Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is het debat betreffende de verdeelsleutel voor de onderwijsdotatie.
De bespreking is geopend.
Onze fractie heeft dit debat gevraagd, opdat het Vlaams Parlement een standpunt zou kunnen bepalen vooraleer er morgen een belangrijke beslissing wordt genomen over de financiering van het onderwijs. Sinds het debat van 27 oktober hebben de eerste minister en de Vlaamse regering een standpunt ingenomen. De vraag is echter of dit standpunt conform is aan het standpunt dat geformuleerd werd door de fracties in het Vlaams Parlement. Men was het er toen over eens dat de verdeling van het geld moet gebeuren op basis van objectieve en vooraf controleerbare criteria.
De heer Voorhamme verklaarde tijdens het debat op 27 oktober dat geen enkel criterium gebaseerd op leerlingenaantallen voldoet aan het criterium van objectiviteit. Dergelijke criteria kunnen in de praktijk immers niet worden gecontroleerd. Hij achtte het ondenkbaar dat het Rekenhof twee miljoen leerlingen in 8000 scholen zou tellen en controleren. Daarom meende hij dat we ons moeten baseren op criteria die steunen op bevolkingscijfers. Hij zegde dat dit ook het standpunt was van de Vlaamse regering.
De heer Sannen zegde toen dat de financierbare of regelmatig ingeschreven leerling deel uitmaakt van een terminologie die afhankelijk is van een beleid en derhalve niet hanteerbaar is. Daarom meende hij dat men moet vertrekken van de feitelijke bevolkingsaantallen.
De heer Van Dijck zegde dat artikel 39 paragraaf 2 van de financieringswet enkel kan aangepast worden op basis van objectieve en vooraf controleerbare gegevens. Hij bedoelde daarmee de bevolkingsstatistieken van het NIS (Nationaal Instituut van de Statistiek). Hij becijferde dat er in de Franse Gemeenschap 40.000 leerlingen meer zijn dan leerplichtige jongeren.
De heer Denys heeft zich niet uitgesproken in het debat. Hij was voorzichtig en daar had hij wellicht zijn redenen voor.
Hoe dan ook is onze verbazing groot dat de Vlaamse regering nu instemt met het voorstel van premier Verhofstadt om de verdeling van de onderwijsgelden te baseren op het aantal leerlingen tussen 6 en 18 jaar waarbij de controle moet gebeuren door het Rekenhof.
Bij de Franstaligen gaat het intussen allang niet meer over objectieve criteria. Het enige wat voor hen telt is 2,4 miljard frank extra voor hun onderwijs. Het is voor hen niet belangrijk of dat bedrag wordt bereikt via een precies criterium of via om het even welk systeem uitgewerkt door de regering.
De Vlaamse regering is de gevangene van de belofte die premier Verhofstadt heeft gedaan. Na de verklaringen van Michel, Collignon en Deleuze is het duidelijk dat dit geld al werd toegezegd in juli, tijdens een vergadering met de partijvoorzitters. Wij dreigen dus 2,4 miljard frank aan middelen te verliezen, terwijl wij volgens het bevolkingscriterium recht hebben op 6,6 miljard frank extra ten aanzien van de huidige verdeelsleutel. In de kering gaat het dus om een inlevering van 9 miljard frank door het Vlaams onderwijs. Dat kunnen we niet aanvaarden.
Deze discussie heeft niets te maken met enggeestig nationalisme of met een gebrek aan solidariteit. Vlaanderen is al solidair met de Franse Gemeenschap in de sociale zekerheid, in de fiscaliteit, in de Europese middelen en ook in de huidige Financieringswet waarin solidariteitsmechanismen vervat zijn ten belope van 25 miljard frank. Vlaanderen geeft trouwens ieder jaar 263 miljoen frank subsidies aan het Franstalig onderwijs in de faciliteitengemeenten, terwijl van Franstalige kant elke frank wordt geweigerd aan Vlaamse scholen in Wallonië.
De correctie van de Vlaamse regering om de taalgrensleerlingen uit de verdeelsleutel te halen is niet nodig als men vertrekt van het bevolkingscriterium. Wat beoogt de Vlaamse regering trouwens met dit amendement? Gaat het inderdaad om de 24.000 leerlingen die in Vlaanderen wonen en in de Franse Gemeenschap school lopen en aan de 7.000 leerlingen in de omgekeerde situatie? Dat betekent dat de Franse Gemeenschap voor 17.000 leerlingen geen betoelaging meer zou ontvangen. Aan een kostprijs van 250.000 frank per leerling komt dit neer op vier miljard frank minder en niet op 2,4 miljard meer voor de Franse Gemeenschap. Kloppen deze cijfers of is heel deze discussie een zinloos?
Aan Franstalige zijde is het opvallend stil over deze eis. Uit de pers vernemen we dat het Vlaamse bezwaar tegen de interregionale flux op een minimalistische wijze zal ingevuld worden. Eventueel kan de subsidie worden geschrapt voor het leerlingenvervoer van een gemeenschap op het grondgebied van een andere. Het amendement van de Volksunie zou dan neerkomen op enkele miljoenen als een zoethoudertje om de 2,4 miljard frank extra te doen slikken.
Minister-president Dewael zegt dat het voorstel Verhofstadt slechts een tijdelijke regeling is. Intussen spreekt de voorzitter van de Franse gemeenschaps-regering, de heer Hasquin, over een jaarlijks terugkerend bedrag. Mijn fractie is vragende partij voor een nieuwe financieringsregeling voor het onderwijs op basis van fiscale en financiële autonomie. Als we nu ingaan op de Franstalige eisen, verliezen we echter een fundamentele hefboom en zullen ze weigeren het gesprek over fundamentele kwesties te voeren.
We moeten ook voor duidelijkheid zorgen. Enerzijds wil de heer De Batselier, zoals hij op de Costa zegde, de onderwijsmiddelen verhogen door de BTW-dotatie te koppelen aan het BNP. Ook de heer Voorhamme is daar voorstander van. Anderzijds pleiten zowel de Volksunie als de heer Denys voor fiscale autonomie. Daarnaast vrees ik dat het voorstel van de heer De Batselier ervoor zal zorgen dat het onderwijs meer middelen krijgt ten koste van de federale begroting.
In het verleden werden geregeld akkoorden gesloten op de rug van de federale begroting. Wie heeft die akkoorden gesloten? U vermeldt immers graag dat u heeft meegewerkt aan alle staatshervormingsrondes.
In uw resolutie pleitte u voor fiscale autonomie en voor het overhevelen van de personenbelasting. Wij weten hoe we die eis kunnen verwezenlijken.
Ik had het over het verleden.
Laat het verleden voor wat het is. Ik beken dat wij fouten hebben gemaakt, maar de laatste jaren hebben wij consequent voor meer bevoegdheden gekozen.
