Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de recente uitspraken van de minister inzake de financiering van de sociale zekerheid en de erkenning van het territorialiteitsbeginsel
Verslag
Aan de orde zijn de samengevoegde actuele vragen van de heer Dewinter en de heer Caluwé tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, over de recente uitspraken van de minister inzake de financiering van de sociale zekerheid en de erkenning van het territorialiteitsbeginsel.
In een interview in De Morgen stelt minister Anciaux dat hij ermee akkoord gaat dat de sociale zekerheid federaal gefinancierd wordt als de Franstaligen in ruil het territorialiteitsbeginsel erkennen. Die verklaring is onaanvaardbaar. Ten eerste gaat ze in tegen de resolutie waarin het Vlaams Parlement nagenoeg unaniem de defederalisering van de sociale zekerheid goedgekeurd heeft. Ten tweede ben ik verwonderd over de uitspraak omdat de VU&ID-voorzitter in De Standaard zegt dat de Vlaamse regering ambitieus is en dat zijn partij ijvert voor een Vlaamse fiscaliteit en desnoods uit de regering stapt als die niet gerealiseerd wordt. U stelt u eerder terughoudend op, terwijl uw partijvoorzitter vooruitgang wil boeken. Ten derde is uw verklaring een goed staaltje van een slechte onderhandelingstechniek : u vraagt in ruil voor het niet-aandringen op een defederalisering van de sociale zekerheid de erkenning van de taalgrens. Die is al sinds 1970 vastgelegd in artikel 4 van de Grondwet. Welke zekerheid wenst u van de Franstaligen inzake de taalgrens?
U vindt het blijkbaar nodig om in een interview dat niet over communautaire aangelegenheden gaat en terwijl u niet deelneemt aan de Costa, belangrijke toegevingen te doen aan de Franstalige onderhandelingspartners. Zo stelt u dat de financiering van de sociale zekerheid federaal moet blijven. Waarom legt u die verklaringen op dit ogenblik af? Ik denk niet dat u weerwerk wou bieden aan het interview met de heer Bourgeois in De Standaard, zoals de heer Dewinter suggereert. Een tweede reden kan zijn dat u de Franstaligen gerust wil stellen omdat de Vlaamse regering de beslissing over de invoering van de zorgverzekering heeft genomen. Ten derde kan de reden voor uw uitspraak zijn dat de heer Maingain ervoor pleit om de federale financiering van de sociale zekerheid in de Grondwet in te schrijven. Moet ik uw uitspraak zien als het resultaat van de onderhandelingen tussen twee Brusselse inwoners? De federale financiering van de sociale zekerheid is onaanvaardbaar omdat ze ingaat tegen de resoluties van het Vlaams Parlement. Bovendien is ook de prijs onaanvaardbaar : het territorialiteitsbeginsel is al dertig jaar vastgelegd. Moeten we nog een prijs betalen om dat af te dwingen? Ik had verwacht dat u garanties over de fiscale autonomie zou vragen. Uw verklaring gaat trouwens in tegen het principe van de fiscale autonomie, dat stelt dat diegene die de uitgaven doet ook verantwoordelijk is voor de inkomsten. Volgens uw voorstel zijn de lasten voor de federale overheid en de lusten voor de gemeenschappen. Waarom is het nodig om een dergelijke verklaring af te leggen? Staat de hele Vlaamse regering erachter?
Ik heb geen geheime afspraken met de heer Maingain. Ik sta ook achter de verklaringen van de voorzitter van mijn partij. De heer Dewinter moet de resoluties van het Vlaams Parlement eens goed lezen. Ze pleiten voor de overdracht van de normering en van de financiering van de kostencompenserende regeling, met name van de gezinsbijslagen en van de gezondheidszorg. Ik ben het daarmee eens.
Ik heb in mijn interview met De Morgen alleen gesproken over de financiering van de basispensioenen en van de basiswerkloosheidsuitkering. Ik heb het niet gehad over het eigen beleid. De resolutie van het Vlaams Parlement zegt dat de werkloosheidsuitkering moet kunnen aangewend worden voor eigen beleid. Dat is absoluut niet in tegenspraak. Ik heb niet gezegd dat de gezondheidszorg of de financiering ervan federaal moeten blijven.
