Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de motie van Jos D’Haese tot uitoefening van het recht van onderzoek naar de aanpak van de coronacrisis in de woonzorgcentra.
De bespreking is geopend.
De heer D’Haese heeft het woord.
U krijgt vijftien minuten om uw motie toe te lichten.
Dank u, voorzitter. Heel fijn dat ik nu ook mee mag discussiëren over mijn eigen voorstel. Dit is een heel grappige, een heel vreemde visie op democratie, op de democratische werking van het parlement. Als er een moeilijk thema op tafel komt, leggen we de zitting stil, schorsen we de debatten en trekken we alles naar de achterkamers. Ik vind dat een heel rare manier om hiermee om te gaan. (Opmerkingen van Willem-Frederik Schiltz)
Schandelijk om te doen? Wat ik heb gedaan, is volgens de regels van dit parlement, volgens het reglement van dit parlement. Ik heb op de juiste manier gevraagd naar een onderzoekscommissie. Wij hebben het recht om hier op een correcte manier een debat over te hebben, in plaats van eerst op een plek waar alle partijen mogen meedoen behalve degene die de motie zelf heeft ingediend, het allemaal samen op een akkoordje te gooien. Ik vind dat een heel vreemde...
Voorzitter, de heer D'Haese maakt er een grapje van. De reglementen zijn wat ze zijn. De huishoudelijke reglementen van dit parlement kennen we allemaal. Dat is allemaal democratisch tot stand gekomen en dat wordt precies allemaal gevolgd tot in de puntjes. Ook de vergadering van het Uitgebreid Bureau zoals het daarnet is gelopen, is helemaal reglementair. Dat u daar niet bij hoort, collega, – dat zal misschien in de toekomst anders zijn – dat heeft te maken met de numerieke sterkte van uw partij in dit halfrond.
Wees maar gerust dat we er in het vervolg bij zullen zijn. Natuurlijk is dat volgens de regels maar dat wil niet zeggen dat het een correcte manier is om aan politiek te doen, mijnheer Vandaele.
Over de fond van de zaak: het is nu het moment om te gaan onderzoeken wat er echt is misgelopen in de woonzorgcentra. Maar er is goed nieuws, en dat is dat de eerste golf op zijn einde loopt. Vandaag heeft Steven Van Gucht gezegd dat we waarschijnlijk aan het einde van de oversterfte zijn. Dat wil zeggen dat we attent moeten blijven, dat we oplettend moeten blijven, dat we voorzichtig moeten blijven en dat we moeten zorgen dat de contact tracing beter loopt dan hoe die vandaag loopt.
Maar dat wil ook zeggen dat het nu het moment is om te gaan evalueren wat er is misgelopen en hoe we gaan zorgen dat diezelfde fouten niet herhaald worden. Als we terugkijken op wat er gebeurd is, dan zien we dat er zich een drama heeft afgespeeld in de woonzorgcentra. Meer dan de helft van de overlijdens is te betreuren in de woonzorgcentra. Heel veel mensen vragen zich af hoe dat in godsnaam mogelijk is geweest, hoe het mogelijk is dat onze ouderen zo in de steek zijn gelaten. Er zijn heel ernstige vragen te stellen bij de aanpak op het vlak van het voorzien van beschermingsmateriaal, op het vlak van het op gang brengen van de testing, op het vlak van de ondersteuning van het personeel in de woonzorgcentra, dat keihard zijn best gedaan heeft maar er veel te vaak alleen voor stond, op het vlak van de rapportering van de oversterfte waar nog altijd vraagtekens bij zijn en bovendien heel sterk over de manier waarop er overlegd is, of beter gezegd niet overlegd is, met de mensen op het terrein en hoe er zo kostbare tijd is verloren gegaan.
Het is belangrijk dat de waarheid daarover naar boven komt, dat de politieke verantwoordelijken en de politieke fouten daarover worden uitgezocht. Daarvoor hebben wij een grondig onderzoek nodig. Er zijn verschillende partijen in dit parlement die al gevraagd hebben om zo een onderzoekscommissie. Mijnheer Van Rompuy, daarom verwondert het mij enigszins dat u onze vraag niet onmiddellijk steunt, aangezien uw voorzitter al heeft gezegd dat hij er ook vragende partij voor is. Nu is het moment om dat onderzoek te voeren. Dat is iets anders dan een ad-hoccommissie oprichten om themadebatten te houden.
