Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is de voortzetting van de bespreking van de beleidsnota Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen 1999-2004, ingediend door mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen
De beleidsnota pleit voor de algemene toegankelijkheid van de instellingen en de samenleving. Dat is goed, want niet alleen de zorgbehoevenden moeten drempels overwinnen. Helaas is de nota zelf niet overal even toegankelijk. Naar het schijnt komt er wel een vertaling.
Er wordt aangestuurd op een vraaggestuurd gezinsbeleid, wat een goede zaak is. Helaas wordt het beleid in die exclusieve gemeenschapsbevoegdheid verstoord doordat het belangrijke instrument van de kinderbijslag een federale bevoegdheid is gebleven. Hetzelfde geldt voor de buitenschoolse kinderopvang, waarvan het personeel grotendeels betaald wordt met federaal geld uit het Fonds voor Collectieve Uitrusting en Diensten.
Onthaasting en gezinstijd genieten mijn steun. Arbeid en gezin moeten verzoend kunnen worden, maar ook dat vereist ingrepen in de federale regelgeving, zoals bijvoorbeeld het te weinig soepele systeem van de loopbaanonderbreking en de verouderde arbeidswetgeving. In dat verband moeten ook de niet-overdraagbare zorgrechten voor moeder en vader dringend gerealiseerd worden.
Echtscheidingen leiden wel vaker tot armoede en sociale uitsluiting. Ook daar kunnen de zorgrechten hulp bieden. Thuis- en telewerk zijn op zich niet slecht, al blijft de combinatie met gezinstaken lastig. Bovendien dreigt sociaal isolement.
Het is goed dat de vrouwen in opmars zijn op de arbeidsmarkt. Zij moeten dat kunnen zonder schuldgevoel en zonder bij de thuiskomst een berg taken aan te treffen. De bedrijven beginnen in te zien dat het nodig is sommige huishoudelijke taken uit te besteden. Daarnaast moeten mannen gestimuleerd worden tot het opnemen van hun deel van de gezinstaken.
De kwaliteit van het leven in het algemeen en het gezinsleven in het bijzonder - waarbij men zowel aan het klassieke kerngezin denkt als aan eenouder- en nieuwe gezinnen - staat terecht centraal in de nota. Gezins- en opvoedingsondersteuning, ook preventief, worden een belangrijk thema en dat is goed. In dat verband wil ik wel waarschuwen voor de dreigende monopoliepositie van Kind&Gezin (K&G). Die Vlaamse Openbare Instelling (VOI) krijgt steeds meer taken en drukt ook steeds meer een inhoudelijke stempel op het beleid. Nochtans is dat de taak van de minister. Wellicht is het een goed idee om de gebruikers te laten participeren in de raad van bestuur van K&G.
Tot slot steun ik de keuze voor een inclusief beleid : er moet rekening worden gehouden met het gezin als pijler van een kwalitatief bestaan inzake cultuur, ruimtelijke ordening, verkeer, mobiliteit, huisvesting, openbare werken, huisvesting, consumentenbeleid, enzovoort. (Applaus
De minister voor Gelijke Kansen is er niet geslaagd een even originele en doelgerichte beleidsnota te schrijven als haar voorgangster, voormalig minister Grouwels. De voorliggende tekst is veel minder toegankelijk - al is dat uitgeroepen tot aandachtspunt van het beleid - voor alle maatschappelijke lagen en alle culturen. Het document staat vol onbegrijpelijke afkortingen en vakjargon. Een vertaling voor kinderen en mentaal gehandicapten is lovenswaardig, maar hoe zit het met de parlementsleden die de behandelde aangelegenheden niet speciaal volgen?
Er wordt terecht gekozen voor een categoriaal en inclusief beleid ten voordele van de gelijke kansen. Alles zou anders worden, maar in de voorliggende nota komen weinig nieuwe ideeën voor. De achterstelling van vrouwen blijft inmiddels een feit en die is niet alleen te wijten aan belastende gezinsomstandigheden. Vrouwen zouden nochtans overal hun plaats moeten kunnen innemen in de maatschappij. Dat is gewoon een kwestie van democratie. En dat kan alleen als men hen tijdig sensibiliseert als er verkiezingen voor advies- of beheersorganen zijn, en over de - onder meer taalkundige - drempels heen helpt. Datzelfde geldt voor de sociale en politieke verkiezingen. Daarom vinden wij het vreemd dat de minister niet inspeelt op het initiatief van haar collega Sauwens met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen in het najaar. Wetenschappelijk onderzoek leert dat speciale campagnes nodig zijn.
Voorts heeft de nota geen aandacht voor de vele vrijwilligers die in de politieke vrouwengroepen en de klassieke vrouwenbeweging vrouwen hebben gestimuleerd tot deelname aan de politiek. Zij worden niet alleen niet gesteund, zij worden doodgezwegen. Als men meer vrouwen in de politiek wil, moet men nochtans de autonome vrouwenbewegingen ondersteunen.
De aanwezigheid van voldoende vrouwen in beheers- en adviesorganen is belangrijk. Maar minister Vogels zwijgt als de Vlaamse regering nieuwe leden van de beheers- en adviesorganen benoemt. Ondanks de Pluspuntbank werden in onder meer de bestuursorganen van de Limburgse Reconversiemaatschappij en Toerisme Vlaanderen vooral mannen benoemd. Reeds op 16 november vroeg ik de minister naar de stand van zaken van de zogenaamde eenderderegel bij de Vlaamse adviesorganen. Ik wacht nog steeds op een gecoördineerd antwoord, hoewel die adviesorganen al sinds 1 januari 2000 over een derde vrouwen moesten beschikken. Hoe kunnen we dan de uitvoering van dit decreet evalueren? Als coördinerend minister voor gelijkekansenbeleid moet u daarover permanent waken.
De mooie woorden in de beleidsnota komen totaal ongeloofwaardig over. We missen niet alleen vernieuwende initiatieven inzake het gelijkekansenbeleid voor mannen en vrouwen, maar ook een consequente uitvoering van het beleid van uw voorgangster, minister Grouwels. Ook de federale minister, mevrouw Onkelinx, is niet geïnteresseerd in het gelijkekansenbeleid. We pleiten dus voor overleg en verwachten dat de Vlaamse overheid bij de andere overheden zal aandringen op een actief gelijkekansenbeleid, want anders zal al het werk van Miet Smet, Anne Van Asbroeck en Brigitte Grouwels vlug vergeten zijn. Ik wil er ook op wijzen dat er in de gids over de subsidies in het kader van het gelijkekansenbeleid van de Vlaamse overheid nog steeds naar de vorige minister verwezen wordt. Minister Vogels heeft blijkbaar tijd voor alles, behalve voor besturen.We betreuren het ook dat de minister van het gelijkekansenbeleid het voor zoveel verschillende doelgroepen tegelijk wil opnemen. Zou het niet beter zijn als elke minister het voor een van de doelgroepen opneemt? Dan was er allicht meer garantie voor een inclusief gelijkekansenbeleid.
Onze fractie hoopt dat de projecten van voormalig minister Grouwels voor holebi-jongeren en hun ouders verdergezet worden. Daarvoor is opvallend weinig aandacht. De aandacht voor armoede op het platteland is terecht. Maar ook kleinere wijken en fusiegementen horen in de praktijk tot het platteland. De minister gaat uit van de voorstellen van de Vlaamse Interdepartementale Commissie voor Armoedebestrijding, maar volgens ons is de motie die in dit parlement werd goedgekeurd na het debat over armoede, een goede handleiding. Zo bleek uit de getuigenissen van armen dat een zogenaamd eenloketsysteem geen goede oplossing is. Heeft de regering nu al een gemeenschappelijke visie over het gebruik van cheques in het armoedebeleid? Een dergelijk beleid is een persoonsgebonden materie en moet dus gevoerd worden door de Vlaamse minister.
