Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Gatz heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, zeer onlangs is ons ter ore gekomen dat er een rapport van de Inspectie van Financiën klaar is. Het had tot doel een doorlichting op het financieel-technisch en managementvlak van de onthaalsector voor de inburgering te bieden. Het gaat daarbij meer bepaald om de acht onthaalbureaus die onze deelstaat rijk is.
Ik zal hier niet het hele rapport aanhalen dat we vandaag hebben gekregen van de voorzitter van de Commissie voor Wonen, Stedelijk Beleid, Inburgering en Gelijke Kansen. Mijnheer de minister, ik heb begrepen dat we op uw vraag en die van de heer De Wever in de commissie wat dieper zullen ingaan op de inhoud van het rapport. Toch is het politiek feit belangrijk genoeg om er vandaag al een actuele vraag aan te wijden.
De Inspectie van Financiën komt tot een aantal toch wel verrassende vaststellingen. We hadden dat enigszins, maar toch niet in die scherpe mate, kunnen verwachten. Zo zijn er een aantal zeer grote verschillen tussen de onthaalbureaus, onder andere op het vlak van uren maatschappelijke oriëntatie. Dat geldt evenzeer voor de financiële kostprijs van de trajecten. Er worden grote afwijkingen vastgesteld tussen de verschillende onthaalbureaus. Bij de ene kunnen die tot drie keer meer bedragen dan bij de andere. De inspectie zegt daar wel bij dat er geen financiële malversaties werden vastgesteld. Dat is maar goed ook. De transparantie en de boekhoudregels zijn wel voor verbetering vatbaar. We hadden kunnen vermoeden dat er verschillen waren, maar we weten nu pas dat ze zo groot zijn.
Mijnheer de minister, deze regering stelt - terecht - veel middelen ter beschikking voor inburgering. Minister-president Leterme heeft in de Septemberverklaring verklaard dat er de volgende jaren nog heel wat meer middelen zullen gaan naar de inburgering. Het lijkt me dan ook noodzakelijk te weten wat uw eerste politieke reactie is op dit rapport. U had het rapport trouwens in juni aangekondigd.
Mijn tweede vraag is fundamenteler. Ze gaat over de positie en de rol van de onthaalbureaus. We hebben een hele weg afgelegd. In de jaren zeventig en - zeker - in de jaren tachtig was er een boom van middenveldorganisaties in de sector. Dat was ook noodzakelijk om de eenvoudige reden dat het onthaalbeleid van de regering niet zo bijster uitgebouwd was. We moeten dat eerlijk durven toegeven. De leemte werd ingevuld door heel wat VZW's.
Nu zijn we toch weer enkele jaren verder. In de jaren negentig zijn we tot de vaststelling gekomen dat, om een echt antwoord te kunnen bieden op de problematiek van de integratie, de inburgering, enzovoort, een meer coherente en centraal gestuurde beleidsvisie nodig is. We zitten nu nog altijd in die fase. Het inburgeringsbeleid is opgestart. We zitten bijna op kruissnelheid. Na lezing van het rapport van de Inspectie van Financiën zou ik willen weten hoe u op korte termijn de relatie met de onthaalbureaus ziet evolueren.
Naar mijn aanvoelen evolueren ze meer naar een soort van onderaanneming? Klopt dat? Dat betekent daarom niet dat ze geen vzw's meer kunnen zijn of dat ze niet in andere activiteiten een bepaalde autonomie kunnen behouden en ontwikkelen. Op het vlak van partnerschap in inburgering zouden we echt van een contract van onderaanneming kunnen spreken, als we dat tenminste in zulke termen mogen stellen.
Mijnheer de minister, wat is uw eerste principiële reactie ten opzichte van het door u gevraagde rapport? Hoe ziet u de relatie tussen u en uw administratie enerzijds en de acht onthaalbureaus anderzijds evolueren binnen de context van onderaanneming?
Minister Keulen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik heb zelf aan de Inspectie van Financiën gevraagd om de sector van onthaalbureaus door te lichten. Ik denk niet dat veel ministers spontaan aan de controledienst van de regering vragen om hun sector grondig door te lichten. Ik heb in juni 2005 gezegd dat uit de evaluatie van een jaar inburgeringsbeleid bleek dat het duur was. Ik heb ook meegedeeld aan deze assemblee dat de sector moet leren om meer te doen met hetzelfde geld.
Ik herhaal kort de historiek. Er is de beslissing van de Vlaamse Regering van 29 april om op mijn voorstel de Inspectie van Financiën te vragen de sector van onthaalbureaus door te lichten. Die doorlichting is gebeurd en de audit is vorige week binnen de Vlaamse Regering besproken. Ik heb meteen een stappenplan voorgesteld om een aantal dingen dringend bij te sturen. We doen dus niet alleen vaststellingen, maar we willen vermijden dat dingen blijven fout lopen in de toekomst.
We zullen binnen afzienbare tijd trouwens hetzelfde doen met de integratiesector. Ik zal de Inspectie van Financiën vragen om ook die sector door te lichten en de puntjes op de i te zetten.