Wij willen een onderzoekscommissie met de bevoegdheden van een onderzoeksrechter om onderzoeksdaden te kunnen stellen. Dat is nodig want de parlementsleden van de commissie Welzijn, of die nu van de oppositie of van de meerderheid zijn, zullen het allemaal met mij eens zijn dat men de afgelopen weken en maanden tegen de muren opliep omdat er geen antwoorden kwamen op de vragen die gesteld werden. Men ging in heel grote bochten rond de moeilijke vragen heen. Net daarom hebben wij een onderzoekscommissie nodig, en niet een zoveelste commissie waar de minister rond te vragen kan fietsen zolang hij wil. Wij moeten documenten kunnen opvragen, wij moeten mensen onder ede kunnen ondervragen. Er zijn ernstige fouten gemaakt en de waarheid daarover moet naar boven komen.
Ik begrijp dat de meerderheidspartijen schrik hebben van zo’n onderzoekscommissie. Jullie hebben blijkbaar liever dat er een aantal potjes gedekt blijven. Jullie hebben terecht schrik, denk ik. Wij zullen in elk geval blijven graven, wij zullen die onderste steen bovenhalen en hem omdraaien. Wij willen weten wat er is misgelopen. Wij willen weten wie er verantwoordelijk is. Niet om te sanctioneren, want ik weet niet waar het vandaan komt dat een onderzoekscommissie dient om te sanctioneren. Neen, een onderzoekscommissie dient om te onderzoeken. Ik vind het bijzonder vreemd dat men weigert om zo’n onderzoekscommissie aan te stellen, gewoon omdat men er in het verleden wel al voorstander van is geweest, en hoewel het overduidelijk is dat er zware fouten zijn gemaakt en dat die onderzocht moeten worden. Dat is iets anders dan er een themadebat over te houden.
Ik vind het zeer jammer. Ik neem aan dat de meerderheidspartijen de motie niet zullen steunen, tenzij misschien CD&V, want wie weet komt er nog een verrassing uit de bus en houdt de partij zich toch aan de zaken die ze eerder in de media heeft verklaard.
Ik zal ook maar meteen mijn gedacht over de commissie ad hoc geven. Dat kan een instrument zijn om ons te helpen om die onderste steen boven te halen, dus we zullen dat voorstel steunen, maar het is overduidelijk dat die niet dezelfde inzet heeft en dezelfde mogelijkheden geeft als een onderzoekscommissie, en dat laatste is wat we vandaag nodig hebben.
Ik zal ook een korte toelichting geven over de amendementen van het Vlaams Belang. Ik denk dat er effectief ook onderzoeken nodig zijn naar de bredere aanpak van corona en naar de contacttracing. Ik denk echter niet dat we dat op dezelfde hoop moeten gooien als het onderzoek naar de woonzorgcentra. Dat is een heel specifiek probleem, want meer dan de helft van de sterfgevallen valt daar te betreuren. Daar zijn grote fouten gebeurd. Ik denk dat we dat als pakket, als geheel moeten behandelen. Dus we zullen niet voor de amendementen van het Vlaams Belang stemmen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Ik ben uitermate verbolgen over de manier waarop de twee extremistische partijen hier intentieprocessen in het rond strooien. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang en de PVDA)
De heer Schiltz heeft het woord.
Hoe hier een schijn van geheimdoenerij wordt opgehangen. Hoe hier geschermd wordt met de democratie, alsof het naleven van een reglement achterkamertjespolitiek zou zijn. U moet beschaamd zijn. Het reglement is geen doorslagje van het Communistisch Manifest, dat is heel jammer voor u, maar daarom hoeft u het niet in de vuilnisbak te gooien. Het is exact dat reglement, mijnheer D’Haese, dat u het recht en de mogelijkheid geeft om hier uw vraag te stellen en om uw toelichting te houden. Ik eis dus een beetje meer respect voor de regels van dit huis en voor alle parlementsleden, over de oppositie en meerderheid heen, die dag in dag uit voor de democratie vechten.
