Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004
Verslag
Middelenbegroting en algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004 en bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004
Algemene bespreking
De voorzitter : Aan de orde zijn het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004.
Het Uitgebreid Bureau stelt voor om de algemene besprekingen van de drie ontwerpen van decreet samen te voegen tot één enkele algemene bespreking.
Is het parlement het hiermee eens? (Instemming)
De algemene bespreking is geopend.
De heer Lucien Suykens, verslaggever : Ik verwijs naar het zeer degelijke schriftelijke verslag.
De minister-president heeft twee belangrijke verklaringen gedaan, die een breuk vormden met het optreden van zijn voorganger. Hij heeft erkend dat de Vlaamse regering moet besparen om budgettaire problemen te vermijden en wil met een ondernemingsconferentie de economie opnieuw centraal stellen in het politieke debat.
De minister-president is er in ieder geval in geslaagd om mediatiek de economie weer centraal te plaatsen. Na het economisch negativisme van de laatste jaren, was dat hoog tijd. Studie na studie wijst er immers op dat de werkloosheid stijgt en de werkzaamheidgraad daalt. Ook de conjuncturele opleving zal niet automatisch meer leiden tot meer jobs. Vlaanderen zakt weg in de internationale classificaties van de competitiviteit, van de kennisregio's, van het aantal startende ondernemers en van de buitenlandse investeringen.
Professor Sleuwaegen toont in zijn studie aan dat Vlaanderen economische dynamiek verliest ten opzichte van de sterk groeiende regio's in Europa. Het is positief dat de Vlaamse regering dat erkent, maar heeft de ondernemingsconferentie afdoende antwoorden geformuleerd? Professor Sleuwaegen vindt de maatregelen eerder symbolisch. De heer De Pril van Agoria spreekt van minimaatregelen zonder strategische visie en pleit voor een businessplan om over te stappen op een kenniseconomie.
Een schoktherapie is inderdaad noodzakelijk. Het VISIE-plan (Vlaanderen Investeert in een Sociale Innovatie-Economie) van CD&V is duidelijk : de hefbomen van het sociaal-economisch beleid moeten Vlaams worden. Vlaanderen moet kunnen ingrijpen in de kosten en de fiscaliteit. De sociale zekerheid moet hervormd worden. De kinderbijslag en de gezondheidszorg moeten overgeheveld worden en niet langer gefinancierd worden door de factor arbeid. Er moeten kortingen op de vennootschapsbelasting komen : 1 procent korting is goed voor 5 procent meer investeringen. CD&V zal niet toetreden tot de Vlaamse regering als we die hefbomen niet in handen hebben.
De ondernemingen en vakbonden zijn bijzonder scherp. Een volgende regering moet volgens hen geen nieuwe maatregelen nemen maar de beloften uitvoeren. Waar ter wereld stelt de minister van Economie in volle industriële crisis voor om zelf een bedrijf op te richten voor kinderrecreatie?
Dit bestuursniveau wordt meer en meer onbetrouwbaar. Van de grote hervormingen is nog niets in huis gekomen. Denken we maar aan de huizen van de economie, de hervorming van de VDAB of aan het callsysteem, waarvan de regering nu zelf zegt dat het moet herzien worden. De voorstellen van de ondernemingsconferentie zijn niet begroot en er is geen tijdsschema voor de uitvoering. De 114 miljoen euro die werd opgenomen in de begroting voor 2004 dient grotendeels voor de uitvoering van het werkgelegenheidsakkoord van de lente. Vermits het budget voor economie met 11 procent daalt, werd dat bedrag gevonden door de een of andere verschuiving.
De bedrijven willen weten waar ze aan toe zijn. Er zijn nu vier systemen van risicokapitaal : de Arkimedesregeling, de vriendenlening, de talentenbank en de waarborgregeling van de banken aan KMO's. Voor de starters stelt men de verkeerde maatregel voor, namelijk een inkomensgarantie, die trouwens totaal niet begroot is. Starters hebben vooral nood aan begeleiding, aan startkapitaal en aan fiscale stimuli. We moeten starters hebben die een meerwaarde betekenen op weg naar de kenniseconomie. Van een inkomensgarantie zullen alleen de banken beter worden. Van een administratieve vereenvoudiging is er evenmin sprake. Er worden heel veel initiatieven gelanceerd zonder operationele waarde.
CD&V wil meewerken aan een strategisch plan. Daarom hebben we behoefte aan een visie, aan prioriteiten en aan budgettaire engagementen. De regering heeft twee jaar verloren. Nu probeert de minister-president nog snel een aantal verhaaltjes op te dissen, waarvan evenwel niets terug te vinden is in de begroting voor 2004. De regering heeft geen strategische visie. Ze heeft niet uitgemaakt welke sectoren ze wil stimuleren of welke instrumenten ze wil operationaliseren.
Vlaanderen is intussen in een structurele economische crisis terechtgekomen. De ondernemingsconferentie is een gemiste kans. De visietekst van CD&V bevat heel wat concrete maatregelen, met een visie op de industriële toekomst van Vlaanderen. Vakbonden en werkgevers hebben dit trouwens gezegd na afloop van de ondernemingsconferentie.
De begrotingsbesprekingen in het Vlaams Parlement zijn dit jaar geen routinezaak geworden, integendeel, deze keer hebben ze ontmaskerend gewerkt. De kasproblemen zijn nu van de baan, de rondzendbrief-Van Mechelen is opgeheven. Iedereen weet echter dat de kasuitgaven in de eerste tien maanden van dit jaar met 11 procent zijn gestegen en dat daarvoor nog geen sluitende uitleg is gegeven. Ik betreur dat de secretaris-generaal tijdens de hoorzitting in de commissie niet de moed heeft gehad om te zeggen waarover het eigenlijk gaat. Op tv heeft hij echter duidelijk verklaard dat er voor de uitvoering van de plannen van de Vlaamse regering meer middelen nodig zijn dan wat in de begroting is ingeschreven. Het Rekenhof zegt in zijn rapport over de begroting voor 2004 hetzelfde. CD&V heeft dan ook amendementen ingediend opdat men de aangegane engagementen, zeker in de welzijnssector, volgend jaar waar zou kunnen maken.
De vertegenwoordigers van het Rekenhof zegden ook dat er voor het halen van de schulddoelstelling in 2004 een kasoverschot nodig is van 305 miljoen euro, wat volgens hen niet haalbaar is.
Op onze vraag heeft het Rekenhof berekend dat de tekorten van de VOI's en van de DAB's zoals het MiNa-Fonds, het Vlaams Investeringsfonds en het Vlaams Fonds voor de Integratie van Personen met een Handicap, geraamd worden op 544 miljoen euro. In de commissie werd hierop geen afdoend antwoord gegeven. Dit legt een hypotheek op de geloofwaardigheid van deze begroting.
