Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is de beleidsnota Wetenschaps- en Technologiebeleid 1999-2004, ingediend door mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, en de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Economie, ruimtelijke Ordening en Media.
De bespreking is geopend
Wetenschap en technologie spelen een zeer belangrijke rol in de huidige samenleving, niet alleen in het licht van de ontwikkeling van onze economie, maar ook op de domeinen cultuur, gezondheidszorg en mobiliteit. Ze beïnvloeden dus de leefkwaliteit in het algemeen. Naast arbeid en kapitaal is kennis dus een factor van grote betekenis.
Vlaanderen is het aan zichzelf verplicht om daarvoor grote inspanningen te doen : we hebben geen andere grondstof dan grijze cellen. Men kan overwegen om in het buitenland goede krachten aan te trekken, zoals de VS en Frankrijk dat doen. Men kan ook eigen innovatieve krachten stimuleren. Dat vraagt een samenspel tussen de vele actoren : onderzoekers, ondernemers, werknemers en overheid.
In het verleden hebben de opeenvolgende Vlaamse regeringen ter zake grote inspanningen gedaan. Gaston Geens heeft met Flanders Technology een grote gevoeligheid voor wetenschap en technologie gecreëerd. Sedertdien werd er op grote schaal omgeschakeld van arbeidsintensieve naar kennisintensieve jobs.
Dat uit zich in nieuwe hightech bedrijven zoals Ubizen, Innogenetics, Lernout & Hauspie en Real Software. Daardoor spelen we wereldwijd mee.
Alleen Ubizen is gegroeid vanuit een spin-off. Alle andere bedrijven zijn ontstaan uit privé-initiatieven.
Het gaat om een synergie tussen vele partners. De overheid moet ondersteunend optreden.
Overigens is deze regering niet altijd even consequent. Ze geeft het vrije initiatief niet altijd alle kansen. Ik denk daarbij onder meer aan het jeugdbeleid. U heeft mij hierover dus geen lessen te geven. (Protest bij AGALEV).
Het etatisme van de groenen is voldoende bekend. Dat zullen we de komende jaren ten overvloede bewijzen.
De voorbije twintig jaar heeft de Vlaamse regering in wisselende coalities een strategische visie ontwikkeld over wetenschap en technologie. Dat heeft geleid tot goede resultaten. Wij leven met de reële angst dat al wat is opgebouwd zal stilvallen, zodat Vlaanderen niet meer zal meekunnen in deze dynamiek.
Dat is de essentie van het debat. Ik heb de tekst gelezen van de persconferentie van de heer Van den Brande die op dit domdein toch een belangrijke bevoegdheid heeft gehad. Wij gaan ervan uit dat de cijfers duidelijk zijn, dat we bepaalde zaken zullen evalueren en dat het Rekenhof toch een duidelijk standpunt heeft ingenomen over het clusterbeleid. Wij moeten een nieuw kader creëren. In de pers lees ik dat de kredieten voor industrieel onderzoek teruggeschroefd zullen worden en dat de dynamiek van 2,5 miljard frank per jaar wordt afgeremd. Op dit ogenblik is er echter geen behoefte aan nieuwe middelen. Er moeten wel nieuwe impulsen gegeven worden.
Deze regering moet erg veel evalueren. Het lijkt wel een truc om niets te moeten doen en om de eigen incompetentie te verbergen
De vorige regering heeft het wetenschapsbeleid onoverzichtelijk gemaakt. Daardoor is een evaluatie noodzakelijk.
De bevoegdheid voor wetenschapsbeleid is nu verspreid over drie ministers. Daardoor ontbreekt een coherent beleidsplan. Ook op andere terreinen merken we een soortgelijke versnippering.
Wij staan argwanend omdat de investeringen niet blijven groeien zoals in de periode 1995-1996. Het Vlaams budget voor wetenschapsbeleid wordt niet langer met 2,5 miljard frank per jaar opgetrokken. Als we dat niet aanhouden, dan gaan we in feite weer achteruit. De basisfinanciering van de universiteiten wordt evenmin substantieel gewijzigd. Nochtans gaat het hier om een belangrijke partner om het beleid waar te maken.
De vorige regering heeft altijd de basisfinanciering van de universiteiten verwaarloosd.
De context was toen heel anders. De regering heeft toen de basis gelegd voor een economische heropleving waarvan de huidige regering de vruchten plukt. Daartoe moest er bespaard worden.
In de jaren tachtig hebben wij een gelijksoortig beleid gevoerd. U herinnert zich nog hoe dat geëindigd is op 13 december 1987. Dat beleid heeft geleid tot de economische heropleving van de jaren 1989-1991. Uw verwijten missen elke grond. U hebt 12 jaar lang de kans gehad om keuzes te maken. Nu doen wij het.
U verwijt ons dat we een einde hebben gemaakt aan de groeidynamiek in het wetenschapsbeleid. Het regeerakkoord is duidelijk : in het jaar 2000 zullen we het wetenschapsbeleid herpositioneren. Daar zijn goede redenen voor. Zo heeft het Rekenhof de onwettigheid aangeklaagd van de financiële clusters. Het innovatiedecreet moet nu worden geïmplementeerd.
Er zijn drie uitvoeringsbesluiten nodig : dat over het financiële beleid wordt volgende week voorgelegd op de ministerraad. We zullen ook een besluit opstellen in verband met de samenwerkings-verbanden, zodat we van het clusterprobleem afgeraken en tot een transparante financiering komen.