Uw populistische vuilspuiterij zal mij nooit weerhouden om de waarheid en de rede te zoeken. Ja, om de waarheid en de rede te zoeken. In het voorstel dat hier is gedaan, staat heel fair dat wij alles willen onderzoeken en zicht willen krijgen op hoe die crisis is aangepakt, op wat er fout is gelopen en wat er goed is gegaan, en welke lessen wij daaruit kunnen leren. Er staat in, mijnheer Dewinter, dat als blijkt dat we bepaalde informatie niet kunnen krijgen, als blijkt dat sommige mensen die we absoluut willen horen niet komen opdagen, we nog altijd punctueel en over een aantal specifieke thema’s een onderzoekscommissie kunnen oprichten. Dus, wat wij voorstellen, is een redelijke, verstandige aanpak. En ja, dat is geen bazooka. Ik weet zeker, mijnheer D’Haese en mijnheer Dewinter, dat als er een mogelijkheid bestond om een inquisitie op te richten, u de eersten zou zijn om dat te doen. Daar past mijn fractie voor. Het is niet omdat wij kritisch zijn dat we zomaar moeten meegaan in uw holle retoriek.
Opnieuw, het voorstel dat de voorzitter vanuit het Bureau heeft gedaan, samen met een aantal oppositiepartijen die ook het document hebben ondertekend, stelt heel duidelijk dat we zicht willen krijgen op de brede problematiek, niet alleen die van de woonzorgcentra. Er kan veel over worden gezegd en er zal veel over worden gezegd. Als blijkt dat er bijkomende initiatieven moeten worden genomen, zullen die worden genomen. Nu moet u mij eens uitleggen waarom dat geen democratisch werk is. Hoe kunnen wij door voor die aanpak te kiezen falen in ons werk als parlementsleden? Maar het bekt natuurlijk beter om meteen met een onderzoekscommissie te komen aanzetten. We kunnen natuurlijk alles juridiseren. We kunnen voor alles onderzoekscommissies oprichten, zodat we alles kunnen opeisen.
De openbaarheid van bestuur, mijnheer Dewinter, staat ons trouwens toe om tal van documenten op te vragen. Ons parlementair controlerecht staat ook toe om dat te doen. Opnieuw, en voor de derde maal voor wie het niet wil horen: in het document staat een engagement dat wij een onderzoekscommissie zullen vragen als dat nodig is.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, ik wil voor mijn uiteenzetting graag beginnen met een citaat van mijn collega, Freya Van den Bossche, die op 14 januari minister Beke in de commissie Welzijn ondervroeg over virusbesmettingen omdat er op 7 januari in de pers al berichten waren opgedoken over een onbekend virus dat op de markt in de stad Wuhan 44 mensen een longontsteking had bezorgd. Zij vroeg wat op dat moment het kader was in Vlaanderen om de verspreiding van agressieve virussen te voorkomen en te beperken, welke richtlijnen inzake hygiëne van kracht zijn in de Vlaamse woonzorgcentra om de uitbraak van ziektes en de verspreiding daarvan te voorkomen, of de minister zicht heeft op de naleving van die richtlijnen, en of de Zorginspectie specifiek voor de cases van besmetting in de woonzorgcentra ter plaatse is gegaan om te kijken wat er eventueel is fout gegaan. Op dat moment verzekerde minister Beke mevrouw Van den Bossche dat er duidelijke afspraken en protocollen zijn bij de uitbraak van een besmettelijk virus, dat het Agentschap Zorg en Gezondheid en de Zorginspectie weten wat te doen in een dergelijk geval en meteen ingrijpen. Met andere woorden, alles onder controle.
Daarna is helaas gebleken dat dit niet klopte. We waren compleet niet voorbereid, niet alleen in onze woonzorgcentra maar evenmin in de scholen, het openbaar vervoer enzovoort. Er lagen gewoon geen plannen of draaiboeken klaar, er was geen voorraad van beschermend materiaal. In alle eerlijkheid, collega’s, dit is natuurlijk een crisis van ongeziene omvang. Een dergelijke massale uitbraak van een besmettelijk virus hebben we hier in België in decennia niet meer meegemaakt. Ik denk dan ook oprecht dat het te gemakkelijk zou zijn om in het wilde weg stenen beginnen te werpen naar deze of gene over hoe de crisis is aangepakt.
