Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2005
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2005
Verslag
Aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2005, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2005 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2005.
Vanmorgen konden we in De Tijd lezen dat Baskenland een plan tot meer autonomie voorstelt. De PP en de PSOE, de twee grootste Spaanse partijen, zijn daartegen omdat Madrid vreest dat dit een stap is naar volledige onafhankelijkheid. De Vlaamse situatie mag best vergeleken worden met de Baskische.
De Vlaamse begroting getuigt niet van veel durf. Al jaar en dag is geweten dat we zeer veel middelen moeten missen door de aanhoudende transfers van noord naar zuid. Uit een studie van Abafim is gebleken dat het om een bedrag van 10 tot 11 miljard euro gaat. Zelfs de Franstaligen betwisten dat niet.
Vlaanderen doet er nog altijd niets aan. Meer nog: in april verklaarde de minister-president dat hij een validatie van de studie van Abafim zou laten maken door een panel van Nederlandstalige en Franstalige professoren. Dat bewijst dat hij Abafim niet vertrouwt. Daarnaast zou de minister-president een monitoring opstarten en de zaak op het Forum ter discussie brengen. Toen minister Reynders, covoorzitter van het Forum stelde dat die bespreking er niet zou komen, wuifde de minister-president deze uitspraak als een persoonlijke mening weg; hij zei dat het allemaal wel in orde zou komen. Wat is nu de precieze stand van zaken?
We wachten met de start van het panel op de aanstelling van een voorzitter. Dat is nog slechts een kwestie van uren.
En heeft de minister naast een voorzitter ook al leden en een agenda?
Er zijn inderdaad ook leden en een werking. De validering zal niet lang op zich laten wachten. Ik wil me echter niet vastpinnen op een bepaalde datum.
Het gaat bij de transfers over ruim de helft van het jaarlijkse budget van de Vlaamse Gemeenschap. Bovendien zijn ze niet transparant, en brengen ze geen financiële verbetering in Wallonië met zich mee. Het is hoog tijd ze af te bouwen. Hoe de regering ook samengesteld is, er wordt nooit iets aan gedaan. De verklaringen van minister-president Leterme overtuigen me niet. We hebben al zo veel beloftes gekregen.
Omdat de regering het in Vlaanderen gegenereerde geld niet kan aanwenden, beweert ze dat er geen beleidsruimte is en dat we moeten besparen.
U beweert over onvoldoende financiële middelen te beschikken. Voor de huidige begroting gaat u uit van een BNI-groei van 2 procent en van een inflatie van 1,5 procent. Dat is een zeer voorzichtige benadering. U beweert zelf dat deze cijfers zouden moeten leiden tot een conjunctuurprovisie van 90 miljoen euro voor 2004 en een van 77 miljoen euro voor 2005. Dit betekent dat u, samen met de door de Hoge Raad van Financiën opgelegde extra-besparing van 95.6 miljoen euro, in principe zal kunnen beschikken over een beleidsruimte van ongeveer 270 miljoen euro. U weet immers dat u de door de Hoge Raad opgelegde besparing nooit zal moeten betalen omdat de door u gestelde voorwaarden nooit vervuld zullen worden.
U bent inderdaad zeer voorzichtig met uw schattingen. Zo raamt de Vlaamse administratie de reële economische groei immers op 2,6 procent. U gaat echter uit van een groei van 2 procent. Niettegenstaande dit alles beweert u dat u moet besparen.
U geeft een aantal onroerende goederen van de Vlaamse Gemeenschap in erfpacht. Dit is een nadelige financiële operatie. Ook het Rekenhof heeft dit inmiddels bevestigd. Men verkrijgt immers weliswaar een eenmalige inkomst maar op termijn zal men veel meer moeten betalen. Men is immers zijn patrimonium kwijt. Na 18 jaar kijkt men al tegen een financieel deficit van 40 miljoen euro aan.
Terwijl u een ambtenarenstop hebt afgekondigd, worden de ministeriële kabinetten echter steeds uitgebreider en dus duurder.
Een van de paradepaardjes van de vorige regering was het beter bestuurlijk beleid (BBB). Minister-president Leterme heeft echter verklaard dat die er niet komt als hij niet absoluut zeker is dat de operatie budgettair neutraal is. De administratie heeft inmiddels uitgerekend dat ze een eenmalige kost van 60 miljoen euro en een jaarlijkse recurrente kost van 25 miljoen euro met zich mee zal brengen.
Minister Peeters verklaarde zelf al te hopen dat er gedurende deze legislatuur toch een derde van de voorziene grote infrastructuurwerken zouden kunnen gerealiseerd worden.
Ook in het onderwijs zullen er allerlei besparingen doorgevoerd worden.
De wachtlijsten in de socialewoningbouw worden niet verder afgebouwd. Integendeel, ze nemen nog steeds verder toe.
U beweert dus dat u, wegens geldgebrek, geen soelaas kan bieden aan een aantal dringende Vlaamse noden.
Vooreerst zou u, door de stopzetting van de transfers, kunnen zorgen dat er geld is. Verder beschikt u zeker al over een reserve van 270 miljoen euro. In de hoop dat Vlaanderen in 2009 geen schulden meer zal hebben, voert u allerlei besparingen door. In het verleden beweerde u echter altijd dat u geen problemen had met een gezonde schuldratio.
De sociale zekerheid zal gesplitst worden, niet zozeer om ideologische redenen maar veeleer omdat de federale overheid geen geld meer zal hebben om ze te betalen.Waarom moet Vlaanderen dan over meer geld dan Wallonië beschikken? Op dat ogenblik zal immers, naar aloude geplogenheid, degene die over het meeste geld beschikt ook het meeste moeten betalen.
Ook voor het Zorgfonds legt u jaarlijks 20 miljoen euro opzij. Onder de noemer van 'voorzichtigheid' zorgt u er echter voor dat de middelen van dat Zorgfonds niet doelmatig aangewend worden.
U moet er voor zorgen dat u met de huidige beschikbare financiële middelen tegemoet komt aan de huidige noden. U doet dit echter in onvoldoende mate. Daarom zal de Vlaams Belang-fractie deze begroting niet goedkeuren. (Applaus bij Vlaams Belang)
Minister Van Mechelen heeft vooruitgang geboekt in vergelijking met de vorige jaren. De begrotingscontrole voor 2004 was een moeilijke oefening; de begroting voor 2005 is niet die van onze dromen. Onze fractie kan dan ook niet triomfalistisch doen; ze wil deze begroting op een realistische manier toetsen.
Ondanks de onverwachts goede ontvangsten uit gewestbelastingen heeft de nieuwe ploeg enkele noodingrepen moeten uitvoeren om de begroting voor 2004 af te sluiten conform de verbintenissen tegenover de federale overheid. De begrotingsnorm werd met 157 miljoen euro verlaagd door een beroep te doen op artikel 8. Eenmalige ontvangsten leveren ongeveer 450 miljoen euro op. De transactie met gebouwen brengt in 2004 ongeveer 195 miljoen euro in het laatje, terwijl het boeken van de invordering in verband met de Oosterweelverbinding en de opbrengsten van de dividenden van de Vlaamse Milieuholding en de GIMV goed zijn voor ongeveer 250 miljoen euro. Op deze eenmalige ontvangsten zijn we niet fier. Met de oorspronkelijke begroting voor 2004 waren er echter nogal wat problemen. Maar ze werd dan ook niet door de heer Leterme opgesteld.
We kunnen achter de politieke keuze staan dat het globale begrotingsevenwicht moet worden gerespecteerd en dat Vlaanderen op koers moet blijven om schuldenloos te zijn tegen het einde van deze regeerperiode. Dit komt de budgettaire geloofwaardigheid van België en van Vlaanderen ten goede. Zo kunnen we een financieel sterke Vlaamse toekomst voorbereiden. Het naleven van de verbintenissen houdt geen nieuwe transfer van Vlaanderen naar Wallonië in. Een begrotingsoverschot maakt alleen Vlaanderen in de toekomst budgettair sterker.
De geconsolideerde uitgaven stijgen in 2004 met anderhalf miljard euro, meer dan acht procent in vergelijking met 2003. Dat is heel veel. Nochtans werd het geld niet door deuren en ramen gegooid, zeker niet in de tweede helft van 2004. Dit cijfer is het resultaat van het kunstmatig drukken van het uitgavenniveau in 2003 en van de ongecontroleerde uitgavenbeloften van de vorige regeerperiode.
De begroting voor 2005 getuigt van een meer realistische stijl. De oudere collega's vertrouwen me toe dat ze de minister van Begroting, de heer Van Mechelen, soms niet meer herkennen. Met de no-nonsensestijl van minister-president Leterme kan hij duidelijk beter overweg dan met de beloftebegrotingen met open-endrekeningen uit het verleden.
Ik heb de heer Van den Heuvel in de commissie leren kennen als een degelijk parlementslid dat ernstig aan de begroting werkt.
De begrotingsminister draait mee in een regeringsploeg en moet het beleid van die ploeg mee gestalte geven met een gezonde financiële basis. De minister van Begroting moet delen in de lusten en de lasten van deze operaties. Men kan niet doen alsof dat gisteren anders was dan vandaag of dan morgen. Het verhaal van de heer Van den Heuvel kan vóór hij het beseft tegen hem en zijn fractie gebruikt te worden. (Applaus bij VLD, sp·a-spirit en Groen!)
Het zou verkeerd zijn om geforceerd vol te houden dat deze regering slechts een vervolg is van de vorige. Dit is een nieuwe regering met nieuwe klemtonen en een nieuwe stijl. De impliciete schuld wordt nu duidelijk erkend. Er is ook afgesproken dat nieuwe initiatieven alleen kunnen worden genomen als de financiële haalbaarheid ervan is getest. In de commissie heeft minister Van Mechelen over zijn eigen domein Monumenten en Landschappen trouwens gezegd dat hij de situatie eerst financieel op orde moet zetten, dat hij de te talrijke verbintenissen uit het verleden moet bekostigen voor hij nieuwe toezeggingen kan doen.
Deze begroting bevat nieuwe accenten. Dit is een realistische begroting. Er is geen geprogrammeerde onderbenutting. Door de benodigde kredieten zo correct mogelijk in te schatten heeft het parlement de garantie dat de goedgekeurde kredieten effectief en integraal kunnen worden aangewend voor de realisatie van het vooropgestelde beleid. Bovendien geeft deze regering openlijk toe dat de impliciete schuld geen denkbeeldige schuld is. Volgens de SERV is de impliciete schuld tussen 1999 en 2004 gestegen met meer dan 2,5 miljard euro. Deze regering roept een duidelijk halt toe aan deze stijging.
Het is ook een voorzichtige begroting. De conjunctuurreserve is een stootkussen voor een eventueel tegenvallende economische groei. CD&V ondersteunt ten volle het principe van een conjunctuurneutrale legislatuurbegroting. Indien de middelen binnenkomen zoals voorzien in de begroting, dan is het overschot in 2005 167 miljoen euro hoger dan gepland. Hiermee kan de impliciete schuld worden verminderd of kunnen er extra noden worden gelenigd, bijvoorbeeld in de welzijnssector.
Het is ook een vooruitziende begroting. Als de Vlaamse Regering op schema kan blijven, is de schuld in 2009 weggewerkt. Vlaanderen beschikt dan over de noodzakelijke reserve om de vergrijzing het hoofd te bieden en invulling te geven aan nieuwe verantwoordelijkheden in de gezondheidszorg en de kinderbijslag. Indien de federale overheid in financiële ademnood komt en bepaalde bevoegdheden moet afstoten, wellicht zonder een gelijkwaardige overdracht van middelen, moet Vlaanderen de rekeningen op orde hebben om nieuwe bevoegdheden te kunnen financieren. De begroting voor 2005 bevat daartoe goede aanzetten.
Het moeilijke werk moet echter nog komen. Daarvoor wil CD&V enkele aandachtspunten formuleren. Zonder structurele uitgavenbesparingen en zonder structurele uitgavenverhogingen op een aantal andere terreinen zullen de noodzakelijke maatschappelijke evoluties niet financieel kunnen worden onderbouwd. Daarom moet een realistische geconsolideerde meerjarenbegroting worden opgesteld waarin de regering de plannen die ze heeft gemaakt bij de regeringsonderhandelingen, correct financieel inschat. Zo kunnen onrealistische verwachtingen worden tegengegaan. CD&V kijkt ongeduldig uit naar deze meerjarenbegroting die de regering wil voorstellen bij de eerste begrotingscontrole in het voorjaar van 2005. Wij zullen erop toezien dat die correct, realistisch, conjunctuurneutraal en vooruitziend is opgesteld. De oprichting van een conjunctuurfonds dat overschotten op een duurzame wijze kan vastzetten om de vergrijzing op te vangen of om nieuwe bevoegdheden aan te kunnen, zou een andere stap in de goede richting zijn.
Een tweede aandachtspunt voor mijn fractie is het verloop van de impliciete schuld. In slechte economische tijden mag die eventueel wel aangroeien, maar dan wel in beperkte mate. De laatste jaren is die op Vlaams niveau echter ontspoord. Daarom vragen we een correcte monitoring van het verloop van de impliciete schuld door een regelmatige rapportering aan het parlement.
We zullen ons ook moeten bezinnen over een aantal ontwikkelingen. De dotatie aan De Lijn bijvoorbeeld is de voorbije jaren verdubbeld. De dekkingsgraad, de verhouding tussen de eigen ontvangsten en het totale bedrag van de ontvangsten, bedraagt nog slechts vijftien procent. In vergelijking met andere landen is dit zeer laag. De komende maanden zullen we moeten afwegen of de verdiensten hiervan opwegen tegen de noden op andere terreinen. Ik hoop dat de tijd van alle instellingen en structuren voorbij is. Ik heb het voorbeeld van De Lijn gekozen omdat de kans levensgroot is dat het INR binnenkort zal eisen dat de rekeningen van De Lijn geconsolideerd worden. In dat geval zal de jaarlijkse netto-schuldtoename van De Lijn het geconsolideerd vorderingensaldo belasten en zal de schuld van de Lijn, eind 2003 ongeveer 500 miljoen euro, worden opgenomen in de schuld van de Vlaamse Gemeenschap.
Voor zover De Lijn uitgaven financiert door bijkomende leningen is er een negatief effect op het vorderingssaldo. Gezien de grote investeringsplannen gaat het op termijn niet om een kleinigheid.
CD&V zal geen decreten zal goedkeuren waarvan de kostprijs onbekend is of waarover geen akkoord is binnen de regering over de nodige bijkomende kredieten. Het Kunstendecreet en het Erfgoeddecreet werden ingevoerd zonder de budgettaire implicaties te kennen of in de nodige middelen te voorzien. Welk signaal geeft de overheid dan aan de bevolking? Het is correcter om de verplichtingen aan de gemeentebesturen en de verschillende sectoren in overeenstemming te brengen met het beschikbare budget. Als een organisatie vooraf weet over welke subsidies ze de komende jaren zal kunnen beschikken, kan ze haar doelstellingen daarop afstemmen en dient de overheid haar eisen daarop af te stemmen.
De begroting 2005 leidt niet triomfalisme. De ploeg-Leterme bevat evenwel de potentie tot meer en evolueert in de goede richting. (Applaus bij CD&V, VLD-Vivant, sp.a-spirit en N-VA)
Enkele uitspraken in de zin van erfenissen van de vorige regering en de rekening van Groen! die nu moeten worden betaald, beschouw ik eerder als vormen van identiteitzoekende dynamiek die bij de CD&V aanwezig is, nu ze plots deel uitmaakt van de meerderheid.
Vanuit welke identiteit spreekt u? Namens welke fractie?
Ik spreek namens de sp·a-spiritfractie.
We mogen de Vlaamse regering en in het bijzonder minister Van Mechelen feliciteren met de begroting, zeker als we die beoordelen op basis van de HRF-normen. Het is belangrijk dat deze regering startte vanuit voorzichtige parameters, 2 procent groei en 1,5 procent inflatie. Dat leidt tot een conjunctuurprovisie die minister Van Mechelen wil handhaven. Hij wil zelfs een conjunctuurfonds creëren, dat zal worden gespijsd door middel van de toekomstnorm op de volgende begrotingen. Een vooruitziende regering zorgt ervoor dat ze de volgende jaren beleidsruimte heeft. Dat we via deze conjunctuurprovisie een bijdrage leveren aan de afbouw van de impliciete schuld, getuigt van een verantwoord financieel beleid. Het is evenwel niet duidelijk hoe en waarvoor de middelen van het conjunctuurfonds in de toekomst zullen worden aangewend. Ik ga ervan uit dat het niet alleen gaat om betalingskredieten, maar dat er ook ruimte is voor bepaalde beleidskredieten als de economische conjuncturele situatie dat vereist.
Zolang Vlaanderen voor meer dan 75 procent afhankelijk is van de doorstorting van middelen uit de samengevoegde en gedeelde belastingen, is het heel belangrijk om een instrument te creëren dat toelaat om te amortiseren op het moment dat de economische groei niet is wat wordt vooropgesteld in constant beleid.
De SERV heeft voorgesteld om uit te gaan van een constante groei van 2 procent. De voorbije drie jaar hebben we die niet gehaald; in 2004 zal de groei eindelijk boven de 2 procent komen. Het conjunctuurfonds zal in essentie dienen om beleidsmaatregelen te handhaven op een moment dat de middelen niet aangroeien met de verwachte economische groei van 2 procent. Door een provisie aan te leggen garanderen we een stabiele uitvoering van het beleid.
We steunen dat volledig. Dat is niet alleen belangrijk omwille van het Stabiliteitspact maar ook voor Vlaanderen zelf, omdat op die manier een toekomstig beleid wordt gegarandeerd. Het respecteren van de strenge begrotingsnorm zal ons in de toekomst een sterkere positie geven aan de onderhandelingstafel bij een volgende ronde in de staatshervorming. We zullen klaar zijn om nieuwe verantwoordelijkheden te nemen.