Het Vlaams Instituut voor de bevordering van het Wetenschappelijk en Technologisch Onderzoek in de Industrie (IWT) heeft nog geen bijkomende middelen gevraagd.
Ik hoor andere geluiden in de adviezen van de Raad voor Wetenschapsbeleid.
Ik neem aan dat de universiteiten altijd om meer middelen zullen vragen.
Ik stel vast dat de CVP zich blijft concentreren op het financiële plaatje.
U verwijt de groenen etatisten te zijn. De inspanningen vanuit het bedrijfsleven voor innovatie zijn altijd groter geweest dan die van de overheid. Ik pleit voor een bescheiden opstelling van de overheid.
Het gaat om de synergie tussen de verschillende partners. De overheid moet meer risico's durven te nemen.
Er is nood aan een evenwichtiger beleidspakket. De overheid moet ervoor zorgen dat de hele ketting van kennisschepping over kennisspreiding tot kennisaanwending, onder meer voor KMO's, aan bod komt. Tijdens de voorbije regeerperiode werden de middelen gelijkmatig verdeeld over onderzoek met een academisch en met een economisch doel; onderzoek dat de kwaliteit van het overheidsoptreden moet verbeteren werd uitgebreid. Ik heb niet het gevoel dat verder wordt gezocht naar evenwicht. Zo zullen de hogescholen geen rol meer kunnen spelen in het innovatiebeleid; dat is in strijd met het hogeschooldecreet
Waar leest u dat?
Het staat wel degelijk in de beleidsnota.
Dat is niet waar. Het gaat erom wie de financiering bepaalt van het HOBU-fonds. Bij de begrotingscontrole zal het bedrag van het HOBU-fonds trouwens eenmalig worden opgetrokken.
De heer Martens moet er de pagina's 28 en 29 van de beleidsnota op nalezen. Daar staat dat de hogescholen volwaardige partners zijn. Ook zijn verklaringen over de basisfinanciering van de universiteiten missen elke grond.
De Vlaamse regering moet niet alles alleen willen doen. Samenwerking met de federale overheid, het bedrijfsleven en de onderzoekswereld is nodig. Ook de onderlinge samenwerking tussen bedrijven en kenniscentra moet worden bevorderd.
Vlaamse instrumenten zoals het IWT, het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) en het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF) moeten beter worden gecoördineerd, net zoals het Interuniversitair Micro-Elektronica Centrum (IMEC), het Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie (VIB) en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO)
Ik begrijp u niet. De VITO werd twee jaar geleden geëvalueerd. De vorige regering heeft nagelaten om daar beleidsgevolgen aan te verbinden. Met het oog op een evaluatie van het VIB werd een expertenbureau aangesteld. IMEC heeft dit jaar uitstekende resultaten voorgelegd. Wat bedoelt u met nood aan coördinatie? Wilt u dat deze instellingen worden samengevoegd?
Het samenspel tussen de verschillende instellingen moet worden versterkt.
Het IWT heeft de opdracht gekregen om autonoom budgetten voor industrieel onderzoek toe te wijzen. Wat is het verband tussen de werking van IMEC, VITO en VIB? Wat brengt u ertoe om coördinatie te vragen?
Het IWT, FWO en BOF enerzijds en IMEC, VITO en VIB anderzijds moeten beter op elkaar worden afgestemd.
Tussen het IWT en het Fonds voor Industrieel Onderzoek in Vlaanderen (FIOV) was in het verleden de cohesie zoek. Het innovatiedecreet heeft alle middelen van het FIOV naar het IWT overgeheveld. Zo worden alle actoren op het terrein geresponsabiliseerd. De overheid moet dan alleen voor de nodige kredieten zorgen. Ik begrijp de kritiek van de heer Martens niet.
De federale overheid beweegt zich op het Vlaamse terrein met haar Internet-roadshow. De samenwerking met het federale niveau moet worden verbeterd : zo kan nagedacht worden over de aanwending van de federale middelen voor ruimtevaartonderzoek en vennootschapsbelasting om het Vlaamse beleid voor onderzoek en ontwikkeling te begeleiden. Er moet meer aandacht worden besteed aan permanente vorming. Ook in dit kader ontbreekt de samenhang.
De Vlaamse regering werkt samen met het Europese niveau : minister Vanderpoorten en ikzelf waren onlangs te gast bij Europees commissaris voor Wetenschapsbeleid Busquin. We hebben overleg gepleegd over de samenwerkingsmogelijkheden
Uw kritiek over het Internet-initiatief van federaal minister Demotte is terecht. De roadshow zal 50 miljoen frank kosten. De Vlaamse regering heeft dat zelf van de hand gewezen; we zijn andere initiatieven aan het uitbouwen. Ik heb bij premier Verhofstadt mijn bezorgdheid geuit over het initiatief van minister Demotte. Tijdens de voorbereiding van de informele top in Lissabon, volgende zondag, zal ik hierover overleg plegen met minister Demotte.