Wat voor ons wel absoluut cruciaal is, is dat we lessen trekken uit de aanpak van de voorbije weken. Waar is het misgelopen? Is er te traag gereageerd? Waar zijn er eventueel fouten gemaakt: op individueel niveau, op structureel niveau? Is er voldoende overlegd? Hoe kan dat beter? Waar zitten de blinde vlekken?
Vandaag zijn de cijfers positief maar een heropflakkering van dit vreselijke virus is de komende maanden helaas niet ondenkbaar, om nog maar te zwijgen over het feit dat we in de toekomst helaas nog wel geconfronteerd zullen worden met dergelijke virusuitbraken. En dan moeten we natuurlijk wel voorbereid zijn. Vandaag ligt hier concreet alvast een motie voor ter oprichting van een onderzoekscommissie naar de aanpak van de coronacrisis in de woonzorgcentra. Ik denk dat niemand kan ontkennen dat de situatie daar veel te lang niet onder controle is geraakt en we moeten absoluut weten hoe dat komt, hoe het komt dat meer dan de helft van de doden is gevallen in de woonzorgcentra, hoe het komt dat veel personeel veel te lang is moeten blijven werken zonder beschermingsmateriaal, hoe het komt dat er weken een gebrek is geweest aan allerhande materiaal, hoe het komt dat de testing vaak laat en chaotisch op gang is gekomen, hoe het komt dat er zoveel onduidelijkheid was over de richtlijnen en over de cijfers, hoe het komt dat het zo lang heeft geduurd om een taskforce op de been te brengen terwijl de cijfers al weken alarmerend waren, hoe het komt dat het zo lang heeft geduurd voor mensen met medische expertise werden ingeschakeld in woonzorgcentra waar die expertise vaak ontbrak.
Wij gaan de motie van de PVDA steunen. Ook voor ons moet tot op het bot worden uitgezocht wat daar is gebeurd om in de toekomst op alle mogelijke manier te voorkomen dat deze vreselijke situatie zich nog eens herhaalt.
Ik heb wel een aantal bedenkingen en vragen, mijnheer D’Haese, in eerste instantie over de timing. Jullie willen op 30 september een verslag indienen. Ik ben helemaal akkoord dat we niet te lang kunnen wachten en dat we lessen moeten hebben getrokken tegen wanneer er eventueel een nieuwe uitbraak zou zijn, maar hoe zien jullie dan concreet de timing van de werkzaamheden van die commissie?
Ik heb ook een opmerking over de inhoud. Wat ons betreft, ontbreekt er een cruciale vraag. Jullie willen een onderzoek naar het bezorgen van beschermingsmateriaal, de inzet van personeel, de uitrol van testing van personeel en bewoners, het aantal overlijdens en het overleg met de zorgsector. En dus focussen jullie vooral op wat er is gebeurd toen de uitbraak eigenlijk al een realiteit was in veel woonzorgcentra. Maar wij willen ook absoluut weten wat er voordien is gebeurd, welke voorbereidingen zijn getroffen tussen midden januari, toen eigenlijk al heel duidelijk was dat een heel gevaarlijk virus naar ons land op weg was, en 12 maart, het moment dat de woonzorgcentra in lockdown zijn gegaan.
Wij zijn ook heel benieuwd naar de manier waarop de verschillende voorzieningen, en dan bedoelen wij de woonzorgcentra, concreet zijn ondersteund vanuit de Vlaamse overheid. Vandaar de twee amendementen die wij daarover hebben ingediend.
Tot slot moet ik wel zeggen, collega D’Haese, dat wij het een beetje bizar vinden dat jullie hier het zwaarste parlementaire instrument op tafel leggen zonder daar op voorhand met andere partijen, inclusief uw oppositiepartners op links, over te overleggen en steun voor te zoeken. Zo’n onderzoekscommissie komt er natuurlijk ook alleen maar als er daarvoor een meerderheid is in het parlement.