Het kan natuurlijk niet dat alleen Vlaanderen deze inspanningen doet. Anders wordt er een discrepantie gecreëerd met de andere entiteiten en die spanningen zullen leiden tot nieuwe afspraken en nieuwe inspanningen. We moeten dat vermijden. Daarom is het belangrijk dat er een principeakkoord is over een correctiemechanisme. Ik ga ervan uit dat er geen nieuwe afspraken worden gemaakt in het kader van de stabiliteit voor 2006-2011 zonder dat er daarvan werk is gemaakt.
Als we op hetzelfde ritme dezelfde inspanningen blijven doen, zal de schuld in 2009 nul euro bedragen. Dat is goed voor Vlaanderen, maar we moeten de vraag stellen of we op dit ritme op dezelfde manier moeten doorgaan. Het kan meer renderen om een bepaalde schuld te behouden en bepaalde middelen te parkeren in een fonds, bijvoorbeeld het Zorgfonds, waardoor we budgettair neutraal blijven en meer rendement realiseren. Een overheid moet sowieso over een bepaalde schuldratio beschikken.
Alle departementen doen gelijkwaardige inspanningen, maar de aard van die inspanningen is niet dezelfde. Sommige zijn eenmalig en andere duidelijk recurrent. Ik ga ervan uit dat de recurrente inspanningen aanleiding zullen geven tot de nodige beleidsruimte voor dat departement. Ik betreur dat we onvoldoende zicht hebben op de aard van deze besparingen en op de mogelijke consequenties ervan in de komende jaren. Dat zou wel het geval zijn geweest als we over een meerjarenbegroting hadden kunnen beschikken. Het is evenwel duidelijk de intentie om de volgende budgetcontrole te laten samenvallen met een meerjarenbegroting.
De vorige regering heeft werk gemaakt van slimme belastingverlagingen op zowel de registratie- als de schenkingsrechten, zodanig dat ze alleen maar meer inkomsten hebben gegenereerd. Die maatregelen waren vooral bedoeld om het beleid met betrekking tot huisvesting en mobiliteit te sturen. We moeten realistisch zijn. Op termijn zullen deze meerinkomsten geleidelijk verdwijnen. De verlaging van de registratierechten heeft bijvoorbeeld een grotere mobiliteit op de markt doen ontstaan, maar we moeten beseffen dat de lage hypothecaire leninglast daarin ook een element is. Als het meeneemrecht ten volle gaat spelen, zal dat ook aanleiding geven tot enige uitvlakking.
Ik ga ervan uit dat de toekomstige fiscale maatregelen even slim zullen zijn en een beleid zullen sturen, zoals bijvoorbeeld mogelijke afcentiemen voor de lagere inkomens uit arbeid, die manier een bijdrage kunnen leveren in het bestrijden van de werkloosheidsval. Ik ga ervan uit dat nieuwe initiatieven rond belastingen dergelijke inhoudelijke beleidssturende elementen bevatten. Een algemene lineaire personenlastenverlaging schiet aan deze doelstelling voorbij.
De motie van 14 november 2003 vraagt structureel geld vrij te maken voor cofinanciering van Europese projecten zodat we een beroep zouden kunnen doen op Europese middelen. Dat is in 2004 niet gebeurd. In de begroting voor 2005 gebeurt dat evenmin.
De wervingsstop verlengen is niet slecht, mits we ervoor zorgen dat mutatie na bijscholing mogelijk blijft. Ik vrees echter dat mutatie niet zal volstaan om het personeelstekort onder de boswachters weg te werken. Gezien de opmerking dat we onze bossen eerst beter moeten beheren, vooraleer we er nieuwe aankopen, dring ik aan op een snelle oplossing.
In de beleidsnota Bestuurszaken staat duidelijk dat wij een dynamisch beleid willen voeren. Op niveau C en D zijn ongeveer evenveel mensen overtollig als er op niveau A en B te kort zijn. Het is mijn bedoeling zo veel mogelijk mensen kans te geven op promotie. We maken 1,6 miljoen euro vrij voor een herplaatsingsfonds, maar dat alleen zal niet volstaan omdat herscholing eveneens nodig is. Het is mijn bedoeling zo veel mogelijk overtollige mensen te verplaatsen naar afdelingen met een personeelsgebrek.
Deze begroting is een overgangsbegroting. Het project van deze regering wordt verwoord in de regeerverklaring. We vinden dat project terug in bepaalde beleidsnota's, maar niet in deze begroting. Ik hoop dat deze regering verder gaat in haar volgende begrotingen. Een regering moet niet alleen beheren, maar ook voor een begeesterend toekomstproject zorgen dat de mensen warm maakt.
Op de onderwijsbegroting wordt een poging ondernomen om middelen vrij te maken voor de toekomst. Wie niet durft te besparen om recurrente middelen, creëert geen ruimte. Al begrijp ik dat besparen op recurrente middelen vervelend is.
De financiering van het expertisecentrum voor participatie uitstellen heeft tot voorbarige kritiek geleid. De oprichting van een expertisecentrum uitstellen, betekent niet dat onderwijsparticipatie plots onbelangrijk is. Mocht minister Vandenbroucke alsnog middelen vinden voor participatie, dienen die in de eerste plaats gaan naar ouders uit zwakkere milieus.
Doordat minister Vandenbroucke voor een toekomstperspectief zorgt, zijn de onderwijsbesparingen makkelijk verteerbaar. Als hij er bovendien in slaagt de CAO-onderhandelingen tot een goed einde te brengen en het personeel perspectief biedt, zal het onderwijs daadwerkelijk gelijke kansen realiseren. (Applaus)
Ondanks de moeilijke budgettaire toestand, kent het Onderwijsbudget volgens minister Vandenbroucke een kleine reële groei. Dat deze regering moet besparen is echter te danken aan de vorige regering, waartoe de sp·a ook behoorde.
Gezien de problemen waarmee het onderwijs kampt, moeten wij wel kritisch staan tegenover de onderwijsbegroting. De wiskundige kennis van de Vlaamse leerlingen is inderdaad wereldtop, maar tegelijk is het welbevinden onder de leerlingen heel laag. Iedereen die begaan is met ons onderwijs weet dat we ervoor moeten zorgen dat zowel leerkrachten als leerlingen graag naar school gaan.
Door het aantal lesuren in het secundair onderwijs te bevriezen zullen de klassen onvermijdelijk nog groter worden. De werkdruk van de leerkrachten stijgt. Leerlingen worden nummers. De besparing op ondersteunend personeel zal het welbevinden evenmin verhogen want de administratieve lasten zullen niet onmiddellijk dalen. De scholen willen snel duidelijkheid over het aantal lesuren en over de planlastvermindering.
Goede, degelijke, propere en aangename gebouwen dragen eveneens bij tot het welbevinden. Er wordt gelukkig niet meer bespaard op het infrastructuurbudget, maar het DIGO-budget opnieuw op het niveau van 2003 brengen volstaat niet om de wachtlijst weg te werken. Het zal erop aankomen snel en accuraat werk te maken van alternatieve financiering. Ik betreur dat deze begroting geen inhaalbeweging inzet.
Tegen 2007 zou er een nieuw financieringssysteem voor de hogescholen zijn. Hogescholen hebben meer beursstudenten dan universiteiten. Die moeten een lager inschrijvingsgeld betalen en verliezen daardoor inkomsten. In de vorige regeerperiode werd beloofd daarmee rekening te houden. Daarenboven krijgen hogescholen minder geld voor sociale voorzieningen dan universiteiten en moeten ze door de invoering van de BaMa-structuur ook wetenschappelijk onderzoek financieren. De minister wil voornoemde problemen structureel wegwerken. Waarom blijkt dat voornemen niet uit de begroting?
Vele ICT-coördinatoren beperken zich tot het oplappen van oude pc's en komen niet tot de pedagogische ondersteuning van hun collega's. Ofwel moet er meer geld komen, ofwel moeten de bestaande middelen efficiënter aangewend worden. De regering maakt geen duidelijke keuze. Door tijdsgebrek kan ik de talrijke bijkomende problemen hier niet behandelen. Het Vlaams Belang vindt de maatregelen onvoldoende, er komt geen kentering. (Applaus bij VB)
Gezien de kleine budgettaire ruimte, getuigt de begroting Onderwijs van realiteitszin. Dit is de eerste ernstige begrotingscontrole van 2004: beloftes worden ingelost. Dat past in het concept van een betrouwbare overheid.
Ook de begroting 2005 bevat heel wat positieve elementen. De afspraken van de CAO's worden uitgevoerd. Ik ben ook heel blij dat nu ook in het geïntegreerd onderwijs en in het onderwijs voor anderstalige nieuwkomers vaste benoemingen mogelijk worden. Zo zullen goede leerkrachten geneigd zijn om zich blijvend in die werkvormen in te zetten.
Voorts zijn er positieve evoluties in het hoger onderwijs en voor de TBS-uitstapregeling. Het is ook goed dat er inspanningen gedaan worden voor de infrastructuur te verbeteren. Dat is echter onvoldoende. We kijken uit naar voorstellen van de minister. Publiek-private samenwerking is een mogelijkheid, maar vast niet de enige. Dat is belangrijk voor de leerkracht: een loonsverhoging stimuleert tijdelijk, goede infrastructuur motiveert blijvend. Daarom moet dat een speerpunt worden voor het beleid. Ook het leerlingenvervoer krijgt aandacht. We verwachten dat de minister onpartijdig een oplossing zoekt daarvoor.
Ik ben bezorgd over de inspanningen voor het basisonderwijs. Het groeipad uitvoeren is veel herhaalde belofte, met een ruime interpretatieruimte. Er zijn nog tal van andere gerechtvaardigde eisen, onder meer de behoefte aan een betere omkadering voor zorgverbreding. Ik ben ook benieuwd naar de effecten van de besparingen in het secundaire onderwijs, vooral op de begeleiding van kwetsbare jongeren. Problemen zoals spijbelen moeten structureel aangepakt worden.
Ook de financiering van de hogescholen is een oud zeer. De voorbereiding van de accreditatie vergt meer middelen en een betere omkadering. De werkbelasting is groter in het hoger onderwijs dan in de andere onderwijsniveaus of andere sectoren in de samenleving.
Deze begroting is een doordachte stap achteruit om daarna een grote sprong voorwaarts te kunnen nemen: in 2006 zullen de middelen voor onderwijs wezenlijk verhoogd kunnen worden. Wij zullen deze begroting dan ook goedkeuren.
Ik ben het in grote lijnen eens met het betoog van de heer Martens: na 5 jaar spreken wij eindelijk dezelfde taal.
Het onderwijs bleef grotendeels gespaard. Daaruit blijkt het belang dat de regering eraan toeschrijft. Waar toch bespaard werd gaat het om een toekomstgerichte heroriëntering. Een goed debat daaromtrent is zeker aangewezen. Verder getuigt deze begroting van continuïteit in het beleid.
We kunnen de besparingen verdelen in enerzijds bewarende en anderzijds structurele maatregelen met bevriezend effect. Het is logisch dat deze laatste gebeuren op posten waar we goed scoren. De enorme groei in het volwassenenonderwijs wordt terecht afgeremd. Toch moeten we ervoor zorgen dat dit geen afbreuk doet aan het ideaal van levenslang leren. De bewarende maatregelen treffen niet rechtstreeks leerlingen of leerkrachten; toch is het jammer dat daardoor een aantal elementen die kleur of vernieuwing brengen onmogelijk worden.
We moeten ons afvragen of er niet al te gemakkelijk geschrapt werd. Zo is het jammer dat er twee keer 500.000 euro geschrapt wordt bij de dienst Informatie, Vorming en Afstemming en dat YoTaM niet voortgezet wordt. De besparing op het steunpunt voor Leerlingenparticipatie is een slecht signaal. Maar er zou toch nog 150.000 euro voor participatie zijn. Ik hoop dat die naar de Vlaamse Scholierenkoepel zullen gaan, zodat zij het minimum minimorum kunnen invullen.
Het valt te betreuren dat een aantal initiatieven van pluralistische strekking teruggeschroefd worden. We moeten ons zeker bezinnen over de rol van de overheid op het veld.
De infrastructuur en de hogescholen blijven een probleem. Goede keuzes maken wordt een grote uitdaging. Maar die moeten snel gebeuren. In die zin is een meerjarenplanning niet altijd even gunstig.
Op het vlak van Wetenschap en Innovatie is er continuïteit en een verder nastreven van het vooropgestelde doel, met name de drieprocentnorm tegen 2010. Daarvoor werden de noodzakelijke middelen voorzien: 55 miljoen euro voor wetenschap en innovatie en 75 miljoen euro voor investeringen in en financiering van innovatieprojecten met risicokapitaal. Een afstemming met het federale niveau is absoluut noodzakelijk, want de aangehaalde 55 miljoen vormen in wezen een nuloperatie. Ik juich toe dat meer onderzoeksmandaten mogelijk worden. De minister staat nu voor één grote uitdaging, waar ook het wetenschappelijke veld om vraagt: er moet meer steun komen voor de valorisatie van het onderzoek en de transfer van kennis. (Applaus bij VLD en CD&V)
Op het ogenblik is nog geen echte beleidsnota voorhanden, doch slechts een discussienota. Dit is geen slechte manier van werken, maar in het kader van een begrotingsbespreking is het wel een moeilijke situatie.
Zoals de heer Martens al zei gaat het hier om een overgangsbegroting: voor 2004 worden alleen de allernoodzakelijkste aanpassingen doorgevoerd, en in de begroting 2005 ontbreken duidelijke klemtonen.
Dat de vergoedingen voor fiets en openbaar vervoer nu eindelijk geregeld zijn is een groot pluspunt. Ook dat er nu eindelijk eens rust komt in het onderwijs is positief.
Het lijkt alsof we met deze begroting eindelijk een beetje op adem kunnen komen vóór een grote voorwaartse sprong. Maar schijn bedriegt. De heer Martens zei zelf 'reculer pour mieux sauter'. We komen dus niet alleen op adem maar zetten een echte stap terug.
In het onderwijsveld heerst grote ontgoocheling. De beloften die CD&V ten aanzien van het basisonderwijs maakte worden niet ingelost, integendeel.
We mogen de zaken niet op hun kop zetten. CD&V kreeg aan het eind van de vorige regeerperiode een zeer positief beeld over de financiële situatie voorgeschoteld. Dit gaf een gunstige prognose voor de toekomst. Maar al snel volgde de ontnuchtering. We werden simpelweg bedot: de ruimte die we dachten te krijgen is er niet.
U tracht de zaken op die manier voor te stellen. De minister van Begroting heeft in het laatste jaar van de vorige regeerperiode duidelijk gemaakt dat er weliswaar nog een aantal zaken mogelijk waren maar dat de grote budgettaire ruimte verdwenen was. Zolang de in het Lambermontakkoord bedongen financiële middelen niet zullen toestromen, kan er van een dergelijke ruimte geen sprake zijn. Er werden verwachtingen gecreëerd. Deze leiden nu tot ontgoocheling op het veld.
Een aantal getroffen maatregelen leiden volgens mij tot gevaarlijke tendensen.
In het programmadecreet worden er bijvoorbeeld een aantal bevoegdheden van het parlement overgeheveld naar de regering. Ik denk hierbij aan de aanwendingscoëfficiënten en ingangsdata van decreten. Dit kan niet.
Het programmadecreet stipuleert verder dat, in de sector van het volwassenenonderwijs, de groeischolen zwaar beknot worden. Ik kan hier helemaal niet mee akkoord gaan. Eigenlijk moeten deze scholen een inschrijvingsstop afkondigen. Dit is onaanvaardbaar. De inspanningen voor de centra voor volwassenonderwijs hadden beter gespreid moeten worden. In het secundair onderwijs leeft dan ook de terechte vrees dat men ook daar ook tot een inschrijvingsstop zal moeten overgaan. Minister Vandenbroucke moet de onrust laten verdwijnen. De budgettaire beperkingen die doorgevoerd zullen worden in het volwassenenonderwijs staan immers haaks op een aantal elementen van zijn beleidsnota.
Vooreerst wens ik de heren Martens en Van Baelen te bedanken voor hun ondersteunende beoordeling van deze onderwijsbegroting. De heer Martens heeft een correcte weergave gegeven van wat men met de begroting probeert te bereiken.
De heer Van Baelen heeft een aantal voorbeelden gegeven van besparingsmaatregelen die we, in arren moede, doorvoeren. Ik zet ze nog even op een rijtje. Het gaat hier om besparingen voor DIVA, YoTaM en het expertisecentrum voor leerlingenparticipatie. De reden waarom die besparingen worden doorgevoerd is niet dat we ervan uitgaan dat het geld slecht besteed werd of wordt.
De besparingen voor DIVA brengen zeker de werking van DIVA zelf niet in het gedrang. We willen DIVA enkel een nieuw elan geven en nagaan welke middelen we hiervoor nodig hebben.
Voor het expertisecentrum voor leerlingenparticipatie moeten we inderdaad de daad bij het woord voegen. De heer Tavernier heeft hierin gelijk. Mijn aarzeling heeft enkel te maken met het kleinschalig karakter. We moeten inderdaad zoeken naar een verdere ondersteuning. Met betrekking tot de Vlaamse Scholierenkoepel deed de heer Tavernier een concrete suggestie. Dit is inderdaad een mogelijke denkweg. We moeten durven innoveren in de wijze waarop we ondersteuning bieden aan bieden aan het onderwijsveld. We moeten ons echter ook vragen durven stellen over de doelmatigheid. Zonder dat ik mij hier definitief wil over uitspreken, stellen zeer kleinschalige initiatieven op dit vlak misschien een aantal problemen.