Ik wijs de heer Caluwé erop dat het regeerakkoord stelt dat het gezondheidsbeleid, maar niet de financiering ervan, in Vlaamse handen moet komen. Dat is niet in tegenspraak met de resoluties van het Vlaams Parlement, integendeel.
Het territorialiteitsbeginsel, en alles wat ermee samenhangt, het respect voor de taalwetgeving, voor de taalgrens en voor het statuut van de Vlaamse Brusselaars is in overeenstemming met de resoluties. In de laatste resolutie is er sprake van het respecteren van het territorialiteitsbeginsel. Voor mij gaat dat vanzelfsprekend veel verder : het gaat over het uitdoven van de faciliteiten, over de horizontale splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, over de gegarandeerde aanwezigheid van Brusselse Vlamingen op gemeentelijk vlak en over de situatie van de Brusselse Vlamingen in het algemeen, ook op het vlak van de naleving van de taalwetgeving en de regeling van de voogdij, namelijk de vervanging van de afkeuringsvoogdij door een goedkeuringsvoogdij.
Ik ben ervan overtuigd - en hier spreek ik in eigen naam - dat niet de kostencompenserende maatregelen, maar wel de inkomensvervangende maatregelen zoals de basispensioenen en de basiswerkloosheidsuitkeringen, federaal moeten blijven. Vlaanderen moet wel het recht hebben daar iets aan toe te voegen. Het gaat hier om een afweging van waarden : het recht op een eigen beleid moet afgewogen worden tegen de solidariteit. We moeten komen tot een transparanter financieringssysteem. In de resoluties van het Vlaams Parlement staat ook dat de solidariteit moet gehandhaafd blijven, maar dat ze transparanter moet zijn. In onderhandelingen mag men een partner nooit de indruk geven dat men hem wil kleineren. Als er duidelijke afspraken kunnen gemaakt worden die rekening houden met alles wat te maken heeft met de taalwetgeving, wat belangrijk is aan Vlaamse kant, en met de angst van de Franstaligen rond de solidariteit, dan kan men komen tot een verregaande vorm van staatshervorming, in de richting van confederalisme, zoals ik dat wens. We moeten verdere stappen kunnen zetten op basis van wederzijds vertrouwen.
De verklaring van de minister, en ook het regeerakkoord, maar dat wisten we al, zijn in tegenspraak met de resoluties van het Vlaams Parlement over een verdere staatshervorming. Die vragen namelijk de defederalisering van het gezondheids- en het gezinsbeleid, inclusief de financiering ervan. Nu wordt over de financiering niet meer gesproken. De Vlaamse regering en het Vlaams Parlement moeten op dat vlak bakens durven uitzetten. De minister levert in in plaats van stappen vooruit te zetten. Het is gevaarlijk het debat over de taalgrens terug aan te gaan. Deze materie werd in 1970 vastgelegd in artikel 4 van de grondwet. De minister geeft de indruk dat dat opnieuw ter discussie kan staan. Het gevaar bestaat dat we een prijs moeten betalen voor een aangelegenheid in de rand van die discussie
De minister zendt een verkeerd en technisch ingewikkeld signaal uit. Hij krabbelt terug in plaats van in het offensief te gaan, en dat op het moment dat zijn voorzitter een stap vooruit wil zetten en de strijd om de fiscale autonomie wil voeren.
Het antwoord van minister Anciaux is even merkwaardig als het interview dat hij gegeven heeft. De financiering van de kostencompenserende maatregelen, dus van de kinderbijslag en van de gezondheidszorg, moet worden geregeld. Men mag echter niet raken aan het federale financieringsmechanisme. De regeerverklaring spreekt alleen over het uitvoeren van kostencompenserende maatregelen. De voorzitter van VU&ID vraagt terecht meer radicaliteit. Minister Anciaux zegt dat zijn uitspraken in overeenstemming zijn met de resolutie. De inhoud ervan is daarmee echter volledig in strijd.
Het incident is gesloten.