Het laatste punt dat ik wil aanhalen is de samenwerking met Europa en met de rest van de wereld. Middelen voor internationale bilaterale samenwerking zijn absoluut noodzakelijk. Vlaanderen moet het van kennis hebben en moet de internationale evolutie op het gebied van wetenschap op de voet kunnen volgen. Er moet geld zijn voor succesvolle stimuleringsacties in de universiteiten, ook wat internationale samenwerkingsprogramma's betreft. Het hele internationale aspect wordt in deze beleidsnota onderbelicht en het lijkt alsof de huidige regering het wetenschapsbeleid wil afbouwen. Dat zou een ramp zijn. De inspanning van de vorige regering om Vlaanderen te laten meetellen in internationale context moet krachtig worden doorgezet. (Applaus bij de CVP)
Ik wil alleen maar opmerken dat in de begroting 2000 voor het HOBU-fonds 180 miljoen frank is uitgetrokken en dat er in de budgetcontrole in een verhoging van 70 miljoen frank is voorzien. In het totaal zal het fonds in de nabije toekomst dus kunnen beschikken over 240 miljoen frank
Wetenschappelijk onderzoek dient om onze kennis te vergroten. In Vlaanderen is het van levensbelang, omdat wij het precies van onze kennis moeten hebben. Daarom stelt de Vlaamse overheid substantiële middelen ter beschikking voor onderzoek en ontwikkeling. De overheid ziet erop toe dat die middelen zo efficiënt mogelijk worden gebruikt.
De vorige regering plaatste wetenschaps- en technologiebeleid eveneens hoog op de agenda. De jaarlijkse investering van 2 miljard frank heeft ertoe bijgedragen dat de kredieten voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) in Vlaanderen sneller stijgen dan bij de vijf belangrijkste handelspartners. Toch haalt Vlaanderen nog steeds niet het gemiddelde van deze partners. Er is dus nog een belangrijk deel van het traject af te leggen.
In de beleidsnota wordt ervoor gepleit de kredieten voor 2000 constant te houden en om vanaf 2001 opnieuw meer te investeren. Dat ligt in de lijn van het regeerakkoord. Dit jaar kan in het teken staan van evaluatie en kan gewerkt worden aan een efficiënter en doorzichtiger beleid. De versnippering veroorzaakt door uiteenlopende subsidiërings-kanalen en in de toekenning van de kredieten moet worden bestreden. De VLD-fractie dringt er ook aan de innovatie- en samenwerkingsverbanden eenduidig te steunen. De clusters en de valleien kunnen nuttig zijn, maar ze moeten beter omschreven en onderbouwd worden.
De aanpak van minister Vanderpoorten en minister Van Mechelen kan als rationalisatiepolitiek omschreven worden. Een aantal van de kleinere programma's voor onderzoeksfinanciering worden daadwerkelijk naar het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF) van de universiteiten zelf, overgeheveld. Vanuit de VLD steunen wij de versterking van de slagkracht van de universiteiten, onder meer door de toelagen aan het BOF op te trekken. Het FWO en het BOF zullen op die manier even sterke kanalen worden die beide de financiering van het fundamenteel onderzoek verzekeren. Overleg tussen het FWO en de universiteiten is natuurlijk wenselijk om de complementariteit van de acties te verzekeren. De federale ondersteuning uit de interuniversitaire actieprogramma's moet daar ook bij betroken worden. Via het BOF regelt de minister uiteindelijk het aanslepende dossier om de vaste vorsers van het FWO in het ZAP-kader van de universiteiten op te nemen.
Universiteiten een verhoogde autonomie geven is geen vrijbrief. Daarom moet werk worden gemaakt van een heldere kwaliteitsbewaking en een beoordeling van het wetenschappelijk onderzoek. Het wetenschappelijk onderzoek zou net als het academisch onderwijs systematisch moeten worden beoordeeld. De minister zou de universiteiten moeten vragen een rapport op te stellen over het onderzoek dat de overheid mee financiert. Een goede evaluatie moet immers ook als basis dienen om de verdeelsleutel voor de middelen van het BOF te herzien. In deze nieuwe sleutel zal een groter gewicht worden gegeven aan de wetenschappelijke productie en de kwaliteit ervan.
De doelgroep voor het technologische innovatie-beleid is de hele Vlaamse bedrijfswereld. Binnen het toegelaten EU-kader is het altijd risicovol om een groep bedrijven te beoordelen met geografische of sectorale argumenten. Het vorige beleid was gedeeltelijk aan sectorale impulsprogramma's opgehangen. Economisch gezien is dat gevaarlijk omdat het nooit om neutrale keuzes van de overheid gaat. Wij noteren met genoegen dat de huidige regering bedrijven wil steunen, los van de sector waarin zij opereren
Als de vorige regering één ding niet heeft gedaan, dan is het een sectoraal beleid voeren. Integendeel, wij hebben dat soort beleid juist afgebouwd. Gesubsidieerd impulsbeleid heeft niet met sectoraal beleid te maken. Clusters en valleien dienen om bepaalde bedrijven te groeperen, over de sectoren heen.
De heer Schepens heeft in zekere zin gelijk. Clustervorming is toch altijd op een bepaalde sector gericht. Maar de vorige regering is inderdaad afgestapt van een sectoraal beleid zoals we dat vroeger kenden.
De heer Van Rompuy heeft gelijk dat tijdens de vorige regeerperiode werd afgestapt van het sectoraal beleid. Het wetenschapsbeleid en het industrieel onderzoek moeten ook af van de zogenaamde verticale assen. In de huidige economie zijn samenwerkingsverbanden niet langer sectoraal gericht, ze zijn met andere woorden horizontaal. Autofabrieken werken bijvoorbeeld samen met glas- en textielfabrieken. Het project Flanders Drive van de heer Van den Brande is daar een mooi voorbeeld van. Dat soort beleid willen we ondersteunen. Zo kan het bijvoorbeeld nuttig zijn om alle bedrijven die met toepassingen van aluminium werken, te verenigen in een project. Het is ook dat soort beleid dat de heer Schepens hier verdedigt
Het innovatiedecreet op zich is een mager beestje. Het legt een aantal principes vast en behandelt aantal problemen. De nieuwe beleidsverantwoordelijken zullen het decreet nog moeten invullen. Vereenvoudiging kan daarbij een sleutelwoord zijn.