Ik onderschrijf de stelling van de heer Sannen met betrekking tot de mogelijkheid tot afsluiting van een CAO. Momenteel onderhandelt de regering met de onderwijsvakbonden over een beperkt pakket. De grote problemen en eisen zullen voor nieuwjaar zeker niet aan bod kunnen komen. Over de grote financiële eisen dringt overleg met de andere ministers zich trouwens op. Enkel na de grote begrotingscontrole zal er een meerjarenplan kunnen uitgewerkt worden. Niettemin kunnen we een aantal kleinere dossiers proberen te regelen met een CAO. Tegen het midden of het einde van januari moet men hier werk van gemaakt kunnen hebben. Het overleg met onderwijsvakbonden vindt echter nog steeds plaats. In het kader van het door de heer Martens geschetst proces is dit laatste een belangrijk gegeven.
Ik heb ten slotte ook een brief gestuurd naar de centra voor volwassenenonderwijs om een aantal zaken te preciseren. Er heerst in die centra immers veel nodeloze ongerustheid. Een centrum voor volwassenonderwijs dat groeit, kan inderdaad een negatief effect voelen van de besparingsmaatregelen. Dit negatieve effect zal echter nooit meer dan 3.5 procent bedragen van de uren die aan de cursisten mogen besteed worden. Deze 3.5 procent wordt inderdaad niet vermeld in het programmadecreet. Ik wens echter te benadrukken dat deze 3.5 procent de uiterste besparingslimiet is. Drie en een halve procent is toch niet dramatisch?
Verder benadruk ik dat we een besparingseffect per centrum en niet per studiecentrum nastreven. Binnen elke studierichting kan men dus zelf bepalen welke middelen wenst in te zetten.
Gelukkig is de sector van het volwassenenonderwijs de laatste jaren sterk gegroeid. De budgettaire middelen voor het Vlaamse volwassenenonderwijs zijn bijgevolg ook flink toegenomen. We moeten echter een ander soort van financiering uitwerken want het huidige financieringsmechanisme is op termijn onhoudbaar. Men moet naar een stabieler, beter voorspelbaar groeipad gaan. In de overgang naar dit groeipad hebben we deze verrassende maatregel moeten nemen. Om alle mogelijke indianenverhalen het hoofd te bieden heb ik een brief gestuurd naar alle centra. In deze brief maak ik hun duidelijk dat de aangekondigde besparing 3,5 procent niet zal overstijgen en dat we enkel een ingreep per centrum en niet per studierichting doorvoeren.
Wordt deze besparing van 3,5 procent doorgevoerd op de werkingsmiddelen die men verkrijgt op basis van de studentenaantallen van het schooljaar 2004-2005?
Als een centrum 2 jaar na elkaar groeit, wordt het eigenlijk gestraft.
Om een correct antwoord te geven op deze vraag, verwijs ik naar de tekst van het programmadecreet. Is een maximale besparing van 3,5 procent nu werkelijk zo erg?
De uren worden berekend op basis van de studentenaantallen van het vorige jaar. De centra die groeien moeten altijd al inspanningen leveren. Indien ze op deze inspanningen nog beknot worden door besparingsmaatregelen, is het bijna logisch dat ze geen pogingen meer zullen ondernemen om nog nieuwe leerlingen in te schrijven. Dit is het grote gevaar van deze besparingsmaatregel.
U bent zelf voldoende wiskundig aangelegd om te weten waar we de nadruk op leggen. We hebben een systeem uitgewerkt waarbij we werken met gemiddelden van een driejaarlijkse periode. De nadruk hierbij ligt op de resultaten die gedurende het laatste jaar bereikt werden. Het laatste jaar is dus doorslaggevend voor de berekening van de middelen.
De verenigde commissies voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie en voor Economie, Werk en Sociale Economie hebben in aanwezigheid van minister Moerman en Vandenbroucke een boeiende bespreking gewijd aan de begroting en de beleidsnota Wetenschap en Innovatie, deel 4 van de geïntegreerde beleidsnota van minister Moerman.
Vandaag wens ik mij te beperken tot de begrotingsdiscussie. Ik vertrek hierbij vanuit de vaststelling dat het Vlaams beleid voor wetenschap en technologische innovatie sinds 1995 een belangrijke positieve evolutie heeft gekend. Deze positieve evolutie heeft zich zowel op het vlak van middelen, als op dat van instrumenten en organisatie voorgedaan.
Op deze weg moet men verdergaan. De minister erkent wetenschap en innovatie niet alleen in hun eigen finaliteit, maar ook in hun rol voor het behoud en de groei van welvaart en welzijn.
Vlaanderen moet verder evolueren in de richting van een ondernemende, innoverende, lerende en creatieve samenleving. Dat kan door het realiseren van voldoende economische groei die de welvaart en de werkgelegenheid minstens in stand houdt. Een sleutel daarvoor is de uitbouw van een moderne economie die voortdurend innoveert en die zich competitief opstelt. Voor deze zorg komt de commissie voor Economie,Werk en Sociale Economie graag op.
Het Innovatiepact speelt een cruciale rol in het Vlaams innovatiebeleid. Dit engagement moet worden aangehouden. De toename van de middelen voor Onderzoek en Ontwikkeling (O&O) zal worden aangehouden en verdeeld op een evenwichtige wijze en vanuit een toekomstgerichte visie. Uiteraard moet het innovatiebeleid ingebed worden binnen de andere Vlaamse beleidsdomeinen. Het beleid moet ontstaan vanuit een strategische visie met aandacht voor een bottom up en een top down component.
De ondersteuning van het fundamenteel grensverleggend onderzoek is structureel nog steeds onvoldoende. Zowel voor het FWO-Vlaanderen als voor het BOV zijn specifieke actielijnen nodig op het niveau van de onderzoekers en op het niveau van projecten. Het bestaande SBO-programma dat openstaat voor alle actoren zou ook over meer middelen moeten beschikken. Stilaan lenigt men de nood aan een intra-universitair instrument met voldoende middelen voor de ondersteuning van het beleid van de universiteiten inzake strategisch onderzoek.
De Vlaamse overheid moet blijven voorzien in een permanent financieringskanaal voor projectmatig onderzoek in de bedrijven. Bovendien dient het volledige traject van innovatieactiviteiten gevat worden door het steuninstrumentarium.
Bij de discussie over de middelen moeten we oog hebben voor het human capital, de infrastructuur en de financiële middelen. Zowel in het fundamentele, grensverleggende onderzoek als in het strategisch basisonderzoek en de toepassingsgerichte ontwikkelingen zijn er Vlaamse onderzoeksgroepen die tot de wereldtop behoren. Toch is er nood aan meer onderzoekers. De beleidsacties om het onderzoekspotentieel te versterken moeten verschillende sporen volgen, onder meer het aanmoedigen van doctoraten en het organiseren van een positieve brain flux. Dat laatste heeft onder meer te maken met beeldvorming, statuut van de wetenschappers, onderzoeksvoorwaarden en verblijfsvergunningen voor niet-EU onderzoekers.
We moeten ook jongeren sensibiliseren om meer wetenschappelijke en technisch-technologische studies aan te vatten. Door het gebrek aan nieuwe gediplomeerden in wetenschappelijke en technologische richtingen, slagen veel bedrijven, en vooral deze met een grote O&O-activiteit, er niet in voldoende geschikte jonge wetenschappers te vinden. Ook aan de universiteiten dreigt er een tekort aan onderzoekers te ontstaan. In vergelijking met andere Europese landen ligt het aantal studenten dat hogere exact wetenschappelijke studies volgt ligt in ons land bijzonder laag.
De Vlaamse overheid moet streven naar een goed evenwicht over het hele spectrum van wetenschappelijk onderzoek: fundamenteel onderzoek, strategisch basisonderzoek, industrieel onderzoek. Ze moet er ook over waken dat voor de verschillende onderdelen van dat spectrum steunmaatregelen beschikbaar zijn.
De discussie over de betekenis van een evenwichtige verdeling moet gebaseerd zijn op een grondige analyse en een internationale benchmarking.
De fiscale en parafiscale instrumenten ter ondersteuning van innovatie in onderzoek moeten versterkt worden. Het Vlaamse en het Belgische wetenschapsbeleid moeten op elkaar afgestemd worden. Er moeten meer homogene bevoegdheidspakketten zijn met een duidelijke afbakening
zodat elke overheidsinstantie een transparant en coherent beleid kan voeren.
Wij verwelkomen de budgetstijging van 55 miljoen euro voor de structurele middelen en de 75 miljoen euro die werden vrijgemaakt via de PMV (Participatiemaatschappij Vlaanderen) voor de financiering van innovatieprojecten via risicokapitaal. Dit is noodzakelijk om onze doelstelling te realiseren, namelijk om van Vlaanderen een van de meest innovatieve regio's te maken. Daarvoor is een blijvende bijkomende inspanning nodig van minimaal 60 miljoen euro per jaar, overeenkomstig het engagement dat werd vastgelegd in het innovatiepact voor Vlaanderen.
Er blijft echter nog een belangrijke weg af te leggen in deze regeerperiode. De overheidsbestedingen voor onderzoek en ontwikkeling zullen nog met de helft moeten stijgen in reële termen om de eenprocentdoelstelling te realiseren.
Het is wel te betreuren dat niet alle bedragen die voor 2004 waren uitgetrokken, structureel zijn geworden. Wat vorig jaar gebeurde, behoort uiteraard tot de verantwoordelijkheid van de vorige regering. De verhogingen in de programma's steunen we zeker. Zo maken ze een opgelopen achterstand goed, zetten ze opgerichte fondsen op het spoor en geven ze een ruggesteuntje. Hiermee werden echter niet alle noden gelenigd.
Tijdens de ondernemingsconferentie stelde men dat de budgettaire doelstelling van het innovatiepact zou vervroegd worden naar 2007. Blijft men daarbij? Is de budgettaire impact van dit voornemen berekend?
In maart 2000 legden de regeringsleiders van de EU in Lissabon een nieuwe doelstelling vast. De belangrijkste uitdaging daarbij is de verdere uitbouw van het Vlaamse kennispotentieel. In die context zijn de begroting van volgend jaar en de meerjarenplanning zeer belangrijk. Wij menen dat de Lissabonstrategie nog steeds belangrijk is voor Vlaanderen, ook al kunnen we de doelstellingen niet halen binnen de voorziene termijn. De drieprocentnorm voor O&O moet zeker behouden blijven. daarover kunnen we nog een boeiend debat voeren in de commissie.
Deze begroting gaat in de goede richting. Mijn fractie zal ze dan ook ondersteunen. (Applaus bij …)
In de communicatie over de begroting in haar geheel werd gezegd dat het halen van de drieprocentnorm gepland is voor 2010.
We behandelen nu de hoofdstukken Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Wij zijn het eens met een groot deel van de doelstellingen van minister Vervotte. De minister faalt echter op een aantal belangrijke punten.
Volledig terecht had uw partij tijdens de vorige legislatuur vaak scherpe kritiek op het paarsgroene beleid. Inzake Welzijn is uw partij met een mooi programma naar de kiezer getrokken. Nu u minister is geworden van Welzijn en Gezin, wordt van al deze mooie beloften echter weinig of niets gerealiseerd. Er worden namelijk weinig of geen financiële middelen voor vrijgemaakt in de begroting.
Het is een begroting geworden van stabiel beleid en niet van vernieuwende initiatieven. Eigenlijk is het de voortzetting van het beleid van uw voorganger, waarbij uw fractie in het verleden herhaaldelijk fundamentele kritiek geformuleerd heeft. In mijn verdere commentaar zal ik me beperken tot drie aandachtspunten, namelijk het gezin, de gehandicapten en de tewerkstelling in de welzijnssector.
Het hoofdstuk in de begroting over het gezin heb ik met bijzondere aandacht bestudeerd. Deze begroting is echter niet de weerspiegeling van
een volwaardig gezinsbeleid. Gezinsaangelegenheden krijgen in deze begroting een kort afzonderlijk hoofdstuk toegewezen, maar de financiële middelen zijn te beperkt.
Er is geen aandacht voor de echte prioriteiten en er zijn veel missing links. Er is bijvoorbeeld geen aandacht voor een harmonieuze combinatie van gezin en arbeid, voor een echte vrije keuze inzake gezin en arbeid, voor een financiële
ondersteuning met toekenning van een volwaardig statuut aan de thuiswerkende ouder, voor de invoering van de kwali-tijd kaart of voor alleenstaanden en eenoudergezinnen.
Er is ook geen aandacht voor dossiers die uw fractie in het verleden als prioriteit heeft vooropgesteld. Met dit beleid gaat u in de kinderopvang het tij niet keren. Tijdens deze regeerperiode wil u in de kinderopvang 5000 bijkomende plaatsen realiseren, wat in schril contrast staat met de beloofde 10.000 plaatsen. Maar wat vooropgesteld wordt voor 2005 is nog altijd niet duidelijk.
Ook geen extra aandacht voor flexibele kinderopvang, gekoppeld aan de draagkracht van het kind of voor de opvang van zieke kinderen.
De uitbreiding van dienstencheques naar de kinderopvang komt er voorlopig niet. De Vlaamse Regering wil een miljoen euro minder uitgeven aan de diensten voor opvanggezinnen. Nochtans blijft er een schrijnend tekort aan opvanggezinnen. De Vlaamse Regering en Kind en Gezin hebben evenwel beslist de opschorting van subsidiebeperking vanaf 2005 niet langer toe te passen, met personeelsafdanking tot gevolg.
De minister klaagde aan dat er in de beschikbare gezinszorg een tekort is van anderhalf miljoen uren. Zo zouden 7000 bijkomende gezinnen kunnen worden geholpen. Hieraan verandert weinig of niets.
Het budget is verlaagd, maar in de praktijk nemen de noden toe. Het geld voor tijdskrediet in de privé-sector is op. Wie er gebruik van maakt, behoudt zijn uitkering, maar er is geen ruimte voor nieuwe aanvragen. Vlaams Belang betreurt dat. Verder verontrust het mij dat het probleem van de demografie niet wordt aangeraakt. Nochtans vereist de toenemende vergrijzing een beleidsmatige aanpak.
De gehandicaptenzorg is een dossier dat voor CD&V altijd een topprioriteit was. De minister heeft een bijkomend budget bereikt van 42,6 miljoen euro extra, maar dat is absoluut onvoldoende. Die middelen zijn hoofdzakelijk bestemd om de verbintenissen uit het verleden na te kunnen komen. Er zijn geen bijkomende middelen om een nieuw beleid te kunnen realiseren en de gedane beloftes na te komen. Na een half jaar zijn de wachtlijsten niet weggewerkt, integendeel. De inhaalbeweging om de wachtlijsten weg te werken, wordt tijdelijk gestopt vanaf september 2005. Ook het Rekenhof klaagt dat aan. Het meerjarenplan voorzag voor 2005 in een uitbreiding van 1542 personen. Vandaag worden er slechts 900 aangekondigd. Voor het overige wordt verwezen naar de begrotingscontrole. Er is een toename van 600 extra wachtenden voor 2005.
Niemand kan en mag voorbijgaan aan het fundamentele probleem van de wachtlijsten. Dat is voor mij een absolute prioriteit. De gehandicapten hebben recht op een duidelijk perspectief van de Vlaamse Regering.
Ook inzake het PAB en het PGB komt de minister haar beloften niet na. Zo beloofde ze dat het budget voor de toekenning van het PAB wordt opgetrokken en dat het PGB zo snel mogelijk zijn ingang zou kennen ter ondersteuning aan de zorg in voorzieningen voor personen met een handicap en om de wachtlijsten weg te werken. Dit komt uit het programma van CD&V.
Ofwel citeert u in mijn naam ofwel in naam van CD&V. Ik heb er geen probleem mee dat u CD&V citeert. Ik ben daar trots op.
U bent toch de minister van CD&V? Ik citeer uit uw partijprogramma. U kan zich daarvan distantiëren als u dat wilt.
Ik ben geen specialist in Welzijn, maar ik weet wel wat mijn partij heeft beloofd. Het verwondert me dat u de huidige minister daarover aanpakt. Als u de begroting analyseert, ziet u dat dit departement vooruitgaat. Val de groenen aan die de putten hebben gemaakt, maar niet minister Vervotte. Het is een van de enige ministers die meer geld heeft gekregen in een moeilijke budgettaire situatie. Dat is de verkiezingsbelofte die CD&V heeft nagekomen.
U moet inderdaad de problemen die voormalige ministers Vogels en Byttebier hebben gecreëerd, oplossen. Oud-collega Becq kende in juli de problemen al en ze heeft in talrijke verkiezingsdebatten beloofd dat de wachtlijsten binnen de zes maanden zou worden weggewerkt. De problematiek was bekend.
We kenden de problematiek maar we wisten niet dat het budget zo slecht was. Pas als men weet over welke middelen men beschikt, kan men handelen.
Mevrouw Becq was op de hoogte van de zeer slechte financiële situatie in Welzijn.
Ik betreur dat alle mooie beloften voor de gehandicapten niet daadwerkelijk worden uitgevoerd.
Wat betreft de werkgelegenheid worden in de begroting te weinig middelen vrijgemaakt om tegemoet te komen aan de meestal terechte eisen van de Witte Woede. Het is de plicht van de minister om een duidelijke langetermijnvisie te ontwikkelen en Vlaanderen moet duidelijk aangeven hoeveel men aan zorg wil besteden en hoe men dat wil financieren. Men dient bijzondere aandacht te besteden aan de terechte eisen van mensen die dag en nacht ter beschikking staan van de zorgbehoevenden in vaak moeilijke werkomstandigheden. Die hebben recht op een betere vergoeding voor de onregelmatige prestaties die ze moeten leveren. Deze begroting heeft veel te weinig aandacht voor de echte dringende noden van de Vlamingen. Onze fractie zal ze dan ook niet steunen. (Applaus bij het VB)
Mevrouw Dillen vergeet een belangrijke zaak te vermelden: voor de verkiezingen gingen alle partijen ervan uit dat er 3,7 miljard bijkomende ruimte was. Als men op basis daarvan een programma samenstelt en nadien vaststelt dat er minder ruimte is, is het niet te verwonderen dat men niet alles kan realiseren.