In 1992, tijdens de hele discussie over het Kijk- en Luistergeld hebben wij het been stijf gehouden. Wij wilden het geld niet zonder tegenprestatie geven. Het is aan die strategie te danken dat wij hier nu in een rechtstreeks verkozen parlement zitten. Nu wordt een chantagepolitiek gevoerd. Minister Onkelinx wil artikel 62 van de Financieringswet wijzigen. Allemaal machinaties om het debat ten gronde in de Costa te vermijden. Vandaar onze stelling : geen extra middelen. Anders hebben onze woorden geen betekenis meer. (Applaus bij de CVP)
Deze Vlaamse regering moet de belangen van Vlaanderen verdedigen en de principes van dit parlement waarmaken. Voor ons is dat geen communautaire discussie. Het gaat hier om de financiering van het onderwijs. Daarom verwachten we een kordate houding van de regering, want als zij toegeeft hebben onze woorden hier geen betekenis meer en krijgen we nooit fiscale autonomie. (Applaus bij de CVP)
In oktober heeft de meerderheid een resolutie goedgekeurd waarin de regering wordt gevraagd eerst overleg te plegen in het overlegcomité. Pas als daar geen oplossing wordt gevonden, moet het dossier door de Costa behandeld worden.
De stelling die de Vlaamse regering vorige vrijdag heeft ingenomen is heel duidelijk : de regering gaat akkoord met het corpus van de regeling die premier Verhofstadt voorstelt, maar dient een amendement in om de zogenaamde interregionale flux te neutraliseren. De Vlaamse regering zal dit standpunt verdedigen in het overlegcomité.
De discussie in het overlegcomité moet een antwoord bieden op de vraag hoe het effect van allerhande ronselpraktijken weggewerkt kan worden. Eigenlijk is men het al niet eens over het belang van die ronselpraktijken. We mogen er immers van uitgaan dat heel wat ouders bewust voor een bepaalde school kiezen. Maar in faciliteiten- en taalgrensgemeenten is er wel degelijk sprake van ronselpraktijken. De Vlaamse regering moet daar een einde aan maken zonder te tornen aan de vrijheid van onderwijs.
Voor de VLD is het voorstel van de eerste minister een tijdelijke oplossing. In de Financieringswet werd een periode van tien jaar vastgelegd. Voor begrotingsjaar 1999 moest een nieuwe regeling uitgewerkt worden, maar de vorige regering heeft dat niet gedaan. Het is logisch dat nu een nieuwe oplossing gezocht wordt en dat objectieve criteria in een wet worden vastgelegd.
Wij beschouwen het voorstel eveneens als een tijdelijke regeling, omdat het debat over de financiering in de Costa gevoerd moet worden. Deze regeling zal het chronische tekort aan middelen in beide gemeenchappen niet wegwerken. We mogen de onderwijsmiddelen pas welvaartsvast maken als tegelijk gezorgd wordt voor fiscale autonomie.
Dan is er nog de tegenstelling tussen leerling en bevolking. Volgens van Dale is een leerling iemand die onderwijs krijgt. Met zijn voorstel overbrugt premier Verhofstadt deze kunstmatige tegenstelling. De leerlingen worden geteld en het cijfer wordt getoetst aan het bevolkingscijfer.
Verwijzen naar de definitie van leerling in de van Dale is een simplistische benadering, die geen rekening houdt met de realiteit. In de praktijk wordt er een andere definitie van leerling gehanteerd in Vlaanderen en Wallonië. Er zijn verschillende momenten van intreding, uittreding, telling, enzovoort. Door de bevolkingscijfers te gebruiken ontmoedigt men het zittenblijven. Vlaanderen doet onder meer door zorgverbreding veel inspanningen om zittenblijven te vermijden.
Wat u zegt is juist, maar heeft hiermee niets te maken. De criteria voor tellen maken dat aan uw bezwaren tegemoet gekomen wordt. Er is een genormaliseerde omschrijving van een leerling in Vlaanderen en Wallonië. Hierbij houdt men rekening met de verschillende instapleeftijd, de verschillende definities van leerling, enzovoort. Door slechts rekening te houden met 12 studiejaren per leerling worden de zittenblijvers niet meegerekend. Indien uit de vergelijking met de bevolkingscijfers een te grote afwijking wordt vastgesteld, komt dit probleem op de tafel van de federale regering en de Costa.
Het uitgangspunt is het bevolkingscijfer. U draait het om en gebruikt dit cijfer enkel ter controle.
Ons uitgangspunt is de tekst van de wet : de leerlingen moeten geteld worden op basis van objectieve criteria.
Dit zijn de bevolkingscijfers.
De wet zegt dat de leerlingen geteld moeten worden. Wij willen deze cijfers controleren aan de hand van de bevolkingscijfers. U draait zelf de zaak om.
U beschikt reeds over de bevolkingscijfers. Om de leerlingen te tellen, moet u een zwaar administratieve procedure uitwerken en belast u het Rekenhof met een taak waarvoor het niet uitgerust is. Uw oplossing is complex en zal niet werken.
De bevolkingscijfers kunnen gebruikt worden voor controle maar in de wet staat dat de leerlingen geteld moeten worden.
In de financieringswet staat niet dat het aantal leerlingen geteld moet worden, maar dat er een wetenschappelijk en objectief criterium moet zijn voor het bepalen van het aantal leerlingen. Dit criterium is bepalend, niet het tellen alsdusdanig.
Rekent u bij de interregionale flux van Vlaanderen naar Wallonië, ook de kinderen in Brussel? Gaat het dus over de kinderen die in de Vlaamse Gemeenschap wonen maar in het Franstalig onderwijs, ook in Brussel, les volgen?
Het gaat over hen maar ook over alle Franstalige leerlingen die in het Nederlandstalig onderwijs schoollopen. Heeft u daar al over nagedacht?
Wij moeten er niet over nadenken, u heeft dit voorgesteld.
Bij de bevolkingscijfers zal ook rekening gehouden worden met de 80-20-verdeling.
Inderdaad.
Weet u wat uw voorstel budgettair betekent?
Ik kan u geen concrete cijfers geven. De heer Van Rompuy heeft een congenitale afwijking : hij rekent slecht met kleine en grote cijfers. Uit vorige vergaderingen bleek dat hij de prijs van een pint niet kent. Nu bewijst hij dat hij met grote bedragen ook niet kan rekenen. Hij gaat er immers van uit dat wat van Wallonië afgenomen wordt automatisch naar Vlaanderen komt. Neutraliseren komt er echter op neer dat 40 percent naar Wallonië gaat.
Hij heeft een schitterend voorbeeld gegeven van deze nieuwe vorm van aritmetica door in het programma De Zevende Dag op luttele minuten van 1,6 miljard frank 9 miljard frank te maken.
Ik wil de redenering hier herhalen. De VU heeft berekend dat Vlaanderen op basis van de bevolkingscijfers recht heeft op 6,6 miljard frank meer. Op basis van het regeringscompromis krijgt Franstalig België echer 2,4 miljard frank meer. Dit is dus een inlevering door Vlaanderen van ongeveer 9 miljard frank.
Ongeveer 17.000 leerlingen zouden niet meegerekend worden door de interregionale flux : Vlamingen die les volgen in scholen van de Franstalige Gemeenschap. Met een dotatie van 250.000 frank per leerling zou de Franstalige Gemeenschap ongeveer 4 miljard frank minder krijgen.
Het lijkt wel of de Vlaamse regering haar standpunt heeft bepaald zonder de cijfers te kennen. U moet de belangen van Vlaanderen verdedigen maar niet improviseren. De Vlaamse regering is samengesteld uit leuke jongens en meisjes, maar nu wordt het gevaarlijk dat zij hun dossiers niet kennen. (Applaus bij de CVP)
De CVP rekent ook de leerlingen van Franstalige gezinnen die in Brussel naar het Nederlandstalig onderwijs gaan. Maar in Brussel geldt sedert 1970-71 de vrijheid van het gezinshoofd. Brussel staat dus los van de interregionale flux. We mogen dit niet koppelen. De vrijheid van het gezinshoofd slaat echter niet op de Franstalige gezinnen in de Vlaamse Rand.