De vorige regering verschool zich achter de goedkeuring van het innovatiedecreet alvorens de financieringsregels te herzien. Wij hopen dat er nu snel een financieringsbesluit komt dat de steunmogelijkheden voor bedrijven verruimt en ze efficiënter en doorzichtiger maakt. De noodzaak om impulsprogramma's te starten, valt dan weg.
De VLD vraagt dat er een gestroomlijnd wetenschaps- en innovatiebeleid wordt uitgetekend en wenst de ministers Vanderpoorten en Van Mechelen veel sterkte toe bij de implementatie ervan. Er dient gezorgd te worden voor een efficiënte administratieve structuur die het beleid ondersteunt. Hoewel er de laatste jaren vooruitgang geboekt is, blijven veel initiatieven eenmalig waardoor Vlaanderen bijvoorbeeld nog altijd niet over een consistent geheel van indicatoren beschikt om de evaluatie van zijn potentieel op te volgen.
In het regeerakkoord werd er al melding gemaakt van de oprichting van een parlementair instituut voor wetenschappelijk en technologisch aspectenonderzoek. In de beleidsnota staat niet hoe dat concreet vorm kan krijgen. Het wordt immers een instelling van het Vlaams Parlement. Ik dring erop aan dat het instituut geen autonome onderzoeksinstelling wordt. Vlaanderen heeft al heel wat knowhow in de universiteiten en de onderzoeksinstellingen, die de onderzoeken kunnen uitvoeren. Het parlementaire instituut dient een belangrijke toegevoegde waarde te creëren en meta-analyses te maken. Op die manier kan een bestaande lacune opgevuld worden. Daarbij moet er echter over gewaakt worden dat de complementariteit verzekerd wordt met de bestaande actoren, met name de universiteiten, de onderzoeksinstellingen en de adviserende instanties.
De beleidsnota is een goede nota met een visie op een geïntegreerd beleid. De VLD zal die dan ook ondersteunen en goedkeuren. (Applaus bij de VLD, AGALEV en VU&ID
We onderschrijven de beleidsnota om een aantal redenen. Zo wordt de steun voor het basisonderzoek verhoogd. Ik hoop dat daarmee de tijd voorbij is dat hoogleraren geld bijeen moeten schrapen om een congres in de Verenigde Staten te kunnen bijwonen. Verder is duurzame ontwikkeling een duidelijke beleidslijn. Dat is een groot verschil met de vorige beleidsnota. Het komt er nu op aan dat beleid ook uit te werken. In alle facetten van het technologische basisonderzoek dient men bijvoorbeeld rekening te houden met het aspect duurzame ontwikkeling.
Ook wordt er meer aandacht besteed aan de kwaliteit van het onderzoek. Positief is onder meer de evaluatie, op voorwaarde dat die niet leidt tot meer administratieve rompslomp voor de onderzoekers. Verder wordt er orde gebracht in de chaos van het beleidsvoorbereidende onderzoek.
Over de VITO heb ik gemengde gevoelens. Dat is een belangrijk instituut evenwel met een zeer zware erfenis uit het verleden. Het is niet het dynamisch instituut dat het zou moeten zijn. Verder stel ik vast dat de internationale samenwerking tussen de VITO en de industrie daalt. Nochtans is een van de succesfactoren van het IMEC precies het opzetten van netwerken met koplopers over heel de wereld. Dat is ook noodzakelijk voor de VITO
Ik geef toe dat de evaluatie van het VITO ons kopzorgen berokkent. In dat instituut is veel competentie aanwezig maar de waaier van de onderzoeksdomeinen is te breed. In opdracht van voormalig minister-president Van den Brande is er een screening gebeurd. De resultaten daarvan moesten leiden tot een nieuwe strategische nota. De beheersovereenkomst liep af op 31 december 1998 maar werd toen met één jaar verlengd. In december 1999 hebben we een nieuw voorstel gekregen. Dat wordt momenteel besproken met de nieuwe leidinggevende ambtenaar en de voorzitter van de raad van bestuur. We gaan na hoe er nieuwe accenten gelegd kunnen worden. We vragen de VITO de onderzoeksdomeinen te beperken en diepgaander onderzoek uit te voeren. Na de evaluatie van een aantal onderzoeksrapporten over de best beschikbare technologie heb ik vastgesteld dat het instituut vooral opsomt van wat er op het terrein beschikbaar is, maar dat het te weinig beleidsvoorbereidend werk verricht. Het is de bedoeling om de VITO een tweede kans te geven zodat ze haar positie kan innemen als onafhankelijke deskundige onderzoeksinstelling
In de beleidsnota wordt terecht gewezen op de problematische samenwerking tussen het VIB en de universiteiten. Het raamakkoord dringt de universiteiten in een ondergeschikte rol. We moeten dringend weten welke impact het VIB op de universitaire laboratoria heeft, omdat sommige onderzoeken helemaal niet door het instituut gefinancierd worden. Vooral met betrekking tot het kritische maatschappelijke onderzoek dringt het VIB contracten op en oefent ze controle uit. Dat belemmert de vrijheid van het onderzoek.
