Verslag plenaire vergadering
Verslag
Onderzoek inzake het verband tussen sociale positie en verplaatsingsgedrag
De voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van de heer Platteau tot de heer Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de beleidsreactie van de minister op de conclusies van een onderzoek inzake het verband tussen sociale positie en verplaatsingsgedrag.
Een onderzoek van de Provinciale Hogeschool Limburg over mobiliteit komt tot merkwaardige resultaten. In Vlaanderen zou 86 procent van de gezinnen over een auto beschikken. Het rijgedrag en de mobiliteitskenmerken verschillen per regio. Personen tussen 35 en 44 jaar rijden het meest, 65-plussers blijven meer thuis. Hoger geschoolden rijden het grootste aantal kilometers. Dat doet de onderzoekers besluiten dat er een vervoersarmoede bestaat. Vrouwen en mannen brengen gemiddeld evenveel uren in de auto door, maar mannen leggen meer kilometer af en zitten vaker achter het stuur.
Zijn die cijfers realistisch en conform de gegevens van het kabinet? Zo ja, wat zijn de conclusies van de minister? Zal hij maatregelen nemen om een en ander te corrigeren?
De onderzoeksresultaten zijn pas vanmorgen voorgesteld. Een aantal jaren geleden is aangetoond dat mensen met een hoger inkomen meer gebruik maken van de mogelijkheden van de gezondheidszorg. Hier speelt een gelijkaardig mechanisme.
De Vlaamse regering heeft steeds het bestaan van vervoersarmoede erkend. Dat was trouwens een van de uitgangspunten van het decreet over de basismobiliteit. Door dat decreet zal voor alle mensen, zeker in steden, binnen de drie jaar basismobiliteit gegarandeerd zijn. Op die manier zullen ook mensen zonder transportmiddelen kunnen deelnemen aan alle aspecten van het maatschappelijk leven. De middelen daarvoor zijn in de begroting 2004 opgenomen.
Uw antwoord stelt me tevreden.
Het incident is gesloten.