Indien het enkel over de Rand gaat, is de interregionale flux een lege doos. Het gaat enkel over een paar bussen in de taalgrensgemeenten die niet meer in rekening gebracht mogen worden.
De berekeningen van de heer Van Rompuy kaderen in een systeem van fiscale autonomie. Hij maakt een denkfout als hij voor het onderwijs rekent op een fiscale autonomie van Vlaanderen en Wallonië. Indien er hiervan sprake zou zijn, zou Vlaanderen inderdaad ruim 6 miljard frank meer krijgen. De discussie over fiscale autonomie kan echter niet gevoerd worden zonder rekening te houden met de solidariteit tussen de gemeenschapen. Men kan immers geen gesprek voeren met Wallonië indien men hen voorhoudt dat zij op korte termijn een aantal miljarden frank gaan verliezen. Dit is tijdverlies.
Zes miljard frank is berekend op basis van de bevolkingscijfers. Bij fiscale autonomie wordt de BTW-dotatie verdeeld op basis van de personenbelasting. Dan zou Vlaanderen 20 miljard frank meer krijgen.
Denkt u dat er een zinvol gesprek met Wallonië kan gevoerd worden indien zij 6 miljard frank moeten afstaan? Bij de discussie over fiscale autonomie op basis van de personenbelasting en de BTW-inkomsten zal ook steeds gepraat moeten worden over solidariteitsmechanismen.
Het is gemakkelijk om nu te doen alsof Vlaanderen 10 miljard frank per jaar misloopt. Hierbij houdt men geen rekening met de wet en de financieringswet. Die is nochtans goedgekeurd door de CVP.
Als wij uitvoering geven aan een regeling, waarvan in de wet staat dat men haar op een welbepaalde datum dient uit te voeren, wat doen wij dan verkeerd?
Uw grote vergissing is dat u het criterium van de bevolkingscijfers, ten gunste waarvan alle fracties zich hebben uitgesproken, opgeeft.
In het voorstel van premier Verhofstadt worden de bevolkingscijfers door het Rekenhof gehanteerd bij de controle.
De heer Collignon heeft nu al aangekondigd dat hij die controle niet zal aanvaarden.
Als de Franse Gemeenschap niet wil meewerken, valt het hele nieuwe systeem uit en blijft alles bij het oude. (Applaus bij de VLD, de SP en AGALEV)
De nieuwe regeerperiode zou voor een dooi zorgen in de communautaire relaties. Maar nog voor de gesprekken in de Costa echt op gang konden komen, blijkt reeds dat de verwachtingen niet worden ingelost, in weerwil van de ontroerende pogingen van de VLD om het onderwijsdossier als louter technisch te karakteriseren. U had beter moeten weten : aan de andere kant van de taalgrens is men enkel in het eigen belang geïnteresseerd.
De eerste fout werd gemaakt toen men het dossier van de agenda van de Costa haalde. Zo gaf men het enige wapen uit handen waarover men beschikte om de Franstaligen tot onderhandelingen over meer fiscale autonomie te dwingen. Daar ging de fameuze hefboom van de heer De Gucht.
Vervolgens aanvaardde men het criterium van de leerlingenaantallen, terwijl op 27 oktober het hele Vlaamse Parlement zich uitsprak ten gunste van het criterium van de bevolkingscijfers. Ik geef toe dat het eerstgenoemde logischer is en bovendien in het buitenland algemeen gangbaar, maar bij ons is het helaas niet toepasbaar, bij gebrek aan objectief controleerbare gegevens.
Ondanks deze euvels werd minister-president Dewael gecharmeerd door het dubbele-controlevoorstel van premier Verhofstadt, die overigens niet eens een meerderheid heeft in zijn eigen regering. Het vertrouwen tussen de gemeenschappen moet trouwens wel bijzonder groot zijn in ons land, als men een dergelijke dubbele controle nodig heeft. Ik ben nu al benieuwd naar de VU-tussenkomst in het debat, want deze partij verklaarde zich achtereenvolgens voorstander van agendering op de Costa, een bespreking in het overlegcomité, de afwijzing van het voorstel-Verhofstadt, een voorwaardelijke aanvaarding ervan en ten slotte opnieuw een afwijzing. Sterker nog was minister-president Dewael : hij verklaarde tijdens het weekend uitsluitend op basis van principes te discussiëren en geen weet te hebben van cijfers. De berekeningen werden nochtans al voor hem gemaakt door verschillende instanties en ze wijzen alle in dezelfde richting : op basis van de bevolkingscijfers werd er in 1999 5,6 miljard frank te weinig uitgekeerd en bedraagt het gecumuleerde tekort over de hele periode vanaf 1990 niet minder dan 75 miljard frank. (Protest bij minister-president Dewael)
Ter bepaling van de totale BTW-massa werd immers enkel de indexontwikkeling gevolgd - met een kleine correctiefactor op grond van de bevolkingscijfers. De Franstalige leerlingenaantallen zijn immers niet betrouwbaar. Het onderwijsbeleid in beide gemeenschappen is inmiddels zodanig uit elkaar gegroeid, dat termen als regelmatig ingeschreven of financierbare leerling niet meer hetzelfde betekenen in het noorden en het zuiden, en dus niet langer bruikbaar zijn. Het pleidooi voor het welvaartvast maken van de onderwijsdotatie is overtuigend, maar is volgens ons enkel realiseerbaar in een stelsel van fiscale autonomie. Wat te doen, nu we nog niet zover zijn? Hoe financieren we het onderwijs op korte termijn? Daarvoor zijn eerlijke en objectieve criteria nodig, terwijl de Franstaligen hun discours beperken tot de vraag hoe zij aan de toegezegde 2,4 miljard frank zullen komen? Alle vooraanstaande politici uit het zuiden bevestigen dat het bedrag mondeling werd beloofd tijdens de regeringsonderhandelingen. Als de minister-president van niets weet, dan is hij door zijn goede vriend premier Verhofstadt bedrogen.
Zou het niet kunnen dat de Franstaligen zich beperken tot het eisen van een welbepaald bedrag, omdat zij hebben ingezien dat de door premier Verhofstadt voorgestelde criteria inderdaad objectief zijn en voor hen een lager bedrag genereren?
Minister Michel heeft inderdaad berekend dat het voorstel-Verhofstadt slechts 1,8 miljard frank oplevert voor het Franstalig onderwijs. Zijn oplossing is eenvoudig : hij vraagt gewoon 600 miljoen frank meer en de wijze waarop dat geregeld wordt interesseert hem verder niet. Daarvoor capituleren is beschamend. (Applaus bij de CVP en het VB)
In dit debat wordt voortdurend gediscussieerd over datgene wat de Franstalige politici zeggen. De Franstaligen hebben het recht om te zeggen dat ze 2,4 miljard frank willen. De vraag rijst echter of men de criteria gaat hervormen om dat te krijgen. Het feit dat ze over het bedrag spreken, wijst erop dat ze toegeven dat de criteria objectief zijn en geen 2,4 miljard frank opleveren.