Mijnheer Gatz, ik heb spontaan beslist om dit rapport te bespreken binnen de commissie voor Inburgering van het Vlaams Parlement. Dit is een belangrijk gegeven voor een goed begrip. Ik heb vandaag namelijk een communiqué van een bepaalde fractie gelezen waarin wordt gedaan alsof men plots zelf op speurtocht gaat. Ik heb vrijdag spontaan het rapport overgemaakt aan de voorzitter van de commissie omdat de volksvertegenwoordiging moet weten hoe de vork in de steel zit binnen de sector van de onthaalbureaus.
Ondertussen beginnen de gemoederen zich te roeren. Ik wil daarom benadrukken dat de inspectie duidelijk zegt dat er geen fraude is gepleegd. In deze jonge sector ontbreken echter een aantal duidelijke regels en afspraken. Ik denk bijvoorbeeld aan boekhoudkundige regels, afschrijfregels en kostprijs per traject. Ik denk ook aan een sterkere aansturing van de sector door de centrale administratie en meer controle op het terrein. Dat gebeurt vandaag allemaal niet. Deze sector had eigenlijk geen bestuursverleden en heeft in een jaar tijd plots een heel zwaar maatschappelijk gewicht moeten torsen. De sector was daar duidelijk nog niet op berekend.
We hebben het rapport van de Inspectie van Financiën met sector en de administratie besproken. Mijn devies is dat groeipijnen onvermijdelijk zijn, maar op een bepaald moment moet men die fase achter zich laten en gaan voor professionalisering. We zullen dan ook vanaf nu tot het voorjaar 2006 een aantal regels vaststellen.
Op de eerste plaats gaat het over de boekhoudkundige regels en de afschrijfregels. Het gaat ook over de duur en de inhoud van de cursus maatschappelijke oriëntatie. Dat is allemaal werk voor de komende weken en maanden. Vanzelfsprekend zijn de sector en de administratie daarbij betrokken. Het besef is gegroeid dat dit nodig is.
Ik wil benadrukken dat ik zelf aan de regering heb voorgesteld om te remediëren en om met een stappenplan te zorgen voor de professionalisering, zowel financieel als organisatorisch. Dat voorstel draagt de goedkeuring weg van de Inspectie van Financiën, die de doorlichting heeft gedaan, en ook van de sector zelf. Verkeerde boekingen of uitbetalingen moeten worden rechtgezet, ook al gaat het over zaken uit het verleden. Het spreekt voor zich dat de besteding van ons belastinggeld oordeelkundig moet gebeuren. Ik herhaal het: ik lig zelf aan de basis van de doorlichting en het rapport dat aan het parlement wordt overgemaakt. Samen met de sector wil ik die professionalisering doorvoeren.
In elk geval wil ik in het kader van het inburgeringsdecreet de doelgroepen uitbreiden. Dat zal tegen eind 2005 in dit parlement worden besproken. Op legistiek vlak is het een titanenwerk, maar we zijn ermee bezig en dat zal lukken, in de geest van wat het regeerakkoord daarover voorschrijft.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb nog twee bijkomende vragen waar in de commissie misschien nog nader op kan worden ingegaan. Een van de hoofddoelstellingen van de audit is een inzicht verwerven in de kostprijs van de trajecten. Wordt die kostprijs hét criterium bij het uniformiseren van de werking van de bureaus?
Verder verneem ik dat u dezelfde oefening wilt maken voor de gehele integratiesector. In de inburgeringssector zijn de parameters tamelijk goed bepaald: er zijn de trajecten en er zijn de opdrachten om taallessen en maatschappelijke oriëntatie te onderwijzen en voor jobtoeleiding te zorgen. De taken van de integratiesector zijn iets algemener. Hoe zal men dat daar aanpakken? Wat zal men daar precies meten?
De kostprijs per traject is één van de parameters bij de beoordeling van de onthaalbureaus. Ook de inhoud van de cursussen maatschappelijke oriëntatie is van belang. Iedereen pakt het vandaag een beetje volgens eigen inzichten aan. Er zit weinig lijn in, en dat moeten we uniformiseren. Ook de tijdsduur moet overal dezelfde worden.
Uniforme boekhoudkundige regels en afschrijfregels moeten voor elk onthaalbureau gelden. Ook een duidelijke sturing vanwege de administratie is nodig. Vandaag bestaat de administratie Inburgering uit amper zes fulltime-equivalente krachten. Zij moeten een van de maatschappelijk meest gevoelige sectoren mee richting geven. Dat betekent dat het kabinet en de administratie permanent overwerkt zijn. In elk geval blijven we ervoor gaan.
Inzake de integratiesector zullen we oordelen op basis van het regeerakkoord. De sector moet ook een aanspreekpunt voor de autochtonen in de buurten worden. Is dat het geval? In welke mate is men echt met integratie bezig? In welke mate zorgt men ervoor dat mensen een beetje loskomen uit de groep waarin ze zitten opgesloten en helpt men hen om in de samenleving als geheel actief te worden? Dat zal misschien tot pijnlijke vaststellingen leiden, maar dat mogen we niet uit de weg gaan.
Not Found
The requested URL /website/htm-spr-web/416011.html was not found on this server.
Not Found
The requested URL /website/htm-spr-web/416012.html was not found on this server.