Aandacht voor discriminatie op basis van leeftijd is positief. Toch merken we dat een onthaalouder 21 jaar moet zijn; dat de lokale dienstencentra zich richten op ouderen, terwijl het thuiszorgdecreet de leeftijden afschafte als niet relevant voor de te verlenen zorg. Gratis rijden op de autobus voor een bepaalde leeftijdsgroep is alleen verantwoord indien het probleem inderdaad verbonden is met de leeftijd en bovendien oplost wordt.
Voor het beleid etnisch culturele minderheden hebben we in de vorige regeerperiode een goed decreet goedgekeurd. In de nota lezen we echter niets meer over inburgeringscursussen. Daarvoor is een voldoende uitgewerkt aanbod van cursussen een begin. We steunen een aantal plannen van de minister, maar we hopen dat ze de gemaakte afspraken met de sociale partners respecteert. Er zijn echter dringend middelen nodig voor het Vlaams Centrum voor Minderheden, de centrale koepel van het hele minderhedenbeleid, dat structurele ondersteuning moet bieden voor de werking met allochtonen, vluchtelingen en woonwagenbewoners. Het centrum staat ook in voor de gemeenschappelijke acties van de verschillende doelgroepen. We missen dat centrum echter in de beleidsnota. Verontrustend is ook de totale afwezigheid van de Rom-zigeuners.
Het gelijkekansenbeleid moet in de eerste plaats gericht zijn op de effectieve gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Als we ervaren dat andere groepen het slachtoffer zijn van discriminatie, moet tijdig opgetreden worden. De goede voornemens die de minister in deze nota verkondigt, overtuigen ons niet meer. We zijn immers al een aantal keren bedrogen geweest. Een beleidsnota moet zeggen wat de regering effectief wil doen, op korte en op langere termijn. Anders is de politiek ongeloofwaardig. Het aangekondigde gelijkekansenbeleid vinden we niet inspirerend genoeg om het goed te keuren. Sommigen bij Agalev hopen dat Mieke Vogels zich iets meer zou laten inspireren door het voorbeeld van Minister Dua, die keihard werkt waar het hoort en niet voor de camera en de microfoon. Wij vrezen dat de twaalf werken weer het zoveelste goed gemaakte showprogramma zijn. (Applaus bij de CVP
Minister Vogels zal zondagavond om half acht zingen in een amusementsprogramma van VTM. Dat is nieuwe politieke cultuur.
Ik herinner me bepaalde beelden van een CVP-samenkomst waar zelfs de premier aan het zingen was.
Dat was geen TV-show. De pers was aanwezig op een partijbijeenkomst.
De deelname aan spelprogramma's vind ik beschamend. Ik denk met heimwee terug aan de tijd van Rika Steyaert die met het nodige gezag kon spreken.
Het is logisch dat het parlement onderzoekt of de beleidsnota van een minister in overeenstemming is met de regeerverklaring.
De regeerverklaring omvatte ambitieuze en vernieuwende plannen voor de kinderopvang. Dat stuk van de regeerverklaring werd echter al sterk gereduceerd door de begroting 2000. Er wordt een uitbreiding met 1500 plaatsen gepland in de begroting in afwachting van een algemene beleidsnota Kinderopvang die voor het begin van 2001 in het vooruitzicht werd gesteld. In de regeerverklaring beloofde men dat die nota binnen de negen maanden klaar zou zijn. Als men aan dat tempo de ontbrekende plaatsen creëert, dan kan het lang duren voor de noden zijn gelenigd.
De beleidsnota neemt de ongerustheid niet weg. Er blijkt namelijk uit dat het jaar 2000 volop gebruikt zal worden voor discussie. Achttien maanden om de kinderopvang uit te bouwen is erg lang. Voor de SP is kinderopvang een absolute prioriteit. Het is voor vele ouders het middel bij uitstek om een job met hun gezin te combineren. De beloften van het regeerakkoord moeten dringend uitgevoerd worden en we moeten investeren in opvang. De SP zal een voorstel tot decreet indienen na overleg met K&G. Aan onze ambtsgenoten in de Kamer hebben we gevraagd om werk te maken van een gepast sociaal statuut voor onthaalmoeders; bij minister Landuyt hebben we aangedrongen op een soepeler statuut voor GECO's in buitenschoolse kinderopvang. Een aantal problemen van mensen met kinderen worden niet opgelost door de beleidsnota. Wij vragen de minister dan ook met aandrang om voor de kinderopvang een concreet voorstel uit te werken, met de concrete organisatie en het geld dat men ervoor wil uittrekken. (Applaus)
De beleidsnota bevat heel wat degelijke informatie over de bijzondere jeugdzorg. Iedereen is het erover eens dat een inclusief jeugdbeleid noodzakelijk is. Horizontale samenwerking binnen en buiten de sector zal dan ook worden aangemoedigd. Door herstructurering zal de sector toegankelijker worden.
We gaan er volledig mee akkoord dat preventie van cruciaal belang is en dat er orde moet gebracht worden in de chaos van de organisaties die zich met preventie bezighouden. De knowhow en het belang van de scholen en van de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB's) kan daarbij nauwelijks overschat worden. Concreet vragen we dat alle kinderen op alle scholen kunnen deelnemen aan alle activiteiten. Vaak kan dat nu niet door geldgebrek al zal dat vaak nooit expliciet worden gezegd. Kinderen mogen ook nooit het slachtoffer zijn van de onwil van ouders, die hun geld liever aan iets anders besteden. Daartoe moeten afspraken met OCMW's en CLB's worden gemaakt. Het is een kans om uitsluiting van kinderen en jongeren op school te voorkomen.
De beleidsnota vermeldt dat er nog wordt onderzocht in welke problematische opvoedingssituaties de overheid daadwerkelijk moet ingrijpen en hoe we de rechten van kinderen inzake protectie en provisie effectief kunnen maken. Nu blijkt dat er soms niet of veel te laat wordt ingegrepen in hoogdringende situaties. Het is niet altijd even duidelijk of plaatsing de aangewezen oplossing is, maar in bepaalde situaties gebeurt het soms te laat. Wij vragen de Vlaamse Regering dan ook de procedure voor dringende effectieve hulp aan kinderen in nood zo snel mogelijk te wijzigen, zoals in de aanbevelingen wordt voorgesteld. Daarbij moet speciale aandacht besteed worden aan het tijdelijke karakter van de maatregelen en de betrokkenheid van de ouders. Verder vragen wij ook dat de omschrijving in het decreet van kinderen en jongeren in problematische leef- en opvoedingssituaties zo snel mogelijk wordt aangepast aan het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Kinderrechten worden maar gewaarborgd als iemand ze behartigt. Vooral voor kleine kinderen is dat een probleem en dus moeten voor hen speciale beschermende maatregelen worden genomen.
Licht mentaal gehandicapten in de bijzondere jeugdzorg verdienen bijzondere aandacht. Deze groep kan in de prestatiegerichte maatschappij niet mee. Ze zijn een gemakkelijk slachtoffer voor criminelen die hen gebruiken. Specifieke begeleiding is voor die groep meer dan nodig en er is geen instantie die daar de tijd en de middelen voor heeft. We pleiten voor wat we geïntegreerde vrijwilligheid noemen: de jongeren moeten terecht kunnen bij de bestaande jeugdbewegingen, jeugdclubs, vakantiekampen enzovoort. Pleegzorg is een voorbeeld van vrijwilligerswerk. Om de vooroordelen weg te werken, moeten de regelgeving en de administratieve formaliteiten inzake ziekenfonds, kinderbijslag en domicilie versoepeld worden. Maatregelen voor een korte termijn verdienen de voorkeur en de beslissing daarover kan wellicht beter door een andere instantie genomen worden.
Aan forensisch welzijnswerk en de geïnterneerden wordt in de beleidsnota terecht veel aandacht besteed. De betrokken deskundigen zijn echter wantrouwig, omdat ze in het verleden hebben gemerkt dat het vaak bij goede voornemens bleef. Wij zijn enthousiast over de plannen om dader- en slachtofferhulp in deze regeerperiode werkelijk van start te laten gaan. We hopen dat de verwachtingen die door deze nota worden gewekt, ook worden ingelost.