Verder is een goede maatschappelijke valorisatie van de kennis uit de humane en sociale wetenschappen belangrijk. Er bestaat een duidelijke ketting tussen de producenten van technologische kennis en de industriële implementatie ervan. Bij humane en sociale wetenschappen is die ketting niet aanwezig. Om de slaagkansen van de technologische innovatie te optimaliseren is het belangrijk om zo vroeg mogelijk de maatschappelijke inpasbaarheid na te gaan. Zo heeft Philips bijvoorbeeld geen succes geboekt met een aantal technologisch innovatieve producten omdat men te weinig rekening heeft gehouden met de gebruiker. Ik pleit ervoor om de strategische technologie voor welzijn en welvaart (STWW) te herijken. Er moet een synergie tussen de technologische ontwikkeling en de kennis in de maatschappelijke wetenschappen ontstaan. Het parlementair instituut voor wetenschappelijk en technologisch aspectenonderzoek moet een kennisinstituut en geen onderzoeksinstituut worden. Het parlement dient in samenwerking met de regering het maatschappelijke debat te structureren.
Volgens strategische doelstelling 5 van de nota moet het zogenaamd beleidsvoorbereidend onderzoek een antwoord bieden op nieuwe maatschappelijke uitdagingen. Vijftig percent van de Antwerpse kinderen kampt met ademhalingsproblemen. Het zou kunnen dat die met de toestand van het leefmilieu te maken hebben, maar dat kunnen we moeilijk uitmaken. Het wetenschapsbeleid investeerde vroeger in longitudinaal onderzoek naar het verband tussen milieu en gezondheid. Wij beschikken niet over gegevens uit het verleden. Voormalig minister Demeester-De Meyer trok op het einde van de vorige regeerperiode weliswaar 50 miljoen frank uit om een dergelijk onderzoek op te starten, maar dat is veel te weinig. Om een gegevensbank aan te leggen moet men immers een groot aantal analyses uitvoeren en dat kost veel meer geld. Wij zouden de VITO met dat onderzoek kunnen belasten. De laatste editie van Vrind leert ons trouwens dat de bevolking zich ernstig zorgen maakt over milieu en gezondheid.
De beleidsnota blijft enigszins beneden de verwachtingen. Er werd goed studiewerk verricht en er wordt wel zeventien keer geëvalueerd, maar al bij al blijft de tekst niet meer dan een inventaris. Waar de beleidslijnen in de toekomst zullen lopen, blijft onduidelijk. Nochtans vormen wetenschaps- en technologiebeleid de speerpunt van een goede voorbereiding op de toekomst. In de VS wordt de aanhoudende, forse economische groei al tien jaar voor de helft bepaald door bedrijven uit de innovatieve sectoren. De arbeidsmarkt verandert : in de toekomst zal niet zozeer kapitaal, dan wel kennis de basis van economische verankering zijn (Applaus bij AGALEV).
Het lijkt misschien zo te zijn dat wij ons beperken tot de traditionele aspecten van het wetenschapsbeleid, maar dat beeld verandert als men de tekst samenleest met de beleidsnota Economie. Die pleit ervoor het beleid verder te zetten en tegelijk het debat over de verankering vanuit andere uitgangspunten aan te gaan. Ook ik ben ervan overtuigd dat we moeten afstappen van het streven naar verankering door het verwerven van meerderheidsparticipaties. In de plaats van op kapitaal kunnen we beter op kennis mikken. Dat brengt overigens met zich mee dat we daarmee in het onderwijsbeleid terechtkomen : dat moet er namelijk voor zorgen dat er voldoende goed opgeleide vorsers afstuderen.
Wetenschapsbeleid interageert met de economie. De grote conjunctuurgolven van de laatste vijftig jaar hebben ons van de golden sixties via de silver seventies naar de brilliant nineties gebracht. Terwijl in de eerste periode Vlaanderen rijk werd dankzij exogene groei, trokken de buitenlandse ondernemingen zich terug in de tweede periode en werd daardoor de arbeidsmarkt herschikt. In de derde periode, die volop bezig is, wordt de groei endogeen. Daarom is het nodig het wetenschappelijk en technologisch potentieel te versterken.
Daarnaast interageert wetenschapsbeleid ook met de arbeidsmarkt. Die evolueerde in de loop van de eeuw van dominantie van de agrarische sector, over suprematie van de secundaire naar de huidige bloei van de tertiaire en quartaire sector. Die nemen inmiddels 70 tot 80 percent van de arbeidsmarkt voor hun rekening. Zelf bestaan zij nog uit harde en zachte beroepen, waarvan de eerstgenoemde van groot belang zijn voor de productiviteit. Daarom moet de instroom in de studierichtingen exacte wetenschappen voldoende groot zijn. Ik pleit niet voor de opheffing van de vrijheid van studiekeuze, maar wel voor een sturing ervan. Het komt erop aan zoveel mogelijk de interesse voor die richtingen aan te wakkeren.
Ook met de samenstelling van de actieve bevolking interageert het wetenschapsbeleid. Twintig jaar geleden werd het werk op de vloer nog gedaan door 140 jong-actieven van 20 tot en met 29 jaar tegenover 100 oud-actieven van 50 tot en met 59 jaar. Vandaag zijn beide groepen even groot, maar binnen twintig jaar zullen er nog maar 80 jong-actieven zijn tegenover 120 oud-actieven. De laatstgenoemde groep heeft het moeilijker met de absorptie van nieuwe technologie. Dat conservatisme wordt nog problematischer als men bedenkt dat 80 percent van de toekomstige werkinstrumenten nu pas wordt uitgevonden. We moeten dus dubbel investeren in de instroom waar ik het daarnet over had.
