Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Veys heeft het woord.
Collega’s, volwaardig onderdeel zijn van onze samenleving, participatie, dat is waarover het hier gaat. En het Nederlands, onze mooie taal, is de sleutel daarvoor. Die is essentieel om naar school te kunnen gaan, om werk te kunnen vinden, om met je collega’s of met je buren te kunnen converseren. Gelijke kansen beginnen bij taal. Dat is wat ons verbindt, en als West-Vlaming besef ik maar al te goed hoe belangrijk dat Nederlands is, collega’s.
De vraag die hier voorligt is: hoe zorgen we ervoor dat zoveel mogelijk mensen zo snel mogelijk en zo goed mogelijk Nederlands kunnen leren? Als het daarover in dit halfrond gaat, dan wordt er veel gesproken over dat iedereen mee moet doen, moet participeren. En dat het belangrijk is dat niemand onnodig thuis zit. Of, zoals sommigen graag benadrukken, dat je niet van ver naar hier komt zonder bij te dragen. Vooruit vindt dat ook belangrijk, voorzitter, want ‘elk zijn deel is niets te veel’. Mensen gaan pas vooruit als ze echt onderdeel kunnen worden van de samenleving, als ze zich kunnen emanciperen, als ze sterker worden. De samenleving gaat er collectief op vooruit wanneer er niemand achterblijft.
Maar het kan beter met die inburgering, daar zijn we het allemaal over eens. Er zijn wachtlijsten en er is bureaucratie. Heel veel mensen doen hun best, maar hebben het gevoel dat ze stilstaan. Dat zorgt voor verzuring en het zorgt er ook voor dat mensen elkaar verwijten. Dan kun je twee zaken doen. Ofwel pak je dat aan, verlaag je die drempels en zorg je ervoor dat er geen excuses meer zijn om niet mee te doen. Ofwel kun je, zoals de regering, een extra drempel opwerpen en die trajecten betalend maken.
Minister, u weet dat dat niet onze keuze is. We zijn daar geen voorstander van. We hebben dat ook al vaak in de commissie gezegd. Maar kort voor Pasen hebben we bijna vierhonderd e-mails ontvangen van mensen die die inburgerings- en taallessen geven. Ze staan met de voeten in de praktijk en zien iedere dag dat het moeilijk is. Het gaat niet vooruit en het kan beter.
Minister, u zou overleg hebben met een delegatie van die lesgevers uit de sector. Hoe is dat verlopen? Wat zijn de conclusies van dat overleg? Zult u al dan niet bijsturen?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Veys, we zijn inderdaad bezig met een heel grondige hervorming en versterking van het inburgeringsbeleid op basis van het regeerakkoord. We zijn er in een jaar tijd in geslaagd om de wachtlijsten te halveren, en 2020 was een topjaar, ondanks corona, met 15.500 starters. We hebben heel wat achterstand ingehaald op een jaar tijd, in heel complexe omstandigheden. Daarnaast zijn we een nieuw decretaal kader aan het voorbereiden. Dat moet ervoor zorgen dat mensen veel sneller toegeleid worden naar de arbeidsmarkt, dat mensen een netwerk wordt aangeboden, dat met andere woorden lessen op maat kunnen volgen, gedigitaliseerd.
Dat zijn heel veel extra kansen, maar ook een aantal extra verantwoordelijkheden. Zo zijn de lessen niet meer vrijblijvend, maar wordt er een resultaatsverbintenis gekoppeld aan het volgen van de lessen. Ten tweede vragen we ook een kleine bijdrage van twee keer 90 euro in het begin en twee keer 90 euro op het einde. Ik plaats die bedragen in een internationale context: in Duitsland gaat het om 1.130 euro, in Denemarken om 1.730 euro en in Nederland om een veelvoud van België. Ik heb heel veel contact gehad met de Nederlandse collega’s, en wat me daar opvalt, is dat de uittredende regering-Rutte een plan en een wettelijk kader had gemaakt om de tarieven te verlagen tot het niveau dat we van plan zijn in te voeren. We zitten op dat vlak nogal goed in een internationale context.