De impliciete schuld is in de periode 1999-2002 gestegen met 638 miljoen euro. De Meesternorm werd losgelaten. Nu werkt men met een kortetermijnbetalingsnorm. De kasuitgaven zijn met 11 procent gestegen. Dat kan men alleen beheersen door de betalingen af te remmen of uit te stellen, of door de zaken door te schuiven naar volgend jaar. CD&V heeft deze zaak ontmaskerd. In de tweede helft van volgend jaar zullen de facturen zich blijven opstapelen. Na de verkiezingen zal de nieuwe Vlaamse regering dus moeten overgaan tot een besparingsoperatie. Dat is het bedrog in de begrotingen voor 2002 en 2003.
Intussen blijft de Vlaamse regering beloften maken. De VLD stelt voor na de volgende regeerperiode de lasten te verlagen met 1,34 miljard euro. Volgens de SERV zijn de marges bij constant beleid voor 2004-2009 amper 1,5 miljard euro ten opzichte van de 5 miljard euro in deze regeerperiode. Gaat men de gehele budgettaire ruimte in de volgende jaren besteden aan lastenverlaging?
Minister Van Mechelen pronkt met 930 miljoen euro lastenverlaging op jaarbasis in deze regeerperiode, maar er zijn blijkbaar onvoldoende middelen om de beloftes van de regeringen-Dewael en Somers waar te maken.
Waar blijven de 10.000 plaatsen in de kinderopvang? In deze regeerperiode zijn er amper 4.000 gerealiseerd. Waar blijven de investeringen in oudervoorzieningen en verzorgingsinstellingen? De VIPA-middelen zijn gedaald van 125 miljoen euro in 2000 naar 75 miljoen euro in 2003 en 56 miljoen euro in 2004. Het Rekenhof stelt vast dat de subsidiebeloftes niet worden nagekomen. De uitvoering van het inburgeringsdecreet vraagt 40 miljoen euro in plaats van de 10 miljoen euro die uitgetrokken is. Geen enkel van de beloofde 150 zwarte punten op de gewestwegen is weggewerkt. Het IWT heeft onvoldoende middelen om de onderzoekers een beurs te geven voor een doctoraat : voor de 680 jonge kandidaat-vorsers zijn er slechts 150 beschikbaar. Nochtans zijn dat de spitsproducten van ons onderwijs en leggen deze mensen de basis voor de economie van morgen.
Er wachten 70.000 mensen op een sociale woning. Zij verdienen beter dan 5 ministers op 5 jaar tijd die er niet in slagen de beloofde 15.000 sociale huurwoningen te realiseren. In de milieusector worden de kosten afgewenteld op de gemeenten en spreekt men van een slijk- en zuivergeld van 100 miljoen euro in 2004 en 150 miljoen euro in 2005. De decretale engagementen van het Gemeentefonds worden niet nagekomen : er is 9 miljoen euro minder beschikbaar dan wettelijk bepaald. De beloofde Elia-gelden laten nog steeds op zich wachten en dwingen de gemeenten tot belastingsverhogingen. De zogenaamde lastenverlaging van de Vlaamse Regering wordt op die manier voor een deel een vestzak-broekzakoperatie. Wat is er gebeurd met de beloften van de onderwijsconferentie om in een stappenplan elk kind gelijk te financieren en de kosteloosheid van het basisonderwijs te garanderen?
Begroten is kiezen. Er is grote onvrede in het onderwijs en in de welzijnssector. De Confederatie van de Bouw klaagt over het terugvallen van de publieke investeringen. Voor vorming en levenslang leren doet Vlaanderen het volgens het rapport-Smets minder goed dan de andere Europese landen. De maatschappelijke noden zijn groot. De woede van de gehandicapteninstellingen en van het Zorgcongres vertolkt dit ongenoegen.
In de eerste jaren van paars-groen beweerden een aantal waarnemers dat de synthese die de christen-democraten brachten van het sociale en het economische, nu overgenomen werd door de nieuwe meerderheid. Paars-groen brengt die synthese niet, ook niet de regering-Somers.
Er wordt te weinig gekozen voor het sociale en het economische. In tijden van veel geld heeft men de verkeerde keuzes gemaakt. Investeren in de diepte is het alternatief van de CD&V. Dat is geen populaire boodschap maar op termijn zal de bevolking beseffen dat de huidige beloftepolitiek de wezenlijke problemen niet oplost. In het zicht van de verkiezingen poogt de minister-president de indruk te geven dat deze regering nog goed functioneert. Maar de jongste weken blijkt dat de beloftes, de slogans en het geld op zijn. En ook het geduld van de CD&V geraakt op.
Deze begroting vertoont alle gebreken die de CD&V reeds 3 jaar voorspelt. De CD&V zal ze dan ook verwerpen en een nieuwe ploeg zal in juni 2004 het huiswerk moeten overdoen. (Applaus bij CD&V, VB en N-VA)
Van de vijf begrotingsbesprekingen tijdens deze regeerperiode is de bespreking van de begroting 2004 de meest hardnekkige geweest. Er is een controverse geweest omtrent de omstreden rondzendbrief van minister Dirk Van Mechelen, die in geleidelijkheid in de vastleggingen voorzag en de monitoring van de betalingen beoogde. De oppositie had ditmaal een been om aan te knagen. Het bleek echter algauw een been zonder vlees. In één zaak is de oppositie goed geslaagd : het creëren van verwarring. De vele technische termen die er in een opmaak van een begroting gebruikt worden, zijn voor de buitenwereld immers niet gemakkelijk. De vraag van vandaag is of de Vlaamse overheid na vijf jaar paars-groen financieel gezond is. Het vertrouwen van de VLD-fractie in de begrotingsaanpak en in de persoon van minister Dirk Van Mechelen is de voorbije jaren zo gegroeid, dat we hem bijna blindelings volgen. Nooit werd hij betrapt op het creëren van valse verwachtingen als hij de uitgangsposities van de begroting vastlegde. Nooit werd hij betrapt op het geven van verkeerde cijfers. Steeds gaf hij aan het parlement de meest omstandige en meest correcte uitleg.
Een parlementair begrotingsdebat is echter meer dan het loven van een minister. Er zijn ook de feiten en de vaststellingen. Vlaanderen had op het ogenblik van de aantrede van paars-groen in 1999 een totale schuld van 6,1 miljard euro. Eind 2003 heeft Vlaanderen nog slechts een schuld van 2,8 miljard euro. Vlaanderen doet veel meer dan het zou moeten doen als entiteit in het bereiken van het Europees Stabiliteitspact. De strengste norm van de Hoge Raad van Financiën wordt hier gevolgd. Vlaanderen heeft vijf jaar na elkaar een begroting met overschot ingediend. Als men dat vergelijkt met Nederland, spreekt deze vaststelling boekdelen. De regering-Balkenende heeft op haar begroting een tekort van 3 procent.
Wie heeft het tekort in Nederland dan wel veroorzaakt?
De fundamentele kritiek van de CD&V op de Vlaamse regering houdt in dat er te veel beloftes zijn gedaan en dat er te veel geld is uitgegeven. Dit zou volgens deze partij leiden tot begrotingsmoeilijkheden in de komende jaren.