Ten slotte interageert het wetenschapsbeleid ook met de markt. Wij zijn wereldrecordhouders inzake export. Daarvan gaat drie vierde naar de buurlanden, die zelf ook geen achterlijke economie hebben. Voortdurende product- en procesvernieuwing zijn in dat verband essentieel.
De bedrijven staan nu in voor twee derde van het onderzoek, ter waarde van tachtig miljard frank. Dat is op zich fantastisch, zeker als we bedenken dat 98 percent van de Vlaamse bedrijven KMO's zijn, samen goed voor de helft van de werkgelegenheid. De minister moet de initiatieven van deze bedrijven aanmoedigen. Dat zou kunnen door fiscale maatregelen, indien dat onze bevoegdheid was. In elk geval moet de regering bij de federale overheid aandringen op dergelijke maatregelen. Voorlopig moet de regering de bedrijven aanmoedigen door subsidies van het steunpunt IWT en het HOBU-fonds.
De bijdrage van de federale overheid in het wetenschapsbeleid is beschamend laag : ongeveer tien percent van de begroting voor wetenschapsbeleid. Bovendien is de groeivoet zeer laag. Dat geld wordt dan nog vooral gebruikt voor de ruimtevaart in het kader van het ESA-programma. Dergelijke programma's hebben voor Vlaanderen een economische return van slechts 25 percent. Als België het voorzitterschap van de Unie waarneemt, moet daaraan iets veranderd worden. Er moet dan ook dringend een goed gesprek gevoerd worden met Europees commissaris Busquin.
In feite heeft de Vlaamse regering op dit domein al sinds het einde van de jaren 1980 goed werk geleverd. Er werd een einde gemaakt aan de slechte situatie maar het moet nog beter.
De heer André Denys, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
De vraag is wat er gebeurt met de middelen van de Vlaamse overheid. Tijdens de vorige regeerperiode werd er te veel geld uitgegeven voor beleidsvoorbereidend onderzoek. Daarnaast werd het budget voor onderzoek met een economisch doel nagenoeg verdubbeld. Cruciaal is echter het niet gerichte, grensverleggende onderzoek. Daarvoor werd niet zo veel extra geld uitgetrokken.
Bovendien is de eerste financieringsstroom van de universiteiten nauwelijks toegenomen. Van 1990 tot nu is die in absolute cijfers toegenomen met 25 percent, wat neerkomt op een toename met 7 tot 8 percent in reële termen. De studentenpopulatie is echter met 25 percent gegroeid, wat betekent dat de middelen per student sterk gedaald zijn. Het aantal ZAP-ers is met 5 percent gedaald. Het is dan ook niet mogelijk om 25 percent van de middelen van de universiteiten te gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek, zoals eigenlijk zou moeten. Professoren moeten trouwens doceren en examineren en hebben geen tijd voor onderzoek. Uit een analyse van de adjunct-kabinetschef van minister Vanderpoorten is gebleken dat de ZAP-ers en de assistenten meer dan 50 uur per week werken en toch minder aan onderzoek doen dan vroeger.
Daarom is ook dringend meer geld nodig voor FWO-beurzen. Die worden namelijk aangevraagd door de besten van iedere generatie. Tijdens de voorbije regeerperiode zijn het aantal mandaathouders en post-docs toegenomen. Nochtans krijgen slechts 20 percent van de aanvragers ook werkelijk een beurs. De minister moet het huidige cijfer van 600 mandaathouders en 400 post-docs op zijn minst verdubbelen. Dat zou een toekomstgerichte aanpak zijn.
Het gaat hier om een cruciale beleidsnota, en daarom moet ze ook zeer goed zijn. Ik begrijp dat de regering een inventaris heeft opgemaakt. Er is de voorbije jaren namelijk veel gebeurd en dat moeten we kunnen evalueren. We moeten ons bezinnen om dan op een toekomstgerichte manier tot een optimale ontwikkeling van wetenschapsbeleid en technologie te komen. Daarom vragen we dat de beleidsbrief volgend jaar concreter zou zijn. (Applaus)
De heer Voorhamme, die hier nu het woord zou voeren, heeft zich laten verontschuldigen.
De heer Martens stelt dat er de voorbije twintig jaar veel inspanningen werden gedaan voor wetenschapsbeleid. Ook tijdens de vorige regeerperiode hebben we aan toenmalig minister-president Van den Brande gezegd dat we zijn inspanningen naar waarde wisten te schatten. We hebben er evenwel aan toegevoegd dat de manier waarop dat gebeurde niet altijd overzichtelijk was. Daarom hebben we in deze beleidsnota vooral aandacht besteed aan de evaluatie van het gevoerde beleid. In de beleidsbrieven zullen we concrete programma's voorstellen. Ook de betrokkenen zelf zien trouwens in dat het beleid moet worden gecorrigeerd.
De verdeling van de bevoegdheid over twee ministers werd ingegeven door de negatieve ervaringen van de vorige regering. Toen hebben we in de bevoegde commissie immers ondervonden dat het geen contact was tussen de minister-president die bevoegd was voor het wetenschappelijk onderzoek en het zogenaamde tertiaire onderwijs dat instaat voor een belangrijk deel van het onderzoek. De toekomst zal uitwijzen of onze werkwijze tot betere resultaten leidt. De beleidsnota voor wetenschapsbeleid moet immers samen met die voor onderwijs en vorming en voor economie gelezen worden.