De Beleidsnota Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen is saai. Nergens wordt gezegd waar het op staat en de taal waarin hij gesteld is, is niet het Nederlands maar het ambtenarees. In elk geval wordt niet radicaal gebroken met het wollige taalgebruik uit het verleden. De beleidsnota beperkt zich uitsluitend bovendien tot goede voornemens : alles zal beter, toegankelijker, transparanter, efficiënter en gebruiksvriendelijker worden. Een echte persoonlijke visie van de minister en concrete maatregelen zijn echter nergens te vinden. Wat wel impliciet door de nota duidelijk wordt, is dat zelfs de minister beseft dat een coherent beleid alleen mogelijk is als de gezondheidszorg en eigenlijk de hele sociale zekerheid gesplitst wordt.
Ik ben blij dat ze nu eindelijk aan den lijve ondervindt dat die situatie niet werkbaar is. De minister legt zich echter neer bij de bestaande situatie en hopen dat ze ook de nodige politieke conclusies trekt.
De beleidsnota is vaak erg vaag. Het aantal HIV-besmettingen neemt opnieuw toe; onlangs werden nieuwe besmettingswijzen ontdekt die totnogtoe als ongevaarlijk werden beschouwd. De bevolking moet daarover worden geïnformeerd. HIV moet opgenomen worden in de lijst van besmettingen die moeten gesignaleerd zijn. De beleidsnota heeft het niet eens over drugs, maar over het misbruik van genotsmiddelen. Drugsgebruik wordt zo gebanaliseerd. De minister verwacht veel van federale maatregelen voor de aanpak van de jeugdcriminaliteit. De capaciteit van de gesloten instellingen is echter ontoereikend. In de beleidsnota staat niets over de opvang van onverwacht zwangere meisjes en vrouwen. In Vlaanderen zijn dat er toch 9000 per jaar.
Slechts wanneer het om gelijke kansen gaat wordt de beleidnota concreet. Blijkbaar is de minister op zoek naar allochtone hoogleraars, homoseksuele zangers en voetballers enzovoort. Volgens de beleidsnota zullen die de beste ambassadeurs zijn voor een positieve beeldvorming. Ik wens de minister veel succes, zolang ze maar niet overweegt om quota in te voeren. Volgens de beleidsnota moeten de media samenwerken om negatieve beeldvorming te voorkomen in het kader van een gelijkekansenbeleid. De minister pleit dus voor censuur. Dat is bijzonder ernstig.
Steeds meer jonge meisjes beginnen te roken. Het aantal gevallen van anorexia neemt toe. Het is dus inderdaad belangrijk om hen erop te wijzen dat ze er niet per se hoeven uit te zien als Kate Moss. De beleidsnota voegt daar echter aan toe dat rond gezond is. Daarbij vergeet de minister dat het probleem van overgewicht bijzonder groot is. In plaats van de bevolking ertoe aan te zetten om zich bij hun overgewicht neer te leggen, zou de minister deze boodschap moeten verspreiden : eet minder, eet gezond en doe aan sport.
Het klopt dat sport belangrijk is voor een preventief gezondheidsbeleid. Daartoe is er nood aan een geïntegreerd beleid. De minister moet samenwerken met haar collega Sauwens. Daarover vind ik echter niets in de beleidsnota.
De heer Sauwens moet hierover een coördinatienota opstellen. Ik vind deze integratie wel degelijk belangrijk.
De minister probeert in haar beleidsnota een maatschappij-analyse te maken. De toenemende agressie in onze samenleving zou volgens de minister wijzen op bitterheid en bekrompenheid. Vlamingen zijn echter allesbehalve bekrompen. Ze zijn bepaalde toestanden grondig beu.
De Vlaming is dus goed van nature; bepaalde toestanden zetten hem echter aan tot agressie. Wilt u op die manier bijvoorbeeld de verkeersagressie goedpraten?
Ik wil alleen aantonen dat de conclusie van de minister verkeerd is. De hardwerkende Vlamingen zijn het beu om steeds opnieuw door de overheid te worden gepest met onnozele reglementen en regeltjes, terwijl een bepaalde categorie zich blijkbaar alles mag permitteren. Vlamingen zijn het beu van het kastje naar de muur gestuurd te worden, terwijl diezelfde bepaalde categorie elke dag meer in de watten wordt gelegd.
Kunt u die bepaalde categorie, die blijkbaar de oorzaak is van alle verkeersagressie en hooliganisme in onze samenleving, definiëren?
Definieert u ze maar zelf.
Ik zou willen weten waarover u het heeft.
In dit land kan voor bepaalde mensen blijkbaar meer dan voor andere
We willen weten wat u bedoelt.
Het Reglement laat ons toe om een spreker te onderbreken om verduidelijking te vragen. De heer Strackx meent dus dat er goeden en slechten zijn in onze samenleving. Als hij duidelijk maakt wie tot welke categorie behoort, kunnen we daar misschien iets aan doen. (Applaus bij de CVP, VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Heeft de heer Strackx het over het onderscheid tussen allochtonen en autochtonen?
Dat is inderdaad een van de elementen van onderscheid.
U maakt dus een onderscheid op basis van ras en afkomst.
Dat is niet het enige relevante onderscheid.
Autochtonen hebben volgens u dus gemakkelijker toegang tot bepaalde sociale voorzieningen. Geef een voorbeeld : krijgen ze gemakkelijker een werkloosheidsuitkering of een sociale woning?
Hebben de vijfhonderdduizend kiezers van het Vlaams Blok hun volksvertegenwoordigers afgevaardigd om hier met hun mond vol tanden staan? Het is spijtig dat er vandaag geen camera's aanwezig zijn. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Ik ga niet in op uw provocaties.
Ik stel u een vraag en u kunt ze niet beantwoorden.
Het Reglement geeft me het recht om niet in te gaan op provocaties.
De heer Strackx heeft de beleidsnota bekritiseerd omdat hij niet duidelijk was. Nu stelt hij dat alle agressie veroorzaakt wordt door een bepaalde categorie. Als dat zo is : verduidelijk dan waar het om gaat. Anders hebt u geen recht van spreken.
Ik heb alleen gezegd dat er in Vlaanderen met twee maten en gewichten wordt gewerkt
Over wie hebt u het
Ik hoor dit dagelijks. Ik zal u de verhalen van de mensen die daarover elke dag met mij contact opnemen toesturen.
Vertel ons slechts één verhaal
Ik stuur ze u allemaal.
Geef een voorbeeld.
Als verkozene wordt ik dagelijks geconfronteerd met dergelijke verhalen
Ik ken de problemen voldoende. U legt hier verklaringen af die bij bepaalde mensen gevoelens opwekken die onze samenleving verzieken. Uw beweringen zijn echter nergens op gebaseerd
Ik vertel de verhalen die ik zelf hoor. De mensen komen immers bij ons klagen
Laat ons het debat rustig voeren. Als de heer Strackx niet kan of wil antwoorden, dan is dat zijn zaak.
U treedt hier op als woordvoerder van de mensen die bij u komen klagen. De oorzaak van die klachten moet u dan wel duidelijk omschrijven, anders bent u het niet waard om als hun woordvoerder op te treden.
Luister naar het vervolg van mijn tussenkomst
Mag ik u erop wijzen dat u uw spreektijd al overschreden heeft. En dat heeft niets te maken met de talrijke onderbrekingen
Ik ken die schandelijke tactiek.
Minister Vogels zou beter eens stilstaan bij wat ik zeg als ze naar de oorzaak van agressie zoekt. We kunnen de mensen niet ongestraft de gordijnen injagen.
Ten slotte rijst de vraag wie voorgesteld heeft deze beleidsnota onmiddellijk in plenaire vergadering te bespreken. Dat is geen fatsoenlijke manier van werken
De heer Van Nieuwenhuysen, lid van uw fractie en van het Bureau, heeft daar mee over beslist.