In de commissie heeft mevrouw Demeester-De Meyer erop gewezen dat het begrotingsbeleid van de vorige en de huidige regering verschilt omdat waar men vroeger een verbintenissennorm hanteerde nu een uitgavennorm wordt gebruikt. Tijdens de regeerperiode van mevrouw Demeester-De Meyer was de BNI-groei van 2,87 procent echter groter dan de huidige BNI-groei van 1,8 procent. Ondanks deze lagere BNI-groei slaagde de huidige regering er toch in tijdens vijf opeenvolgende jaren een begrotingsoverschot op te bouwen. De norm, die minister Van Mechelen hanteert, is op lange termijn even orthodox voor de begroting als de norm die gebruikt werd door mevrouw Demeester-De Meyer. Het verhaal van de overdreven gulheid kan daarmee van tafel worden geveegd.
De heer Denys maakt twee redeneringsfouten in zijn analyse. Ten eerste kan men de groei van een verbintenissennorm niet vergelijken met deze van een uitgavennorm. Groeien in een verbintenissennorm betekent dat men jaar na jaar een groei bekomt in vergelijking met wat in de toekomst moet worden uitbetaald. Groeien in een uitgavennorm is enkel een groei in het percentage dat tijdens het jaar wordt besteed.
Ten tweede zal volgens minister Van Mechelen in de toekomst gewerkt worden aan het uitbouwen van een conjunctuurfonds. Ik ben het ermee eens dat indien dit mogelijk is, men zal terugkeren naar een vorm van intertemporele neutraliteit. Het zal dus een vergelijkbare norm zijn aan deze die in het verleden werd gehanteerd, die echter door andere technieken wordt bereikt.
Het doel van de conjunctuurprovisie, die wordt ingeschreven in de begroting van 2003 en 2004, is het amortiseren tussen de reële groei en inflatie en de prognoses van groei en inflatie. In de begroting van 2003 werd een substantiële conjunctuurprovisie ingeschreven van ongeveer 44 miljoen euro. In de begroting van 2004 gebeurt dit opnieuw, maar worden ook de paramaters lager ingesteld. In het verslag van het Rekenhof wordt inzake de doorstorting van de federale middelen gesteld dat men 76,813 miljoen euro minder voorziet in de Vlaamse begroting. Als daarbij de conjunctuurprovisie van 38,3 wordt geteld, treft men een buffer aan van 120 miljoen euro in de begroting van 2004.
Deze conjunctuurprovisie zal niet in annulatie vallen op het einde van het jaar en voor schuldafbouw of overboeking worden gebruikt. Zij zal in een conjunctuurfonds komen waaruit enkel mag geput worden op het moment dat de gerealiseerde inkomsten uit de groei en de inflatie lager liggen dan vooropgesteld werd in het economisch budget. De schuldafbouw zal tegen 2010 geleidelijk aan afnemen. De realisatie van de boni wordt in een conjunctuurfonds gebracht om tijdens de regeerperiode een amortisatie te hebben om dingen bij te sturen. Vroeger had men als enige doel het afbouwen van de schuld. Nu is het doel het opbouwen van reserves die tijdens een regeerperiode kunnen worden aangewend indien nodig.
Als dat waar is, dan begrijp ik niet waarom men niet akkoord ging met onze amendementen die erop toegespitst waren enkele tekorten op te vullen. Er is bijvoorbeeld een tekort van 100 miljoen in het Vlaams Infrastructuurfonds.
De discussies daarover kunnen gevoerd worden bij de behandeling van de verschillende deelaspecten.
Het begrotingsbeleid dat gevoerd werd was even orthodox en toekomstgericht als het beleid dat in het verleden werd gevoerd.
De CD&V beweerde eveneens dat er betalingsmoeilijkheden waren in 2003. Men steunde deze bewering op de circulaire van de minister. Er werden zware en onaanvaardbare beschuldigingen geuit aan het adres van de minister.
Als er geen kastekort is, waarom hebben dan alle bouwmaatschappijen honderdduizenden euro's tegoed van Domus Flandria die pas in de loop van januari zullen worden betaald? De bevolking en de instellingen willen geen eindeloze discussies, maar het geld dat hun beloofd werd. Waarom moeten sommige instellingen wel en andere geen interesten betalen op kaskredieten die werden aangegaan? Is het geld er nog om alle achterstallige betalingen te vereffenen?
De heer Van Rompuy heeft als fractieleider de mening van de fractie reeds verwoord. Later kan er een discussie gehouden worden over de verschillende rubrieken.
Ik probeer tot de essentie te komen van het begrotingsbeleid. De circulaire heeft de bedoeling om de uitgaven af te stemmen op de ontvangsten. Zij bestaat uit twee componenten, namelijk het geleidelijk vrijgeven van de vastleggingen en het monitoren van de ordonnanceringen.
Dit leidt niet tot meer verwijlintresten; ze liggen zelfs lager dan in de periode van mevrouw Demeester. De kritiek is niet objectief, en werd onderuitgehaald tijdens de besprekingen.
De waarheid heeft haar rechten; de heer Denys vertelt leugens.
We zijn allemaal lang genoeg in de politiek om te weten dat er meerdere waarheden zijn.
De heer Denys is handig in het vergelijken van dingen, maar zijn redenering is niet correct. De verwijlintresten liggen nu inderdaad lager dan ten tijde van mevrouw Demeester, maar dat gebeurde onder haar impuls : nadat ze fors daalden tussen 1999 en 2002 zijn ze nu opeens weer drastisch beginnen stijgen.
Over deze zaak werden in de commissie vragen gesteld. Mijn administratie maakte een stand van zaken op na het derde kwartaal van dit jaar. Daaruit blijkt, vergeleken bij dezelfde periode van vorige jaar, een halvering van de verwijlintresten. Daarbij komt nog dat we die interesten door een nieuwe federale wetgeving anders berekenen : ze tellen nu van de eerste dag.
Het grote verschil tussen deze legislatuur en de vorige zit hem, op het vlak van financiën en begroting, in de immense lastenverlaging die doorgevoerd werd. Op 5 jaar tijd was er cumulatief 2,9 miljard euro aan lastenverlagingen; dat is veel meer dan de VLD ooit beloofde. Volgens de begroting zal die verlaging volgend jaar nog oplopen : ze zal 930 miljoen euro bedragen, of 5,2 procent van het totale pakket aan middelen. Daarmee is Vlaanderen de absolute wereldrecordhouder.
Een deel werd teruggegeven aan de burger, een ander deel werd gebruikt om rechtstreeks de economie te stimuleren.
In de voorbije 5 jaar heeft CD&V geen enkel voorstel tot lastenverlaging gedaan. In het historische jaar 1998, de Vlaamse begroting was toen voor het eerst in evenwicht, verklaarde de toenmalige minister van Begroting Demeester dat er wel ruimte was voor lastenverlaging, maar dat de socialistische coalitiepartner dat verhinderde. Ik begin nu te denken dat ze dat zegde om haar rechterzijde te sussen, maar dat de CVP er intern te zeer over verdeeld was.