Het debat gaat inderdaad niet meer over de onderwijsfinanciering, wel over de 2,4 miljard frank. Als de criteria kloppen om aan dat bedrag te geraken, dan is alles in orde; zoniet willen de Franstaligen ze aanpassen. Zo is minister Reynders al op zoek naar andere inkomstenbronnen. De criteria zijn bijkomstig.
Het is logisch dat we over de criteria debatteren en niet over datgene wat de Franstaligen vragen. Het is in het nadeel van Vlaanderen als de criteria niet objectief en niet controleerbaar zijn.
Stemt dat overeen met het standpunt van de Vlaamse regering?
Ik citeer uit het verslag van het debat van 27 oktober dat de bevolkingscijfers voor mij het meest voor de hand liggende criterium zijn, maar dat ik de creativiteit van de federale regering niet onderschat. (Rumoer)
Ik herinner de heer Sannen eraan dat hij tijdens dat debat op 27 oktober gezegd heeft dat hij niet weet hoe men tot objectieve gegevens kan komen zonder te vertrekken van het feitelijke bevolkingsaantal.
U moet me wel correct citeren. De bevolkingscijfers zijn het meest voor de hand liggende criterium, maar terzelfdertijd onderschat ik de creativiteit van de federale regering niet. Ik ben tevreden dat meb het bevolkingsaantal gebruikt, maar ik laat ook de ruimte voor andere op voorhand controleerbare objectieve gegevens.
U weet toch ook dat het verslag uw woorden niet letterlijk weergeeft. Als u de geluidsbanden zal beluisteren, zal u merken dat u de waarheid niet spreekt.
Tijdens het debat van 27 oktober zijn zowel de heer Voorhamme, de heer Sannen als de VU&ID, met andere woorden drie regeringspartners, duidelijk uitgegaan van bevolkingscijfers.
Dat ontken ik niet, maar ik heb nooit gesteld dat er geen andere voorstellen mogelijk waren.
In uw woorden kan ik nog een bepaalde nuance ontdekken, die ik niet terugvind in de uitspraken van de andere twee regeringpartijen die het duidelijk over bevolkingsaantallen hebben.
We staan aan de vooravond van het overlegcomité, waar de Vlaamse regering een standpunt moet innemen. Het is dan ook logisch dat ze geconfronteerd wordt met het standpunt van het parlement en dat daarover gedebatteerd wordt, rekening houdend met de stellingname van de Franstaligen, die niet vasthouden aan de voorgestelde criteria. Ze willen eventueel andere criteria en zelfs andere inkomstenbronnen, bijvoorbeeld de indexering van de trekkingsrechten. De redenering dat het dossier niet op de Costa besproken moest worden omdat het louter gaat om de technische uitvoering van de Financieringswet, valt dan ook als een kaartenhuisje in elkaar. De vraag rijst of de bijkomende 600 miljoen frank op de Costa thuishoren.
Dat de regeling van het onderwijsdispuut gepaard gaat met de indexering van de trekkingsrechten is geen enkel probleem. Het gaat in beide gevallen om de uitvoering van de Financieringwet. Ik zie niet in hoe Vlaanderen daartegen een bezwaar kan hebben. Een vertegenwoordiger van het Vlaams Blok kan het toch geen probleem vinden dat Vlaanderen meer inkomsten krijgt?
Waarom mogen de afcentiemen, ook een uitvoering van de Financieringswet, dan niet op de Costa worden besproken?
De Franstaligen zeggen dat ze geen criteria aanvaarden. We discussiëren over de criteria die objectief moeten zijn. Het bevolkingscijfer is de uiteindelijke toetssteen om na te gaan of de verdeling van de gelden objectief gebeurt. Dat wordt door het Rekenhof gecontroleerd. De algemene vaststelling is dus dat men niet kan voorbij gaan aan de bevolkingscijfers.
De bevolkingscijfers zijn de uiteindelijke toetssteen. In het voorstel van premier Verhofstadt gaat het over leerlingenaantallen en een dubbele controle. Het dossier wordt opnieuw aan de regering voorgelegd als de verschillen te groot zijn. Waarom hanteert u geen eenvoudig criterium : de bevolkingscijfers? Waarom maakt u er nog eens een regeringszaak en dus een politieke discussie van? U maakt het uzelf wel zeer moeilijk.
Als men zeker is dat de bevolkingscijfers de ultieme toetssteen zijn, zullen de leerlingenaantallen wel kloppen.
Alleen de bevolkingscijfers worden door niemand betwist.
Door dit onderwerp niet voor te leggen op de Costa, wordt een belangrijk wapen uit handen gegeven. Er bestaat wel degelijk een geheim akkoord over de 2,4 miljard frank. De Vlaamse meerderheid heeft veel te vlug ingestemd met de basisleerlingenaantallen van de premier. De Franstaligen aanvaarden de controle niet en zoeken naar andere inkomstenbronnen, die de grenzen van het overlegcomité overschrijden.
De minister-president wil niet op jacht gaan met de fanfare op kop; er is echter geen jacht, noch een fanfare, er is zelfs geen partituur. De minister-president heeft recht op een tweede zittijd. Voor de eerste communautaire test is hij glansrijk gezakt. (Applaus bij het VB).
Het standpunt van de SP over deze aangelegenheid is niet gewijzigd sinds 27 oktober. We blijven achter de resolutie staan die in dit verband in het Vlaams Parlement werd goedgekeurd. In de resolutie wordt het debat over de verdeling van de onderwijsmiddelen gezien als een discussie over de financiering van het onderwijs. Vlaanderen moet het spel intellectueel eerlijk spelen. We mogen ons niet laten afleiden door de houding van Franstaligen die alleen een bepaald bedrag willen krijgen en de rest als bijzaak beschouwen. De criteria die worden gehanteerd moeten correct zijn, ze moeten tot stand komen los van machtsspelletjes.
De discussie moet gevoerd worden op twee verschillende niveaus : binnen en buiten het carcan van de Financieringswet. Iedereen weet dat de Financieringswet moet worden uitgevoerd : in 1999 moet beslist worden over de verdeling. Het is moeilijk denkbaar dat dat enkel kan gebeuren op basis van een telling van de leerlingen. Daarom zijn we het niet eens met een akkoord in die zin. Een consequente toetsing aan de bevolkingscijfers is noodzakelijk. Het voorstel van de premier sluit hierbij aan. Er zal een dubbele controle plaatsvinden : de leerlingen worden geteld - via een techniek die, naar ik hoop, zal werken - en de telling wordt getoetst aan de bevolkingscijfers. Deze werkwijze sluit aan bij het standpunt dat de SP altijd heeft ingenomen en bij dat van de Vlaamse regering.
Als de dubbele controle anomalieën aan het licht brengt, betekent dat dat er niet aan het akkoord voldaan is en dat men zal moeten teruggevallen op de huidige verdeelsleutel. Via een jaarlijks vooruitgangsrapport moet worden nagegaan of het akkoord effectief wordt uitgevoerd.
