Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over een eventuele verjaringstermijn voor bouwmisdrijven
Verslag
Aan de orde zijn de samengevoegde actuele vragen van de heren Lauwers en Kindermans tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over een eventuele verjaringstermijn voor bouwmisdrijven
Er is commotie ontstaan naar aanleiding van de uitspraken van de VLD-voorzitter over een eventuele verjaring van bouwmisdrijven. De Vlaamse regering moet vermijden dat er misverstanden ontstaan.
Wellicht moet er een onderscheid gemaakt worden tussen het verleden en de toekomst. In de toekomst wordt een legaliteitscontrole mogelijk dank zij het vergunningenregister. Men kan echter onvoldoende ver teruggaan in de tijd en daarom kan een verjaring misschien bespreekbaar zijn. Volgens sommigen moet de verjaringstermijn beginnen vanaf de vaststelling van het bouwmisdrijf, volgens anderen vanaf de overtreding zelf. Dat laatste is echter niet controleerbaar. Waar ligt dan de bewijslast?
Bij bouwmisdrijven uit het verleden bestaan er soms onrechtvaardigheden. Soms blijkt achteraf dat het gebouw dat men gekocht of geërfd heeft, niet vergund is. Een onvoorwaardelijke amnestie zou echter onrechtvaardig zijn tegenover wie zich wel aan de regels houdt. Men moet ook rekening houden met de aard van het bouwmisdrijf en met de bestemming van het gebied waarin het bouwmisdrijf is gebeurd.
De minister moet dus duidelijk maken wat het standpunt is van de Vlaamse regering. Ze mag niet de valse verwachting wekken dat er een algemene amnestie komt.
In oktober 2000 kondigde de federale minister van Justitie Verwilghen een wetsvoorstel aan over een verjaringstermijn voor bouwmisdrijven. In oktober 2001 stelde minister Van Mechelen dat de verjaringstermijn inderdaad een federale materie is, maar dat het Vlaams Gewest moet bepalen wat strafbaar is. Hij was van mening dat de kwalificatie 'instandhouding van de werken' moest worden geschrapt. In april 2001 had de minister trouwens al de oprichting aangekondigd van de Hoge Raad voor Herstelbeleid, waardoor hij zijn verantwoordelijkheden voor het handhavingsbeleid weer eens door zou kunnen schuiven.
Het blijft echter bij woorden, van daden zien we niet veel. Ondertussen spreken de rechtbanken wel grote dwangsommen uit, waardoor in de praktijk de rijken rustig kunnen blijven wonen waar ze wonen en diegenen die het minder ruim hebben, aan de deur worden gezet. Uit de nieuwjaarsspeech van VLD-voorzitter De Gucht blijkt dat de VLD voorstander is van een ruime regularisatie. Deelt de minister die mening? Wanneer zal hij daadwerkelijk iets doen? Gaat het nu om een federale of een Vlaamse bevoegdheid?
De nieuwjaarstoespraken van de verschillende partijvoorzitters brengen zoals steeds het debat op gang. De heer De Gucht had het trouwens over redelijkheid, rechtvaardigheid en mededogen. Zoals de heer Lauwers al zei, is dit een complexe materie, die een genuanceerd beoordelingsperspectief vereist.
In oktober 2000 heeft minister Verwilghen inderdaad een wetsvoorstel ter inzage voorgelegd aan de drie gewesten en de federale regering. Verschillende zaken worden nog betwist, maar twee dingen staan al vast : de federale overheid is bevoegd voor de verjaringstermijn en de decreetgever voor de kwalificatie van de term 'instandhouding'. Afdelingshoofd Hubert Bloemen van de Bouwinspectie heeft daar een tekst over neergelegd, waarover nog steeds wordt gepraat. Bij de begrotingsbesprekingen in de commissie voor Ruimtelijke Ordening werd bij de bespreking van de Autonome Hoge Raad voor Herstelbeleid de vraag geopperd over kleinere bouwmisdrijven niet door politierechtbanken kunnen worden behandeld. Hubert Bloemen werkt daar een nota over uit.
Ik ben voorstander van de volgende oplossing. Eerst moet een gemengde werkgroep van experts en federale en Vlaamse vertegenwoordigers de bevoegdheidsproblemen inventariseren. Vervolgens moet er een referentiedatum worden bepaald voor bouwmisdrijven uit het verleden. Ten slotte moet het handhavingsbeleid op basis van dwangsommen worden voortgezet, zoals ook werd afgesproken in het overlegorgaan van ambtenaren van de administratie en magistraten. Het is de bedoeling het Vlaams Parlement nog voor de zomer een nota over dit onderwerp te bezorgen, waarna hierover een open debat kan volgen.
Ik nodig iedereen trouwens uit op de vergadering van de commissie voor Ruimtelijke Ordening van 24 januari 2002, waar het ontwerp van decreet wordt besproken dat betrekking heeft op het loskoppelen van het certificaat van vergelijk en de regularisatieprocedure.
Wij willen niet tot de zomer wachten om aan deze urgente problemen iets te doen. Wij zullen hier binnen de twee weken een voorstel over indienen en zijn benieuwd welke stelling de andere partijen zullen innemen. De minister pleit voor een genuanceerd standpunt, terwijl de heer De Gucht spreekt in oneliners als 'een regularisatie in één pennentrek' en 'het schrappen van de gemeentelijke bevoegdheid'.
Het incident is gesloten.