Een paars-goene regering is een garantie voor lastenverlagingen, terwijl CD&V er een obstakel voor is. De VLD wil haar doelstelling, zoals ze door de heer De Gucht geformuleerd werd, realiseren : tijdens de komende legislatuur zal ze de helft van de Lambermontgelden aanwenden voor nieuwe lastenverlagingen.
De VLD-fractie is zeer verrast over de aanpak van de heer Somers en zijn ploeg. Bij velen was er twijfel over, of hij een jaar voor de verkiezingen nog echt zou gaan besturen. Vandaag mogen we vaststellen dat gevoelige dossiers op het vlak van de economie en de ecologie een oplossing gekregen hebben, dat er nog grote inspanningen gedaan werden voor het onderwijs, dat er werk gemaakt werd van het dossier Beter Bestuurlijk Beleid, en dat er een accentverschuiving kwam met meer aandacht voor economie, ondernemingen en ondernemerschap.
Deze positieve evolutie is te danken aan het feit dat het vertrouwen tussen de coalitiepartners veel groter is dan men denkt, en aan de bijzondere stijl van de minister-president. In zijn analyse is hij realist, in zijn aanpak treedt hij verzoenend op en in zijn doelstellingen is hij ambitieus. Deze cocktail maakt zijn beleid boeiend en stimulerend. (Applaus bij de VLD, SP.a en GROEN!)
)Wij zullen onze volle steun en appreciatie uiten door deze begroting unaniem en met overtuiging goed te keuren.
De realiteit is anders dan hier wordt voorgesteld. Gisteren bleek nog uit een opiniepeiling dat de bevolking heel wat minder enthousiast is over het beleid en het charisma van de heer Somers : slechts 25 procent heeft vertrouwen in de Vlaamse regering. In juni 2003 verklaarde 27 procent van de bevolking geen vertrouwen te hebben. In september was er al wantrouwen bij 32 procent, en vandaag 37 procent.
Een klein half jaar voor de verkiezingen zou ik mij als minister-president ernstige zorgen maken. De belangrijkste reden voor het dalende vertrouwen is het financiële debacle. Bij haar aantreden was deze Vlaamse regering euforisch want er was ongeveer 5 miljard euro beleidsruimte. Deze beleidsruimte heeft echter alleen maar geleid tot een zelfbedieningsbeleid waarbij elke minister en elke partij zijn deel van de koek kreeg.
De Vlaamse regering heeft vooral leuke dingen gedaan voor de mensen. Maar de projecten die met veel poeha werden aangekondigd, moeten nu betaald worden in volle crisis. De vorige minister-president had het over een dipje omdat een realistisch financieel beleid niet in zijn kraam paste. Hij en de heer Stevaert zijn met hun gratisbeleid verantwoordelijk voor dit debacle. Het is geen toeval dat ze de Vlaamse regering al verlaten hebben.
Toen het kastekort tot 5 miljoen euro was opgelopen heeft minister Van Mechelen een rondzendbrief geschreven om de uitgaven op de inkomsten af te stemmen. Hij heeft 8,5 miljoen euro kredieten bevroren en twintig procent van de begrote middelen doorgeschoven. Sedert november is de lijst van onbetaalde rekeningen blijven groeien. Gehandicapteninstellingen moeten 40 procent van het loon van de medewerkers zelf voorschieten. Om dit probleem volgend jaar te vermijden steken in de begroting voor 2004 steken middelen uit het Zorgfonds. Hopelijk beseft deze regering dat ze een euro maar één keer kan uitgeven. Ondertussen moeten de instellingen pannenkoeken verkopen om geld in de kas te krijgen.
Minister Van Mechelen speelt het overigens leep. Door alle collega's de kans te geven hun kredieten te verschuiven, schuift hij zijn eigen verantwoordelijkheid voor het tekort op hen af. De Vlaamse regering en minister Van Mechelen verschuiven zich achter allerhande technische begrippen in een poging de problemen te camoufleren. Op die manier wordt de begroting voor 2004 nu al belast met extra uitgaven.
Volgens het Rekenhof is de begroting voor 2004 met 300 miljoen euro onderschat. Desondanks beloven dat de bijkomende Lambermont-middelen gebruikt zullen worden voor nieuwe lastenverlagingen en financiële steun aan de gemeenten, is ongeloofwaardig.
Door 20 percent van de kredieten te bevriezen en betalingen door te schuiven naar volgend jaar, hoeven nu geen pijnlijke keuze gemaakt te worden. Minister-president Somers heeft daar de moed niet voor en schuift het probleem door naar de volgende regering, die volgens de peilingen geleid zal worden door een socialist.
Naast de uitgavendrift en de economische crisis is er nog een derde verklaring voor dit debacle. De Vlaamse regering is een duiventil. Als ministers elkaar voortdurend opvolgen, verdwijnt alle continuïteit uit het beleid en kan geen coherent financieel beleid gevoerd worden. Sedert 1999 werd een plan voor de Vlaamse economie gelanceerd door achtereenvolgens : minister Van Rompuy, minister Van Mechelen, minister-president Dewael, minister Gabriëls, minister Ceysens en minister-president Somers.
Elke minister heeft zijn plan, nota of conferentie. Centraal staan echter de concrete realisaties. De ondernemingsconferentie was niet meer dan de zoveelste brainstormsessie, niet meer dan een verkiezingsstunt. De heer Tegenbos schreef in De Standaard dat een regering in de laatste maanden van de regeerperiode geen grote strategische plannen kan realiseren en wees er daarenboven op dat de kas bijna leeg is.
Plannen zullen de economie niet redden. Unizo zal de resultaten van de ondernemingsconferentie pas beoordelen na de uitvoering van de plannen en aan de hand van de concrete positieve invloed voor de KMO's. Ook wij zullen pas oordelen na de uitvoering.
Een fundamenteel voorstel zit niet in het eisenpakket van deze regering. Vlaamse oplossingen voor Vlaamse problemen zijn niet mogelijk omdat de echte hefbomen federaal blijven. Waar blijft de beloofde ruimere fiscale autonomie? Vlaanderen kan niet eens kortingen op de vennootschapsbelasting invoeren. Een schoktherapie, gebaseerd op institutionele hervormingen, is noodzakelijk. Ook de ondernemers beseffen dat. Ik herinner nogmaals aan de resoluties van maart 1999 voor een maximale versterking van de financiële en fiscale autonomie. Een verdere staatshervorming wordt geblokkeerd omdat Vlaanderen en Wallonië andere denkpatronen hanteren.
De KBC-studie over de transfers had als enige gevolg de hernieuwde aankondiging van een objectieve studie. De Vlaamse regering bewijst op de federale werkgelegenheidsconferentie en op de ondernemingsconferentie nog maar eens dat ze onze belangen ondergeschikt maakt aan de wil van de federale regering en de Waalse partijen.
