over concrete mensen die aan het werk gaan. Misschien zal het de eerste keer zijn dat dit gebeurt. Ten slotte ben ik van mening dat veel oudere werklozen recht hebben op meer steun dan ze vandaag krijgen. Ik ben echt gefixeerd op gelijke kansen.
De vraagsteller verbaast me als hij zich afvraagt waarom we bijzondere aandacht moeten opbrengen voor ouderen die werkloos zijn. Vlaanderen is het voorwerp van een vergrijzing die veel sneller en groter is dan die van Wallonië en Brussel. Ik zeg niet dat we daardoor 'getroffen' zijn, want het gaat om de gevolgen van een succes; van de toegenomen Vlaamse welvaart. De cijfers zijn overbekend. Ik zal ze nogmaals aanhalen. De volgende tien jaar zal het aantal inwoners jonger dan 50 jaar dalen met 262.000 en het aantal 50-plussers toenemen met 342.000. Als de tewerkstellingsgraad van de 50-plussers op hetzelfde niveau blijft als vandaag, dan zal de werkende bevolking snel afnemen, met tienduizenden in 2015. In 2025 zullen er dan bijna 200.000 werkenden minder zijn dan vandaag. Het aantal actieven per 65-plusser zou daardoor zeer sterk dalen: van 2,32 in 2005 naar 1,49 in 2025. Als dat gebeurt, is onze welvaartstaat op weg naar het bankroet. We moeten daaraan dus iets doen.
Dat verklaart waarom we aandacht moeten opbrengen voor de plaats van de ouderen op de arbeidsmarkt. Dat is bij ons een veel groter probleem dan in Brussel of Wallonië. Op de vraag wat wij kunnen toevoegen aan een federaal plan dat hoe dan ook de grootste gemene deler of het kleinste gemene veelvoud van de verzuchtingen in Vlaanderen, Wallonië en Brussel is, moet worden geantwoord dat we op onze specifieke problemen moeten inwerken. Die specifieke problemen zijn de hardnekkige werkloosheid in enkele mijngemeenten, centrumsteden en kustgemeenten, de werkloosheid van allochtonen, de enorm snelle vergrijzing en het feit dat veel van onze 50-plussers werkloos zijn. Hoewel we denken dat het bij ons zoveel beter gaat dan elders, is onze werkloosheidsgraad lager dan die in de andere gewesten. Dat is een belangrijke vaststelling.
Samen met de heer Van den Heuvel vraagt u zich af wat we ondernemen nu de teksten van het Generatiepact op tafel liggen. Ik denk dat de Vlaamse Regering hoe dan ook een belangrijke bijdrage kan leveren om de belangrijke doelstellingen in die teksten te realiseren. Ik sluit me aan bij wat de minister-president heeft gezegd. Hij is een voorzichtig man, en hij heeft zich voorzichtig uitgedrukt. Hij heeft gezegd dat we de grote sociale uitdagingen waarvoor we staan niet mogen dramatiseren. Ik ben van oordeel dat we aan die grote sociale uitdagingen dringend iets moeten doen. Ik pleit ervoor dat de Vlaamse Regering terzake krachtdadig optreedt, nu en de komende jaren.
Tijdens de ministerraad van vorige vrijdag heb ik een tipje van de sluier gelicht. Aangezien ik was uitgenodigd om op een interministeriële conferentie met minister Van Velthoven een officiële reactie naar voren te brengen, heb ik uitgelegd wat we zoal zouden kunnen doen. Ik heb minister Van Velthoven een nota met een zevental aandachtspunten en kritische bemerkingen bezorgd. Die nota is publiek bekendgemaakt.