Wij passen overigens het Reglement toe
Bovendien is dat Reglement unaniem goedgekeurd
Nadat ik deze beleidsnota voor de tweede keer had gelezen, kreeg ik de indruk dat het om een onvoltooide symfonie gaat. Er worden veel zaken overgenomen uit de vorige regeerperiode en ik vind weinig nieuws, vooral dan op het vlak van de bijzondere jeugdzorg, het forensisch welzijnswerk en de drugpreventie. Bovendien laat deze beleidsnota veel vragen open.
De heer André Denys, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Binnen de bijzondere jeugdzorg en het forensisch welzijnswerk staat preventie centraal. Toch staan daar geen concrete maatregelen tegenover. Minister Vogels laat het initiatief over aan de federale regering. Hoe geloofwaardig is het preventiebeleid dan nog? Tijdens de vorige regeerperiode werd er vaak op gewezen dat het moeilijk was een goed beleid te voeren omdat er twee verschillende ministers verantwoordelijk waren voor welzijn en gezondheid. Nu is minister Vogels voor beide bevoegd, maar ze voert evenmin een inclusief beleid. Er blijven veel vragen over. Ik zal ze stellen en meteen een aantal voorstellen doen.
De evolutie naar een menselijke justitie vergroot de raakvlakken met de bijstand aan personen. De actieterreinen van het federale ministerie van Justitie zijn soms nog moeilijk te onderscheiden van die van de Vlaamse Gemeenschap. Daarom moeten we nagaan of samenwerking niet beter is dan het wachten op federale initiatieven. De minister van Justitie heeft dertig herstelconsulenten aangesteld om de levensomstandigheden in de gevangenissen te verbeteren. Hij noemt dat een gat in de markt. Daar staat u met uw ambitie om meer aandacht te besteden aan justitieel welzijnswerk en de engagementen die terzake in de samenwerkingsakkoorden met de federale overheid zijn aangegaan.
Welke criteria stelt u voor om het onderscheid te maken tussen de federale en de gemeenschapsbevoegdheden inzake forensisch welzijnswerk? Zou het niet aangewezen zijn dat bepaalde functies naar de gemeenschappen worden overgeheveld? Het is een goede zaak dat een beleidsondersteunende cel criminaliteit en samenleving wordt uitgebouwd, maar wordt die cel een onderdeel van de administratie of van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk?
Het samenwerkingsakkoord inzake hulpverlening aan gedetineerden wordt geactualiseerd. Wordt de bekrachtiging daarvan nog bij decreet aan het parlement voorgelegd? De bestaande samenwerking tussen justitie en hulpverlening moet eerst geoptimaliseerd worden, vooraleer ze uit te breiden. Welke stappen werden daartoe reeds gezet?
Beroepsgeheim is fundamenteel voor het welzijnswerk omdat het voor vertrouwen zorgt. We moeten duidelijke afspraken maken over de manier waarop we het beroepsgeheim interpreteren. Wat stelt de Vlaamse Gemeenschap daarover voor aan de federale overheid? Bovendien moeten deze afspraken conform de wet op de privacy zijn. Wordt daarover overleg gepleegd? Wat is de timing? Centraal in de hele discussie staat de cliënt. Bijgevolg kunnen we veel oplossen door een contract op te maken tussen justitie, cliënt en hulpverlening. Wordt over die mogelijkheid informatie aan het welzijnswerk gegeven? In hulpverleningscentra weet men niet altijd duidelijk wat het gerechtelijk statuut van de cliënt is en wie er allemaal geïnformeerd moet worden. Waar zal voor een centraal informatiepunt gezorgd worden?
Wanneer zal minister Vogels uit het defensief treden en het voortouw nemen? Heeft zij overleg gepleegd met federaal minister Verwilghen over de dertig herstelconsulenten? Welke oplossing stelt minister Vogels voor voor het welzijnswerk dat via het Globaal Plan gefinancierd wordt? Zou het niet aangewezen zijn die middelen aan de Vlaamse Gemeenschap toe te wijzen in plaats van aan de gemeenten? Blijkbaar is men op het federale niveau niet bereid daarover te praten. Zal minister Vogels zich daar zomaar bij neerleggen?
Voorts mag ik hopen dat het beleid voor bijzondere jeugdzorg concreet zal gemaakt worden in de bevoegde commissie. Dat geldt evenzeer voor het drugsbeleid : dat ontbreekt namelijk helemaal in de beleidsnota. Hoe zal de Vlaamse aanwezigheid in de federale cel Drugsbeleid geregeld worden? Men gaat toch niet wachten tot de federale overheid onze vertegenwoordigers aanduidt? Is er op het kabinet van minister Vogels wel iemand met drugspreventie bezig? De ontwikkeling van verslaving moet zo vlug mogelijk gedetecteerd worden en de onderliggende problemen moeten grondig aangepakt worden. Daarvoor is samenwerking tussen de verschillende sectoren nodig. Preventie is van groot belang, in het bijzonder ten aanzien van de meest kwetsbare groepen. Zij moeten ook van opvoedingsbijstand kunnen genieten. Bij beginnende of escalerende verslaving is opname in het zorgcircuit wenselijk. Voor ernstige gevallen is gespecialiseerde kortdurende residentiële hulp aangewezen. Ik roep de minister op tot een parlementair debat over de noodzaak en de mogelijkheden van een zo effectief mogelijke drugspreventie en hulpverstrekking. (Applaus bij de CVP
Sommige sprekers vinden dat de beleidsnota vaag is. Er zou geen antwoord gegeven zijn op belangrijke vragen. Men vergeet dat een beleidsnota geldt voor een periode van vijf jaar. Dat wil zeggen dat alleen de grote lijnen geschetst worden en dat nog geen concreet actieplan wordt voorgelegd. Trouwens, een kant-en-klaar plan zou het parlement vijf jaar immobiliseren. Ik heb mijn beleidsnota voorgelegd en geluisterd naar de reacties. De administratie moet ook voorbereid worden op de vernieuwingen. Daarnaast is het ook zo dat niet minder dan de helft van het budget wordt uitgegeven door twee VOI's met een eigen raad van bestuur. Het vergt tijd om hen van de noodzaak van nieuwe accenten te overtuigen. In de voorbije vijf jaar is namelijk heel veel decretaal werk geleverd. De sector vraagt enige rust. Het zal daarom niet evident zijn de centra Algemeen Welzijnswerk en Geestelijke Gezondheidszorg in te schakelen in de heroriëntering van de jeugdhulpverlening. De sectoren kunnen de parlementaire dynamiek niet altijd volgen.
De nieuwe cellen die in de schoot van de administratie werden opgericht, zijn nuttig. Het zijn geen bijkomende overlegorganen. Ik weet dat men nu al vindt dat er teveel vergaderd wordt in de welzijnssector. Herschikking zal nodig zijn.
Wat de nieuwe adviesraden betreft, laat ik de samenstelling voorlopig ongewijzigd. Ik wil de Vlaamse Gezondheidsraad en de Gezins- en Welzijnsraad een kans geven. Wel moeten de middelen bekeken worden : er zijn er niet genoeg, waardoor elke vraag om advies een wedervraag oproept : wie moet dat advies schrijven?
Moet u werkelijk de VOI's ervan overtuigen de parlementaire besluiten uit te voeren? Nieuwe ideeën van het parlement, zoals bijvoorbeeld het persoonsgebonden assistentiebudget, moeten door hen uitgevoerd worden.
Op het terrrein is daar overtuigingskracht voor nodig. Dat is de realiteit. Ik apprecieer de steun van het parlement.
Desnoods moeten wij de afspraken met de VOI's herbekijken. Dat kan in het kader van het debat over de kerntaken van de overheid
Het staat ook in het regeerakkoord. De primauteit van de politiek moet hoe dan ook ter sprake komen.
De commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting is begonnen aan een screening van de VOI's. We moeten ook nagaan of ze willen beantwoorden aan de politiek die democratisch bepaald is. Als dat niet het geval is, moet het parlement optreden.
Aan het einde van de vorige legislatuur heeft het parlement de minister gevraagd aandacht te schenken aan de VOI's. Toen ging het concreet over K&G. De vraag is of men met deze VOI's een beheerscontract kan afsluiten. Wij vinden het belangrijk dat het parlement daarbij betrokken wordt.
Ook ik ben vragende partij voor een dergelijk debat.
Op dit ogenblik kunnen we starten met de concrete uitvoering van het beleid. Ik wil de heer Maes geruststellen. Zijn geduld zal niet lang op de proef gesteld worden. Het is de bedoeling de nota over de kinderopvang heel binnenkort voor te leggen aan de regering. Voor Pasen willen we ze voorleggen aan het parlement. In het regeerakkoord werd overeengekomen dat er werk zou gemaakt worden van de kinderopvang. Uit tussenkomsten in de media maak ik op hoe belangrijk dat thema is voor uw partij. De gesprekken met minister Vandenbroucke verlopen zeer constructief. In afwachting van de heroriëntering hebben we in de begroting 2000 geen extra plaatsen willen toewijzen volgens het bestaande systeem. Eerst moet duidelijk worden hoe de uitbreiding van de kinderopvang gestalte zal krijgen. Daarna moeten we een programmatie maken voor de komende jaren. Niet alleen het aantal plaatsen is daarbij van betekenis, maar ook de kwaliteit. Er moet een debat worden gevoerd over de vraag hoe harmonie moet worden gebracht in de verschillende historisch gegroeide vormen van kinderopvang. Hoe zal de buitenschoolse kinderopvang gefinancierd worden? Hoe moet men omgaan met de vermarkting? Een derde van de plaatsen die de jongste tien jaar zijn ontstaan, zijn plaatsen in de private sector. De overheid moet de kwaliteit van de opvang garanderen. Maar enerzijds is er de gesubsidieerde en anderzijds de niet-gesubsidieerde opvang. Moet de gesubsidieerde opvang er zijn voor de minst begoeden? Moet men werken met cheques voor kinderopvang? Het is mijn bedoeling binnenkort een eerste plan aan het parlement voor te leggen. Samen met K&G moeten we dat dan omzetten in een concreet becijferd vijfjarenplan.
Ik wil het parlement ook danken voor de unanieme steun voor de uitbouw van de zorgverzekering en voor de herbevestiging van een aantal basislijnen van het decreet en dat ondanks de uitspraken van het VEV. Het zal gaan om een verplicht systeem met inkomensgerelateerde bijdragen en het zal een verzekeringssysteem zijn dat deels via kapitalisatie en deels via repartitie zal werken. Zo moeten kwalitatieve niet-medische zorgen voor iedereen betaalbaar blijven. Het decreet dat dit parlement heeft goedgekeurd, was zeer ambitieus. Nu zullen we dat stapsgewijze invoeren. We kiezen voor die aanpak niet zozeer om politieke redenen. We willen vooral een stevig systeem uitbouwen dat toegankelijk is voor alle zorgbehoevenden. De hoogte van de uitkeringen en van de premies moet verankerd worden. Het is de bedoeling om het systeem in een eerste fase in te voeren voor de zwaarst zorgbehoevenden en dat met eigen middelen te subsidiëren. Eens die eerste stap is gezet, willen we wel duidelijk maken wanneer de tweede fase zal volgen waarbij het systeem wordt uitgebreid naar de minder zwaar zorgbehoevenden en waarbij er persoonlijke bijdragen zullen geïnd worden. Of daarvoor een minidecreet nodig is, laat ik in het midden. Op het eerste gezicht denk ik niet dat dit het geval is.
Ik ben het eens met wat minister Vogels zegt over de zorgverzekering. Zal er bij een stapsgewijze invoering die begint bij de zwaarst zorgbehoevenden, geen inkomens-selectiviteit ingevoerd worden? Of denkt men in de eerste plaats aan de zwaarst zorgbehoevenden die precies door hun zorgbehoevendheid het zwaarst getroffen worden in hun inkomenssituatie?
Daarover is nog geen definitieve beslissing gevallen. Bij het begin van de regeerperiode heb ik in mijn kast weinig concreets gevonden over de zorgverzekering. Ook de administratie had er weinig gegevens over. Daarom heb ik een simulatie laten maken die binnen de vier maanden rond moet zijn. Indien het de bedoeling is een goed beeld te krijgen van wat het hele systeem op termijn zal kosten, dan zou het verstandig zijn de hele groep van de zwaarst zorgbehoevenden bij de eerste fase te betrekken
Ik ben het daarmee eens indien de tweede stap daarmee niet naar de Griekse kalender wordt verwezen.
Het is de bedoeling dat de bijdragen inkomensgerelateerd zullen zijn, maar ook andere parameters zullen meespelen bij het bepalen van de bijdragen. Ik ben blij dat de minister bereid is het voorstel van een minidecreet in overweging te nemen. Ik meen dat het niet goed zou zijn indien we zouden afwijken van het principe dat de uitkeringen er zijn voor iedereen. Ik ben het er daarom mee eens alle zwaar hulpbehoevenden bij de eerste fase te betrekken.
Voor ons is het nu duidelijk dat de regering de intentie heeft het decreet uit te voeren zoals we het hadden gepland. Een fasegewijze invoering maakt daar deel van uit. De eigen middelen voor de eerste start van de zorgverzekering zijn echter niet opgenomen in de begroting. Zal dat dan opgenomen worden in de begrotingscontrole?
Er zou met de zorgverzekering niet gestart worden in 2000. We zullen het dan ook opnemen in de begroting 2001.
Vergrijzing mag niet alleen negatief worden gezien. Een bejaarde is niet per definitie een probleemgeval. De opdracht van het beleid is om de rijkdom van de ouderdom naar waarde te schatten en positief te gebruiken. Initiatieven in die richting wil ik ophangen aan het Internationaal Jaar van de Vrijwilliger in 2001. Dit is grotendeels een federale bevoegdheid, maar een invulling van dat internationale initiatief kan zeker ook via de gemeenschappen gebeuren. In samenwerking met de ministers Sauwens, Anciaux en Dewael wil ik dat jaar ook in Vlaanderen zinvol invullen. De groep van de 60-plussers heeft een enorm potentieel omdat een hoog percentage van hen nog enorm vitaal is. De Koning Boudewijnstichting wijst er wel op dat die groep steeds minder de permanente zorg voor kleinkinderen of ouders wil opnemen. Het gaat vaak om mensen die een hele reeks uitgestelde behoeften eindelijk kunnen invullen en daar met volle teugen van genieten. Ze willen wel alternatief werk doen, zoals taalcursussen geven, jongeren begeleiden in bedrijven of de boekhouding van een VZW verzorgen. Het is dus niet zo dat de groep 60-plussers de groei van de welzijnszorg overbodig zal maken. Vooral ook omdat de groep van 80-plussers in de komende vijf jaar zal verdubbelen. Met het oog op de behoeften van de 60-plussers willen we een soort VDAB oprichten, verbonden met de lokale dienstencentra die de vraag naar en het aanbod van vrijwilligerswerk dichter bij elkaar brengt en die daarnaast uiteraard een contactplaats voor ouderen zou zijn.
Verder komt er een werkgroep over kwalitatieve ouderenzorg die een rapport moet finaliseren voor 2003. Dan moet het decreet ouderenzorg immers geactualiseerd zijn. Daarbij is het zeker een prioriteit om de zorg dichter bij de oudere te brengen in plaats van de oudere naar de zorg te slepen. Een oude boom verplant men immers niet. Ik heb er in elk geval vertrouwen in dat dit parlement die grote ommekeer samen met de regering wil en kan nemen.