De werkloosheid neemt onrustbarend toe. Eén van de enige concrete voorstellen van de Vlaamse regering is de openstelling van het openbare dienst voor vreemdelingen. Het vreemdelingenstemrecht is door de strot van de Vlamingen geduwd; de uitbetaling van een deel van het loon in de gehandicaptensector wordt uitgesteld; de regering kan haar facturen niet betalen; de verkiezingen staan voor de deur. Het is dus een bijzonder slecht moment. Toch stelt de Vlaamse regering de werkgelegenheid van vreemdelingen boven die van Vlamingen.
Vindt u dat migranten die zich aanpassen kansen moeten krijgen op de arbeidsmarkt en dus ook in de openbare sector?
Werken in de openbare sector moet voorbehouden blijven voor mensen die de Belgische nationaliteit bezitten. Ook de Raad van State vindt het voorstel ongrondwettelijk. Wij zullen de ongrondwettelijkheid van het oorspronkelijke voorstel en van het voorstel voor een beperkte lijst van opengestelde functies trouwens aanklagen bij het Arbitragehof.
Na het vreemdelingenstemrecht is dit de tweede historische politieke fout. (Applaus bij het VB)
Werk, ook bij de overheid, is een fundamenteel onderdeel van integratie. Migranten dat ontzeggen betekent migranten buiten willen.
Als men de nationaliteit heeft, is er geen probleem. Het is duidelijk dat er van inburgering niets terecht komt.
De regering zal niet alleen beoordeeld worden op de voorstellen maar ook op haar daden. De gratispolitiek geldt niet alleen voor een aantal voorstellen, maar ook voor ministers. De Visa-uitgaven van vijf ministers over vier jaar bedragen 225.754 euro. De heer Stevaert at van juni 1999 tot einde 2002 voor 56.598 euro. Dat staat symbool voor de verspilzucht van deze regering. Ook daarom zullen we de begroting niet goedkeuren. (Applaus bij het VB)
De sprekers hebben het vandaag niet alleen over de begroting maar evalueren ook het beleid van de voorbije vijf jaar. Ik wil verder teruggaan en ook over de vorige regeerperiode praten. De belangrijkste opdracht was toen besparen om de Maastrichtnorm te halen en toe te kunnen treden tot de euro. Dat was in ons aller belang en niet alleen een dictaat van Jean-Luc.
Wanneer iemand het toen waagde een voorstel te formuleren dat geld zou kosten, dan sprak Demeester en dan werd er geluisterd.
Ere wie ere toekomt. De zegeningen van de euro danken we voor een groot deel aan mevrouw Demeester-De Meyer. Dat beleid had echter gevolgen. Men kan noodzakelijke investeringen niet ongestraft blijven uitstellen. Vanwege de gezonde financiële toestand in Vlaanderen was dat trouwens niet nodig. Het is onverstandig om niets te doen aan wegen die in slechte staat zijn, om de terechte vraag naar hogere lonen en betere werkomstandigheden in de welzijnssector te negeren, om niet te investeren in openbaar vervoer en om een aantal maatregelen in de economie niet te nemen.
Op het einde van de vorige regeerperiode beseften we goed dat er, dankzij het zuinige beleid, ruimte zou zijn voor die noodzakelijke investeringen. Ook mevrouw Demeester-De Meyer besefte dat. Zij stelde toen voor dat er in de volgende regeerperiode belastinghervormingen zouden worden doorgevoerd in de vorm van afcentiemen. Sp·a heeft haar advies gevolgd, maar heeft gekozen voor een belastingverlaging die socialer, moderner en rechtvaardiger is, namelijk de afschaffing van het kijk- en luistergeld.
Deze regering heeft niet alleen de belastingen verlaagd, ze heeft ook geld uitgegeven : voor openbaar vervoer, voor wegen- en haveninfrastructuur, voor verkeersveiligheid, voor de cultuursector, voor onderwijs, voor de indexering van de studiebeurzen, voor onderzoek en ontwikkeling en voor andere maatschappelijk noodzakelijke initiatieven. Die uitgaven zijn maatschappelijk relevant en efficiënt gebleken. Er zal bijkomend geïnvesteerd worden in een talentenbank en in datgene wat we nodig hebben om de gemeenschapsvoorzieningen goed te laten werken en om de economische innovatiekracht op te krikken.
Gezien de torenhoge federale overheidsschuld is veel uitgeven altijd een moeilijke evenwichtsoefening. Het is ook nooit genoeg. Ik ben het eens met de collega's van CD&V die bij de besprekingen in de commissie altijd vinden dat er te weinig wordt geïnvesteerd. Bij de begrotingsbespreking op het einde van het jaar komt de heer Van Rompuy echter altijd vertellen dat we te veel hebben uitgegeven.
De huidige regering heeft de evenwichtsoefening op een goede manier uitgevoerd. Dat blijkt uit de resultaten op langere termijn : de schuld is gehalveerd. Er is dus ook zuinig en verstandig beheerd. We wisten vooraf dat 2004 een budgettair moeilijk jaar zou worden. Door de staatsschuld is Vlaanderen immers gevoelig voor elke schommeling in de economische conjunctuur. Vanaf 2005 zal de regering evenwel beschikken over bijkomende middelen. Deze regering laat dus een gezonde financiële situatie na voor de volgende regeerperiode.
De volgende regering zal verder moeten investeren in economische ontwikkeling, in Vlaams talent, in ondernemingszin, in gemeenschapsvoorzieningen, in openbaar vervoer, in welzijn, in onderwijs en in studiebeurzen. Ze zal echter altijd een marge moeten behouden om structurele financiële gezondheid te garanderen.
De heer Tobback ontwikkelt een aantal stellingen, maar hij noemt nooit getallen. Nochtans is dat volgens mij de essentie van een begrotingsdebat. Ik stel vast dat er aan het begin van deze regeerperiode een marge was van vijf miljard euro. Door de verbintenissen die nu aangegaan zijn, zal de volgende regering nog slechts over een marge van anderhalf miljard euro beschikken. Ze zal ook een oplossing moeten vinden voor het tekort van 540 miljoen euro bij de VOI's en voor de onbetaalde facturen. Ik schat dat er een structureel tekort is van 600 tot 700 miljoen euro. In de begroting van 2004 staan we dus voor een operatie die veel groter zal zijn dan de schuldaflossing, die dit jaar 300 miljoen euro bedroeg. De Lambermontgelden die in 2005 zullen binnenkomen, zijn in de marge trouwens al verrekend.
De heer Tobback wekt de indruk dat al deze zaken met elkaar kunnen worden verzoend, maar dat is onjuist. Op het einde van deze regeerperiode hebben de socialisten blijkbaar de lastenverlaging uitgeroepen tot grote maatschappelijke prioriteit. Minister Van Mechelen spreekt over een bedrag van bijna een miljard euro op kruissnelheid. Nochtans is er nog steeds ontevredenheid in de welzijnssector en in de onderwijswereld en klagen de aannemers over de vermindering van de overheidsinvesteringen. (Protest)
In de commissie hebben we minutieus op alle vragen geantwoord. De heer Van Rompuy probeert terug te keren naar de sfeer van het plenaire debat over de begroting voor 2002. Zijn opmerkingen zijn toen volledig fout gebleken. Nu probeert hij opnieuw te insinueren dat er tekorten zijn.