Verder hebben we overleg gehad met de vakorganisaties op basis van de rondgestuurde kettingbrief. Het was een constructief overleg. We hebben meegegeven dat we geloven dat die kleine bijdrage haalbaar is voor de meeste mensen die in zo’n inburgeringstraject zitten en dat dat het traject ook minder vrijblijvend maakt. Het vraagt een zeker engagement en laat voelen dat het in een welbepaalde context gebeurt. We zijn ervan overtuigd dat dit een goede oplossing is. Voor wie het financieel moeilijker heeft, zijn we volop aan het werken aan goede oplossingen die hen ook toelaten om eraan te kunnen participeren.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord, minister. Het is goed dat het traject wordt hervormd. Er zitten ook goede elementen in. Dat hebben we in de commissie ook al benadrukt. Ik zou hier willen focussen op die 360 euro die er wordt gevraagd. U verwijst naar het buitenland. In Nederland verlaagt men de drempel en Vlaanderen gaat die verhogen. Dat is de juiste vergelijking. De effecten daarvan zullen duidelijk zijn. Minder mensen, zeker de personen die de cursus vrijwillig volgen, zullen geneigd zijn om dat te doen. Dat is nogal evident.
Verder volgt er ook een rekening voor het lokale bestuur, want heel veel mensen zijn niet in staat om dat te betalen. Dan moeten we kijken naar het OCMW. U bent ook de minister van Lokale Besturen die nog nooit zoveel middelen aan de lokale besturen heeft toegekend, maar daarmee belast u hen toch ook een beetje. Getuige daarvan het opiniestuk uit Turnhout dat we vorige week konden lezen in Knack. U haalde het daarnet aan in uw antwoord. Als ik het goed heb begrepen, zult u tegemoetkomen aan die doorschuifoperatie naar de lokale besturen. Welke vorm zal dat aannemen? Daarover zou ik graag wat meer weten.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Zoals collega Veys zegt, gaat het om volwaardig deel uitmaken van de samenleving en over gelijke kansen. Dat hoeft ook niet voor niets te zijn, zoals de minister zegt. Ik wil op één punt aansluiten. We zijn er samen met de minister van overtuigd dat er heel wat positieve effecten zullen voortvloeien uit het decretale werk dat momenteel voorligt.
Maar mochten er toch eventuele ongewenste verschuivingen of effecten zijn, op welke manier zullen we dat dan kunnen monitoren, de gevolgen van het nieuwe, versterkte integratiebeleid?
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, deze regering plant eigenlijk nog maar een zeer kleine bijdrage te vragen aan de immigranten voor hun tot op heden nog altijd gratis inburgeringscursussen, en de linkse diversiteitslobby staat al meteen op haar achterste poten. Collega’s, die inburgeringstrajecten kosten op dit moment gemiddeld 4500 euro, een kost die volledig opgehoest wordt door de belastingbetaler. Zal ik u vertellen hoeveel bijdrage die migranten zullen moeten betalen, en hoeveel er nog steeds opgehoest zal worden door diezelfde belastingbetaler? 92 procent of 4140 euro. Slechts 8 procent van de totale kostprijs zullen migranten zelf moeten betalen. Bespaar mij dus alsjeblieft die slachtoffercultuur. Het wordt daarentegen net tijd dat ons land ermee stopt een sinterklaasbeleid te voeren voor immigranten, en een wachtlijstenbeleid voor onze eigen mensen.
Minister, u hebt ook gehoord dat er vanuit de OCMW’s alweer een noodkreet is die zegt dat de kosten voor migranten gewoon op de OCMW’s afgewenteld worden. Ik wil u vragen of u het signaal zult geven. Zult u garanderen dat het u menens is, dat het een duidelijk signaal wordt dat immigranten daarvoor niet zullen kunnen aankloppen bij de OCMW’s?