De groei voor Welzijn en Gezondheidszorg is aanzienlijk, zeker in vergelijking met andere beleidsdomeinen. In 2004 stijgt de totale begroting met 68,7 miljard euro en in 2005 met 120 miljoen euro. Bovendien stijgt het percentage van de totale begroting van 12,9 tot 13,6 procent; 30 procent van de bijkomende middelen gaan naar Welzijn. Er is dus wel degelijk een stijging ondanks de budgettaire voorzichtigheid.
Ook CD&V verwacht meer voor Welzijn. Het is niet de tijd voor onbetaalbare leuke ideetjes. We komen verbintenissen uit het verleden na. Voor 2004 voorzien we in 24,5 miljoen euro extra betalingskredieten voor de zorginfrastructuur; in 2005 komt daar nog eens 2,9 miljoen euro bij. Het systeem van de individuele bijstand blijkt moeilijk werkbaar. Toch voorzien we daar in respectievelijk 11,7 en 7,6 miljoen euro extra.
Iedereen is het erover eens dat de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg moeten worden weggewerkt. Bij de volgende begrotingscontrole moeten er bijkomende middelen worden gezocht en de minister heeft zich daartoe verbonden. Het wegwerken van de wachtlijsten is niet alleen een zaak van centen. We moeten naar een geïntegreerde wachtlijst gaan, zowel voor het PAB als voor de instellingen. Mensen met het zwaarste zorgprofiel moeten voorrang krijgen.
Het beleid heeft ook aandacht voor de zwakkeren. Het budgettaire groeipad in het kader van het Armoededecreet wordt ook gehonoreerd: er wordt 406.000 euro vrijgemaakt voor de verenigingen waarin armen het woord voeren. CD&V wil een gezinsbeleid waarin alle types van gezinnen een thuis vinden. We stellen verheugd vast dat de middelen voor de thuiszorg stijgen met 7,4 miljoen euro. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de wensen van heel veel mensen om zo lang mogelijk thuis te blijven.
CD&V zal meewerken aan een structurele basis voor wonen en zorg. De positief geëvalueerde projecten in de thuis- en ouderenzorg zullen in een nieuw regelgevend kader worden gehonoreerd. De komende jaren wordt een betere en laagdrempelige opvoedingsondersteuning uitgebouwd. Voor de Bijzondere Jeugdzorg wordt nu al een belangrijke inspanning gedaan: in totaal worden 450 bijkomende plaatsingen in pleeggezinnen mogelijk met de twee begrotingsrondes. Met deze 5,1 en 6,2 miljoen worden meer preventieve sociale acties en 50 bijkomende plaatsen in internaten mogelijk.
Het PAB evalueren betekent niet dat het wordt afgeschaft. Zowel dit als volgend jaar stijgen de middelen voor het PAB bovendien.
CD&V verdedigt de levenskwaliteit van ouderen en personen met een handicap. In 2005 stijgt het budget voor animatie in rusthuizen. We blijven voor middelen vrijmaken voor aangepaste vrijetijdsbesteding voor personen met een handicap.
De tweespalt tussen voorzieningen en gebruikers zint mij niet. Voorzieningen subsidiëren komt ook de zorgbehoevenden ten goede. CD&V is ook voorstander van de vrije keuze, maar die vrijheid is niet het minst om budgettaire redenen beperkt. In het regeerakkoord wordt gepleit voor een integraal Vlaams zorgbeleid. Wij kunnen aanvaarden niet dat enkel de projecten en niet de middelen worden overgeheveld.
De begroting Welzijn en Gezondheidszorg is bescheiden en solide. Het beleid voor Welzijn en Gezondheidszorg wordt een betrouwbaar beleid gericht op beschikbaarheid van de zorg. (Applaus)
De begroting Welzijn en Gezondheid zal volgend jaar met 120 miljoen euro stijgen. Niet gering gezien de budgettaire toestand.
De belangrijkste uitdaging wordt ongetwijfeld de wachtlijst in de gehandicaptensector wegwerken. We moeten het plan van de vorige regering om de wachtlijst weg te werken evalueren en bijsturen.
Tegelijk moeten we de zorgvernieuwing, die uitgaat van de persoon met een handicap voortzetten. Het persoonlijk assistentiebudget functioneert goed. Minister Vervotte zal dat uitbouwen.
Het persoonsgebonden budget (PGB) zal weliswaar niet worden uitgevoerd in 2005, maar men blijft eraan werken. We beseffen heel goed dat dit een complex dossier is met verregaande implicaties voor de instellingen.
De administratie moet zorgen voor een efficiënt en financieel beheersbaar systeem. De voorzieningen zullen zich eraan moeten aanpassen. Tegelijk maakt het PGB flexibele werking en hulp op maat mogelijk. Voorzieningen klagen ook over de ingewikkelde dagprijzen. Alles zal eenvoudiger worden als men modules kan combineren afhankelijk van de behoeften. Een verstandige subsidiëring zal de prijsberekening transparanter maken. Personen met een handicap krijgen de kans de regie van hun leven in eigen handen te houden. De onvermijdelijke kinderziektes mogen ons niet afschrikken want het huidige systeem plaatst ons ook al eens voor een verrassing.
De vraag zal ongetwijfeld het aanbod overstijgen. Daarom moeten we beide met elkaar in contact brengen. Voorzieningen moeten op hun verantwoordelijkheid gewezen worden. Daarom moet er snel werk gemaakt worden van een regiebesluit.
De bijzondere jeugdzorg verdient eveneens alle aandacht omdat het jonge levens redt. In die optiek vragen wij het decreet op de integrale jeugdhulpverlening uit te voeren. Een belangrijk aspect is de diagnose. De VLD dringt erop aan de studies beschreven in artikel 34 van het decreet uit te voeren. Een uniforme registratiemethode moet het aanbod afstemmen op de behoeften. Daarnaast willen we een instrument dat de efficiëntie en de effectiviteit van de jeugdhulpverlening en de diagnose in kaart brengt.
De gevraagde kredieten overstijgen de VIPA-middelen. De wachtlijst is lang en omdat niet elke initiatiefnemer kan blijven wachten gaat men op zoek naar alternatieve financiering. Hoe kunnen we alternatieve financiering - ook voor commerciële initiatieven - mogelijk maken? Het departement Economische Zaken heeft enkele mogelijkheden, die we zelfs in het VIPA kunnen integreren. Zelfs een substantiële verhoging zal niet volstaan om de achterstand weg te werken. Ik kijk belangstellend uit naar de voorstellen van minister Vervotte.
Minister Vervotte zet het beleid van paars-groen voort. Aan het einde van de vorige regeerperiode werden heel wat vernieuwende initiatieven genomen, die nu uitgevoerd moeten worden. Wij juichen dat toe, maar plaatsen tegelijk een kanttekening. Minister Vervotte wacht met de uitvoering van een aantal decreten die belangrijk zijn voor de omschakeling van aanbod- naar een vraaggestuurd beleid. Bovendien gaan deze decreten op een rationele manier om met de middelen. Ondanks de budgettaire beperkingen, vinden we haast geen aanzet tot hervorming van de budgetstromen.
Toch is er zelfs geen aanzet om de budgetstromen te hervormen en middelen efficiënter aan te wenden. Zo worden PGB en zorgtrajectbegeleiding, waardoor met gelijke middelen meer mensen geholpen kunnen worden, uitgesteld. Een betere coördinatie van het lokale sociale beleid verschaft niet alleen meer inzicht in de behoeften, maar zorgt ook voor efficiënte oplossingen.
De minister zoekt wel naar manieren om inkomsten te genereren, door de regularisatie van de zorgverzekering bijvoorbeeld. De niet-aangeslotenen in Vlaanderen hebben momenteel allicht nog geen zorgbehoefte. Hun bijdrage is in de eerste jaren dus een pure winst. De minister wil wel aandacht hebben voor de zwakkeren en start onderhandelingen met de armoedeverenigingen. Nochtans aarzelt ze voor een regularisatie in Brussel. Daar zouden de niet-aangeslotenen wel eens op korte termijn gebruik kunnen maken van de zorgverzekering. Precies daarom zal sp·a zal daar nauwlettend toezien.
De prioriteit van sp·a-spirit is de betaalbaarheid van de zorg voor elke Vlaming. In het regeerakkoord staat dat de financiële zorgen bij het ouder moeten beperkt worden. Dat vinden we echter niet terug in de begroting of de beleidsnota.
Betaalbare zorg betekent een inkomensgerelateerde bijdrage en een inkomens- en zorggerelateerde uitkering. Slechts solidaire inkomensgebonden financiering maakt gepaste tegemoetkomingen aan een grotere doelgroep mogelijk.
Het is goed dat de wachtlijsten weggewerkt worden, ze mogen echter niet de fetisj van het beleid zijn of het excuus vormen om vooral de residentiële sector te steunen. We rekenen dan ook op de minister om, na het wegwerken van de betalingsachterstand in die sector, vanaf 2006 werk te maken van een efficiënt en zorggestuurd beleid. Dat kan enkel door de verschillende zorgvormen, zowle de residentiële zorg als het PAB op gelijke voet te behandelen in de geest van het akkoord over het PGB en zorgtrajectbegeleiding. We missen ook aandacht voor de witte woede. Voor sp·a-spirit moet ook daar de zorgvrager centraal staan.
De welzijnsbehoeften in Brussel zijn zeer acuut. Waarom is de beloofde 300.000 norm niet de rode draad van de begroting? Waar is het strategisch plan voor het Vlaams welzijns- en gezondheidsaanbod in Brussel?
Een groot deel van de begroting is niet transparant, bijvoorbeeld de dotaties aan Kind&Gezin en het Vlaams fonds. Het is goed dat die instellingen autonoom zijn. Ik hoop dat de minister het parlement voldoende garanties kan geven dat hun raden van beheer met onze beslissingen zullen rekening houden. (Applaus bij sp·a-spirit en Groen!)
Ik beperk me niet tot woorden, dat blijkt uit de cijfers over budgetten en bijkomende plaatsen. Ik kies voor betaalzekerheid, maar dat is geen consolidatie, integendeel de middelen stijgen. Daarnaast komt er ruimte voor uitbreiding en zorgvernieuwing. Rationeel en doelmatig beleid moet ervoor zorgen dat de financiële onderbouw stevig genoeg is. Dat zal nodig zijn, niet alleen om de demografische maar vooral om de maatschappelijke evoluties te volgen.
Door de stijging van de middelen voor personen met een handicap zullen er tussen september 2004 en september 2005 900 residentiële plaatsen en 200 PAB'ers bijkomen. Voorst komt er 7,6 miljoen euro voor individuele materiële bijstand. Daarenboven komt er betalingszekerheid voor de instellingen.
De budgetten voor de patiënten zelf ontkrachten de aantijging dat ik de minister van de instellingen ben. De trajectbegeleiding wordt niet om budgettaire redenen opgeschort, maar op vraag van de sector zodat er eerst duidelijkheid kan komen over de verantwoordelijkheden. De centrale plaats van de patiënt blijkt ook uit de stijging van de budgetten voor thuiszorg en gezinsondersteuning. Ook de voor kinderopvang komen er 541 plaatsen bij. Tegen het einde van de regeerperiode zullen dat er 5000 bijkomende plaatsen zijn.
Ook in de bijzondere jeugdzorg stijgt het aantal plaatsen met 175. De integratie van de zes sectoren gaat voort, maar behoedzaam. Ik deel de bekommernissen over het VIPA, dat uit zich in de stijging van de middelen. Voor het eerst in vier jaar zijn er geen besparingen op de VIPA-budgetten voor ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen. In 2005 zal er een voorstel van decreet zijn voor alternatieve financiering.
De akkoorden lopen tot 2005, dus is het logisch dat er in de huidige begroting niets staat over de witte woede. Het is mijn bedoeling om de aantrekkelijkheid van het statuut te garanderen alsook mogelijkheden te scheppen voor uitbreidingsbeleid.
Kortom de regering houdt haar beloften: meer zorg, meer plaatsen en meer centen. Ze investeert in welzijn en gezondheid en toont daarmee aan dat ze sociaal, ernstig en vooruitziend is. (Applaus bij CD&V)
We bespreken nu de hoofdstukken economie, werk, sociale economie, buitenlands beleid, Europese aangelegenheden, internationale samenwerking en toerisme.
Ik heb met de minister te doen: zij tracht de schijn hoog te houden dat Vlaanderen een eigen economisch beleid voert, maar niets is minder waar.
Als missie heeft de minister "de ontwikkeling van het Vlaams economisch weefsel op een pro-actieve en geïntegreerde wijze aanzwengelen en het ondernemen aantrekkelijk maken voor bestaande en nieuwe doelgroepen."
Om deze missie te volbrengen heeft zij 3 strategische doelstellingen: investeringssteun als vernieuwd instrument voor het economisch voorwaardenscheppend beleid, versterking van de regionale en subregionale economische dynamiek en het bevorderen van meer en beter ondernemerschap.
Zowel het aantal buitenlandse investeringen als het aantal starters liggen op een historisch dieptepunt; het aantal faillissementen en de daaraan verbonden werkloosheid bereiken we dan weer recordhoogten. Daarnaast is er nog het grote aantal delokalisaties, niet alleen naar het buitenland, maar ook naar Wallonië.
De zwakke economische prestaties van Vlaanderen zijn te wijten aan de hoge fiscale en parafiscale druk, en dat is federale materie. Ondanks de federale beloften voor lastenverminderingen ervaren onze bedrijven het omgekeerde: volgend jaar zullen een totaal van 346,5 miljoen euro aan nieuwe lasten moeten verwerken.
Het mag ons dus niet verbazen dat de Vlaamse bedrijven afhaken,
dat we met het probleem van aanhoudende delokalisaties worstelen en dat er ontzettend veel faillissementen zijn. Ierland, qua oppervlakte en bevolking te vergelijken met Vlaanderen, kent de grootste economische groei in West-Europa, trekt het hoogst aantal buitenlandse investeerders aan en heeft de laagste aanslagvoeten in de vennootschapsbelasting. Ierland moet ook geen 3,5 procent van zijn bruto binnenlands product afstaan aan een zieltogende buurtregio om een op sterven na dood land kunstmatig in leven te houden.
De beperkte middelen van steun of opleiding wegen niet op tegen de steeds zwaarder wordende fiscale en parafiscale druk die ons federaal worden opgelegd.
Het is in deze context moeilijk een zinnig woord over werkgelegenheid te zeggen. In een vrijemarkteconomie kan een regering geen jobs creëren. Wel moet ze de nodige randvoorwaarden ontwikkelen en een gunstig economisch klimaat scheppen. Vlaanderen kan binnen het Belgische keurslijf de nodige omgevingsfactoren echter niet ontwikkelen. Het werkgelegenheidsbeleid zal zijn rol moeten beperken tot het dichten van de lekken die de federale regering slaat.
Het nieuwe ministerie van Sociale Economie is een tragisch fenomeen. Mensen met een handicap aan een nuttige bezigheid helpen is natuurlijk mooi. Ik vrees echter dat we, ten gevolge van het slecht economisch klimaat, mensen in jobs zonder economische meerwaarde moeten onderbrengen terwijl creatieve arbeid door de hoge lasten verloren gaat. De Vlaamse Regering biedt werkloze mensen een job aan nadat de federale regering eerst volwaardige arbeidsplaatsen heeft vernietigd. Daarbij komt dat de sociale economie in concurrentie zou kunnen komen met de reguliere economie.
Aan een economisch beleid dat geen economische impact heeft, wil Vlaams Belang niet meewerken. Wij zullen deze begroting dan ook niet goedkeuren. (Applaus bij Vlaams Belang)
Vergeleken met Wallonië doet de Vlaamse arbeidsmarkt het niet zo slecht, maar in een Europees perspectief doet ze het zeker niet schitterend. Onze werkloosheid is merkelijk kleiner dan gemiddeld in de Unie maar de werkgelegenheidsgraad ligt onder het Europese gemiddelde en die achterstand is de laatste jaren enkel groter geworden. Met een economische groei die sterker is in Vlaanderen dan in Europa wijst dit op een duidelijk schrale arbeidsintensieve groei. Bovendien is Vlaanderen in de Unie de rode lantaarn inzake de arbeidsparticipatie van 55-plussers.
Die ontwikkelingen wijzen erop dat de werking van onze arbeidsmarkt rigide is en moet verbeteren. Bovendien moet de Vlaamse Regering de ambitie hebben op het vlak van arbeidsmarktprestaties op termijn beter te doen dan het Europese gemiddelde. Dat vergt structurele aanpassingen aan de werking van de Vlaamse arbeidsmarkt. Ook al zijn nog heel wat hefbomen federale materie, Vlaanderen kan binnen zijn bevoegdheden enkele duidelijke wendingen lanceren. Het afdwingen van meer bevoegdheden moet een prioriteit blijven.
Deze regering maximaliseert haar bevoegdheden om tot een vernieuwend beleid te komen. De CD&V-fractie steunt ten volle de sluitende aanpak van werkzoekenden. Een kwalitatieve trajectbegeleiding voor specifieke doelgroepen moet leiden tot de nodige kansen op werkervaring en opleiding zodat de groepen die thans ondervertegenwoordigd zijn op de arbeidsmarkt op een evenredige wijze kunnen participeren. Die sluitende aanpak vergt mensen en middelen. Ik vraag mij dan ook af of de wervingsstop ook voor de VDAB geldt.