Daarover moet natuurlijk nog overleg plaatsvinden. Ik zou vooraf vooral voor betekenisvolle acties willen pleiten. Ik pleit tegen de versnippering van de middelen over allerlei initiatieven. Als we onze inspanningen versnipperen, bijvoorbeeld over loonkostsubsidies en kinderopvang, zullen we overal te weinig geld kunnen inzetten. Op die manier worden al onze initiatieven gadgets. Ik pleit voor het betekenisvol, geconcentreerd en fors inzetten van onze middelen.
Ik onderschrijf tevens het pleidooi dat de minister-president al herhaaldelijk heeft gehouden. De belangrijkste bijdrage van de Vlaamse Regering moet erin bestaan een investeringsregering te zijn. We moeten fors in kennisinfrastructuur, in mobiliteit, in infrastructuur en in duurzaamheid investeren. Dat is de belangrijkste bijdrage die we kunnen leveren.
We moeten tevens actief op de arbeidsmarkt inspelen. Ik zal even bondig overlopen wat de belangrijkste initiatieven zijn die we op dit vlak moeten nemen. De heer Van den Heuvel heeft daarnet terecht naar de inspanningen inzake opleiding verwezen. We zijn dat niet vergeten. De gewesten en de gemeenschappen worden in de federale teksten niet toevallig uitgenodigd om een opleidingsagenda 2010 te formuleren. Ik heb minister Van Velthoven al gemeld dat we, samen met de Vlaamse sociale partners, voor de invulling van die opleidingsagenda zullen zorgen. We zullen ons hierbij richten op het verhogen en het valoriseren van de bekwaamheden en de talenten van de mensen op de werkvloer.
Als we willen dat onze banenplannen, premies en lastenverminderingen succes hebben, moeten we beschikken over makelaars die op het terrein actief zijn en mensen die met al deze instrumenten aan de slag gaan. Dat is in het verleden niet steeds het geval geweest. Ik meen niet dat de Vlaamse instellingen zich altijd even actief hebben ingezet om de federale instrumenten in de praktijk te brengen. Op het vlak van de promotie en van de sensibilisering moeten we als front office fungeren. Zo mogelijk moet dat ook voor de uitvoering van al die maatregelen gelden. Dat laatste is uiteraard een zeer ambitieuze gedachte. Alle consulenten die we rechtstreeks of onrechtstreeks financieren, moeten makelaars in deze voordelen worden. Als makelaars moeten ze mensen aan het werk helpen. Op organisatorisch vlak zal het een hele inspanning vergen. Om dat voornemen te kunnen uitvoeren, heb ik minister Van Velthoven om een bilateraal akkoord gevraagd.
De heer Van den Heuvel heeft er daarnet al op gewezen dat de federale regering een Vlaamse maatregel heeft overgenomen. Het gaat over de weerwerkpremie, een idee dat de Vlaamse Regering in eerste instantie vrij bescheiden heeft opgevat.
De weerwerkpremie is een inkomensondersteunende premie voor ouderen die weer aan het werk gaan. Die mensen moeten zich immers vaak met een lager salaris tevreden stellen. De federale regering heeft het idee overgenomen. Goede ideeën hebben vaak meerdere vaders. Als de regeling op 1 januari 2006 wordt geïmplementeerd, zal ik zeer tevreden zijn.
De vraag is wat we nog meer kunnen doen. Persoonlijk ben ik van mening dat een substantiële loonkostenvermindering voor ouderen die weer aan het werk gaan de belangrijkste aanvulling is waarvoor we kunnen zorgen. Eenmaal het inkomensprobleem van de betrokkenen is opgevangen, is dat immers de belangrijkste overblijvende handicap. De federale regering wil zich over het inkomensprobleem buigen en heeft ons idee overgenomen. Wat de loonkosten betreft, moeten we de bestaande mogelijkheden op een creatieve manier gebruiken.
De Vlaamse overheid beschikt over een aantal in onbruik geraakte mogelijkheden. Ik heb in dat verband een paar oude teksten nagelezen. Zo heb ik eens nagekeken wat er ten gevolge van de federalisering met de bepalingen van het RVA-besluit van 1963 is gebeurd. Met betrekking tot de arbeidsbemiddeling is de Vlaamse overheid bevoegd om substantiële premies uit te keren.