Dat de begrotingsnorm voor 300 miljoen euro niet gehaald is, staat zwart op wit. Minister Van Mechelen heeft gelukkig niet het monopolie op de kennis van de cijfers. (Samenspraken)
Ieder jaar opnieuw heb ik deze discussie met de heer Van Rompuy. Ik antwoord hem telkens dat ik het monopolie over de kennis van de cijfers graag aan anderen laat. Ik heb twintig minuten spreektijd om een politiek standpunt in te nemen, dat moet onderbouwd zijn door de begroting. In de rest van dit debat zullen we daarover spreken, departement per departement.
De heer Van Rompuy probeert kleine details uit de begroting te lichten om er een groot verhaal van te maken. Het verhaal van de bouwsector is daarvan het bewijs. De ondernemers klagen inderdaad over de vermindering van de publieke investeringen. Toch zijn ze ook dankbaar dat er tenminste nog één overheid is die investeert, namelijk de Vlaamse. Als ik denk aan de infrastructuurplannen voor Antwerpen, dan denk ik dat de bouwsector van de Vlaamse overheid niet te klagen heeft. Ook in de andere sectoren heeft deze regering niet alle problemen opgelost, maar heeft ze wel massaal geïnvesteerd.
In de welzijnssector werd geïnvesteerd, zowel in een nieuwe CAO om de lonen en de arbeidsomstandigheden te verbeteren, als in het wegwerken van de wachtlijsten, Dit jaar wordt daarin opnieuw de vooropgestelde bijdrage gehaald. Dat is niet genoeg, maar de oppositie kan niet opnieuw een cijferdans houden.
De begroting in het Vlaams Investeringsfonds is gedaald van 274 miljoen euro tot 69 miljoen euro. Het enige wat we weten is dat er een gedeelte naar de BAM gegaan is. Van de 150 zwarte punten is er nog geen enkel weggewerkt met begrotingsmiddelen. (Protest bij minister Gilbert Bossuyt)
De essentie van het verhaal is dat men veel aankondigt maar weinig realiseert. Met de wegwerking van de zwarte punten zit minister Bossuyt nog altijd in de studiefase. (Protest bij minister Gilbert Bossuyt)
Als men aankondigt dat men miljarden zal investeren in zwarte punten en fietspaden moet men na vier jaar met realisaties kunnen uitpakken. De harde realiteit is dat men nog altijd in de studiefase zit om die zwarte punten weg te werken.
De regering heeft unaniem lof gekregen van de verenigde aannemers voor het beleid dat ze voert. Maar ook ik geloof niet in investeren om te investeren. Als men investeert in onze kennismaatschappij, dan moet men infrastructuur bouwen. In Leuven wordt vandaag met het FFEU deze infrastructuur gebouwd voor IMEC. Als men morgen de biotechnologie wil stimuleren, zal men in Gent de bijkomende bio-incubator van 4000 vierkante meter bouwen. Als men het Deurganckdok graaft om het logistieke proces in Vlaanderen te stimuleren en men vandaag hoort dat P&O de selectieproeven start voor 1500 werknemers, dan denk ik dat men goed bezig is. Het vraagt tijd voordat men investeringen tot hun recht ziet komen.
Het Rekenhof zegt ook dat men niet anders zal kunnen dan meer uit te geven dan wat men nu vastlegt en dat men veel te weinig uitgetrokken heeft in deze begroting. Het Rekenhof zegt bijvoorbeeld dat men 100 miljoen euro te weinig heeft ingeschreven voor haveninvesteringen. Ik voorspel het volgende. De kredieten voor zwarte punten en voor fietspaden zullen uiteindelijk niet worden uitgegeven en via het fonds voor eenmalige uitgaven doorgesluisd worden naar de haven.
Dat kan niet eens, omdat de middelen van het financieringsfonds bij de budgetcontrole nominatief in de begroting worden ingeschreven, met hun doelstelling. Eer de bevoegde minister één euro mag uitgeven, moet dit voorafgegaan worden door een protocol, waarin uitdrukkelijk wordt gesteld waarvoor de middelen worden aangewend. Het is dus niet juist om te zeggen dat een functioneel minister morgen het geld anders kan aanwenden.
De discussie moet hier gaan over algemene politieke elementen. Nadien kan men bij de vakministers terecht met specifieke kritiek.
De politieke conclusie is dat de middelen voor het beleid van de volgende regeerperiode afhankelijk zullen zijn van de economische conjunctuur en van een zuinig beleid. De politieke vraag is waaraan men de beschikbare middelen zal besteden. Ik lees van de minister-president dat men terug moet naar de essentie, namelijk de economie. Ik ben het hier maar ten dele mee eens. De economie is inderdaad essentieel en men moet daarin investeren, veel meer dan in de vorige regeerperiode. (Protest bij de heer Luc Van den Brande)
Maar de economie is niet de essentie van alles. Innovatie, talentenbank, expansiesteun zijn cruciale elementen van een goed recept. Het is echter even belangrijk om op een creatieve manier te investeren in onderwijs, in welzijn en in milieu, want dat zijn evengoed motoren van toekomstige innovatieve economische ontwikkeling. Ik ben het niet met de minister-president eens dat de komende regering alle beschikbare middelen moet investeren in de economie. Een komende regering moet al haar middelen investeren in de kwaliteit van de samenleving, zowel in economie, innovatie, gemeenschapsvoorzieningen als in levenskwaliteit en transport. Dat is een politieke keuze en niet zozeer een budgettaire keuze. Een cijferdiscussie is immers niet duidelijk en leidt tot valse argumenten. De sp.a zal deze begroting steunen, omdat we ook de erfenis voor een volgende Vlaamse regering steunen. Ik ben ervan overtuigd dat de volgende Vlaamse regering de middelen en de ruimte zal hebben om te investeren en ik hoop dat zij, zoals deze regering gedaan heeft, de moed zal hebben om ook daadwerkelijk te kiezen voor investeringen.
De essentie van de politiek is inderdaad keuzes maken in de economie. Dat bewijst vandaag de discussie in verband met DHL, waar de Vlaamse en de federale regering belangrijke keuzes zullen moeten maken.
Mijn evaluatie is de volgende. Ten eerste is het duidelijk dat de begroting in het departement Welzijn ontzettend gestegen is. De naakte cijfers zijn hier duidelijk. Er is meer werk gekomen. De kwaliteit van de zorg is toegenomen. De kwaliteit van de arbeid is toegenomen. Dit alles heeft geleid tot duurzame werkgelegenheid in de zorgsector. In de gehandicaptenzorg is veel meer geld besteed, ondanks alle berichten van de laatste weken.