De heer Van Miert heeft het woord.
Collega’s, met deze hervorming geeft de Vlaamse Regering toch ook duidelijk gehoor aan het verhaal van een goede mengeling, een goede mix tussen rechten en plichten als het gaat over het geven van opvang en onderkomen aan nieuwkomers in Vlaanderen.
Er is ook een heel breed draagvlak voor deze manier van werken bij onze Vlaamse bevolking. Het is ook een heel belangrijk agendapunt voor deze Vlaamse Regering. De cijfers die de minister daarnet noemde tonen toch nog maar eens aan dat het een pertinente ambitie is van deze Vlaamse Regering om die resultaten, als het gaat om integratie naar inburgering, naar boven te krijgen.
Beste collega’s, voor onze fractie gaat het vooral om zelfredzaamheid. Nieuwkomers moeten zo snel mogelijk op eigen benen stenen staan, hun eigen boontjes doppen, en niet worden meegetrokken in van die jarenlange gratis trajecten, waar zij door te weinig motivatie in een soort van slaap terechtkomen. Wij als fractie ondersteunen natuurlijk die andere boeg waarover de Vlaamse Regering haar beleid heeft gegooid. En we zouden er vooral voor willen pleiten om die koers vast te houden. Want zoals we het de vorige decennia gedaan hebben, was het resultaat vooral niet goed.
Ik zou willen zeggen: laat ons in Vlaanderen alsjeblieft opnieuw een fatsoenlijk evenwicht vinden tussen het krijgen vanuit een samenleving en het effectief deelnemen aan die samenleving.
De heer Annouri heeft het woord.
Dat is opvallend, collega Van Miert, een sneer naar uw eigen partijcollega’s, die de afgelopen jaren verantwoordelijk waren. Dat is altijd interessant.
Waarvoor dank.
Minister, ook wij met Groen zijn gekant tegen het betalend maken van inburgeringstrajecten en steunen het protest van de lesgevers. Het betalend maken van de Nederlandse lessen is een zoveelste drempel voor nieuwkomers om te kunnen integreren. En ik denk dat dat is wat wij allemaal willen: dat nieuwkomers integreren, de Nederlandse taal leren en zich kunnen inschakelen in de maatschappij.
De meeste nieuwkomers, ongeveer 80 procent, mogen op vrijwillige basis beslissen om Nederlands te leren, en het is dus uw taak om die mensen aan te moedigen. Op deze manier zult u ze eerder ontmoedigen. Ten tweede zegt u dat het inschrijvingsgeld geen hoog bedrag is. Maar voor mensen die elke euro moeten omdraaien is het dat wel, soms is dat te veel geld. Wat zult u doen om deze mensen tegemoet te komen? In de commissie zei u tegen mijn collega An Moerenhout, die dit opvolgt, dat u een soort tussenoplossing zou uitwerken, zodat al deze kosten niet naar de lokale besturen en het OCMW zouden worden doorgeschoven. Kunt u daar intussen al wat meer toelichting over geven?
De heer D’Haese heeft het woord.
Ook wij hebben de vierhonderd mails van die bezorgde medewerkers van de centra voor basiseducatie gekregen. Dat zijn vierhonderd mensen die het terrein kennen en zich hele grote zorgen maken. Zij hebben u gezien, u hebt een gesprek gehad, en die mensen zijn absoluut niet gerustgesteld. Ik denk dat u dat ook wel weet. Want het inburgeringsexamen wordt betalend gemaakt voor mensen van wie u weet dat ze vaak geen inkomen hebben, en op dit moment vaak het busticketje om naar de plek voor de cursus te komen, al niet kunnen betalen. Minister, bovendien is er een heel specifieke groep – en die is niet klein, dat is bijna de helft van de inburgeraars – die niet verplicht die cursus volgt, maar die ook zal moeten betalen.