Ik pleit ervoor te onderzoeken of we er een belangrijke inspanning voor kunnen doen. U hebt gelijk dat dat perverse effecten kan hebben, maar dat is zo voor alle leeftijdsgecibleerde lastenverminderingen.
Ik denk dat we het makelaarschap, dat de VDAB tot stand moet brengen en waarbij mensen bemiddeld worden van werkloosheid naar werk, veel krachtiger kunnen maken als er ook een krachtige loonkostensubsidie is als ouderen aan het werk gaan. Dat moet goed kunnen sporen met de bescheiden bijkomende federale lastenverminderingen voor ouderen vanaf april 2007. Met onze eigen middelen kunnen we dat versterken. We moeten er inderdaad over waken dat er geen carrousels en perverse effecten ontstaan. Ik geloof er zeer sterk in, want we geven een concreet instrument aan degenen die bemiddelen. We geven een belangrijk verkoopsargument mee, dat noodzakelijk is voor de 50-plussers.
Om die reden heb ik aan de federale ministers gevraagd of we ervan kunnen uitgaan dat dit instrument volledig vrijgesteld zal worden van vennootschapsbelasting - wat vandaag niet het geval is - en dus vrij zou zijn van elke fiscale afroming door de federale overheid. Na enige discussie hebben ze hiermee ingestemd. Dat is belangrijk, want anders zouden we voor elke euro 30 of 35 eurocent moeten storten in de federale schatkist. We zijn goed, maar niet gek.
We moeten oppassen dat we onze middelen niet versnipperd raken. U hebt de cijfers gegeven. Het is mijn persoonlijke mening dat we binnen de Vlaamse begroting echt wel een marge moeten kunnen vinden om forse inspanningen te doen. Ik spreek me vandaag niet uit over cijfers, maar als je iets doet, moet je het goed doen. Dat geldt overigens zowel voor loonkostensubsidies als voor kinderopvang. We wensen meer flexibele, goed georganiseerde en doelmatige kinderopvang. Geen klein initiatief, maar iets waar veel mensen van kunnen profiteren.
Ik heb aan mijn federale collega ook gezegd dat ik geresponsabiliseerd wil worden met betrekking tot de herstructurering van bedrijven. We hadden het over de tragische situatie in de Kempen. Het moet nog verder worden uitgeklaard, maar met de teksten van het Generatiepact ontstaan interessante mogelijkheden. We willen met de VDAB onze verantwoordelijkheid opnemen bij herstructureringen, om ervoor te zorgen dat we in plaats van uitstapsystemen, overstapsystemen hebben.
Ik heb aan mijn federale collega ook gezegd dat we een actie rond jeugdwerkloosheid ondernemen. Ik heb ook gevraagd om samen de reglementering inzake buitenlandse arbeidskrachten, detachering en uitzendarbeid te bekijken en samen actie te ondernemen tegen illegaliteit en fraude, die ons sociaal systeem en het welzijn van onze arbeiders bedreigen. In een open Europa moeten we open staan voor werknemers uit andere landen, maar het moet in orde zijn, zonder fraude en illegaliteit. Daar moeten we samen actie rond ondernemen.
Collega's, ik geloof dat we vooral moeten bezig zijn met onze eigen zaken. Mijnheer Stassen, iedereen zal wel zijn mening hebben over het Generatiepact, maar onze verantwoordelijkheid hier is te zorgen voor jobs en opleiding, te zorgen voor een toekomst en een sociaal-economische dynamiek. De regering moet investeren in talenten en mensen, investeren in duurzaamheid. Daar ligt onze verantwoordelijkheid, en ik ga ervan uit dat de meerderheid dat ten volle steunt. (Applaus bij de meerderheid)