De dotatie aan het Vlaams Fonds is tijdens deze regeerperiode gestegen van 30 miljard frank tot meer dan 1 miljard euro. Deze extra middelen werden vooral aangewend om de wachtlijsten weg te werken. De discussie die tijdens de laatste weken ontstond, handelt over een probleem dat nu reeds is opgelost. Het is niet waar dat het loon van de medewerkers niet werd betaald. Er is een akkoord bereikt dat 60 procent van de lonen in december zou worden uitbetaald. Het overige deel wordt in januari aan de instellingen overgemaakt met een interest van 5 procent. Het probleem dat zich voordeed werd door de Vlaamse regering opgelost door een inbreng van 22 miljoen euro.
Waarom komen de instellingen op straat als er geen probleem is? Indien slechts 60 procent van de lonen wordt uitbetaald, betekent dit dat instellingen die niet uit reserves kunnen putten, kaskredieten zullen moeten openen. Het probleem is slechts tijdelijk opgelost, want volgend jaar zal het terugkeren. De Vlaamse regering was op de hoogte van de situatie binnen het Vlaams Fonds, want de twee regeringscommissarissen lieten niet na bij elke beslissing die hun niet aanstond, in beroep te gaan.
De problemen van dit jaar zijn opgelost.
Dat was enkel mogelijk dankzij de kaskredieten die de instellingen openden. Het is dus de Vlaamse regering die hen moet danken en niet omgekeerd.
Volgend jaar moet men een oplossing vinden voor het aanpakken van de achterstallen. Dit is een oud probleem dat zo snel mogelijk moet worden opgelost. Niemand kan ontkennen dat de middelen voor het Vlaams Fonds tijdens deze regeerperiode gestegen zijn.
Ook in de zorgverzekering heeft de Vlaamse regering belangrijke stappen gezet.
Het probleem wordt gewoon doorgeschoven naar 2004. Bovendien zou men 22,5 miljoen uittrekken om de wachtlijsten weg te werken, maar werd slechts 7,5 miljoen uitgekeerd.
Inzake de zorgverzekering zorgde de Vlaamse regering voor een uitbreiding van de rusthuizen en een uitbreiding in Brussel. In het licht van de ondernemingsconferentie werd 3 miljard frank extra uitgetrokken voor het stimuleren van starters, KMO's en werkgelegenheid. De investeringen in de gemeentelijke rioleringswerken werden verdubbeld, wat een belangrijke impuls betekende voor de bouwsector en een oplossing bood aan wateroverlast. De regering voerde administratieve vereenvoudigingen door bij het verstrekken van milieuvergunningen, die voor de sector een besparing van 2 miljard frank met zich meebrachten. Ook het ecologisch fonds dat instaat voor de bodemsanering kreeg meer middelen toegewezen.
Er zijn nog enkele gaten in de begroting met betrekking tot bepaalde sectoren die meer investeringen vragen. Men zal meer aandacht moeten besteden aan de bijzondere jeugdzorg en het onderwijs. Er moet ook werk gemaakt worden van een gelijke subsidiëring voor de sociale voorzieningen van hogescholen en universiteiten.
Momenteel is er een gebrek aan daadkracht binnen het energiebeleid. Het laatste Mira-T stelt duidelijk dat de klimaatsdoelstellingen niet worden bereikt en dat de CO2-uitstoot nog steeds toeneemt. De landbouwsector en de visserij hebben hun steentje reeds bijgedragen door de afbouw van de veestapel en het doorvoeren van energiebesparende maatregelen. Verdere inspanningen mogen nu verwacht worden van de huishoudens en de industrie. Het rapport stelt voor een verschuiving van lasten op arbeid naar lasten op energieverspilling en vervuiling door te voeren. Die discussie moet op federaal niveau worden gevoerd, maar de Vlaamse regering kan ingrijpen met een rationeel energiebeleid. Vlaanderen spilt te veel met energie, zoals bijvoorbeeld blijkt bij de verwarming van gebouwen. Nu reeds bestaat echter de mogelijkheid subsidies aan te vragen voor investeringen in energiebesparende maatregelen.
Wij hebben een moeilijk begrotingsjaar achter de rug waarin duidelijke keuzes moesten gemaakt worden. Enkele dingen werden daarbij niet gerealiseerd. De investeringen in het onderwijs moeten nog stijgen, waarbij hopelijk de conclusies van de rondetafelconferentie in het regeerakkoord worden opgenomen. Welzijn vraagt om verdere investeringen inzake kinderopvang, de gehandicaptensector en de jeugdzorg. Het energiebeleid moet versneld worden en men moet verder werken aan milieu-investeringen.
Beweren dat deze begroting, door de aanhoudende lagere conjunctuur, de moeilijkste was van deze regeerperiode, is natuurlijk een open deur intrappen. Deze begroting was ook moeilijk omdat de regering de beloften van de vorige jaren wil honoreren, en omdat ze een extra inspanning wilde doen voor werkgelegenheid en ondernemerschap.
We moeten onze stimuli en middelen voor het ondernemerschap vooral richten op goed gevormde jonge mensen met toekomstgerichte ondernemingen op gebieden waarvoor de knowhow in Vlaanderen aanwezig is. Ik denk daarbij onder meer aan biotechnologie, micro-elektronica en ecologische innovatie. Het is verkeerd de subsidies voor ondernemerschap over het hele terrein te willen verdelen, want er gaan evenveel kleine ondernemingen failliet als er opgestart worden. Op heel wat terreinen blijken we immers wel over de wetenschappelijke kennis te beschikken, maar niet over de mogelijkheden om die in commerciële producten om te zetten.
Deze begroting sluit een regeerperiode af waarin veel gebeurd is. Er werden zowel lastenverlagingen als spectaculaire budgetstijgingen - inzake cultuur, jeugd, monumenten en landschappen, onderwijs enzovoort - gerealiseerd. Zelfs het budget van de lokale besturen nam toe met 20 procent. De problemen die zij kennen, zijn dus geenszins te wijten aan de Vlaamse regering.
De verbintenissen die nu moeten uitgevoerd worden, liggen in de sfeer van de recurrente uitgaven en overdrachten. Maar er is ook behoefte aan investeringen en er zijn er inderdaad een paar opgenomen in de begroting. Ik denk daarbij aan de participatie in de BAM, aan de uitgestelde subsidies voor de gemeentelijke rioleringen en aan de blijvende nood aan sociale huurwoningen. De inkomsten uit de verkoop van sociale woningen zal die nood nooit op voldoende wijze kunnen lenigen.
Onze fractie stelt vragen bij de financiering van deze initiatieven. Er is natuurlijk het FFEU, maar het blijft afwachten of die budgetten kunnen gebruikt worden, en bovendien moeten ze ook aangevuld worden. Daarnaast zijn er inkomsten uit de verkoop van aandelen van de Vlaamse Watermaatschappij en een deel van Indaver. Dat zijn zeer belangrijke strategische beslissingen en wij vrezen dat het niet het goede ogenblik daarvoor is. Bovendien hebben wij bedenkingen bij het nut van de investering in slibverbranding en vrezen wij dat de verkoop van de watervoorzieningen aan de intercommunales tot een te grote versnippering zal leiden, of zelfs een aanzet tot privatisering zal blijken. Dat is niet aangewezen. Volgens ons is watervoorziening een overheidstaak. Anderzijds mag op het vlak van de afvalverwerking wel meer geprivatiseerd worden, mits er een duidelijke regelgeving en een optimale valorisatie van de aandelen komt. Wij stellen voor versneld de PPS-formule in te voeren voor de sociale huisvesting, maar de beslissingen betreffende de slibverbrandingsoven en de verkoop van aandelen over te laten aan een volgende regering.