Ik geef toe dat er over palliatieve zorgen te weinig in de nota staat. Ik heb er geen probleem mee om in de bevoegde commissie in te spelen op het voorstel van resolutie en het euthanasiedebat. Elk initiatief inzake palliatieve zorg heeft zijn plaats en zijn waarde. Toch is het tijd om een en ander te evalueren. Zo blijkt bijvoorbeeld dat bepaalde vormen van palliatieve zorgen, die overigens uitstekend werk leveren, 1100 frank per bed per dag kost. Dergelijke initiatieven uitbreiden naar een grotere groep bejaarden is onbetaalbaar. We moeten er ons voor behoeden een soort elitair sterven te organseren voor een heel smal segment van de bevolking. Een zeer relevant gegeven is dat de meeste mensen thuis willen sterven en dat dat toch zelden mogelijk is. Een belangrijke oplossing schuilt dus zeker in de uitbreiding van de thuiszorg. Die kan de Rust- en verzorgingstehuizen (RVT's) en de rusthuizen dan kwantitatief ondersteunen. Dat punt staat op de agenda van de interministeriële conferentie van de ministers van Gezondheid eind maart.
Een ander punt dat ik wil benadrukken is de positieve inburgering van allochtonen. Eigenlijk vergt dat punt een apart debat omdat er heel veel misverstanden over bestaan. De OESO-rapporten zijn terecht zeer gewaardeerde rapporten in dit parlement. Ze wijzen uit dat de ontgroening en de vergrijzing in onze samenleving dergelijke vormen zal aannemen dat we aan nieuwe migratiestromen moeten denken. Het is in dat kader dus gewoon verstandig om de mensen die er al zijn en die ervoor hebben gekozen in ons land een nieuw leven op te bouwen, goed op te vangen en in te burgeren. Het decreet op de etnische minderheden dat tijdens de vorige legislatuur werd goedgekeurd, was goed maar niet uitgebouwd. Er moet een duidelijk onthaaltraject op poten worden gezet, in eerste instantie voor de personen die binnenkort geregulariseerd zullen worden. Ze moeten Nederlands leren, vertrouwd worden gemaakt met de praktische en administratieve kant van onze maatschappij en aan het werk geholpen worden.
Daarna moet het onthaaltraject structureel uitgebouwd worden en gericht worden op de zowat 5000 nieuwkomers die jaarlijks binnenstromen. De bedoeling is ze met zachte dwang in te burgeren. Ook moeilijke groepen, zoals vrouwen, moeten verplicht worden betrokken. Vaak komen zij via een huwelijk in ons land terecht, worden weggehouden van de buitenwereld en houden zich alleen bezig met de opvoeding van hun kinderen. Die gebeurt dan in de traditie van het land van herkomst, wat heel sterk in het nadeel van die kinderen speelt
Wil u de inburgering beperken tot de nieuwkomers? Wat bedoelt u met zachte dwang? Het is al overduidelijk gebleken dat we zonder dwang maar vijftig percent van de doelgroep bereiken. Dwang zal noodzakelijk blijken maar de vraag is hoever die kan en moet gaan. Hoe zal die aan het aanbod worden gekoppeld? Ideaal zou zijn dat de dwang met de nieuwe initiatieven samenvalt.
Veel hangt af van de middelen die het Vlaams Parlement daarvoor wil uittrekken. De bestaande inburgeringsprojecten zijn gegroeid vanuit de steden. Het aantal aanvragen overstijgt het aanbod. Vooral mannen worden bereikt. Momenteel is er echter te weinig geld en personeel om daar iets aan te doen.
Ik zal ervoor proberen te zorgen dat de inburgeringsprojecten in de eerste plaats de personen bereiken die kunnen genieten van de recente regularisatiemaatregel. De middelen die daarvoor worden uitgetrokken kunnen na die eenmalige regularisatie vanaf volgend jaar structureel worden ingezet. Niet alleen nieuwkomers mogen worden aangesproken : het beleid moet ook oog hebben voor bijvoorbeeld de vele vrouwen die al lang in Vlaanderen wonen, maar nog steeds geen Nederlands spreken.
Wat mij betreft kan het inburgeringsproject niet snel genoeg worden uitgebouwd. De concrete trajecten, de planning en de middelen zullen het voorwerp uitmaken van een aparte beleidsnota.
Als we plichten opleggen, dan moet dat ook bepaalde rechten met zich meebrengen.
Ook lokale verenigingen moeten betrokken worden bij het onthaalbeleid. Zo kunnen vrouwen beter bereikt worden.
Hoe kan dwang worden uitgeoefend? Zullen bijvoorbeeld ook aan Walen die in Vlaanderen komen wonen, bepaalde verplichtingen kunnen worden opgelegd?
Het debat mag niet alleen over het opleggen van verplichtingen gaan. Er zijn geen 5.000 maar 25.000 nieuwkomers per jaar. Daarvan zijn er 11.348 afkomstig uit de EU. We moeten duidelijk bepalen wie als nieuwkomer wordt beschouwd. We moeten ook een duidelijke keuze maken : benaderen we de migranten vanuit een uitsluitingspositie of benaderen we ze positief vanuit de idee dat onze samenleving nood heeft aan immigranten om een bepaald welvaartspeil in stand te houden? Het is niet mogelijk om vanaf het begin middelen vrij te maken voor inburgeringsprojecten voor 25.000 nieuwkomers. Het voorbeeld van Nederland toont aan dat elke trajectbegeleiding ongeveer 230.000 frank kost. Er is nood aan een stapsgewijze benadering.
Mevrouw Van Den Heuvel pleit voor een systeem van open grenzen. Ze gaat ervan uit dat we ons economisch peil niet in stand kunnen houden zonder de hulp van migranten.
Dat blijkt uit rapporten van de OESO.
Het is bijzonder spijtig dat de federale overheid de regularisatie- en de snel-Belgwet niet heeft gekoppeld aan een verplicht systeem van inburgering. De heer De Gucht had nochtans te kennen gegeven daar voorstander van te zijn.
Het onthaalbeleid stond nergens aan het begin van die regeerperiode. We kunnen niet alles ineens doen.
Mijn kritiek is niet gericht tegen het beleid van de minister. Ik heb het over de federale wetgeving en ik pleit alleen voor een gestuurde inburgering.
Wie geregulariseerd wordt, zal een aanbod krijgen om een inburgeringstraject te volgen. De meeste migranten zijn bereid om daarop in te gaan.
De snel-Belgwet is echter een heel andere aangelegenheid. Bij die wet gaat het om migranten van de tweede of derde generatie die al lang in België wonen. Voor hen is er geen onthaal- maar een migrantenbeleid nodig.
De discussie die de heer De Gucht in dat verband op gang heeft gebracht, werd gevoerd naar aanleiding van de snel-Belgwet. Ik verwijt de minister niets; de federale wetgeving had een inburgeringsverplichting moeten invoeren.
We hebben een federale verplichting niet nodig : we maken er zelf werk van.
We hebben inderdaad de federale betutteling niet nodig. Zeker voor vrouwen zal er echter nood zijn aan een zachte dwang. Als geen maatregelen worden genomen, dreigt er achterstelling. Uit onderzoek in Nederland is bijvoorbeeld gebleken dat migranten weinig met hun kinderen spelen. Dat kan leiden tot achterstand op school. De zachte dwang kan worden opgelegd via de VDAB en via de middelen van het Sociaal Impulsfonds (SIF).
Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft terecht opgemerkt dat er moet worden samengewerkt met lokale verenigingen. Zo kunnen moskeeverenigingen vrouwen ertoe aanzetten om inburgeringstrajecten te volgen.
Het Vlaams Parlement moet dringend een debat voeren over inburgering en integratie. In oud-Borgerhout is ongeveer 70 percent van de jongeren werkloos. Een dergelijk probleem kan niet worden opgelost via inburgeringsprojecten, maar alleen via tewerkstellingsprogramma's. Tewerkstelling is het beste middel tot integratie.
