Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de werking van de filmkeuringscommissie na het arrest van de Raad van State
Verslag
Aan de orde zijn de samengevoegde actuele vragen van mevrouw Merckx-Van Goey en de heer Arckens tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de werking van de filmkeuringscommissie na het arrest van de Raad van State
Vorige week verklaarde een arrest van de Raad van State dat de filmkeuringscommissie ongeldig is samengesteld. Volgens de raad is filmkeuring geen bevoegdheid van de gemeenschappen en geen zaak van jeugdbescherming. De wet van 1920 die kinderen onder 16 jaar niet tot de bioscoopfilms toelaat, geldt dus opnieuw. In 1939 is daarvan afgeweken door de oprichting van een commissie, maar dat wordt nu teniet gedaan. In de vorige regeerperiode keurde de regering een samenwerkingsakkoord tussen de gemeenschappen over de filmkeuring goed en gelastte ze de voorbereiding van een voorontwerp van decreet daarover.
De Franse gemeenschapsminister vindt dat filmkeuring een gemeenschapsbevoegdheid is. De federale overheid lijkt trouwens niet geïnteresseerd in die bevoegdheid. Er is dus een impasse.
Momenteel zijn uitbaters strafrechterlijk verantwoordelijk voor de bezoekers die ze toelaten. Ze hebben recht op duidelijkheid. Het volstaat niet om de wet van 1920 gewoon af te schaffen. Er moet een rechtsgeldige regeling komen. Hoe zal de minister de bioscoopuitbaters geruststellen? Hoe zal hij ervoor zorgen dat de regelgeving van 1920 aangepast wordt?
In 1990 werd een intergemeenschappelijke filmkeuringscommissie opgericht om te oordelen welke films voor welke leeftijdsgroepen geschikt zijn. De wet van 1920 is inderdaad verouderd en laat enkel bioscoopbezoek vanaf 16 jaar toe. In de vorige regeerperiode was er een voorontwerp van decreet om een onderscheid te maken tussen films geschikt vanaf 12 jaar en films voor iedereen. In een advies daarover stelt de Raad van State dat filmkeuring een federale bevoegdheid is. Een recent arrest van de Raad van State bevestigt dat. De wet van 1920 blijft dus van kracht. Een Gentse professor zegt dat handelen volgens het voorontwerp onwettig is. Terecht wil de Vlaamse Regering dat aanvechten met juridische argumenten.
Minister Onckelinx zegt dat het arrest geen kracht van gewijsde heeft en dus kan genegeerd worden. Wat zal de minister doen met het arrest en met het voorontwerp van decreet van de vorige Vlaamse Regering?
De filmuitbaters en de bezoekers hoeven zich dus geen zorgen te maken: de wet van 1920 zal niet uitgevoerd worden. De federale minister van Justitie zegt immers dat het arrest enkel geldt voor de film in kwestie.
Er moet wel zo snel mogelijk duidelijkheid komen, daarbij moet rekening gehouden worden met het arrest. Het federale parlement moet duidelijk maken dat filmkeuring onder jeugdbescherming, een gemeenschapsbevoegdheid, valt. Daarover zijn trouwens alle beleidsgeledingen het eens.
Ondertussen zullen we, zoals aangekondigd in het regeerakkoord, de filmkeuringprocedure herzien. Daarbij kan het Nederlandse zelfreguleringsysteem een voorbeeld zijn. Dat systeem is trouwens al van toepassing op de verhuur van films.
Ik ben blij dat de minister de onrust wegneemt en zich voorneemt om een oplossing te vinden en de wet te actualiseren.
Ik hoop dat er zo vlug mogelijk overlegd wordt tussen de verschillende beleidsniveaus want de wet is overduidelijk verouderd. Kan de minister meer uitleg geven over het Nederlandse zelfregulerende keuringsorgaan?
In de commissie zal dat uitgebreid besproken worden. In Nederland maakt het Kijkwijzersysteem met pictogrammen duidelijk voor welke categorieën films geschikt zijn. De sector speelt een grote rol daarbij. Totnogtoe leverde het systeem geen problemen op, er is echter een beroepsmogelijkheid.
Het incident is gesloten.