In het voorjaar 2005 zal de VDAB een nieuwe manier beproeven om de trajectbegeleiding voor langdurig werklozen te realiseren. Ze zal daarvoor beroep doen op derden via "tendering", een speciale formule inzake het betrekken van marktspelers.
Het leggen van bruggen tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt is noodzakelijk. Het is goed dat deze twee beleidsdomeinen nu onder een en dezelfde minister vallen. In het kader van het levenslang leren pleit ik ervoor dat dringend uitvoering wordt gegeven aan het decreet betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid zodat ervaringen die op de werkvloer zijn opgedaan, kunnen leiden tot een formele certificering.
De middelen voor het ESF-agentschap voor de projecten permanente vorming en opleiding worden sterk verlaagd, met 8 procent. We stellen ons daarbij vragen. Levenslang leren moet gestimuleerd worden op verscheidene manieren.
We moeten nog een achterstand inhalen in vergelijking met de andere Europese lidstaten. Uit cijfers van het recent voorgestelde Viona-rapport blijkt dat de opleidingsparticipatie in het Vlaamse Gewest een stuk lager ligt dan het Europese gemiddelde. Ook het Rekenhof stelde dat de voorziene kredieten ontoereikend zullen zijn. De projecten lopen over meerdere jaren, waardoor in 2005 niet alleen voorschotten moeten verleend worden op de pas goedgekeurde projecten, maar ook nog dossiers van 2002 en later moeten gesaldeerd worden.
Volgens berekeningen zou er 7,5 miljoen euro nodig zijn maar er wordt maar 4 miljoen euro ingeschreven. We hopen dat de minister bij de begrotingscontrole een grondige bijsturing gaat doorvoeren.
Een ander zeer positief punt is het zogenaamde fiscaal rugzakje. Op die manier worden ouderen op een positieve manier aangemoedigd om opnieuw aan de slag te gaan. Het is echter wel belangrijk dat er hiervoor voldoende middelen hiervoor worden uitgetrokken. Omdat 24 miljoen euro niet exuberant veel is, moeten de middelen op een gebalde manier gebruikt worden.
De uitbreiding van de bevoegdheden van het Herplaatsingsfonds en de omvorming ervan naar een Mobiliteitsfonds kunnen we alleen maar toejuichen. De rol van het Herplaatsingsfonds wordt op die manier uitgebreid van financierder van outplacement voor ondernemingen die daartoe de middelen niet meer hebben naar een fonds dat, via de begeleidingscheques, elke onderneming aanmoedigt tot het aanbieden van ontslagbegeleiding aan de getroffen werknemers. Dit moet arbeidsmobiliteit van de getroffen werknemers bevorderen. We vrezen echter wel dat het budget dat ervoor wordt vrijgemaakt onvoldoende is om tegemoet te komen aan de hoge verwachtingen. Bovendien blijft het aantal faillissementen stijgen. De Vlaamse Regering moet de duizenden mensen die hun job verloren hebben, snel aan een nieuwe betrekking helpen.
In de beleidsnota gaat er aandacht naar de interregionale samenwerking, die vooral betrekking heeft op de gemeenschappelijke knelpunten op de arbeidsmarkt. We zijn verheugd dat de Vlaamse regering initiatieven wil ondernemen om de interregionale mobiliteit van werkzoekenden te bevorderen. Dit kan door onder meer de vacatures voor knelpuntberoepen uit te wisselen, het opzetten van gemeenschappelijke, virtuele vacatureplatformen, de bevordering van taalopleidingen voor werkzoekenden uit andere gewesten, de organisatie van regio-overschrijdende opleidingen en het uitbouwen van sociale noodplannen voor de hertewerkstelling van werknemers die het slachtoffer zijn van grote, grensoverschrijdende herstructureringen. Acties voor de specifieke situatie in de Vlaamse rand rond Brussel dringen zich op. We willen de minister dan ook vragen om dit in de nieuwe beheersovereenkomst met VDAB te onderstrepen. (Applaus bij CD&V, VLD-Vivant, sp·a-spirit en N-VA)
Ik zal economie en werkgelegenheid samen behandelen.
We vertrekken van een open, competitieve en duurzame economie die de welvaart en het welzijn op peil wil houden. Een dergelijke economie creëren, moet onze eerste doelstelling zijn. Een degelijke evaluatie zal hierbij natuurlijk van doorslaggevend belang zijn.
De tweede doelstelling is Vlaanderen als investeringsregio bestendigen. Daarom moeten er meer bedrijventerreinen komen, de administratieve lasten moeten verminderen, de kwaliteit van de regelgeving moet toenemen en, met het oog op de aantrekking van buitenlandse investeerders, moet de rechtszekerheid toenemen.
Onze economie moet ook gebaseerd zijn op kennisintensieve activiteiten. Op die manier kan men snel inspelen op grote technologische evoluties.
Men moet ook bijzondere aandacht besteden aan wetenschappen en innovatie. Het Vlaamse kennispotentieel moet immers verder uitgebouwd worden.
Al het voorgaande zou er dan voor zorgen dat de welvaart en het welzijn op peil gehouden worden, dat er meer mensen aan het werk komen, dat er meer ruimte gecreëerd wordt voor de ontwikkeling van talenten en dat men komt tot een verdieping en verbreding van de sociale economie.
Ik wens beide ministers veel succes. Het zal immers niet eenvoudig zijn om alle goede intenties te realiseren. Vlaanderen staat voor een enorme uitdagingen. Een realistische economische aanpak dringt zich dan ook op. Economie en politiek hebben echter niets met elkaar te maken. Bovendien moet men ook nog rekening houden met een aantal externe factoren die men niet onder controle heeft.
De sociale partners dragen eveneens een verpletterende verantwoordelijkheid.
Wat zal de regering kunnen ondernemen in een poging om de Vlaamse, voornamelijk familiale, bedrijven competitief te houden? Indien er geen kordate maatregelen getroffen worden, zie ik de toekomst van dergelijke bedrijven maar somber in. Het aantal faillissementen neemt immers nog steeds toe.
Bovendien is de op de export gerichte productie tegelijkertijd de sterkte en de zwakte van Vlaanderen. In vergelijking met het buitenland is de Vlaamse loonkost immers exuberant hoog. Zo bedraagt de Vlaamse loonkost bijvoorbeeld het tienvoudige van de Tsjechische. Op een dergelijke manier wordt het onmogelijk om nog langer te concurreren. Ook de transportsector gaat een moeilijke periode tegemoet. Een Belgische chauffeur kost bijvoorbeeld het zesvoudige van zijn Poolse tegenhanger.
De uittocht van bedrijven is volop bezig, veel sneller dan ik ooit had gedacht. Vele Vlaamse bedrijven zullen, tegen hun zin, een minimale tewerkstelling bieden in Vlaanderen. Ze zullen echter ten volle gaan investeren in de lageloonlanden. Ze kunnen niet anders. In ieder geval mag Vlaanderen niet terecht komen in het sukkelstraatje van Wallonië.
Vlaanderen kent ook een veel te lage tewerkstellingsgraad. In 2004 bedroeg hij maar 62.4 procent. Tegen 2009 zou men 64.4 procent willen bereiken. Ik vrees echter dat dit niet mogelijk is. Ook de federale regering heeft zich, door al te snel resultaten voorop te stellen, lelijk in de vingers gesneden. Wanneer de industrie klappen krijgt, heeft dit ook nadelige gevolgen voor de dienstensector.
Waarom slaagt men er niet in om de werkzaamheidsgraad van de 55-plussers op te trekken? Vooreerst moeten de sociale partners de cao's wijzigen. Bovendien wil een te groot aantal mensen per se met brugpensioen. Verder herstructureren de KMO's en de grote bedrijven voortdurend. Ook dit zal een negatief resultaat opleveren voor de werkgelegenheid. Ten slotte investeren de multinationals niet langer in België en in Vlaanderen.
Vlaanderen moet in het Belgische staatsbestel meer economische en financiële armslag krijgen. Voor de arbeidstijden moet er een flexibelere regeling uitgewerkt worden en de administratieve rompslomp moet stoppen. Ik blijf echter ook herhalen dat de sociale partners hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Indien dit alles niet gebeurt, zie ik de toekomst somber in.
Regeringsleden, laat uw tanden zien. Zorg eens voor wat afwisseling. Het kan enkel de welvaart en het welzijn in Vlaanderen enkel ten goede komen. Ik reken dan ook op de moedige houding van minister Moerman en Vandenbroucke. Aan deze laatste vraag ik dat hij zich niet zou laten terugfluiten door zijn achterban. (Applaus bij CD&V en VLD)
Internationale ondernemingen en export zijn van cruciaal belang. Nog steeds zijn er zich te weinig mensen van bewust dat onze welvaart voor een groot deel afhangt van de successen van onze ondernemingen op de buitenlandse markten, van de komst van buitenlandse investeerders naar Vlaanderen en van de beslissing om al dan niet te delokaliseren.
Ik ben dan ook opgetogen met het voornemen om een televisieserie rond export uit te werken. Het is een idee dat ik zelf al jaren geleden geopperd heb.
Er is natuurlijk meer dan een symbolisch schouderklopje nodig. Internationale handel is immers een zeer moeilijke, competitieve activiteit die tal van risico's en inspanningen met zich meebrengt. De overheid heeft hierbij wel degelijk een ondersteunende opdracht.
Doel van de regionalisering, die in verschillende fasen is doorgevoerd, was om deze opdracht efficiënter in te vullen, meer gericht op de noden van het Vlaams bedrijfsleven en meer onder de vlag van het kwaliteitsmerk Vlaanderen. Perceptie is niet alleen in de politiek belangrijk, maar ook in het internationale handelsverkeer. De Vlaamse Regering gaat te weinig voluit voor het Vlaamse kwaliteitsimago.
Het Agentschap voor Buitenlandse Handel moet op een doeltreffende wijze steun verlenen aan onze exporteurs en tegelijkertijd buitenlandse investeerders naar Vlaanderen trekken. Op dat vlak heb ik nog steeds twijfels. Het is me overigens niet duidelijk of de fusieoperatie nu al dan niet wordt doorgevoerd op 1 januari 2005. De minister heeft de eenloketfunctie waartoe tijdens de vorige regeerperiode werd beslist, voorlopig wel laten stilleggen. Ze stelt terecht dat deze functie er in de eerste plaats moet zijn voor de bedrijven en niet voor de ene partner die geïnteresseerd is in de uitbating ervan. We hopen wel dat de uitvoering van dit plan nu geen jaren meer zal worden uitgesteld.
De integratie met de voormalige Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel heeft geleid tot een instroom van personeel en een uitbreiding van de opdrachten. Dat laat zich ten volle gevoelen vanaf volgend jaar. Het aantal acties zou dan op hetzelfde niveau moeten liggen als dat van de vroegere BDBH en Export Vlaanderen samen. In de toelichting staat echter dat FIT een lagere gemeenschappelijke dotatie heeft dan de afzonderlijke instellingen in 2001. Er is dus een structureel tekort bij de nieuwe instellingen, maar dat wordt door de regering alleen erkend voor de personeelstekorten. Er zijn dus onvoldoende middelen om de acties op hetzelfde niveau te houden als dat van BDBH en Export Vlaanderen samen.
De Vlaamse Regering heeft nog steeds 1,8 miljoen euro veil - een beetje minder dan vorig jaar - voor het Agentschap voor Buitenlandse Handel. Vlaams Belang heeft een amendement ingediend waarin we de intrekking van deze dotatie vragen. Als men absoluut gezamenlijke zendingen wil organiseren met de andere gewesten, dan heeft men dat agentschap daarvoor niet nodig. Dat geldt ook voor de prinselijke zendingen waarvan wij het nut in twijfel trekken. De zending naar China heeft duidelijk gemaakt dat andere dan commerciële doeleinden worden nagestreefd.
Ik zie drie soorten van efficiënte zendingen: de individuele prospectiereizen met een programma dat op het lijf van een bepaald bedrijf is geschreven, de gezamenlijke themazendingen die een beperkt aantal deelnemers tellen en de notoriteitszendingen die Vlaanderen voorstellen als een uitmuntende exportnatie waar het bovendien goed is om te investeren. In dat geval zijn de deelnemende bedrijven geselecteerd voor hun representativiteit. De prinselijke zendingen beantwoorden aan geen van deze drie criteria.
Ik ben het eens met de kritiek van baron Buysse. Naar aanleiding van de jongste zending naar China stelde hij dat België een speldenkop groot is en zich niettemin in het grootste land ter wereld presenteert met maar liefst vier regeringen. Met meer dan 80 procent van de export moet Vlaanderen complexloos alleen naar het buitenland kunnen trekken. Als een stadsstaat zoals Hong Kong dit kan doen, of een land als Finland, dat ongeveer even veel inwoners telt als Vlaanderen, dan moeten wij dit ook kunnen doen. Wij geloven in elk geval in onze eigen mogelijkheden. (Applaus bij Vlaams Belang)
De N-VA zal zich moeten uitspreken over het amendement dat ertoe strekt de kredieten te schrappen voor het Agentschap voor Buitenlandse Handel. Het gaat om een bedrag van ongeveer 1,811 miljoen euro. De N-VA is niet gelukkig met dit agentschap, al heeft het door de uitlatingen van de prins aan amusementswaarde gewonnen. In ons stemgedrag zullen we blijk geven van onze houding.
Mijn tussenkomst gaat over het buitenlands beleid en over ontwikkelingssamenwerking, de bevoegdheden van minister Bourgeois. Ik ben blij met de inhoud van dit deel van het regeerakkoord en met het feit dat de verantwoordelijkheid voor Buitenlands Beleid, Europees Beleid en Ontwikkelingssamenwerking is opgedragen aan één minister. Het is wel jammer dat Buitenlandse Handel niet in dit pakket is opgenomen.
De belangrijke accenten inzake Buitenlands Beleid in de beleidsnota komen terug in de begroting. Het is de bedoeling de Vlaamse aanwezigheid in Europa en in de wereld te versterken, Vlaanderen op de wereldkaart te plaatsen, een politiek concept te ontwikkelen voor het Vlaams buitenlands beleid en te investeren in de kwaliteit van Vlaanderens internationale optreden. Er is ook een ambitieus programma voor de vertegenwoordiging van Vlaanderen binnen Europa, waar we de rol van regio met wetgevende bevoegdheden willen vertalen in de Europese structuren. Dat betekent concreet besluitvorming in de ministerraden, rechtstreekse toegang tot het Europees Hof van Justitie en een rechtstreekse stem aan de Europese onderhandelingstafel voor de eigen bevoegdheden, de zogenaamde split vote. Wij willen ook een vertegenwoordiging bij de Europese Unie om een betere samenwerking te realiseren met de vertegenwoordigers van andere lidstaten en regio's. Daarom heeft minister Bourgeois een bedrag van twee miljoen euro uitgetrokken voor internationale communicatie en imagovorming.
Ik wil in mijn tussenkomst bijzondere aandacht besteden aan ontwikkelingssamenwerking. De doelstellingen van de beleidsnota vindt men terug in de begroting voor 2005: de actieve bijdrage aan de 0,7-norm, de Europese en internationale verbintenissen inzake duurzame ontwikkeling, de vooruitzichten op het kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking en de afstemming van het Vlaamse ontwikkelingsbeleid op de millenniumdoelstellingen die ik zelf wat bescheiden vind. Ik vind het namelijk dramatisch dat men de extreme armoede in tien jaar tijd slechts vijftig procent wil terugdringen. Er zal een streng beleid worden gevoerd inzake de uitvoer van wapens. Ik ben ook tevreden dat men blijvend gebruik wil maken van de operationele ervaring van de VVOB.
Ik zie twee grote uitdagingen voor het Vlaamse beleid, één op Vlaams-Europees vlak en één op Belgisch vlak. De Panorama-uitzending van zondagavond toonde de onrechtvaardigheden in de landbouw nog maar eens duidelijk aan. Afrikaanse landbouwbedrijven worden weggeconcurreerd door de gesubsidieerde Europese landbouw. De Vlaamse Regering kan niet aan ontwikkelingssamenwerking doen als ze dit probleem niet aanpakt. Op Europees niveau zal men moeten kiezen tussen het binnenlaten van de producten of het binnenlaten van de mensen zelf. Er moet een einde worden gemaakt aan de al te grote landbouwsubsidies.
Dit is een debat dat meer tijd vergt. Ik onderschrijf de zorg van de heer Loones voor de soms gevaarlijke interferenties tussen het gemeenschappelijke landbouwbeleid en het ontwikkelingssamenwerkingbeleid. Ik benadruk evenwel dat het overgrote deel van de producten van de Vlaamse land- en tuinbouw en veeteelt worden vermarkt aan wereldprijzen. Er is niet zoveel meer sprake van overmatige subsidies.
Dat zal niet het geval zijn voor suiker.
Nagenoeg het hele suikerregime wordt integraal gefinancierd door de sector zelf. Het is een voorbeeld waarbij geen belastinggelden worden geïnvesteerd. Er moet iets gewijzigd worden aan de huidige regeling, maar als men de basisprincipes aan de kant schuift, bevoordeelt men alleen de tussenschakels en de grote plantages in handen van multinationals en verbetert men zeker niet het lot van de kleine landbouwer in het Zuiden, dat ons moet aanzetten tot acties.
Er blijft een probleem en dat gaat vooral over invoerrechten en uitvoerheffingen. Deze landen hebben zelfs niet de mogelijkheid om ter bescherming van hun eigen economie bepaalde invoerrechten op te leggen aan westerse producten en worden onder druk gezet door het Noorden. Er klopt duidelijk iets niet. Dat is een uitdaging voor het Vlaamse ontwikkelingsbeleid.