Mijn fractie heeft geen problemen met evaluaties en correcties. Het is echter niet juist dat men in de universitaire wereld niet tevreden is met de inspanningen van de vorige regering, integendeel.
Ik heb niet gezegd dat de inspanningen niet gewaardeerd werden. Dat geldt zeker voor de sommen die werden uitgetrokken voor onderzoek. Alleen moeten ze op een transparante manier worden toegewezen. Overigens is het niet waar dat de hogescholen uitgesloten zijn van die subsidies of dat zelfs maar de groei van hun middelen voor onderzoek gestopt is.
Ons oordeel over die kwestie is vanzelfsprekend gebaseerd op de begroting, omdat we als leden van de minderheid niet op de hoogte zijn van de plannen voor de begrotingscontrole. We kijken wel met belangstelling uit naar die begrotingscontrole, omdat de regering herhaaldelijk heeft aangekondigd dat ze extra middelen wil uitrekken voor verschillende maatregelen en programma's. We vermoeden dat de begrotingscontrole tot grote wijzigingen zal leiden.
Ik had het niet over de begrotingscontrole, maar wel over de begrotingen die volgen. De leden van de minderheid maken te vaak gebruik van het excuus dat de vorige regeringen over onvoldoende geld beschikte. Bij de investeringen die wel gebeurd zijn heeft men wellicht verkeerde prioriteiten gesteld. De basisfinanciering van de universiteiten is nu voor het eerst sinds lang verhoogd. Dat hebben de universiteiten gewaardeerd en ze hebben ook begrepen dat het hier ging om een eerste stap.
Ik heb mijn kritiek ook bij VU&ID gehoord. Ik sta dus niet alleen.
Tijdens de vorige regeerperiode zijn er inderdaad belangrijke inspanningen gedaan. Natuurlijk kan er altijd gediscussieerd worden over prioriteiten. Bij een evaluatie van het verleden moet altijd met de maatschappelijke context rekening worden gehouden. In het verleden waren de bevoegdheden niet altijd doorzichtig verdeeld en hadden de parlementsleden niet altijd inzicht in de manier waarop het geld werd besteed. Dat hebben we indertijd ook al aangeklaagd.
We gaan verder met het PC/Kadee-project. Totnogtoe werd echter te eenzijdig in infrastructuur geïnvesteerd en werd de begeleiding verwaarloosd.
De opmerkingen van de heer Holemans zijn voor een groot stuk verwoord in het regeerakkoord en de beleidsnota. De administratieve rompslomp is inderdaad te groot. Het gaat om een algemeen probleem, maar de Vlaamse regering werkt daaraan. Er is inderdaad nood aan meer autonomie voor de universiteiten, maar de overheid moet er wel over waken dat de kwaliteit niet in het gedrang komt. Er zal een systeem van kwaliteitscontrole worden uitgewerkt. Er moet inderdaad orde komen in de chaos. Het regeerakkoord verwijst in dit verband naar de noodzaak van een inventarisering van de middelen om te komen tot een drastische vereenvoudiging. We willen niet alleen aandacht besteden aan kortlopende projecten; ook longitudinaal onderzoek moet worden bevorderd, onder meer over de relatie tussen gezondheid en milieu. Ook het onderzoek in de humane en sociale wetenschappen moet worden gesteund. Er moeten voldoende onderzoekers worden gevormd. Jongeren moeten worden gestimuleerd in hun interesse voor wetenschap. De beleidsbrief zal meer duidelijkheid brengen over concrete punten. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Ik wil dit debat optimistisch beëindigen. In Vlaanderen werd de laatste jaren bewust in wetenschapsbeleid geïnvesteerd. Het wetenschapsbeleid wordt al lang gezien als de toekomst van Vlaanderen. Als er een domein is waar Vlaanderen kan zeggen : wat we zelf doen, doen we beter, is het wel dat van het wetenschapsbeleid. Europees commissaris Busquin heeft ons erop gewezen de Belgische statistieken een vertekend beeld geven : het wetenschapsbeleid in België is immers vooral een Vlaamse aangelegenheid. Vlaanderen scoort zelfs beter dan het Europese gemiddelde.
De heer Busquin heeft blijkbaar een enorme mentale reconversie ondergaan.
We staan aan het begin van een zeer boeiende periode. Het federale planbureau voorspelt een economische groei tot het jaar 2004. De kunst zal erin bestaan erin om de economische groei om te zetten in duurzame ontwikkeling. Dat moet leiden tot meer welvaart en welzijn voor allen.
De implementatie van nieuwe technologieën kan leiden tot een verhoging van het levenscomfort. De kennis moet positief worden aangewend, zodat ook het levenscomfort van kansarmen, minderbegaafden en gehandicapten wordt verbeterd.