De regeling die wordt voorgesteld zal slechts een voorlopig karakter hebben. Iedereen is het erover eens dat de huidige Financieringswet voor wat betreft onderwijs moet worden aangepast. Het komt er dus op aan om een structurele oplossing te vinden. Daartoe zijn er meer middelen nodig voor onderwijs. Dat geld moet uit de federale pot van overheidsfinanciën komen. Dat is geen vorm van potverteren ten koste van de federale overheid. De huidige Financieringswet zorgt integendeel voor consumptiefederalisme in het voordeel van de federale overheid. Uit de globale pot kan steeds minder geld worden gehaald voor de financiering van het onderwijs. Door het keurslijf van de huidige Financieringswet moeten we het jaarlijkse tekort van 45 miljard frank uitsluitend opvangen door ingrepen in Vlaamse beleidsaangelegenheden.
De toekomst van het onderwijs is een prioritaire uitdaging. Het onderwijs is de sociale zekerheid van de toekomst. De uitbreiding van het hoger onderwijs, van de permanente vorming, van de zorgverbreding enzovoort, zullen nog meer middelen voor het onderwijs noodzakelijk maken. De herziening van de Financieringswet moet leiden tot een grotere welvaartsvastheid van de onderwijsfinanciering. Dat kan ondersteund worden door stappen in de richting van meer fiscale autonomie.
We steunen het voorstel van de parlementsvoorzitter om de financiering van gewesten en gemeenschappen sneller op de agenda van de Costa te zetten. Ik hoop dat hij zal kunnen rekenen op de steun van alle Vlaamse parlementsleden die in de Costa zijn vertegenwoordigd. (Applaus bij de SP, de VLD, VU&ID en bij AGALEV).
Het debat van 27 oktober jongstleden betrof een resolutie over de dotatie voor de financiering van het onderwijs. Onderwijs is niet alleen in Vlaanderen maar ook internationaal een belangrijk thema. Het rapport-Delors stelt dat zes tot zeven percent van het BRP aan onderwijs zou moeten besteed worden. Wij beschikken echter slechts over beperkte middelen. De onderwijsdotatie voor de Vlaamse Gemeenschap bedraagt ongeveer 200 miljard frank, de uitgaven bedragen 252 miljard frank. Dat betekent dat Vlaanderen middelen die in feite bedoeld waren voor gewestmateries, gebruikt voor onderwijs. Als de dotatie welvaartvast was, dan zouden we beschikken over een dotatie van 250 miljard frank. Het huidige financieringsmechanisme is dus onhoudbaar. Op de Costa moet de financiering van de gemeenschapsmateries een van de prioritaire agendapunten zijn. Deze financiering moet deels gebaseerd zijn op een dotatie en deels op een vorm van fiscale autonomie. De Franse Gemeenschap krijgt een dotatie van 155 miljard frank, terwijl ze in feite recht heeft op 183 miljard frank indien deze dotatie welvaartvast zou zijn. De vraag van de Franstaligen naar meer middelen voor onderwijs lijkt me dus terecht : ook zij willen de kwaliteit van het onderwijs centraal stellen.
Het gaat hier dus over twee verschillende discussies. De ene discussie is hoe ervoor te zorgen dat de gemeenschapsmateries gefinancierd blijven. Een andere discussie betreft de verdeling van de dotatie van de federale overheid voor gemeenschapsmateries : die moet gebaseerd zijn op objectieve en vooraf controleerbare criteria.
Nu is er een verdeelsleutel van 57,5 tegen 42,5 voor het verdelen van de BTW-massa. Als er een nieuwe verdeelsleutel wordt afgesproken, waarbij het Franstalig onderwijs 1,8 miljard frank meer krijgt, dan betekent dat dat er minder geld is voor het Nederlandstalige onderwijs. Daarbij moeten we bedenken dat we al 25 miljard frank overdragen via de personenbelasting. Agalev handelt vanuit zijn broederschap met Ecolo. In het Vlaams Parlement komt het er echter ook op aan de Vlaamse belangen te verdedigen.
De heer Van Rompuy verwart twee dingen. De dotatie van de federale overheid moet verdeeld worden op basis van objectieve en vooraf controleerbare criteria.
Dat de criteria vooraf controleerbaar moeten zijn, staat niet in het voorstel-Verhofstadt. Er is wel voorzien in een dubbele controle achteraf.
De controle gebeurt vooraleer de dotatie gegeven wordt.
Een andere vraag is of de dotatie van de federale overheid wel voldoende is voor een kwalitatief onderwijs in België.
Dit debat komt morgen niet aan bod.
Als Vlaanderen 1,8 miljard frank minder krijgt uit de financiële regeling via de BTW-ontvangsten, dan zal de Vlaamse regering een amendement moeten indienen op de begroting, waarbij de dotatie van de federale overheid met 1,8 miljard frank wordt verminderd. Zo niet zal de begroting niet kloppen. Ergens in de gemeenschapsmateries zal voor 1,8 miljard frank moeten bespaard worden om die middelen te vinden. Dat is de consequentie van deze beslissing.
De heer Van Rompuy heeft niet goed begrepen waarover het gaat. Het voorstel zegt dat de leerlingen eerst moeten geteld worden. Dat is nog niet gebeurd en dat zal dit jaar ook niet meer gebeuren. Deze telling zal vervolgens ook moeten getoetst worden aan de bevolkingscijfers. Pas als deze toetsing overeenstemt met de telling, zal het akkoord worden uitgevoerd en de dotatie herverdeeld worden. Dit kan dus geen betrekking hebben op de begroting voor 2000.
De telling zal gebeuren in januari of februari van 2000 en zal vervolgens door het Rekenhof gecontroleerd worden. Rond Pasen zullen we dan weten wat de middelen zijn. Dat heeft wel degelijk betrekking op de begroting van 2000. In de begroting die minister Collignon heeft opgemaakt, is het bedrag van 2,4 miljard frank opgenomen. Minister Michel heeft gezegd dat alvast 1,8 miljard frank verworven is. Volgend jaar zal er dus een amendement komen op de Vlaamse begroting.
De heer Van Rompuy leest vooral de Franstalige pers.
Ik raad iedereen aan om de Franstalige pers goed te lezen, ook de kleine lettertjes. Daaruit blijkt duidelijk waar we eigenlijk aan toe zijn. (Applaus bij de CVP).
Dit is geen debat over begrotingstechnieken.
Finaal moet iemand de rekening betalen. Dat de heer Voorhamme verwijst naar een aantal vertragingstechnieken bewijst enkel dat er schabouwelijke technieken worden gehanteerd. Als dat Nieuwe Politieke Cultuur is, proficiat.
Bij het begrotingsdebat zullen we het hebben over de cijfers waarover we beschikken. Als de financieringswet voor gevolg heeft dat er te weinig middelen zijn voor het onderwijs, dan zal de druk om daarvoor een oplossing te vinden groter worden.
Ik heb op 27 oktober inderdaad gezegd dat de bevolkingscijfers het meest voor de hand liggende criterium zijn, maar ik heb tegelijkertijd de creativiteit van de federale regering niet willen onderschatten. Ik wou niet op voorhand uitsluiten dat de federale regering niet met een haalbaar en aanvaardbaar voorstel op de proppen zou komen.
We hebben het hier niet over een voorstel van de federale regering, wel van de federale premier.
Volgens mij zijn er aan het voorstel-Verhofstadt twee belangrijke pluspunten verbonden. Er wordt uitgegaan van de leerplichtige leerlingen en dit aantal wordt getoetst aan het bevolkingscijfer.