De naturalisatiewet heeft belangrijke gevolgen voor de SIF-parameters. Wie genaturaliseerd wordt, wordt onkenbaar voor het SIF.
Het SIF-plan 2000-2002 ligt momenteel voor. Het is gebaseerd op parameters van voor de naturalisatie.
Dat dossier ligt bijzonder gevoelig bij de VLD. Ik ben het helemaal eens met de doelstelling om een snelle integratie op de arbeidsmarkt mogelijk te maken. In het verleden heeft de VLD de inburgering gekoppeld aan de nationaliteitswet en de regularisaties. Er zijn echter ook andere manieren mogelijk om de inburgering bindend te maken; ook in Nederland werd de koppeling niet gemaakt.
Ik ben het niet eens met de stelling van mevrouw Van Den Heuvel dat er eerst een groot maatschappelijk debat moet worden georganiseerd en dat er dan pas maatregelen kunnen worden genomen. Eerst kunnen maatregelen worden genomen ten aanzien van de geregulariseerden; tegelijk kan een debat worden gevoerd. Van bij het begin moet er een element van dwang worden ingevoerd. Ik vind het jammer dat de beleidsnota voor deze aangelegenheid pas aangekondigd wordt voor het jaar 2001.
Dat berust op een misverstand. Ik zal de beleidsnota indienen voor de begroting voor 2001 wordt opgemaakt. Dat is dus binnen enkele maanden
Ik dring erop aan de nota zo snel mogelijk in te dienen. Het is onze uitdrukkelijke wens te weten hoe u die kwestie concreet zal aanpakken
Mevrouw Van Cleuvenbergen signaleert een reëel probleem : het is inderdaad zo dat wie tot Belg is genaturaliseerd, niet langer afzonderlijk wordt ingeschreven. We moeten eens nagaan hoe we die mensen apart toch in onze statistieken kunnen vermelden.
Ik vraag geen allesomvattend debat. Een klein debat over principiële kwesties stelt mij ook al tevreden.
Bepaalde collega's kennen het huidige beleid onvoldoende en de aantallen mensen waarover het gaat. Voor mij is de echte inburgeringstest ervoor te zorgen dat een kind van Turkse ouders dat hier geboren wordt, gelijke kansen krijgt in ons onderwijs en uiteindelijk werk vindt. Een onthaalbeleid is iets totaal anders. Daarmee is totnogtoe niet eens een begin gemaakt en dus is het een goede zaak dat we er eindelijk werk van zullen maken
Voor ouderen en gehandicapten is er nood aan meer zorg op maat. Ik ben verheugd dat het parlement die stelling deelt. Nu worden gehandicapten vaak verplicht zich in een instelling te vestigen. In bepaalde gevallen is dat de gepaste opvang, maar ik ben van oordeel dat we de keuze vrij moeten laten. Het zogenaamde persoonlijke budget omvat meer dan het persoonlijke assistentiebudget waarover nu een experiment loopt. Het omvat ook ambulante hulp voor mensen die een gehandicapt familielid wensen te verzorgen.
Hoe we dat allemaal concreet vorm moeten geven is een kwestie die de regering, het Vlaams Fonds voor de Integratie van Personen met een Handicap en de leden van het parlement in het volgende jaar zal bezig houden. Moeten we nieuwe categorieën invoeren of de instrumenten waarmee de indicatie van de zorgbehoeftes gebeurt, aanpassen? Ik denk dat betere instrumenten voor de indicatie van de zorgbehoefte de beste manier is om zorg op maat uit te werken.
Inzake gelijke kansen getuigden de opmerkingen van sommige leden vooral van heimwee naar mijn voorgangster. Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft bewezen dat ze selectief doof is, toen ze stelde dat ik als minister van gelijke kansen nog niets gedaan heb om de komende gemeenteraadsverkiezingen voor te bereiden. Ik heb een campagne opgezet om vrouwen te stimuleren zich kandidaat te stellen en voor andere vrouwen te stemmen. Die campagne geniet brede steun.
De heer André Denys, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op
Volgens een bron die deel uitmaakt van uw actiegroep, is het nog helemaal niet duidelijk wat die actiegroepen precies zullen moeten doen. Vanzelfsprekend geniet een dergelijke campagne brede steun : bepaalde verenigingen hebben immers niet op uw initiatief gewacht om acties op te zetten.
Mijn bezwaar is dat u als minister geen beleid voert. Nog het meest onaanvaardbaar is dat minister Sauwens wel een campagne voert en dat u daarbij totaal afwezig blijft.
Ik stel voor dat u nogmaals contact opneemt met uw bron in de actiegroep. Er is ondertussen immers al heel wat gebeurd. Wat het decreet over de vertegenwoordiging van vrouwen in de adviesorganen betreft, wijs ik erop dat het decreet dateert van 1998 maar dat bij het aantreden van de nieuwe regering nog geen uitvoeringsbesluiten waren verschenen
Uitvoeringsbesluiten zijn overbodig. Ze zijn alleen nodig als men uitzonderingen wil maken en we hebben ervoor gezorgd dat er geen uitzonderingen zijn
De meeste adviesorganen zijn - op een paar uitzonderingen na - in orde. Volgende vrijdag buigt de regering zich over een aantal uitzonderingen, zoals de adviesraad voor de Hogere Zeevaartschool en de Raad van Wateren, Leien en Dijkgraven. Ik houd het parlement op de hoogte.
Ik stel voor dat de minister eens nagaat wanneer we dat decreet hebben goedgekeurd, wanneer het in het Staatsblad is verschenen en welke maatregelen de vorige minister al heeft genomen. De minister is zelf pas in het najaar in actie geschoten
Minister Vogels heeft terecht bepaalde uitzonderingen toegestaan. Bovendien vind ik niet dat ze de acties van minister Sauwens moet volgen. Ik heb het volste vertrouwen in de minister op dat vlak
Ik dank het Vlaams Parlement omdat het steeds aandacht heeft besteed aan de bijzondere jeugdzorg. Dat is in politieke middens niet vanzelfsprekend. Ik heb een actieplan dat uit drie grote hoofdstukken bestaat, opgesteld. Ten eerste werken we de preventie verder uit. Daarvoor is een persoon per gerechtelijk arrondissement verantwoordelijk. We moeten dat op korte termijn uitbreiden. Op dit ogenblik worden preventieprojecten opgezet in het kader van de meest uiteenlopende maatregelen : door de rijkswacht, in het kader van het SIF of van de veiligheidscontracten enzovoort. Het zal niet meevallen alle betrokkenen op één lijn te krijgen.
We willen de bijzondere jeugdzorg bijzonder houden door een integrale jeugdhulpverlening op te zetten, zoals ook door het Vlaams Parlement werd aanbevolen. De secretaris-generaal van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur zal een stuurgroep leiden die bestaat uit de bevoegde administratie en alle betrokken organisaties en instanties. De stuurgroep zal tegen de zomervakantie met een concreet voorstel komen. In het najaar zullen op basis van dat voorstel experimentele regio's opgezet worden
Zullen de Armoedebeweging, de Kinderrechtenbeweging of het Vlaams Parlement ook vertegenwoordigd zijn in de stuurgroep
De betrokkenen, onder meer de armenverenigingen en de kinderrechtenbeweging, zullen wel degelijk gehoord worden. Daartegenover staat dat ik niet van plan ben de vroegere werkgroep Armoede weer op te starten, nadat die zijn werkzaamheden opschortte toen het Vlaams Parlement zich op het dossier gooide. Ik ben immers tegen eindeloze palavers over de grenzen van bevoegdheidsdomeinen. Die stellen de aanpak van het probleem alleen maar uit. Het lijkt mij beter aan de administratie een omvattend plan te vragen, dat moet klaar zijn voor het reces. Het zal vervolgens zowel aan de genoemde verenigingen als aan het Vlaams Parlement voorgelegd worden. Ik denk dat we op die manier sneller vooruitgang boeken.