U zegt dus: ‘Het wordt minder vrijblijvend.’ Nee, de praktijk is dat het een hogere drempel wordt. Waarom zou je nog betalen voor een cursus die vroeger gratis was en die je eigenlijk helemaal niet moet volgen? Dat zijn mensen die een heel groot engagement tonen. Zij komen hier aan, volgen een cursus die ze niet moeten volgen, besteden daar uren aan die ze niet zouden moeten besteden. En u gaat die een hogere drempel geven. Dit heeft weinig te maken met de inclusieve samenleving waarover u het hebt. Dit heeft te maken met het institutionaliseren van uitsluiting.
Mijnheer Van Miert, als u de verplichte Nederlandse lessen en de inburgeringcursus ‘een jarenlang in slaap sussen’ noemt, dan vraag ik mij af of u er eigenlijk enig idee van hebt wat er in die sector omgaat.
Mijn vraag is: is er onderzocht wat het effect zal zijn van het verhogen van die drempel op de deelname van mensen die kunnen inburgeren, verplicht en niet verplicht?
Minister Somers heeft het woord.
Collega's, ik dank jullie voor de vraagstelling. Het is inderdaad een heel interessant debat. Tot mijn spijt moet ik vaststellen dat sommigen toch nog altijd erg paternalistisch kijken naar nieuwkomers. In 2019 heeft 60 procent van de 23.000 mensen die inburgeringstrajecten hebben gevolgd, dat op vrijwillige basis gedaan en 40 procent verplicht. 60 procent heeft dat op vrijwillige basis gedaan. Ik ben ervan overtuigd dat die mensen een uitdrukkelijke engagement hebben om onze Nederlandse taal te leren en om een beter inzicht te krijgen in onze samenleving door de cursus maatschappelijke oriëntatie.
Wij zullen die cursussen aantrekkelijker maken. We zullen er vooral ook voor zorgen dat mensen tegelijkertijd aan de slag kunnen op de arbeidsmarkt en toch een cursus kunnen volgen, onder meer door te digitaliseren en niet alleen meer tijdens de werkuren cursussen aan te bieden. We zullen ze bovendien op maat van mensen aanbieden. We zullen meer flexibiliteit maken in het aanbod, zodat werken en cursus volgen beter op elkaar worden afgestemd. Ten tweede zullen we er ook voor zorgen dat mensen sneller aan de slag kunnen gaan. Als mensen sneller aan de slag zijn, worden ze financieel sterker en zijn ze ook in staat om bij te dragen, ook aan deze cursussen. Dat is een eerste element. Ik geloof heel sterk dat dat ook zo zal blijven.
Twee, we hebben laten onderzoeken hoeveel mensen potentieel moeilijkheden zouden hebben om deze cursussen te betalen. Op de totaliteit van de groep rechthebbenden en vrijwilligers zou het in 2019 over ongeveer 16 procent van de mensen gaan. Dat is niet niks. Het is iets minder dan vierduizend mensen, op een totaliteit van twintigduizend. Wat zullen we doen naar die mensen toe? Opnieuw vanuit een emancipatorische kijk werken we aan een win-winoplossing, waarbij én de samenleving én de lokale besturen én die mensen zelf winnen.
Hoe zie ik dat? We moeten die mensen een aanbod kunnen doen waarbij zij maatschappelijk zinvol werk kunnen doen. In de sfeer van vrijwilligerswerk, op basis van een vrijwilligersvergoeding, kunnen zij maatschappelijke noden invullen. Op die manier kunnen ze bijdragen aan onze samenleving, kunnen zij zich nuttig maken, verwerven zij een netwerk, hebben ze oefenkansen Nederlands, krijgen ze een beter inzicht in onze samenleving, kunnen ze vaardigheden opdoen. En op die manier kunnen ze de middelen bij elkaar krijgen om die 2 keer 90 euro in het begin en die 2 keer 90 euro op het einde te kunnen betalen.