Ik vraag me evenwel af hoe het Rekenhof dat alles zal controleren? Het voorstel voldoet niet aan een van de uitgangspunten van het Vlaamse regeerakkoord : zorgen voor eenvoudige regelgeving. Maar een ingewikkelde oplossing is daarom nog geen slechte oplossing.
Ik heb er daarnaast ook op gewezen dat de term regelmatig ingeschreven leerlingen niet hanteerbaar is als criterium. Het zevende correctiecriterium van premier Verhofstadt is mij dan ook niet helemaal duidelijk : het aantal leerlingen dat deeltijds onderwijs volgt buiten het secundaire onderwijs. In het Vlaams regeerakkoord staat dat we de leerplicht tussen 16 en 18 jaar misschien anders moeten gaan bekijken wegens de schoolmoeheid van deze groep leerlingen. Leerlingen met een leercontract voldoen aan de schoolplicht, maar worden niet meegeteld. Het is mij helemaal niet te doen om een eventueel voor- of nadeel voor het Nederlanstalig onderwijs. Maar dit criterium heeft met de inhoud van het onderwijsbeleid te maken en is dus niet helemaal objectief. Mij lijkt het logisch deeltijdse leerlingen mee te tellen.
Hoe moet ik het zesde element, de regionale flux interpreteren? Betekent dit dat migraties tussen verschillende landen ook meetellen? Of is de taalgrens plots belangrijker dan de landsgrenzen? We moeten inderdaad ingaan tegen allerhande ronselpraktijken, alleen al omdat ze niet getuigen van goed nabuurschap. Maar we kunnen toch niet verbieden dat Vlaamse ouders hun kinderen naar een school uit de Franstalige Gemeenschap sturen. Bovendien moeten ook leerlingen uit Nederland of Luxemburg meegeteld worden.
Hoe denkt u ronselpraktijken te controleren? Volgens mij is het goed mogelijk om dagelijks met een drietal bussen Antwerpse of Gentse leerlingen naar het Franstalige onderwijs te brengen. Uiteindelijk brengt een bus van 50 leerlingen ongeveer 12,5 miljoen frank op.
Kinderen uit Nederlands-Limburg die in Belgisch-Limburg school lopen kunnen ons dus nog winst opleveren.
Net niet. Nederlandse kinderen die in België studeren worden mee door ons gefinancierd, maar Nederland betaalt niet voor hen. Volgens uw redenering moet de federale overheid de Franstalige Gemeenschap financieren voor kinderen die in Vlaanderen wonen en naar een Franstalige school gaan.
De federale overheid zal voor deze leerlingen uiteraard betalen. De federale dotatie moet immers verdeeld worden over de twee gemeenschappen die onderwijs verstrekken. Het is toch niet meer dan logisch dat we nagaan waar ze precies les krijgen.
Ik dacht dat de Vlaamse regering van oordeel is dat de kinderen die in Vlaanderen wonen maar Franstalig onderwijs volgen niet mogen worden meegeteld voor de verdeling. Blijkbaar deelt u dat standpunt niet.
Ik verwacht inderdaad dat de minister-president op dat vlak voor meer duidelijkheid zorgt.
Ik vind het voorstel-Verhofstadt goed omdat het aantal leerplichtigen getoetst wordt aan de bevolking. Ik maak er evenwel twee bedenkingen bij. Wat met de leerplichtige jongeren die niet in het secundair onderwijs ingeschreven zijn maar wel vorming krijgen? En hoe moet ik de regionale flux interpreteren? (Applaus bij AGALEV)
Tot voor kort hoopte ik dat men het in Vlaanderen eens zou raken over de financiering van het onderwijs, maar het gehakketak van de voorbije dagen heeft al mijn hoop gekelderd. Ik merk veel verschillende houdingen. Sommigen nemen de houd-mij-tegen-of-ik-bega-een-ongeluk-houding aan, anderen willen de hele discussie bagatelliseren en afdoen als eng nationalistisch. We leven toch in één land, is hun redenering. Sta me toe erop te wijzen dat artikel 1 van onze Grondwet bepaalt dat België een federale staat is die bestaat uit gewesten en gemeenschappen met eigen bevoegdheden, parlement en regering. Die gewesten en gemeenschappen kunnen autonoom optreden. Velen beweren dat de 2,4 miljard frank al zijn toegezegd. Waarover discussiëren we dan nog?
De Vlaamse regering is evenwel niet gezwicht voor de federale premier. Zij is niet bereid zomaar in te stemmen met de gevraagde 2,4 miljoen frank, ten nadele van het Vlaamse onderwijs. Het voorstel is in het belang van Vlaanderen geamendeerd.
De grond van de zaak is de toepassing van de Financieringswet en dat is een federale bevoegdheid. Men kan echter niet voorbijgaan aan de uitdrukkelijke wil van het Vlaams Parlement. Een zelfstandig onderwijsbeleid zonder autonoom te kunnen beschikken over de nodige middelen is een aberratie. De autonomie loopt mank, omdat Vlaanderen voor zijn centen afhankelijk is van de federale staat. De grond van het probleem is de financiering van de gemeenschappen : hoe kunnen we de BTW-middelen verdelen zodat iedere gemeenschap krijgt waarop zij recht heeft. Die kwestie omvat veel meer dan de financiering van het onderwijs.
Ik ben het ermee eens dat deze discussie past in een groter geheel. Maar men mag met dit meer omvattend probleem niet proberen te verdoezelen wat er morgen op de agenda van het overlegcomité staat.
Ik heb juist verteld wat de Vlaamse regering wil veranderen in het voorstel van de premier. Wij steunen deze amendementen zonder voorbehoud.
Onze fractie pleit reeds lange tijd voor meer middelen voor het onderwijs. Het is niet aanvaardbaar dat Vlaanderen minder middelen zou krijgen. Met zijn bruto regionaal product hoort Vlaanderen bij de top 3 van de wereld. Met zijn uitgaven voor onderwijs en vorming scoort Vlaanderen veel minder goed. We verspelen ons intellectueel patrimonium.
Wij zijn in de afgelopen weken met allerhande cijfers bestookt : leerlingenaantallen, bevolkingscijfers, enzovoort. In een radiobericht vernam ik dat de leerlingen in Franstalig België al vier jaar geleden voor het laatst geteld zijn. Elk cijfer heeft een andere grond en kan dienen om een andere waarheid te bewijzen. Dergelijke cijferneukerij is blijkbaar het lot van België. Het gevolg is dat we worden geconfronteerd met halfslachtige oplossingen, waarmee noch Vlaanderen, noch Wallonië gelukkig zijn.
De premier verkondigde drie jaar geleden de stelling dat Vlaanderen door de staatsstructuur steeds geconfronteerd wordt met een establishment in het zuiden van dit land die elke aanpassing aan de economische realiteit afwijst. Deze afwijzing noopt tot een grotere autonomie voor de gemeenschappen en de gewesten : Vlaanderen moest zo snel mogelijk de bevoegdheden over sociale zekerheid en fiscaliteit verwerven. Een duurzame oplossing was volgens hem een normaal functionerende federale staat, waarbij de deelstaten fiscale autonomie genieten. De deelstaten moeten zelf alle verantwoordelijkheid kunnen dragen en onder meer zelf hun inkomsten en uitgaven vastleggen. Ik roep iedereen op om mee deze weg te bewandelen en het verheugt me dat iedereen daartoe bereid is. Het voorstel van de federale premier werd noch in Vlaanderen, noch in Wallonië op applaus onthaald. De Franstaligen vinden 1,8 miljard frank onvoldoende en willen geen controle toestaan op de leerlingenaantallen. Wallonië vindt de amendementen van de Vlaamse regering onaanvaardbaar. De houding van de Vlaamse regering maakt een fundamenteel gesprek echter noodzakelijk.