Een andere hindernis die moet worden genomen, is de Belgische. Eigenlijk zou minister Bourgeois nu al de volledige bevoegdheid over ontwikkelingssamenwerking moeten hebben. Sinds 1 januari 2004 moest Vlaanderen bevoegd zijn voor het hele ontwikkelingsbeleid in verband met zijn eigen bevoegdheden. De eigen bevoegdheden stonden in het vorige Vlaamse regeerakkoord en zijn opgenomen geweest in de Lambermontakkoorden. Er zou een werkgroep worden opgericht. Aan de hand van een lijst bevoegdheden die over te hevelen zijn, zou men vanaf 1 januari 2004 Vlaanderen bevoegd maken. In dit parlement is een resolutie goedgekeurd waarin aan de Vlaamse Regering werd gevraagd om een trekkersrol te spelen inzake de overheveling.
Bij de nieuwe federale regering is dit verzonden naar het Forum. Toenmalig minister Sannen heeft al gezegd dat Vlaanderen onmachtig is en wacht op een initiatief van het federale niveau. Dat klopt niet. We moeten binnen Vlaanderen de lijst van bevoegdheden vastleggen. Daarover is geen consensus bereikt in de vorige regering en daarmee moeten we opnieuw naar de federale werkgroep gaan. Het is totaal ongehoord dat dit opgenomen wordt in het Forum. Volgens de Bijzondere Wet, artikel 6 ter, is er in een procedure voorzien en we moeten die volgen. Het zal de taak van minister Bourgeois zijn om dat op te volgen. De beleidsnota is duidelijk en voorziet in de nodige stappen. We zullen de minister daarin begeleiden en wensen hem succes. (Applaus bij CD&V, VLD-Vivant, sp·a-spirit en N-VA)
Het is spijtig dat de bespreking over de begroting enerzijds en de beleidsnota's anderzijds uit elkaar zijn gehaald. Ze zijn met elkaar verbonden en zouden beter samen worden besproken. Ik zal dan ook geregeld verwijzen naar de beleidsnota, alhoewel die pas volgend jaar wordt besproken. Wegens het korte tijdbestek moet de begroting 2005 alleen maar een continuïteit moet verzekeren. Het echt sturen kan pas vanaf de begroting 2006 gebeuren.
Het valt op hoe weinig manoeuvreerruimte Vlaanderen heeft op sociaal-economisch gebied. We kunnen een ondersteunend beleid voeren, maar niet echt sturen. Meer bevoegdheden zouden een efficiënter en effectiever beleid toelaten.
We zijn blij met een van de uitgangspunten van minister Moerman, namelijk de continuïteit in functie van de rechtszekerheid. Tijdens de vorige regeerperiode hebben drie ministers het beleid telkens willen heroriënteren. Er is de dwaaltocht van de Vlaamse Huizen van de Economie naar de Vlaamse Agentschappen Ondernemen. Verder zijn er onder meer de POM's, de Resoc's, de SERR's. Nog maar weinig sociaal-economische actoren kunnen daarin hun weg vinden. We zullen de minister absoluut steunen in haar zorg voor rechtszekerheid en continuïteit.
Een andere algemene bedenking is dat er te weinig aandacht gaat naar de industrie. Nochtans staat in de regeerakkoord dat het industriële weefsel de bakermat is voor veel andere economische activiteiten en de basis van onze welvaart. De minister heeft tijdens de commissiebespreking haar bekommernis voor de industrie bevestigd, maar we zien dit toch graag geconcretiseerd in de begroting en de beleidsnota.
Wat de begroting 2005 betreft is het opmerkelijk dat de kredieten voor het economische beleid al jaren dalen en die tendens wordt voortgezet. De beleidskredieten dalen met 69,3 miljoen euro, maar de daling is nog iets groter omdat er twee basisallocaties met budget, respectievelijk 94 miljoen euro en 372 miljoen euro, werden overgedragen van het externe economische beleid naar het economische ondersteuningsbeleid. Dat is merkwaardig omdat meer ondernemen en meer werkgelegenheid toch de topprioriteit is van de Vlaamse Regering.
In de beleidsnota stelt de minister dat bepaalde maatregelen moeten worden onderzocht op hun effectiviteit en dat er moet worden nagegaan welke de correlatie is met andere instrumenten. Ik verwijs ondermeer naar de Talentenbank. Wanneer men geconfronteerd wordt met budgettaire problemen, gaat men hierin nogal vlug snoeien. Ik pleit ervoor om het hele economische instrumentarium op een niveau samen te brengen.
De betaling voor de talentenbank werd op nul gezet in afwachting van bijkomend onderzoek. We hebben daar geen probleem mee. Het onderzoek naar de fraudegevoeligheid van de cheques is ook een goed idee. Er zijn nogal wat aanduidingen dat vooral de opleidingscheques niet de juiste doelgroep bereiken en tevens verantwoordelijk zijn voor de stijgende kostprijs van opleidingen.
Verder is er enerzijds de basisallocatie 12.02 waarin de kosten zijn opgenomen voor de uitbouw van de Vlaamse Huizen van de Economie, met in het bijzonder de rechtsopvolging van de GOM's naar de POM's. Anderzijds zijn er de overeenkomsten in het kader van de opdrachtfuncties van de GOM's, basisallocatie 12.21. Het is niet duidelijk hoelang de GOM's nog actief zullen blijven. Dat zal afhangen van de inwerkingtreding van het decreet inzake het Vlaams Agentschap voor het Ondernemen en tot dan moeten de kredieten met indexering behouden blijven. Dat maakt het geheel niet overzichtelijk. Het is niet goed om de instellingen en het personeel in de onzekerheid te laten.
Het sociaal-economische streekbeleid krijgt weinig aandacht in de beleidsnota en weinig middelen. Hoewel er werd gezocht naar een goede omvorming van streekplatforms en STC's naar nieuwe overlegstructuren, is het wat kunst- en vliegwerk geworden, maar het is nu belangrijk om te beginnen werken. De kredieten zullen worden aangewend in het kader van de cofinanciering van de streekcharterprojecten. De middelen werden wel met 26,3 procent verlaagd. We hebben begrip voor de budgettaire situatie maar hopen dat het regionale economische streekbeleid maximale kansen zal krijgen.
Voor het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling wordt in het Fonds voor Flankerend Beleid 15.581 kilo-euro voorzien voor cofinanciering van deze Europese projecten. Omdat we niet klaar zijn met de cofinanciering van de projecten lopen we het risico een aantal miljoenen Europese steun mis te lopen. Hier zijn extra inspanningen nodig. We willen de minister met aandrang vragen om de collega-ministers aan te sporen hier meer werk van te maken. Als Europa de indruk krijgt dat we zonder die steun kunnen, zullen we bij de verdeling van de structuurfondsen 2007-2013 misschien uit de boot vallen.
We missen ook de versterking van de economische en de handelsfunctie van de steden. Noch in de begroting noch in de beleidsnota vinden we daarvan aanzetten terug. Nochtans is een goed stedenbeleid nodig om de leegstand en de daaruit volgende verkrotting tegen te gaan. CD&V heeft altijd gepleit voor een Mercurius II-project. Het vorige project is immers een enorme impuls geweest en heeft heel wat middelen gegenereerd.
De minister mag op onze fractie rekenen om mee te werken aan de uitbouw van een degelijk economisch draagvlak, een noodzakelijke voorwaarde voor het verhogen van de werkgelegenheid en de basisvoorwaarde voor welzijn voor iedereen.
Sociale economie is te beperkt om erover uit te weiden. Ik vrees alleen dat klaverbladfinanciering niet zal aanslaan. (Applaus)
Het Vlaamse buitenlandse beleid kan zich onmogelijk op elke regio en op elk domein concentreren omdat de middelen te beperkt zijn. Onze grootste buitenlandse prioriteit is terecht de Europese Unie. De kern van ons beleid ten aanzien van de EU is nog steeds pro-activiteit en netwerking. Ondanks alle inspanningen zijn we nog steeds niet genoeg begaan met de EU. De uitgebreide EU vereisten nochtans dat we opkomen voor onze belangen. De VLD staat daarom volledig achter de coherente en pro-actieve politiek van de Vlaamse regering. De Vlaamse aanwezigheid bij de permanente Belgische vertegenwoordiging moet groter omdat ze cruciaal is. Onze vertegenwoordigers moeten ons voorbereiden op alle nieuwe Europese beslissingen.
Vlaanderen moet zich er bewust van zijn dat het Europese grondwettelijke verdrag onze bevoegdheden amper erkent. Nu nog iets veranderen aan dit delicate compromis zal uitzonderlijk moeilijk zijn. Een regiobureau is wellicht aangewezen en nuttig al was het maar om de EU te wijzen op het bestaan van sterke regio's binnen haar grenzen. Het Vlaams beleid ten aanzien van onze buurlanden mag niet los gezien worden van onze Europese politiek.
De beleidsnota zegt niets over samenwerking met de andere deelgebieden in België. In een beleidsbrief zouden we aandacht moeten besteden aan de relatie met onze directe buren. De bilaterale banden met de nieuwe Oost-Europese lidstaten dienen ook versterkt te worden. We mogen onze plaats in de gewijzigde EU niet uit het oog verliezen.
Ook al erkennen niet alle internationale organisaties Vlaanderen als lid, toch moeten we onze expertise durven gebruiken. In de Wereldhandelsorganisatie worden wij vertegenwoordigd door de Europese Commissie. Misschien moeten we eens nadenken over onze plaats binnen de Europese Commissie?
De Vlaamse ontwikkelingssamenwerking heeft een stap gezet in de richting van de volwassenheid. Na de ad-hocbenadering wordt nu gekozen voor een decretale basis. Onze impact in ontwikkelingslanden zal toenemen en onze bijdrage aan multilaterale organisaties zal verhogen. Multilaterale projecten zijn inderdaad diepgaander, maar we mogen niet uit het oog verliezen dat multilaterale projecten vaak bureaucratisch geleid worden.
Minister Bourgeois wil de steun voor ontwikkelingssamenwerking verhogen. Wij zullen die bewustmakingsinitiatieven steunen. De VLD is ingenomen met de nieuwe rol die KMO's krijgen. De Vlaamse KMO-ervaring kan in ontwikkelingslanden voor economische bloei zorgen.
Het is een goede zaak dat één minister bevoegd is voor Toerisme en voor Buitenlandse Aangelegenheden, maar voor ons blijft Toerisme een economische aangelegenheid. Het Beter Bestuurlijk Beleid deelt Toerisme terecht in bij Economie en Werkgelegenheid.
Het is jammer dat zo weinig aandacht besteed wordt aan de werkgelegenheid binnen de toeristische sector. Meer en flexibeler jobs doen de toeristische sector groeien en verhogen de kwaliteit ervan. Tijdens de vorige regeerperiode werd erop gewezen dat deze sector specifieke maatregelen vergt. Tot nog toe zijn helaas geen concrete plannen voorgesteld. Minister Bourgeois dient daarover overleg te plegen met zijn Vlaamse en federale collega's. Het beleid verliest niet alleen de economische aspecten uit het oog, maar schenkt evenmin voldoende aandacht aan de private sector.
Toerisme is niet alleen nauw verwant met economie, maar ook met talrijke andere beleidsdomeinen, die pro-actief benaderd moeten worden. De relatie tussen Toerisme en Ondernemerschap, tussen Toerisme en Cultuur en tussen Toerisme en Sport verdienen meer aandacht.
De algemene beleidsvisie is vierledig: duurzame ontwikkeling, kwaliteit, samenwerking met alle betrokken partijen en administratieve vereenvoudiging. Daarmee wordt het beleid van de voorbije jaren niet alleen voortgezet. Deze vier aandachtspunten passen ook volledig in de VLD-visie op toerisme. De overheid moet de voorwaarden scheppen waarin een duurzaam en kwaliteitsvol toerisme zich kan ontwikkelen.
E-toerisme verdient alle aandacht. Toerisme Vlaanderen dient regisseur te worden van het virtuele toeristische loket waarin alle beschikbare informatie uniform wordt gepresenteerd.
Toerisme Vlaanderen is het enige Intern Verzelfstandigd Agentschap dat op papier althans operationeel is. Toerisme Vlaanderen moet echter dringend rechtszekerheid krijgen.
Het Kustactieplan garandeert continuïteit tot 2009. Gezien het enorme toeristische belang van de kust, is het derde Kustactieplan een goede zaak. Investeringen hebben het imago van de kust verbetert.
De VLD vraagt meer waarborgen voor een objectieve selectie van de projecten. Voorts pleiten we voor aandacht voor de projecten in de toelichting van de begroting. (Applaus)
We willen meewerken aan de wereldwijde strategie tegen de armoede verwoord in de millenniumdoelstellingen. Ambitieuzere doelen zijn natuurlijk beter. De Vlaamse overheid zal meewerken aan Fair Trade door de administratie ook andere producten uit het Zuiden dan koffie te laten aankopen. Voorts komt er een helpdesk import Vlaanderen om producten uit het Zuiden te distribueren en te promoten.
Ik ga akkoord met de uitspraken over defederalisering. De administratie bereidt daarover een nota voor. Ik zal contact nemen met minister-president Van Cauwenberghe en hopelijk neemt hij gelijkaardig standpunt in.
Wat is de houding van de Vlaamse Regering over de Europese landbouwsubsidies?
De regering steunt de midterm reform van het Europese landbouwbeleid. Een van de belangrijkste principes daarvan is een loskoppeling van productie en steunverlening en subsidies op basis van duurzaamheid en landschapsbeheer. De producten zullen meer dan vandaag worden vermarkt aan wereldmarktprijzen. Dat geldt trouwens nu al voor het overgrote deel van onze producten. Meestal is de toegang tot onze markt vrij. Dat geeft soms problemen door onze strengere kwaliteitscriteria. In de commissie kunnen we daar een uitgebreide bespreking aan wijden op basis van cijfers over de producten, die nog gesteund worden en de marktafscherming.
De beleidsnota beklemtoont onze aanwezigheid op de Europese fora. Dat staat trouwens maandelijks op de agenda van de Vlaamse Regering. Ook het parlement moet daarin echter een rol spelen. Na goedkeuring van de grondwet zal dit parlement de subsidiariteit van elk wetgevend initiatief kunnen toetsen. Wallonië is geen buurland, de minister-president is bevoegd voor de contacten met de deelstaten.
De kwaliteitsbewaking van de ontwikkelingsorganisaties staat niet alleen in de beleidsnota maar wordt ook internationaal en door de multilaterale organisaties gesteund.
Mijn nota over toerisme gaat uit van een goede samenwerking met alle actoren, ook de privé-sector. Om te concurreren met de goedkope Europese bestemmingen moet kwaliteit de leidraad zijn. Uit contacten met de privé-sector en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen blijkt dat ook zij ijveren voor een duurzame ontwikkeling van toerisme. Dat is ook de opdracht van Toerisme Vlaanderen. De rechtsonzekerheid van die instelling wordt zo snel mogelijk weggewerkt door het afsluiten van een beheersovereenkomst en het oprichten van een adviesraad.
Ik verhinderde dat diensten afzonderlijk een loketfunctie oprichtten om een gemeenschappelijk aanspreekpunt voor bedrijven uit te bouwen.
De middelen voor het Hermesfonds zijn na de begrotingscontrole 2004 opgetrokken en er is een begrotingsruiter naar 2005, daarom is er voor beide jaren een gemiddelde stijging. Er zijn wel bezuinigingen, bij schaarste moeten er keuzes gemaakt worden. Ik heb gekozen voor wetenschap en innovatie. De middelen voor het callsysteem, dat toch hervormd zal worden, dalen wel.
Aan de orde zijn Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
Het is onaanvaardbaar dat de middelen voor het lokale cultuurbeleid met terugwerkende kracht teruggeschroefd worden. De subsidies aan de cultuur- en gemeenschapscentra worden in 2004 met meer dan 3 procent verminderd. In 2005 zullen de subsidies niet geïndexeerd worden. Het is onduidelijk of de subsidies wel geïndexeerd zullen worden in 2006?
De Vlaamse cultuurcentra stellen vast dat de minister zijn beloften niet nakomt en dat hij geen overleg pleegde met de sector, die van contractbreuk spreekt. Ik zou graag weten wat de minister hierover te zeggen heeft. De lokale besturen zullen de factuur moeten betalen, en dat is volledig tegen de idee van cultuurparticipatie.
De subsidie aan de vzw Flagey hoeven we niet te mengen in dit debat. Het geldt daarvoor komt immers uit het Brusselfonds. Het gaat er daar slechts om prioriteiten te stellen binnen het Brusselse culturele beleid.
De boekhandelaren vinden de subsidies voor boekhandels geen goed idee omdat ze zich daarmee onderwerpen aan de grillen van de minister. Er is veel meer behoefte aan uitgekiende promotieplannen waardoor een uitgever kan garanderen dat wat hij uitgeeft, ook bij de lezers terechtkomt. Een samenwerking tussen boekhandel en uitgever is aangewezen.
Vlaams Belang kijkt uit naar de aangekondigde culturele investeringsmaatschappij waarvoor de minister inspiratie vond in Canada. Wat zal deze investeringsmaatschappij concreet doen? Wie zijn de hoofdparticipanten en de decisionmakers? Welk budget wordt daarvoor uitgetrokken? Komt dit niet in aanvaring met de GATT-regelgeving?
Wat de media betreft ontbreekt alle uitleg over de VRT die commerciële initiatieven mag ontplooien, en toch op een stijgende dotatie kan rekenen. Dit zal de spanningen tussen de commerciële en de openbare omroep niet ten goede komen. Bovendien zullen hierdoor meer grote evenementen op het openbare scherm te zien zijn en zullen de kleinere doelgroepen vermoord worden. De openbare omroep is bovendien niet geneigd tot enige financiële transparantie. Zal de minister ingrijpen of van de zijlijn blijven toekijken?