Wat de bijzondere jeugdzorg betreft, zijn er gesprekken aan de gang met het kabinet van de minister van Justitie over het jeugdsanctierecht en het justitieel welzijn. De Vlaamse overheid blijft immers bevoegd voor de uitvoering van de sancties. Wij willen die verantwoordelijkheid opnemen. Daartoe moet het voorzieningenapparaat hervormd word. Er komen bijkomende middelen voor alternatieve straffen. De residentiële opvang wordt herbekeken. De gesloten instelling van Mol krijgt tien bijkomende bedden.
Vanaf januari 2002 wordt immers artikel 53 opgeheven, waardoor jongeren voortaan zelfs niet meer voorlopig in de jeugdgevangenis terechtkunnen. Wij moeten op dat moment in staat zijn de verwachte vragen van de jeugdrechter te beantwoorden. In datzelfde verband zorgen we ervoor dat de jongeren die eigenlijk niet in Mol thuishoren, elders worden opgevangen. Dat zijn in de eerste plaats de niet-begeleide minderjarigen zonder papieren en verder ook de jongeren met psychiatrische problemen. De uitbreiding van de opvang in niet-gesloten instellingen gaat door, al vonden wij nog geen geschikte lokatie in Mechelen. Dat soort instellingen blijkt namelijk nergens gewenst te zijn. Bovendien wordt er uitgebreid overlegd met de Franse Gemeenschap en wij zijn het er inmiddels over eens dat we moeten mikken op gedragsverandering en heroriëntering in plaats van op langdurige internering. In een tijd waarin mensen gemiddeld ouder dan zeventig worden, kan men toch geen tieners gaan opsluiten?
Het beloofde Steunpunt Bijzondere Jeugdzorg komt er niet? Voor het forensische welzijnswerk heeft u wel middelen veil.
Voor het forensische welzijnswerk is wel een steunpunt opgericht, omdat daarvoor nog niets bestond binnen de administratie. Het Steunpunt Bijzondere Jeugdzorg beloof ik tegen de begroting van 2001.
Een ander belangrijke doelstelling van het beleid is een goed akkoord met de werkers in de social-profitsector. Er is zowel behoefte aan betere verloning als aan minder arbeidsbelasting en grotere maatschappelijke waardering. Zonder dat laatste komt er immers een tekort aan studenten in de studierichtingen die voorbereiden op een beroep als zorgverstrekker. Het negatieve imago van de sector wordt nog versterkt doordat de betrokkenen afwezig blijven uit het sociaal-economisch overleg, ondanks het feit dat zij inmiddels 20 percent van de werknemers leveren, een enorme omzet hebben en voortrekkers zijn op informaticavlak. Hun enige alternatief is op straat de eisen formuleren en dat is niet bevorderlijk voor de aantrekkingskracht van de beroepen bij jongeren.
Ik stel voor dat u met minister Vanderpoorten een concreet plan opstelt. Dat is dringend want de vergrijzing neemt toe.
Ik ben het eens met de analyse van de minister, maar wat gaat zij daar concreet aan doen?
Sensibilisering die niet alleen gericht is op het onderwijs, maar op de hele maatschappij, is onontbeerlijk.
Een groot deel van de personen die op grond van artikel 80 hun werkloosheidsuitkering verliezen, beschikken immers over een basisopleiding terzake.
Aan het overleg met minister Vanderpoorten wordt gewerkt. Voor de werknemers uit de sector stel ik een omvattend pakket in het vooruitzicht, dat hen gedurende vijf jaar enig perspectief moet bieden. Het zal samengesteld zijn uit een regeling voor de nepstatuten en uit loonharmonisering. Buiten dat pakket en de geplande sensibiliseringscampagnes kunnen wij momenteel niet veel doen. Door de economische groei duiken immers heel wat knelpuntenberoepen op de arbeidsmarkt op. De concurrentie met de harde beroepen is niet eenvoudig.
De collega's die een tussenkomst hielden over gezondheidszorg, zijn niet meer aanwezig. Daarom kan mijn antwoord over dat luik van de beleidsnota kort zijn.
Men heeft me erop gewezen dat mijn voorgangster meer gespierde taal sprak en dat ze erop aandrong dat de gezondheidszorg zou gedefederaliseerd worden. Ik meen dat dat moet gebeuren aan andere tafels. Intussen geloof ik wel in het nut van overleg. Er zal een eerste interministeriële conferentie gehouden worden tussen de verschillende ministers die in dit land bevoegd zijn voor gezondheidszorg. Die conferentie zal het hebben over palliatieve zorgen, maar ook over de functie van de eerste lijn en over echelonnering. Door een ingewikkelde normering wordt vaak een oorlog op het terrein georganiseerd.
We moeten durven praten over de betekenis van een modern regioziekenhuis en men moet erbij zeggen hoeveel regioziekenhuizen in Vlaanderen nodig zijn. Men moet zorg op maat kunnen geven. De fusies zijn regionaal zeer gespreid. Voor eenzelfde kwaal krijgt men in verschillende ziekenhuizen soms een andere behandeling, naargelang de specialisatie van dat ziekenhuis. Het is de bedoeling middelen te transfereren van de tweede naar de eerste lijn en naar de preventie. We moeten debatteren over de definitie van een regioziekenhuis en de bereikbaarheid van de zogenaamde satellieten voor daghospitalisatie.
Inzake het netwerk van welzijns- en gezondheidsregio's moeten het federale en het Vlaamse niveau op elkaar afgestemd worden.
Ten slotte moet werk gemaakt worden van milieu en gezondheid. Dat is een van de grote bezorgdheden van de bevolking. Op dit gebied willen we de LOGO's (lokaal gezondheidsoverleg) meer verantwoordelijkheid geven. De heer Van Duppen liet zich daarover nogal neerbuigend uit. Ik meen echter dat ze een belangrijke rol kunnen spelen in een degelijk gezondheidspreventiebeleid.
In de beleidsnota heb ik, ondanks mijn vele vragen, niets gevonden over drugspreventie, wat wel een Vlaamse bevoegdheid is. Ook uit haar antwoord word ik niet veel wijzer.
De minister stelt zich volgzaam op tegenover het federale niveau. Het Vlaamse beleid dreigt zich toe te spitsen op het veiligheidsbeleid en de criminaliteit. Het is uiteraard niet mijn bedoeling om de drugsverslaafden te culpabiliseren, zoals het Vlaams Blok in zijn programma doet. Mits een goed overleg met de collega's kunnen over die problematiek al veel antwoorden worden gegeven aan bezorgde opvoeders.
Het is niet omdat daarover niets verschenen is in de pers, dat er geen overleg zou plaatsvinden. We bereiden nu een standpunt voor in het kader van de federale drugsnota. De Vereniging voor Alcohol- en Drugspreventie (VAD) is bezig met de uitvoering van de convenant die terzake werd uitgewerkt. Na een goede enquête bij de scholen stelde de VAD een eerste rapport op. Dat rapport wordt terugbezorgd aan de scholen als een middel om met de leerlingen daarover een gesprek aan te gaan. Zo moeten de scholen bijkomend ondersteund worden in hun preventiegesprekken. (Applaus bij de VLD, AGALEV EN VU&ID)
Mevrouw Merckx-Van Goey is blijkbaar niet op de hoogte van het programma van het Vlaams Blok. Ik zal haar daarom morgen een exemplaar bezorgen.
Ik wil de minister erop wijzen dat de CVP-collega die zich bezighoudt met gezondheidsbeleid, in de Senaat moet zijn voor het debat dat daar gevoerd wordt.
Er werden drie met redenen omklede moties aangekondigd, een door mevrouw Ceysens, een door de heer Strackx en een door mevrouw Becq.
Ze moeten uiterlijk vrijdag 17 februari 2000 om 17 uur zijn ingediend.
We zullen op woensdag 15 maart 2000 om 16 uur de hoofdelijke stemmingen over de moties en de beleidsnota houden.
De bespreking is gesloten.