Ik ben het voor 90 percent eens met de heer Van Dijck. Ik had echter verwacht dat hij de amendementen van de Vlaamse regering, die toch op aandringen van zijn fractie zijn tot stand gekomen, heel concreet zou maken met cijfers en ook heel duidelijk zou toelichten hoe die amendementen in praktijk zullen gerealiseerd worden.
Het is onaanvaardbaar dat de Franstalige Gemeenschap geld krijgt voor leerlingen die in Vlaanderen wonen, maar in Franstalige scholen les volgen. Vlaanderen krijgt ook geen geld van de Nederlandse overheid voor leerlingen uit Breda die in Antwerpse scholen les krijgen. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen de landen van Europa. Dezelfde redenering moet toegepast worden tussen autonome gemeenschappen.
Wat de heer Van Dijck nu zegt, is het tegenovergestelde van wat de heer Sannen heeft gezegd. We zouden nu wel eens willen weten wat het standpunt van de meerderheid precies is. Misschien horen we het straks van de minister-president.
De heer Van Hauthem zal het allicht van hem vernemen, ik geef de interpretatie van mijn fractie.
Laten we eens concrete cijfers citeren : stel dat er 10.000 leerlingen meer van Vlaanderen naar Franstaligen scholen gaan dan omgekeerd, zoals de heer De Gucht beweert. Per leerling is er een budget van 250.000 frank. De Franstalige Gemeenschap zou dus 2,5 miljard frank minder krijgen dan wat zij krijgt met de huidige regeling. Dit wil zeggen dat de 2,4 miljard frank die zij nu ter compensatie meent te kunnen verwerven, niet uitbetaald zou worden. Waarop slaat de 1,8 miljard frank dan? Wat betekent het amendement dat door de Volksunie is geïnspireerd, nu effectief?
Het is een amendement van de Vlaamse regering.
Ik vertrouw de informatie van de heer Van Dijck meer dan de Vlaamse regering. Blijft men uiteindelijk bij de bestaande situatie?
Het standpunt van de Vlaamse regering is dat er geen financiële uitkeringen zullen gebeuren die het Nederlandstalig onderwijs zullen benadelen. De Vlaamse regering stelt zich borg voor het Vlaamse belang.
Twee zaken zijn belangrijk in het standpunt van de Vlaamse regering: ten eerste, tot welke verdeling ook zal besloten worden, ze zal steeds getoetst worden aan de bevolkingscijfers.
Ten tweede, de Vlaamse regering zal erop toezien dat de uiteindelijke regeling een regeling op basis van bevolkingscijfers zo dicht mogelijk benadert. Wat Brussel betreft, wordt niet afgestapt van de vigerende 80/20-regeling.
Het is gevaarlijk om in dit verband over compensatie te spreken, zoals de heer Van Rompuy doet. De 2,4 miljard frank waarvan sprake, is tot nader order geen feit.
Onze fractie is tevreden met het standpunt van de Vlaamse regering en tevens met het amendement waarin het einde van het marchanderen met leerlingen in het vooruitzicht gesteld wordt. (Applaus bij de VLD, de SP en VU&ID)
De politieke essentie van het voorliggende dossier berust niet in de getallen, maar in de financiering van het onderwijs enerzijds en in de hervorming van de financiering van gemeenschappen en gewesten anderzijds. Het eerstgenoemde probleem vergt een onmiddellijke oplossing, het tweede een op halflange termijn. De ervaringen van de vorige regeerperiode leerden dat de twee doelstellingen niet tegelijk bereikt kunnen worden. Dat was niet de schuld van de heren Dehaene en Van den Brande : ik stel vast dat het niet anders had gekund.
Ik ben blij dat voor het eerst een woordvoerder van de VLD-fractie erkent dat een en ander niet de schuld van de vorige regering was. Wel wil ik de heer Denys eraan herinneren dat wij steeds gepoogd hebben om de krachten van de meerderheid en de oppositie te bundelen, opdat het Vlaamse onderwijs niet in de minste mate benadeeld zou worden, en opdat tevens het onderwijsdossier samen zou aan de orde komen met de hele hervorming van de financiering. De VLD lijkt dat laatste pad nu te verlaten.
De hervorming van de financiering vergt nu eenmaal een gesprek met de Franstaligen, dat erkent iedereen, behalve de partij die voor separatisme pleit. Zelfs in een confederaal model moet er namelijk gepraat worden. Wij hoeden ons evenwel voor de strategische blunder om de band tussen het onderwijs- en het financieringsdossier geheel te verbreken. Onze strategie volgt twee sporen : wij willen alle lijnen openhouden én een naïeve opstelling vermijden. Concreet betekent zulks dat we ons akkoord verklaren met de houding van de regering en tegelijk eisen dat de voorgestelde regeling een voorlopig karakter heeft, wat ook de resolutie die door de meerderheid werd goedgekeurd, als zodanig bevestigd wordt. Wij mogen immers niet de fout maken de Franstaligen de behoefte om te praten te ontnemen, door nu al de dotatie voor het onderwijs welvaartsvast te maken.
Ook de faciliteiten werden in 1963 voorlopig ingevoerd. Wat bedoelt u in dit geval met voorlopig : gaat u een einddatum voorstellen?
Ja. Voor ons zijn zowel een gunstig klimaat als een tijdsperspectief van belang.
Wat houdt de Vlaamse regering tegen om beide dossiers samen te brengen? Waarom wordt het dossier van het financieringstekort van het onderwijs niet op de agenda van de Costa geplaatst? Ik zou niet al te veel rekenen op het gunstige overlegklimaat : nu al wijzen de Franstaligen de beloofde defederalisering van de Gemeentewet voor de gemeenteraadsverkiezingen af.
De gelijktijdigheid is thans politiek niet haalbaar. Onze oplossing bestaat in een voorwaardelijke regeling, met het oog op een definitieve regeling op halflange termijn. Ik reken erop dat de minister-president dat standpunt zal verdedigen in het overlegcomité. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Ik ben verheugd vast te stellen dat iedereen in het Vlaams Parlement ervan overtuigd is dat onderwijs zeer belangrijk is en dat er veel geld en zelfs nog meer geld voor nodig is. De Vlaamse regering wordt geconfronteerd met het probleem van de uitvoering van de Financieringswet. Die bepaalt dat het criterium het leerlingenaantal is. Het begrip leerling is nu eenmaal aan onderwijsinstellingen gebonden. Als men de term jongeren gebruikt had, zou de discussie veel duidelijker geweest zijn en zou zelfs nu niet gevoerd moeten worden. Het aantal leerlingen moet bepaald worden met objectieve criteria waaraan iedereen zich moet houden.