De minister schrijft in zijn beleidsnota dat de regionale zenders een onmisbare maatschappelijke opdracht hebben. Toch smeken zij al jaren om meer financiële middelen. Het is duidelijk dat zij ook nu weer bot vangen.
Qua jeugdbeleid valt in de eerste plaats op dat er overal zalen gesloten worden, terwijl jonge muzikanten repetitieruimten nodig hebben. Op die manier wordt de Vlaamse cultuur monddood gemaakt. Nochtans erkent de beleidsnota de mogelijkheid om jongeren in cultuur te laten participeren. Vele plaatselijk overheidsinitiatieven beperken zich echter tot het uitdelen van subsidies. Jongeren weten vaak niet hoe en waar ze die moeten aanvragen. De goede bedoelingen komen dus niet aan op de juiste plek aan.
Voor de verkiezingen werd beloofd het budget voor sport op te trekken tot 2 procent van de Vlaamse begroting. Het is opmerkelijk dat de minister in zijn beleidsnota bekent dat dit in de vorige regeerperiode beperkt was tot 0,4 procent. Vermits de minister tijdens die periode ook verantwoordelijk was voor het departement is dat een mea culpa. Overigens kampt Vlaanderen op het vlak van sportinfrastructuur nog met een tekort van formaat.
Ik wil het CD&V-standpunt vertolken over de besparingen van de Vlaamse Regering in de jeugd-, sport- en cultuursector. Dat er besparingen nodig waren toont aan dat een aantal beloften van de vorige regering onvoldoende gedekt waren door budgettaire middelen. Vandaag worden we op pijnlijke wijze met deze vaststelling geconfronteerd. Als we de strengste normen van de Hoge Raad van Financiën willen respecteren, moeten we een aantal uitgaven terugschroeven tot 2007, wanneer de beleidsmarge van de Vlaamse Gemeenschap opnieuw betekenisvol zal toenemen.
Onze kritische opmerkingen zouden eenzijdig klinken als ik niet ook mijn grote tevredenheid uitdrukte over het volledig invullen van de decretale verplichtingen in het kader van het decreet sociaal-cultureel werk. Het is de regering-Leterme dus ernst met de ondersteuning van initiatieven uit het middenveld, en ik wil minister Anciaux hiermee feliciteren.
We doen ook niet mee aan het doorzichtig toverstaf-discours van de partij van meneer Dewinter, die enkele maanden na de start van Leterme I met gespeelde verbazing vaststelt dat de nieuwe regering niet alle problemen heeft opgelost die in de vorige regeerperiode door de CD&V zijn aangekaart. Deze begrotingsoefening was zo moeizaam, omdat men eerst nog de vaat van de vorige regering moest doen. Er moest bespaard worden, wat leidde tot een overgangsbegroting met een evidente marge tussen de ambities en wat budgettair mogelijk is. Minister Anciaux is er met zijn bevoegdheden helemaal niet bekaaid van afgekomen.
We stellen ons wel enkele vragen over de keuzes van minister Anciaux: het lijkt er sterk op dat de minister de heetste aardappelen doorschuift naar de gemeenten. De grote besparingen gebeuren in het decreet lokaal cultuurbeleid, het decreet lokaal jeugdwerkbeleid en in het gemeentelijke sportbeleid.
CD&V vroeg nooit om het decreet lokaal cultuurbeleid in de vorm waarin de vorige meerderheid het goedkeurde. Bij de bespreking pleitten wij voor een financiële verbintenis op lange termijn. Via een uitgebreid gemeentelijk effectrapport stelde minister Anciaux toen iedereen gerust: de financiële implicaties van het decreet waren doorberekend en de bijkomende kosten voor de Vlaamse Gemeenschap voor de periode 2002-2005 waren ingecalculeerd. Toen al heeft onze fractie gewaarschuwd voor de kostprijs van dit decreet. We betreuren de besparingen in het lokaal cultuurbeleid, net zoals deze in het lokaal jeugdwerkbeleid en in het gemeentelijke sportbeleid.
Deze besparing strookt niet met het geloof in de kracht van de lokale besturen, die het dichtst bij de mensen staan en het best geplaatst zijn om een aangepast beleid te voeren voor hun bevolking. De meeste gemeenten werden wegens de politiehervorming en de Eliaheffing al met ernstige budgettaire problemen geconfronteerd.
Het regeerakkoord opteert voor een nieuwe bestuursstijl. Men maakt minder voluntaristische beloften en besteedt meer aandacht aan de stipte budgettaire vertaling van alle afspraken.
We verwachten hiervan echter niet dat gemeenten op het einde van het jaar, terwijl ze de begroting voor het komende jaar opstellen, vernemen dat de hun toegezegde subsidies niet uitbetaald worden. Besparen met terugwerkende kracht tast het vertrouwen aan. Ook de Raad van State suggereert dit overigens in haar advies bij het programmadecreet.
Ook in de schepencolleges riskeren hartige woorden te vallen, wanneer de cultuurschepen extra middelen moet vragen om de Vlaamse besparing op te vangen. Dat men voor de Brusselse gemeenten een oplossing heeft gevonden via het Vlaams-Brusselfonds is een zeer goede zaak. Het is tevens een welkome steun voor de Vlaamse cultuurschepenen. Dit laatste is evenwel ook een aanwijzing dat er inderdaad een echt probleem is.
De besparingen treffen opnieuw vooral de bibliotheeksector. Wij vrezen dat de gemeentebesturen deze subsidievermindering zullen doorrekenen. Het eerste slachtoffer van dit alles zal de bibliotheekcollectie zijn.
Ten slotte maakt men het zichzelf niet gemakkelijk als men, bij het overbrengen van het lastige besparingsnieuws, gelijktijdig wil communiceren over andere, meer sexy projecten, zoals het gratis uitdelen van boeken in de scholen of het investeren in topsport of Olympische Spelen. Op die manier is het moeilijk om te leggen waarom men in de kleine, door de gemeente door te voeren zaken besparingen doorvoert.
CD&V wil deze besparingen aangrijpen om het decreet lokaal cultuurbeleid in overleg met de sector inhoudelijk bij te sturen. Zo moet misschien nog eens worden nagedacht over de precieze voorwaarden voor de upgrading van bibliotheekpersoneel en zou men best de variabele subsidies aan cultuurcentra herzien. Zowel het evaluatierapport van de Vereniging van Vlaamse Cultuurcentra, als de bedenkingen van de VVSG bieden daarbij voldoende inspiratie.
CD&V rekent er ook op dat er snel werk wordt gemaakt van een vernieuwd lokaal sportbeleid. De CD&V-fractie heeft hierover tijdens de vorige legislatuur al een concreet voorstel van decreet ingediend. Dit voorstel kan zeker als uitgangspunt dienen.
Ik las gisteren met genoegen een interview met de minister. In dit vraaggesprek stelde hij dat hij de beste sportminister ooit wil zijn. Ik hoop echter dat hij daarmee niet alleen topsportminister bedoeld. Het uitbouwen van een tweesporenbeleid inzake sport moet immers een prioriteit blijven.
Ten slotte moeten de gesprekken over het nieuwe Vlaamse Jeugdbeleidsplan worden aangegrepen om het vertrouwen van de jeugdsector en de gemeentebesturen te herstellen. Dit kan gebeuren door met concrete maatregelen het jeugdwerk meer zuurstof te geven.
In tegenstelling tot wat de heer Dewinter beweert, dient deze bespreking niet om de democratische schijn op te houden en om zich te beperken tot applaus op de regering. Ook de parlementsleden van de meerderheid nemen zich voor om, op basis van opbouwende kritiek en attente controle, een gezonde spanning te onderhouden met de leden van de regering. Dat is een democratische plicht. Bovendien is het de enige garantie om het tegenspreken niet alleen over te laten aan de grote fractie van de gemakkelijke simplismen of aan de kleine fractie die vooral bezig is te bewijzen dat ze 5 jaar lang toch wel gelijk hebben gehad.
Daarom sluit ik af met enkele adviezen in verband met de besparingsmaatregelen. Het is een oefening die ik ook al in de commissie Cultuur deed. Daar werden door ze een aantal ministeriële medewerkers echter als onderhuidse kritiek ervaren.
Zeker in tijden van budgettaire schaarste moet de overheid betrouwbaar en voorspelbaar zijn. Vele begunstigden geven de voorkeur aan een bescheiden, maar gegarandeerde groei van hun middelen en worden liever niet geconfronteerd met verrassende wendingen. De zekerheid van een stabiele financiële horizon valt vaak te verkiezen boven het zigzaggen tussen hoop en wanhoop. Op klare financiële afspraken bouwt men immers een goed en verantwoordelijk beleid.
In verband met dit laatste ben ik overigens wat verontrust over het uitblijven van de uitbetalingen van de middelen voor het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor 2003. Blijkbaar zou dit alles uitgesteld worden tot januari 2005. Er zou hier klaarheid moeten over komen voor de betrokken personeelsleden. Sommigen onder hen dreigen immers hun eindejaarspremie te mislopen.
Als we als Vlaamse Gemeenschap minder geld kunnen uitgeven, moeten we ons ook durven afvragen wat we vragen in ruil voor deze subsidies. Minder subsidies maar ook minder verplichtingen en planlasten kan voor de partijen een win-winsituatie opleveren.
Als men geconfronteerd wordt met budgettaire beperkingen moet men proberen om de bestaande initiatieven in kaart te brengen en te ondersteunen.
Wie dubbel werk vermijdt, bespaart vanzelf. De reorganisatie van de zogenaamde bovenbouw zou heel wat winst kunnen opleveren. Ik verwacht ook zeer veel van een doorgedreven kerntakendebat. Correcte afspraken met steden, gemeenten, VGC en provincies over wie wat doet zal ongetwijfeld kostenbesparend werken.
Ik ben tevreden dat de minister de mogelijkheden die PPS biedt, wil aangrijpen onder de vorm van culturele investeringsmaatschappijen.
In tijden van schaarste is het vaak ook nuttig om eerst naar de grote en dure projecten te kijken. Proefprojecten zijn niet altijd nodig. Soms is een degelijk onderzoeksproject dat de problematiek volledig in kaart brengt, al voldoende. Op basis van correcte informatie kan dan beslist worden welke overheidsmaatregel nuttig en nodig is.
In budgettair moeilijke tijden moet de overheid de decreten durven evalueren. Vooral voor die aspecten waarvoor er onvoldoende geld is, is dit nodig. Dat is niet aangenaam. Het is echter wel een goede kans om creatief om te springen met beperktere middelen en de decreten waar nodig bij te sturen.
De CD&V-fractie wil bij dit alles graag een loyale partner zijn van de minister. Ze hoopt dan ook stellig dat de discussie hierover eerst en vooral in het Vlaams Parlement zal worden gevoerd.(Applaus)
Het jaar 2004 was een annus horribilis voor de sport. Voor het eerst sedert jaren hebben we in een Olympisch jaar geen deelnemer van de Olympische Spelen bekroond als sportman van het jaar. België was goed voor amper 3 medailles. Op de ranglijst bevonden we ons op de eenenvijftigste plek, net voor Zimbabwe.
De laatste tijd moeten we heel wat sportkampioenen vieren. Ik heb echter al gemerkt dat we meer prijzen dan atleten hebben. De nationale trofee voor sportverdienste hebben we bijvoorbeeld moeten toekennen aan een renner die gedurende een heel jaar geen enkele wedstrijd gewonnen heeft. Zonder denigrerend te willen doen, wijs ik erop dat we het Vlaamse Sportjuweel moesten toekennen aan een mindervalide. Dit alles is veelbetekenend. De promotie van mindervalidensport is fijn. De sport van gezonde mensen is intussen echter kreupel geworden.
Als ik dan ook nog vaststel dat de Rode Duivels zich nooit zo laag gestaan hebben op de ranglijst van de internationale voetbalorganisatie Fifa, raak ik ervan overtuigd dat het sportbeleid van de minister een chronische ziekte zal moeten remediëren. We mogen echter zeker niet bij de palliatieve zorgen terechtkomen of euthanasie plegen. De sport heeft behoefte aan een Marshall-plan.
In tegenstelling tot de heer Vanackere hoop ik dat de middelen wel aan topsport besteed zullen worden. Topsport heeft immers een voorbeeldfunctie en is de veruitwendiging van de gezondheid van een bevolking. De minister moet resultaten boeken want in ons land is er een chronisch gebrek aan sportcultuur. Een kind zit gedurende een week gemiddeld 30 uur achter een scherm.
U houdt hier dus een pleidooi voor sport voor allen. Ik ga er dus van uit dat u akkoord dat zowel topsport als sport voor allen mogelijk moeten zijn. Topsport kan enkel voortvloeien uit een goed beleid van sport voor allen.
De topsport is ziek. Als de topsport ziek is, moeten er meer middelen aan besteed worden. Enkel op die manier kan de topsport weer genezen.
De begroting voorziet in een brede waaier aan middelen voor de topsport. Vooral het bedrag van 2.25 miljoen euro is hierin heel belangrijk. Ondersteuning voor sportclubs, kwaliteit van sportbegeleiding, verbetering van trainers en fysiologen, ondersteuning van de vrijwilligers, evaluatie van de sportfederaties in functie van de resultaten, subsidies in functie van de verhoging van de sportparticipatie, sportgeneeskunde en dopingbestrijding worden hier allemaal mee georganiseerd.
Het is echter niet voldoende om alleen maar geld te geven. Vooral op structureel vlak zal er een grote ingreep moeten plaatsvinden. Er moet bijvoorbeeld een oplossing komen voor het probleem van de zonevreemde terreinen. Het gaat hierbij niet alleen om de motorcrossterreinen maar ook om de voetbalterreinen. Indien men een oplossing voor de zonevreemde voetbalterreinen uitwerkt dan zorgt men niet alleen voor competitiesport maar ook voor massasport. Als de provincies niet voor een oplossing zorgen, moet de minister maar het heft in handen nemen.
De heer Dedecker stelt op een poujadistische manier sport en natuurgebieden tegenover elkaar, terwijl de meeste zonevreemde voetbalterreinen gewoon in landbouwgebied liggen. De gemeente kan dat perfect regulariseren in de ruimtelijke uitvoeringsplannen, zonder valse tegenstellingen op te roepen.
Ik heb gezegd dat er een oplossing moet komen voor het probleem van de zonevreemde terreinen: voor de voetbalterreinen in natuurgebieden en voor de inplanting van noodzakelijke motocrossterreinen.
Structureel moet men het geld halen waar het zit. Nu kan de Lotto vier miljoen euro uitgeven voor verkiezingsgadgets of voor sportkledij waar niemand naar vraagt. Dergelijke budgetten moeten tot de bevoegdheid van het ministerie van Sport behoren en moeten op een degelijke manier gespendeerd worden.
Op het raakvlak van Sport en Onderwijs is er nog veel werk aan de winkel. Met twee uren sport per week kweken we lichamelijke analfabeten. Sport is volksgezondheid. Ook daaraan moet geld worden besteed.
De centralisatie van de topsportscholen tot één topsportinstelling is een zeer goed idee. Dat zal niet alleen leiden tot een vermindering van de kosten, maar ook tot een verbetering van de kwaliteit.
De fiscaliteit voor ploeg- en individuele sporters moet worden gelijkgesteld, de voordelige fiscaliteit voor buitenlandse sporters moet worden afgeschaft, de ongelimiteerde koloniale invoer van voetballers moet worden stopgezet en de topsportcontracten moeten worden gerationaliseerd. De minister is met dat laatste trouwens al bezig.
De minister heeft de Olympische ambitie om de beste te zijn. Ik vind dat niet verkeerd. Ik heb een hekel aan baron de Coubertin die stelde dat deelnemen belangrijker is dan winnen.
Bij zijn aantreden heeft de minister gezegd dat sportminister zijn voor hem geen interimjob is. Nu ik zijn beleidsnota en zijn begroting heb gezien, wens ik hem toe dat hij de beste mag zijn. (Applaus bij de VLD)
Ik vervang de heer Vandenbossche die aanwezig moest zijn op de gemeenteraad van Gent.
Voor de begrotingen van Cultuur, Jeugd en Sport is er een vertraging in de logische groei van de laatste jaren. Die vertraging moeten we relativeren gezien de stijging van 12,3 miljoen euro op een totaal budget van 405 miljoen euro. Dat ligt toch een stuk hoger dan de index. Na de besparing in 2004 is er toch een bescheiden groei. Cultuur, Jeugd en Sport zijn net als een aantal andere zogenaamd zwakkere sectoren vrij goed gespaard gebleven bij de begrotingsopmaak. De minister wil de beloften van zijn beleidsnota realiseren. De middelen voor erfgoedconvenants en voor beeldende kunsten zijn bijvoorbeeld gestegen. Dat is een hoopgevend signaal, al zal de realisatie stapsgewijze moeten gebeuren.
De beloften van de vorige regeerperiode worden onverkort uitgevoerd. Het sociaal-cultureel werk krijgt de nieuwe middelen. Daarvoor hoefden we het middenveld niet opnieuw te ontdekken. De grootste stijging voor het sociaal-cultureel werk, namelijk voor de amateurkunsten en voor de volkscultuur, werd de voorbije jaren gerealiseerd. Nu gebeurt er een logische doorgroei. De middelen voor de uitvoering van de VIA-akkoorden blijven stijgen. Ook de de cultuurdatabank wordt verder gerealiseerd.
Wij zijn geen vragende partij voor een sterke besparing in kwetsbare sectoren. Ik heb het moeilijk met uitspraken over de vuile vaat en over oncontroleerbare beloften die niet zouden te financieren zijn. het Kunsten- en het Erfgoeddecreet zijn in dit parlement goedgekeurd met een positief advies van de inspectie voor Financiën en met een begrotingsakkoord. Die decreten zijn dus wel degelijk uitvoerbaar.