Dat is een winst voor de samenleving, want de samenleving wordt daar beter van. Bepaalde maatschappelijke noden die lokaal bestaan, worden daardoor op een zinvolle manier ingevuld. De totaliteit van wat die vierduizend mensen bijdragen, is 1,4 miljoen euro voor de driehonderd gemeenten samen. Dat zijn dus geen substantieel hogere bedragen. Maar dit systeem – en ik heb daar al met verschillende burgemeesters over gesproken, ze staan daar heel open voor – kan voor die mensen een concrete oplossing zijn. Daarbij zorgen ze er vanuit een bijdrage, met eigen inspanningen, voor dat die cursus betaald wordt, en tegelijk bouwen ze mee aan onze samenleving, op een constructieve en positieve manier. Dat kan de beeldvorming van deze nieuwkomers in onze samenleving trouwens alleen maar verbeteren. Dat lijkt mij een methode om dat aan te pakken.
Trouwens, bij hen die rechthebbend zijn, die dus niet verplicht worden om die cursussen te volgen, gaat het, op basis van de cijfers van mijn administratie, over iets meer dan 5 procent die mogelijk financiële problemen hebben. 5 procent van hen leeft van een leefloon, al de rest niet. Dat is een aanpak, een model dat alleen maar positief kan zijn.
Mevrouw Partyka, we zullen dat inderdaad verder monitoren. Dat is een afspraak die we hebben gemaakt. We zullen kijken naar wat de impact is van deze maatregel. Maar ik ben het natuurlijk niet eens met diegenen die zeggen: ‘In Nederland daalt men, in Vlaanderen stijgt men.’ Nee, in Nederland gaat men kiezen voor het niveau van bijdrage, uit de ervaringen die men heeft opgedaan, waar wij ook op inzetten: een redelijke bijdrage, maar ook een haalbare bijdrage.
Voor zij voor wie het niet haalbaar is, werken we een systeem uit waarbij door eigen inspanningen, extra inspanningen, mensen niet alleen bijdragen aan onze samenleving maar voor zichzelf ook de middelen kunnen verzamelen om die cursussen te betalen. Dat zal het ook voor de lokale besturen veel interessanter en draaglijker maken. Op die manier wordt er geen factuur overgeheveld naar lokale besturen, maar zorgen we ervoor dat de positieve energie die in elke mens zit, ook naar nieuwkomers gebruiken om onze samenleving sterker te maken en hun de kans te geven om, zonder in financiële problemen te komen, de inburgeringscursus en de lessen Nederlands te volgen. Dat kan een heel mooie innovatieve oplossing zijn voor deze uitdaging.
De heer Veys heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat sommigen vergeten zijn waarom we indertijd die lessen zijn beginnen te organiseren. De heer Keulen heeft ze ingevoerd. Het doel was: mensen inburgeren, mensen sneller Nederlands laten leren zodat ze aan de slag kunnen en kunnen bijdragen. Als die drempel verhoogd wordt, hebben we daar allemaal nadeel van. Dat is het geval als we dat betalend maken.
Mijnheer Janssens, u hebt het absoluut niet begrepen. U begrijpt het helemaal verkeerd. Wij willen met Vooruit absoluut dat die mensen bijdragen. We willen zelfs dat zij duizenden euro’s bijdragen. Weet u hoe dat gaat? Met belastingen. Wie betaalt er belastingen? Mensen die werken. Als ze goed Nederlands leren, kunnen ze makkelijker werk vinden. Dat is dus eigenlijk een goede oplossing.
Maar daar is het u niet om te doen, zolang de boel maar kan blijven rotten. Dat is uw verdienmodel. Maar dat is niet de manier waarop Vooruit aan politiek wil doen. Wij willen strijden voor die oplossing. Wij willen investeren in mensen zodat ze kunnen bijdragen aan onze samenleving. Als de drempels verhogen, hebben we daar allemaal nadeel van. Binnen een paar jaar zal dan blijken dat dat een heel stomme keuze was, maar dan zal het misschien te laat zijn.
De actuele vraag is afgehandeld.