Enkele cruciale opties uit deze begroting zouden beter uitgesteld worden, op zijn minst tot de begrotingscontrole van maart 2004. Dan zullen we een beter zicht hebben op de rekeningen, op de eventuele overschotten en op de betalingskredieten. Het is niet onfatsoenlijk in een verkiezingsjaar de begroting in te dienen met een aantal opties waarvoor de definitieve beslissing door een nieuwe regering zal genomen worden.
Wij keuren deze begroting goed, met enkele bedenkingen, als de uitloop van een regeerperiode.
Ik rond af met een beschouwing over de inburgering. Met collega's Sauwens en Gatz diende ik destijds een eerste voorstel daarover in. Het huidige decreet is een aanvaardbaar compromis. Maar de kunstgrepen die thans worden aangewend om de trajecten korter en goedkoper te maken, zullen de kwaliteit en de resultaten drastisch verlagen. Ik begrijp dat de optimale, behoeftedekkende invulling nu niet gerealiseerd kan worden, maar ik vrees dat we een verdringingseffect creëren ten aanzien van die mensen die zich vrijwillig op wachtlijsten inschrijven. Ik ben voorstander van het verplichte inburgeringstraject, op voorwaarde dat het op maat gemaakt is. Het opleggen van de verplichting als een politiek symbool zal niet tot integratie maar tot frustratie leiden.
Iedereen is het erover eens dat we naar een optimaal inburgeringstraject moeten streven. Het traject moet voor de kandidaten een hefboom zijn naar integratie in onze samenleving. Uit lokale ervaring weet ik dat de trajecten die uit drie sporen bestaan, niet optimaal zijn : de middelen worden niet altijd efficiciënt gebruikt. Het probleem daarbij is de gelijke begeleiding voor iedereen, ongeacht de feitelijk uiteenlopende culturele achtergronden en scholingsgraden.
We willen de drie sporen beter op elkaar afstemmen en een gedifferentieerde aanpak creëren : niet iedereen heeft een even intensieve en lange begeleiding nodig om ten slotte een plaats te vinden op de arbeidsmarkt. Deze aanpak moet ons in staat stellen een aanbod te garanderen dat voldoet aan de vraag, zodat iedere allochtoon die zich wil inburgeren een pakket krijgt dat tot beter functioneren in onze maatschappij leidt.
Ik hoop dat minister-president Somers gelijk heeft, want ik twijfel of complementariteit en synergie zullen volstaan om alle behoeften te bevredigen. Dat deze begroting nog zal bijgestuurd worden na de verkiezingen, is een reden te meer om ze goed te keuren.
Ik zal hier om twee redenen de voorbije negen jaar op een objectieve manier evalueren. Ten eerste is de kans is groot dat dit mijn laatste toespraak wordt, want de kans is klein dat de N-VA de kiesdrempel overschrijdt. Ten tweede heb ik ook de eerste rechtstreekse verkiezing van het Vlaamse Parlement meegemaakt. Deze objectieve evaluatie zal ons helpen de toekomst voor te bereiden.
Ik baseer mijn evaluatie op drie vragen. Wat waren onze ambities en zijn onze realisaties op politiek en institutioneel vlak? Wat waren onze ambities en zijn onze realisaties op economisch vlak? Wat waren onze ambities en zijn onze realisaties op maatschappelijk vlak?
Na de eerste rechtstreekse verkiezingen op 21 mei 1995 voelden we ons euforisch. Omdat meerderheid en oppositie samen bereid waren om onze werking te optimaliseren, zijn we snel tot de vijf resoluties gekomen. In de loop van deze regeerperiode werden deze resoluties niet alleen verworpen, we merken ook een onfatsoenlijke recuperatie van het federale niveau. De organisatie van de komende verkiezingen is daar een mooi voorbeeld van.
Tussen 1950 en 2000 is arm Vlaanderen uitgegroeid tot een topregio. In een eerste fase tussen 1950 en 1970 werden wij daarbij geholpen door multinationale ondernemingen, die nu snel aan het verdwijnen zijn. Tussen 1970 en 1990 speelden we in op de moderne technologie. Vandaar is Vlaanderen echter niet langer een topnatie. Onze concurrentiekracht daalt door een loonhandicap van 10 tot 12 percent. Deze regering zou voor 150.000 nieuwe jobs zorgen. Volgens mij zijn er 50.000 werklozen bij. Amper 4 percent van de Vlamingen is bereid te ondernemen. Een conferentie zou dat verhelpen, maar wat baten woorden?
Op het eerste zicht heeft deze regering meer geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling, maar een grondige blik op de statistieken leert dat deze regering net zoals de vorige 60 miljoen euro per jaar heeft geïnvesteerd in onze kenniseconomie. Om de 3%-norm te halen, zoals voorgeschreven in het Pact van Lissabon, moeten we jaarlijks minstens 90 miljoen euro investeren.
We zouden 5 percent van onze afgestudeerden een beurs moeten geven om te doctoreren, maar halen amper 2 tot 3 percent. Bovendien maakt maar de helft van de doctorandi hun doctoraatsverhandeling af.
Deze regering pakt graag uit met belastingverlagingen, de halvering van de schulden en met het begrotingsevenwicht. De vraag is of dat werkelijk goed nieuws is? In Frankrijk opteert men voor een lastenverhoging. Duitsland halveert zijn lastenverlaging.
Als de problemen te wijten zijn aan de conjunctuur, heeft minister Van Mechelen gelijk een conjunctuurfonds op te richten. Nu is echter een structurele herschikking van de arbeidsmarkt nodig. In plaats van lasten te verlagen, moet dan, helemaal volgens de heren Keynes en De Man, geïnvesteerd worden. De huidige maatregelen staan daar haaks op : het kapitaal wordt geaccumuleerd en de spaarkracht stijgt.
Het maatschappelijke beleid moet het sociaal-economische beleid aanvullen. Welvaart is nodig voor welzijn. Nu al zijn er tekorten in de welzijnssector. In 2010 zullen de babyboomers oma en opa zijn. De zestigplussers zullen dan 30 procent van de bevolking uitmaken. We kunnen die steeds groeiende groep alleen verzorgen als onze economie sterk is.
Ik zie de toekomst somber tegemoet. De regering is niet goed bezig. Pas sinds 50 jaar is Vlaanderen rijk. We moeten tot de wereldtop blijven behoren en onze toekomst niet hypothekeren met zotternijen. De volgende vijf maanden moet de regering ook een gunstige start van een volgende regering voorbereiden. Momenteel brengt ze enkel de toekomst van Vlaanderen in gevaar. (Applaus bij CD&V, het VB en VU&ID)