De bibliotheeksector, de grootste cultuursector in Vlaanderen, is al vele jaren vragende partij voor een hogere inschaling van het eigen personeel. Het personeel kan zich immers niet meer beperken tot het inschrijven van het uitgeleende boekje. Het moet de lezer op weg helpen bij zijn zoektocht naar cultuur, naar informatie en naar boeken.
Er zijn mensen in dit halfrond die in hun gemeente of zelfs aan de deur van dit parlement betogen tegen aanpassingen in de begroting voor Cultuur, terwijl ze diezelfde besparingen even later in de commissie goedkeuren. Niemand vraagt besparingen in een dergelijke sector als het niet moet. Er wordt een solidaire inspanning gevraagd en die beslissing wordt collegiaal genomen. Dan ga ik ervan uit dat dit ook geldt voor het lokale niveau. Het gaat trouwens om zeer beperkte en eenmalige besparingen. Er zijn geen alternatieven. Als men niet akkoord kan gaan met een besparing van drie procent in het lokaal cultuurbeleid, wil men dit geld dan gaan zoeken bij de theatergezelschappen of van de amateurkunsten? Er zijn 206 gemeenten betrokken bij het lokaal cultuurbeleid. Er zijn 311 erkende openbare bibliotheken waarvan 11 in Brussel. Dat is meer dan een verdubbeling in de laatste drie jaar. Er zijn 62 erkende culturele centra, meer dan was voorzien in de timing. Als er file is naar de zee, dan vertraagt het verkeer. Dat is ook het geval in het lokaal cultuurbeleid.
De uitbetalingspercentages in het jeugdwerk zijn nooit zo hoog geweest als vandaag. Er zijn tijden geweest dat slechts 70 of 80 percent van de beloofde subsidies werden uitbetaald. Bovendien zijn we benieuwd naar de opties in het jeugdbeleidsplan dat de minister heeft aangekondigd. Ik hoop dat men deze plannen en de noodzakelijke middelen mee zal steunen.
In de culturele sector is iedereen het erover eens dat we tegelijkertijd topkunstenaars moeten steunen en het sociaal-cultureel werk, en dat die dingen mekaar versterken. Eenzelfde evenwicht is ook nodig in de sport.
Inzake de media zijn we blij dat de minister het groeipad van vier procent voor de VRT-dotatie heeft behouden. Wij zijn voorstander van een slagkrachtige openbare omroep die zich weet te handhaven in een concurrentiële omgeving en die zijn brede maatschappelijke opdracht kan waarmaken. In de begroting voor Media is de VRT veruit de grootste kostendrijver. Voor het overige is het mediabeleid veeleer een regulerend dan een financieel beleid.
De minister wil het Vlaams Commissariaat voor de Media omvormen tot een Vlaamse regulator voor de media. Daartoe wordt in de begroting al een financiële aanzet gegeven.
Op dit vlak wil ik twee oproepen richten tot de minister. Endemol, 4FM en Q-music zijn blijkbaar zeer geïnteresseerd in De Tijd. Ze hebben de krant zelfs gedeeltelijk overgenomen. Er zijn bepaalde economische ontwikkelingen die we niet kunnen stoppen. We kunnen echter wel de voorwaarden scheppen voor een kwalitatief en gevarieerd medialandschap. Investeren in kwaliteitsvolle televisie en in kwaliteitsvolle journalistiek is daarom meer dan ooit aan de orde. Een goed voorbeeld is het Fonds Pascal Decroos dat met een bescheiden enveloppe een belangrijke bijdrage levert voor de kwaliteit van de journalistiek.
Regionale televisie is volgens mij belangrijk voor de gemeenschapsopbouw, zowel lokaal als bovenlokaal en in heel Vlaanderen. De Vlaamse regering heeft het voorbije jaar haar communicatiebudgetten twee keer gehalveerd. Een belangrijk deel van die budgetten werd geïnvesteerd in gekochte zendtijd bij de lokale televisie. Die lokale televisie heeft het daardoor zeker niet gemakkelijker gekregen. Ik pleit niet voor een subsidiëring, maar ik vraag wel dat men eens zou nadenken over mogelijke investeringen. Ook het bedrag voor de anderhalve inwoner per kabelabonnee staat onder druk.
De minister van Begroting zou ik willen vragen dat de L-codes voor sectoren met veel lonen zouden worden uitgebreid. Een aantal van de overkoepelende budgetten die voor een groot deel uit lonen bestaan, hebben niet die code. Daardoor ontstaan er uitbetalingsachterstanden bij bepaalde organisaties. Ik vraag dat de niet-gereglementeerde subsidies, dus de subsidies die niet aan een decreet onderhevig zijn, op tijd zouden worden uitbetaald. Doorgaans betreft het de nieuwste en meest kwetsbare sectoren.
Ten slotte doe ik een oproep aan de minister van Cultuur en de hele Vlaamse Regering. Straks zal het Kunstendecreet effect hebben. In de beleidsnota van de minister zijn sociaal-artistieke projecten, de educatie, de grote culturele instellingen en de beeldende kunst belangrijke prioriteiten. Ik hoop dat een goede babbel tussen de collega-ministers van de Vlaamse Regering om de culturele instellingen het elan te geven dat ze verdienen, morgen aan de orde is. Vlaanderen kan daar alleen maar rijker van worden. (Applaus bij CD&V, VLD-Vivant, sp·a-spirit en N-VA)
De begroting 2005 bewijst dat het cultuurbeleid van de voorbije jaren wordt voortgezet dat de verdere uitvoering van de gestemde decreten wordt doorgevoerd.
Het jaar 2005 is een uitdaging wat betreft de uitbouw van het decreet Volwassenenwerk. Door de verhoging van de middelen komt dit decreet op kruissnelheid en kan het aldus volwaardig uitgevoerd worden. Ook de verdere uitbouw van een geïntegreerd en integraal cultureel-erfgoedbeleid is een uitdaging voor 2005 en de volgende beleidsjaren. Het erfgoeddecreet met inbegrip van het topstukkendecreet heeft een inhaalbeweging nodig.
In het cultuurbeleid zijn de volgende jaren heel wat inhaaloperaties nodig. Denken we maar aan de beeldende kunsten, het internationaal cultuurbeleid, de sociaal-artistieke projecten en de literatuur. De uitdaging voor het cultuurbeleid de volgende jaren bestaat erin om in de nodige middelen te kunnen voorzien. De beleidsnota 2004-2009 stelt nu reeds duidelijk dat een pleidooi voor nieuwe middelen gepaard moet gaan met een grondige evaluatie van de bestaande middelen en dat zelfs met een impuls van nieuwe middelen er keuzes zullen moeten gemaakt worden.
Ondanks de verhoging van de middelen in 2005 binnen het cultuurbeleid heeft men dat ook dit jaar weer moeten doen, onder meer de verhoging van de middelen voor onder meer het sociaal-cultureel werk, de beeldende kunsten en de uitvoering van de erfgoedconvenants. De middelen voor het lokaal cultuurbeleid voor 2005 werden daarentegen bevroren en voor 2004 zelfs verminderd. De budgettaire toestand van Vlaanderen laat de vooropgestelde gefaseerde invoering voor 2004 en 2005 echter niet toe.
Hoewel de VLD het met de minister eens is dat in slechtere tijden keuzes moeten worden gemaakt, is er toch wel sprake van.het niet nakomen van een verbintenis met de gemeenten, De VLD is ervan overtuigd dat lokale cultuurbeleid verder dient uitgebouwd te worden. Het decreet heeft echter heel wat dynamiek teweeggebracht, heeft zijn eigen succes overstegen en wordt daar nu een beetje het slachtoffer van. We kunnen de minister echter bijtreden wanneer hij stelt dat er een rustperiode moet ingevoerd worden, die ruimte laat voor evaluatie en bijsturing.
Positief is dat in de komende beleidsperiode de tendens van responsabilisering van het werkveld, planmatige benadering en doorgedreven advisering van de beoordelingscommissies nog zal verstekt worden. Er wordt duidelijk een actief cultuurbeleid gevoerd.
Cultuur en onderwijs zijn onmiskenbare partners. Onderwijs heeft een belangrijke taak in het bevorderen van de cultuurparticipatie bij jongeren. Ondanks het protocol dat een duurzame werking tussen cultuur en onderwijs moest mogelijk maken, zijn de resultaten van die verbintenis tot nu toe erg mager. De VLD vraagt dan ook met aandrang dat de relatie onderwijs-cultuur zo vlug mogelijk wordt aangepakt en pleit voor een operationeel overleg tussen beide domeinen.
Inzake het internationaal cultuurbeleid wordt een verdere stimulering van de internationale werking van het cultuurveld in Vlaanderen beoogt. Ook de aanwezigheid van de Vlaamse kunst en cultuur in het buitenland moet verder worden gestimuleerd en ondersteund. Ons uitgangspunt moet zijn dat Vlaanderen in beweging is en blijft. Daartoe moet een visie met betrekking tot het internationaal cultuurbeleid verder worden uitgestippeld. De minister heeft zo bijvoorbeeld al aangekondigd dat hij werk wil maken van mijn voorstel, ondertussen het Ijslandmodel genoemd, waarbij Vlaamse artiesten waarvoor op basis van hun kwaliteit en kunde, internationale interesse is, in het buitenland worden gepromoot, bijvoorbeeld Soulwax, Novastar, dEUS, Zita Zwoon, 2Many DJ's en vele anderen.
Verder geloven we bij de VLD sterk in de dynamiek en de wisselwerking en hefboomfunctie tussen cultuur en economie. We zijn verheugd dat er bereidheid is zowel bij de minister van Cultuur en de minister van Economie om hier concreet werk van te maken Zo blijft Vlaanderen als dynamische regio in het koppeloton van welvarende regio's, geven we een creatieve toekomst aan onze kinderen en zorgen we dat we overmorgen geen overschot aan Vlaamse 'behangers' hebben.
Verder wil ik de minister ook bedanken omdat hij concreet ingaat op de suggestie om de eetcultuur te promoten als deel van onze cultuur en ons erfgoed. De VLD kijkt reeds uit naar de Week van de Smaak, die van start gaat in 2006 en op volle kracht zal draaien in 2007. De bedoeling is om de bevolking te laten genieten van onze Vlaamse, rijke eetcultuur en deze te herwaarderen. Cultuur in zijn breedste vorm zal zorgen voor een minder vluchtige, meer relaxte, maar minder verzuurde maatschappij.
In zijn Beleidsnota Media legt minister Bourgeois uiteraard zijn eigen accenten. Toch staat de beleidsbrief in het teken van de continuïteit. Het behouden en versterken van een divers en pluralistisch medialandschap blijft immers ook nu de rode draad, en dat is een goede zaak.
De VRT doet schitterend werk. Hij brengt kwaliteitsvolle programma's en objectieve informatie naar een breed publiek. Toch vraagt de VLD dat de vergrote overheidsdotatie en overheidsmiddelen gebruikt worden om die kwaliteitsvolle programma's en objectieve informatie nog meer en nog beter te brengen in plaats van af te glijden naar deloyale concurrentie van de commerciële omroep.
Wat betreft de lokale radio's heeft de Vlaamse Regering er zich in het recente regeerakkoord toe verbonden om de billijke vergoeding voor de hele socio-culturele sector op zich te nemen. Een andere groep die het, onder andere als gevolg van de billijke vergoeding, die dus in deze niet zo billijk is, financieel moeilijk heeft, zijn de lokale radio's. Zij betalen een billijke bijdrage gebaseerd op de CIM-cijfers: ergens wordt er bepaald hoeveel luisteraars zij zouden kunnen hebben en dat wordt vermenigvuldigd met 40 euro. Dat betekent dat sommige lokale radio's rekeningen gepresenteerd krijgen die hen bijna de das omdoen. De leefbaarheid van de lokale radio's komt in het gedrang. Wij stellen dan ook voor dat niet langer wordt gewerkt met CIM-cijfers, maar wel met een vaste vergoeding afhankelijk van de zendsterkte van de radio's. Het nieuwe decreet heeft de nieuwe erkenningen immers gebaseerd op de zendsterkte. In elk geval weten de lokale radio's als gevolg hiervan aan welk bedrag zij zich kunnen verwachten en kunnen ze hier dan ook rekening mee houden. Dit verhoogt de rechts- en bestaanszekerheid. Wij hopen dan ook dat de minister hier werk van maakt.
Een ander aspect betreft de problematiek van de frequenties. Dit dossier sleept al lang aan, niet alleen als gevolg van de stugge houding van de Franstaligen maar ook als gevolg van de gebrekkige rol die het BIPT speelt. Enerzijds stuurt ze wel forse rekeningen naar de lokale radio's voor het uitoefenen van haar controlefunctie, maar anderzijds stellen wij vast dat datzelfde BIPT in haar rol als etherpolitie faalt. Het resultaat is dat het nog altijd moeilijk is om alle radio's het nodige luistercomfort te garanderen. De samenwerking tussen de gemeenschappen en het BIPT moet dan ook eindelijk worden gerealiseerd, wat meteen ook een oproep is voor de federale overheid. (Applaus bij CD&V, VLD-Vivant, sp·a-spirit en N-VA)
Na de tussenkomst van de heer Caron moet ik niet meer op zoveel antwoorden. Hij heeft al op heel wat vragen een antwoord gegeven.
Besparen in de sector die iemand na aan het hart ligt, is nooit aangenaam. Als men moet besparen, is het de individuele verantwoordelijkheid van de minister om te kijken waar hij die besparingen doorvoert. Ik heb er geen enkel probleem mee om die verantwoordelijkheid te nemen. Bij Jeugd hebben we wel geprobeerd om de besparingen zo klein mogelijk te houden. Gemiddeld waren er tussen de acht en tien procent besparingen. Bij Jeugd gaat het om ongeveer drie procent besparingen in 2004 en in 2005 is er integendeel opnieuw een groei.
Waar had ik anders moeten besparen dan op het lokale jeugdbeleid? Besparen op het landelijke jeugdwerk had het jeugdwerk recht in het hart getroffen. Besparen op projecten en experimenten had de dynamiek binnen het jeugdwerk geremd.
Het Vlaamse aandeel in het lokale jeugdwerk bedraagt 20 tot 25 procent. Zelfs als de gemeenten de drie procent besparing niet compenseren, dalen de werkingsmiddelen van het lokale jeugdwerk met amper 1 procent. Daarnaast ging ik ervan uit dat nogal wat gemeente die besparing zouden compenseren. Ten slotte zijn de middelen voor het lokale jeugdwerk de voorbije jaren fors gestegen.
De besparingen in de het lokale cultuurbeleid zijn van een andere aard. In 2004 besparen we voornamelijk op mogelijke uitgaven. Ik besef dat deze maatregel vooral in Gent onaangenaam is overgekomen. In 2005 voeren we geen netto besparingen door. We remmen de groei van de uitgaven af.
Ik aanvaard dat de jeugdsector van contractbreuk spreekt wanneer we het over het begrotingsjaar 2004 hebben. Niet wanneer we het over 2005 hebben. Inzake lokaal cultuurbeleid is er eigenlijk maar in één geval sprake van contractbreuk. In 2005 is geen sprake van contractbreuk, tenzij we er plots van uitgaan dat elk decreet in alle omstandigheden maximaal uitgevoerd moet worden. Vijf jaar geleden werd gemiddeld maar 53 procent van het decretaal bepaalde bedrag uitbetaald. Ik dank de Vlaamse regering omdat ze me desondanks de kans heeft geboden de nodige prioriteiten te leggen.
Topsport en sport voor allen zijn niet tegengesteld. In 2005 stijgen de middelen voor topsport sterk. Ik heb daar bewust voor gekozen omdat ik volgend jaar het sport-voor-allen-beleid grondig wil herzien. Fors investeren in een beleid dat ik wil herzien, is zinloos.
Op het contract Jeugdsport wordt evenmin bespaard want er waren maar middelen vrijgemaakt voor een half jaar. Het is een bewuste heroriëntering om het topsportactieplan te lanceren. Het biedt Bloso de kans zijn sport-voor-allen-beleid voort te zetten. Op het einde van deze regeerperiode wil ik ook op sportief vlak een mooi palmares voorleggen.
De beleidsnota Media leidt niet tot controverse. We staan voor grotere uitdagingen dan de concurrentiestrijd tussen VRT en VTM. Mijn beleidsnota gaat ervan uit dat de media snel evolueren, en daarom moeten we blijven investeren in de openbare omroep. Als we de openbare omroep decommercialiseren, verdwijnen de landelijke commerciële radio's.
De beleidsnota dringt aan op meer transparantie. De VRT houdt commerciële inkomsten en openbare financiering voortaan boekhoudkundig uit elkaar. De inkomsten van de regionale omroepen zullen wellicht dalen als gevolg van onze beslissing om te besparen op communicatie. Ik overweeg een impuls vanuit een ander bevoegdheidsdomein.
De pluriformiteit van onze pers verdient inderdaad alle aandacht. De toenemende concentratie van de geschreven pers kunnen we moeilijk tegengaan. Ik kan de federale Raad voor Mededinging alleen vragen attent te zijn. Wanneer een industriële partner intreedt, is het bijzonder belangrijk dat de identiteit, de titel en de redactionele onafhankelijkheid bewaard blijven. Ik probeer steun aan de geschreven pers voortaan afhankelijk te maken van de redactionele onafhankelijkheid.
Ik ben net zoals de heer Schueremans begaan met een kwalitatieve openbare omroep. Daarnaast vind ik ook dat het BIPT niet streng genoeg optreedt als etherpolitie. Eigenlijk valt het BIPT onder de bevoegdheden van een federale VLD-minister.
Ik heb de federale minister ook gevraagd een forfaitaire billijke vergoeding aan te rekenen aan de lokale radio's met een beperkt zendvermogen.