Ik hoop wel echt dat het niet gewoon de bedoeling was om daar een politiek statement over te maken en hier een spel over te spelen, want daarvoor is de situatie veel te ernstig. Wat voor ons echt telt, is dat dat onderzoek er komt, dat wij als parlement ons werk kunnen doen, om te kijken of die fouten zijn gemaakt en of er te beperkt is gereageerd. Dat is niet om er een heksenjacht van te maken – en ik wil dat in de verf zetten – maar om lessen te trekken voor de toekomst.
Maar ik ga meteen ook door op onze eigen motie. Wat ons betreft mag het parlementair onderzoek zich niet beperken tot enkel de woonzorgcentra. Wij vinden dat daarnaast ook de aanpak van de crisis veel breder moet worden geëvalueerd. Ik twijfel dus niet aan de goodwill van elke minister, maar ook daar vallen er wel vragen bij te stellen. Waar zijn er dingen fout gelopen, wat kan er beter in de aanpak van de crisis in het onderwijs, in het openbaar vervoer, in de kinderopvang of de culturele sector? Wat kunnen we bijvoorbeeld leren uit de heropening van de scholen, zodat dat op 1 september minder chaotisch zal verlopen? Welke mensen vallen uit de boot in de cultuursector, en hoe kunnen we die in de toekomst beter ondersteunen? Hoe zorgen we ervoor dat alle chauffeurs en reizigers veilig het openbaar kunnen gebruiken? Want we gaan toch niet in alle ernst mensen blijven aanmoedigen om vooral met de auto te komen?
Daarom steunen wij mee de motie om een ad-hoccommissie ter evaluatie van het Vlaams coronabeleid en het opzetten van een post-coronatraject op te richten. Opnieuw: dat is niet om mensen aan de schandpaal te nagelen maar wel om lessen te trekken voor de toekomst, en alvast duidelijke aanbevelingen te formuleren over hoe we ons gaan organiseren om ook in de toekomst – zo vrees ik – nog een tijdje met dit virus te moeten samenleven.
Collega Goeman, misschien voor de duidelijkheid: u spreekt over enerzijds de motie van collega D’Haese en anderzijds de motie van de meerderheid aangevuld met uw partij en Groen. Dat is geen motie, dat is een beslissing van het Uitgebreid Bureau. Dat is wel een groot verschil.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het is inderdaad belangrijk dat we met verantwoordelijke politieke partijen en politieke fracties als parlement een antwoord geven op de terechte vraag naar een aantal dingen die de afgelopen weken en maanden fout zijn gelopen. Dat is ook logisch, gezien het feit dat dit een crisis is waarvan specialisten zeggen dat dit ons sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer is overkomen. We moeten die dingen als parlement onder de loep kunnen nemen.
Collega’s, wat de samenleving door omstandigheden op dit moment vraagt van een democratie, van een parlement, is eigenlijk eendrachtig kijken en met open vizier zien wat er fout is gelopen en dat ook durven te evalueren. En dat is ook wat ik samen met de collega’s van de meerderheid en de sp.a op tafel heb geschoven in het Uitgebreid Bureau. En daarvan vind ik, collega’s van de andere oppositiefracties, dat jullie daar toch zeer licht overheen gaan.
De meerderheid beseft zeer goed dat deze commissie zal plaatsvinden onder voorzitterschap van iemand uit de oppositie. U kunt daarmee lachen, maar ik dacht toch, collega Sintobin, dat ook u voorzitter bent. En ook een aantal van uw collega’s zijn voorzitter, ook van speciaal opgericht commissies, om daar kracht te geven aan parlementair werk. Diegenen die mij kennen, weten dat ik dat voorzitterschap ook zal invullen naar alle behoren, en dat ik de eerste zal zijn om zeer kritisch toe te kijken op wat er in die commissie gebeurt, net zoals ik dat hier de afgelopen zeven jaar heb gedaan.
In plaats van te schieten op een huishoudelijk reglement, op de spelregels, denk ik eerlijk gezegd dat elk goed parlementslid weet dat je die spelregels kunt ombuigen om ze tot een sterk instrument te maken voor je politiek werk. En als er zijn die denken dat we documenten niet naar boven gaan krijgen, dan kijk ik ook naar de voorzitter. Ook de voorzitter heeft de afgelopen weken bewezen, net zoals haar voorgangers, dat op het moment dat een parlementslid vanuit het controlerecht documenten opvraagt, ook het voorzitterschap aan de kant van het parlement staat om die documenten naar het parlement te halen. En ik ben er ook van overtuigd dat deze ad-hoccommissie, op het moment dat zij vragen stelt om bepaalde documenten naar het parlement te halen, een bondgenoot zal vinden in de voorzitter van dit huis, ter versterking van dit huis.