De inhoud van het begrip leerling in Vlaanderen is niet meer dezelfde als in Franstalig België, omdat beide gemeenschappen hun eigen beleid voeren. Dat is ook een reden waarom de Vlaamse Gemeenschap er altijd op aangedrongen heeft om de zittenblijvers niet mee te tellen. In het voorstel van de federale premier staat de term leerplichtigen, jongeren tussen 6 en 17 jaar. Het onderwijs omvat niet alleen het reguliere leerplichtonderwijs, maar ook onder meer hoger onderwijs, avondonderwijs en permanente vorming. De meeste betrokkenen zijn het erover eens dat leerplichtigen niet het ideale criterium vormen, maar het is wel het meest bruikbare.
Het voorstel van de premier voert ook een dubbele controle in, meer bepaald een controle door het Rekenhof en een op basis van het bevolkingscijfer. Het echte meningsverschil bestaat over de leerlingen die van de ene gemeenschap naar de andere migreren om daar les te volgen. Zeer exact, zijn er 13.465 leerlingen meer die van Vlaanderen naar een Franstalige school gaan, dan omgekeerd. Die groep is zeer homogeen, maar omvat onder meer kansarmen die in Vlaanderen door Wallonië geronseld. Dat mag zeker niet aangemoedigd worden. Vanzelfsprekend sturen sommige Franstaligen die in Vlaanderen wonen, hun kinderen naar een Waalse school. Technisch stellen er zich geen problemen, maar volgens de Vlaamse regering moet die leerlingen niet meegeteld worden, maar het is niet gemakkelijk hoe dat op een juridisch aanvaardbare manier kan worden gerealiseerd. In ons land bestaat namelijk een grondwettelijk recht op vrijheid van onderwijs.
Er moet een permanente oplossing komen. Het Vlaamse Gewest past nu al 50 miljard frank bij om de kosten van de gemeenschap voor het onderwijs te dragen. De heer Martens heeft tijdens de besprekingen van de begroting een lijstje wensen ingediend, die alleen al 30 miljard frank kosten.
Dat moet worden rechtgezet. De 30 miljard frank heeft betrekking op zaken die de minister tijdens de afgelopen maanden in de pers beloofd heeft. (Rumoer)
Ik heb gewezen op het verschil tussen de dingen die minister in het vooruitzicht heeft gesteld en de dingen die ze werkelijk invoert. De amendementen die we ingediend hebben, bedragen 585 miljoen frank.
We zullen morgen op het overlegcomité het standpunt van de Vlaamse regering verdedigen dat de migrerende leerlingen niet mogen meetellen (Applaus bij de VLD, de SP en AGALEV)
Onze houding tegenover de Bijzondere Financieringswet is ingegeven door een vorm van legalisme. Vanzelfsprekend zijn niet alle artikelen zinvol en zijn sommige artikelen achterhaald. Door de Financieringswet zijn beide gemeenschappen in een keurslijf terecht gekomen dat op termijn onleefbaar is. De Franstalige Gemeenschap erkent dat ook. Op dat vlak lopen onze belangen gelijk. In de voorbije jaren is er ook in Vlaanderen geld van het gewest naar de gemeenschap overgeheveld. Om effectief tot een oplossing te komen zijn de gesprekken die op de Costa tussen de gemeenschappen gevoerd worden, nuttig. We moeten ons niet alleen tot de federale regering wenden.
Alle leden van het Vlaams Parlement zijn het erover eens dat de Financieringswet zo snel mogelijk moet worden herzien en dat zo snel mogelijk fiscale en financiële autonomie aan de gewesten en gemeenschappen moet worden verleend. Daarmee zullen echter niet alle problemen opgelost zijn. Zo zal er ook gepraat worden over de verdeling van de bevoegdheden en de verdeling van de staatsschuld. Het Vlaams Parlement kan daarover debatteren en een consensus bereiken; de beslissingen moeten in overleg met de Franstaligen worden genomen. In afwachting rijst de vraag wat er met de knelpunten moet gebeuren.
Ik wijs erop dat de liberalen de staatsschuld veroorzaakt hebben en dat die ten goede voor 80 percent is gekomen aan de Walen.
Artikel 39, paragraaf 2 van de bijzondere Financieringswet is momenteel niet uitgevoerd. Aan deze onwettige situatie moet zo snel mogelijk een einde komen. Iedereen is het daarover eens. Deze uitvoering is een taak van de federale regering. De premier heeft in dit verband een voorstel gedaan in zijn eigen naam. De Vlaamse regering heeft hierover van gedachten gewisseld en een standpunt bepaald, zij het niet op een officiële wijze. Dat is volgens mij de gepaste manier om onderhandelingen te voeren. Het Vlaams Parlement mag de onderhandelingen niet aan banden leggen door een mandaat te geven dat de bewegingsruimte van de onderhandelaars beperkt. Geven en nemen maakt de essentie uit van het democratische onderhandelingsproces. De Vlaamse regering heeft een standpunt ingenomen, geluisterd naar het Vlaams Parlement, naar het voorstel van de premier en daar een standpunt over bepaald. Daar is niets verkeerds aan. Morgen kunnen er nieuwe voorstellen komen.
Artikel 39, paragraaf 2 van de bijzondere Financieringswet verwijst uitdrukkelijk naar het aantal leerlingen, bepaald aan de hand van objectief vaststelbare criteria. Volgens de Financieringswet moeten we dus rekening houden met het leerlingen- en niet met het bevolkingscijfer. Daarom moeten we ervoor zorgen dat controlemechanismen worden ontwikkeld in verband met de vaststelling van de leerlingenaantallen die de bevolkingscijfers benaderen. Daarom ben ik inderdaad gecharmeerd door het systeem van de dubbele controle : de leerlingenaantallen worden gecontroleerd op grond van de bevolkingscijfers. Zo wordt een synthese bereikt tussen de Financieringswet en de resolutie die werd goedgekeurd in het Vlaams Parlement.
De interregionale flux die vandaag bestaat stoort ons : er zijn 13.465 Vlaamse leerlingen die les volgens in de Franstalige scholen, meer dan omgekeerd. De ronseling door de Franstaligen is niet in het belang van de leerlingen. We moeten echter ook rekening houden met de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van schoolkeuze. De taalgrens is niet de landsgrens. We kiezen er daarom voor om enerzijds het leerlingenaantal als uitgangspunt nemen en anderzijds bij de controle rekening te houden met de bevolkingscijfers, voorzover er een discrepantie wordt vastgesteld. We zullen dit standpunt morgen in het overlegcomité verdedigen.
We moeten snel tot een definitieve fase komen. De regeling die wordt voorgesteld kan slechts voorlopig zijn. Het stoort me trouwens zeer dat de discussie zich de laatste dagen enkel toespitst op de middelen en niet op de inhoud en de kwaliteit van het onderwijs. (Applaus bij de VLD, de SP en AGALEV). Er moet een nieuw systeem van financiële en fiscale autonomie tot stand komen voor de gewesten en de gemeenschappen. De Costa moet deze problematiek zo snel mogelijk op de agenda plaatsen. Er zijn trouwens nog andere artikelen van de Financieringswet die niet meer beantwoorden aan de realiteit. Welvaartsvastheid moet het doel zijn van de definitieve, maar niet van de voorlopige regeling : dat zou er immer voor zorgen dat de onderhandelingen in het slop zouden geraken.
Welke regeling er uiteindelijk ook bereikt wordt; ik sta steeds ter beschikking van het parlement voor verder overleg. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
De bespreking is gesloten.