De CVP verwijt ons dat het beleid versnipperd is. Daarmee doet deze partij de inspanningen van Vlaanderen onrecht aan. Tijdens de voorbije jaren zijn er in Vlaanderen heel wat nieuwe initiatieven genomen. We zijn op een moment gekomen dat er nood is aan een evaluatie om daarna opnieuw onze positie te bepalen. Zo moeten we bijvoorbeeld de KMO's mee betrekken in de evolutie naar een kenniseconomie. In de beleidsbrief moet die doelstelling concrete inhoud krijgen. In het verleden zijn er talrijke, uiteenlopende programma's opgezet en maatregelen genomen voor deze KMO's. Het moment is aangebroken om een consistent programma uit te werken. We moeten er in dit kader voor zorgen dat de hogescholen meer bij het onderzoek voor KMO's worden betrokken. De beleidsnota besteedt wel degelijk aandacht aan de mogelijkheden van de hogescholen voor het wetenschappelijk beleid : op pagina 27 staat dat de hogescholen volwaardige partners moeten worden.
Zal de overheid de hogescholen dan ook betrekken bij het wetenschappelijke onderzoek dat ze zelf bestelt? Totnogtoe is dat te weinig gebeurd
Ik ben het daar volledig mee eens. De vraag is alleen hoe we de hogescholen bij het wetenschapsbeleid moeten betrekken : via het IWT of via een ad hoc-orgaan.
Deze kwestie is niet nieuw. Het beleid moet transparant blijven. Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de universiteiten en de hogescholen, anders zal de ongewenste concurrentie uit het verleden opnieuw ontstaan.
Dat we in de beleidsbrief zoveel aandacht besteden aan evaluatie was onvermijdelijk. De beheersovereenkomsten met VITO, IMEK en VIB zijn bijna afgelopen. Het was dus tijd voor evaluatie. Vooral over gezondheid en milieu moet meer structureel en longitudinaal onderzoek gebeuren. Daarin is eventueel een rol weggelegd voor VITO. Wat het VIB betreft, ben ik mij ervan bewust dat er spanning bestaat tussen het VIB en de universiteiten, maar zoiets was ook te verwachten, aangezien VIB een onderzoekscentrum is dat buiten de invloedsfeer van de universiteiten valt. De beheersovereenkomst met IMEK loopt nog een jaar, maar ik verwacht geen moeilijkheden met de verlenging. Daar wordt schitterend onderzoek gedaan. Momenteel plaats IMEK Vlaanderen op de wereldkaart en dat verdient uiteraard onze blijvende steun.
We moeten er ook aan denken om eventueel nieuwe kenniscentra op te richten. Een aantal bedrijven zijn koploper op het vlak van beeld- en spraaktechnologie. Het is zeker denkbaar de innovatie en de ontwikkeling van nieuwe expertise te stimuleren door er een wetenschappelijk centrum op te richten. De formule van het VIB kan daarvoor gekopieerd worden. Dat kan gelden voor terreinen waaraan men niet onmiddellijk denkt. Zo ontwikkelt Antwerp Digital Mainport bijzondere competentie en technieken inzake logistiek.
Het doel is Vlaanderen een belangrijke wetenschappelijke rol te geven in de wereld, want het is inderdaad in de kennistechnologie dat de toekomst van Vlaanderen ligt. Vele zaken bepalen de ontwikkelingen terzake en de mogelijkheden van de overheid zijn beperkt. Wetenschapsbeleid op zich is maar één aspect, het onderwijsbeleid is een ander belangrijk domein. Maar naast deze voor de hand liggende aspecten zijn er nog andere invloeden bepalend. Bijvoorbeeld in Zuid-West-Vlaanderen ontwikkelt zich een hele nieuwe technologie, maar de omgeving is niet aantrekkelijk genoeg om jongeren die onderzoek willen doen, te verleiden zich daar te vestigen
Zuid-West-Vlaanderen wil niet liever dan een samenwerking tussen de universiteiten, de hogescholen en de overheid tot stand brengen. Er bestaan ook goede samenwerking met mensen over de grens. Minister Vanderpoorten kondigde gisteren een beslissing aan over de samenwerking tussen de Limburgse universiteiten, maar als minister Van Mechelen en minister Vanderpoorten de samenwerkingsverbanden die al bestaan in Zuid-West-Vlaanderen, zouden aanmoedigen, zou mij dat zeer verheugen
Alle componenten moeten samen worden bekeken. Zo zijn er fiscale problemen. Onderzoekers krijgen niet alleen een jaarsalaris, maar ook alternatieve bezoldiging, bijvoorbeeld als het project slaagt. We moeten erover waken dat wetenschappers daarvoor niet fiscaal gestraft worden, zodat zij hun geluk niet moeten gaan beproeven in Silicon Valley.
Wij wensen duidelijke projecten te steunen. Wetenschapsbeleid is meer dan een kwestie van centen. Goede projecten moeten gedetecteerd worden, zowel die vanuit universiteiten als die vanuit hogescholen. De overheid moet openstaan voor ideeën uit alle hoeken. Alle voorstellen zij welkom, van welke partij ze ook komen. (Applaus)
De regering moeten erover waken geen nostalgisch beleid te voeren, dat alleen maar terugkijkt naar de inspanningen van de vorige jaren. Ik zou u willen aanraden ambitieuzer beleid te voeren. Het beleid moet vooruitgang boeken.
Dat zal niet gebeuren. Ik mag dan al historicus zijn, het wetenschapsbeleid zal toekomstgericht en consistent zijn.
Door de heren Martens en Van Baelen werden tot besluit van de behandeling van deze beleidsnota met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten uiterlijk vrijdag 3 maart 2000 om 17 uur zijn ingediend.
De bespreking is gesloten.
Wij zullen op woensdag 15 maart 2000 om 16 uur de hoofdelijke stemmingen over de moties en de beleidsnota houden.