Collega’s, dit moet mij echt van het hart: terwijl mensen aan het vechten zijn voor hun leven of hebben gevochten voor hun leven, ga ik echt niet discussiëren over punten en komma’s van het parlementair reglement. De tekst die we hebben ingediend in het Bureau, is duidelijk. Dit is een eerste fase, dit is een evaluatie, en op het moment dat er redenen zijn om door te schakelen op bepaalde facetten naar een onderzoekscommissie, heeft ook de meerderheid zich in dit document geëngageerd om dat te doen.
Maar op dit moment vind ik het voor de samenleving veel belangrijker om te kijken wat er bij een eventuele nieuwe pandemie of een nieuwe golf anders moet, dan onmiddellijk te beginnen zoeken naar persoonlijke verantwoordelijkheden. Ik ga liever op basis van een onderbouwing vanuit een commissie ad hoc door richting een onderzoekscommissie dan omgekeerd. En ja, ik ben ervan overtuigd dat deze commissie ad hoc in staat gaat zijn om de onderste steen naar boven te halen met steun van dit parlement om te kijken wat er anders moet en om op zoek te gaan naar structurele oplossingen voor de problemen waar we de afgelopen maanden mee geconfronteerd zijn. Dit is wat mij betreft de reden geweest om toch de nek uit te steken. Dat is wat vandaag verwacht wordt van verantwoordelijke politici, ook vanuit de oppositie: om hun nek uit te steken en verantwoordelijkheid te nemen. Ik wil dat doen, ik wil dat echt doen. Ik zal er ook over waken dat iedereen, collega’s, iedereen, mijnheer Sintobin, van links tot rechts, daar de vragen zal kunnen stellen die gesteld moeten worden, de documenten zal kunnen bovenhalen die bovengehaald moeten worden. Dus voor mij is dat een zeer duidelijk engagement.
Collega D’Haese, de vraag naar een onderzoekscommissie: ik snap ze, ze zit eigenlijk een stuk in ons voorstel als een mogelijke opvolging, maar ik vind ze te beperkt geformuleerd. Ik denk dat we ook echt andere problemen moeten tackelen als samenleving dan enkel dat wat misschien heel hard en terecht in het vizier heeft gezeten. Vandaar ook dat de commissie ad hoc – en ik hoop dat u dat toch erkent – breder gaat en ook kijkt naar andere terreinen waar het Vlaams Parlement en ook de Vlaamse Regering snel heeft moeten beslissen om een aantal dingen te doen, en waar we misschien – en die snelheid is nodig, ik snap die snelheid – achteraf van zeggen dat we het beter op een andere manier in elkaar gestoken hadden of op een andere manier beslist hadden.
Dus, collega’s, vanuit mijn fractie – waarvoor ik ze ook dank, want het is geen evidente positie, maar we zijn bereid om ze vol aan te gaan – hebben wij dat voorstel op het Uitgebreid Bureau ingediend en daar partners in gevonden, waarvoor dank. Met steun van het Uitgebreid Bureau staan wij vol achter de oprichting van die commissie ad hoc. Weet dat wij er alles aan zullen doen om de onderste steen boven te halen.
De heer Vandaele heeft het woord.
De coronacrisis heeft ons allemaal verrast – het is al vaker gezegd – en heeft ook de systemen van onze samenleving op de proef gesteld. Ook onze eigen gewoontes kraken eigenlijk in de voegen. Onze systemen zijn op de proef gesteld op alle bestuursniveaus: federaal, regionaal, gemeentelijk. Er zijn mechanismen die uitstekend blijken te hebben gewerkt en nog werken, maar er zijn ook zaken waarvan wij inderdaad zien dat het beter had gekund, ongetwijfeld. Dat geldt voor de verschillende thema’s waar wij als Vlaams Parlement voor bevoegd zijn. Ik denk aan welzijn, onderwijs, het openbaar vervoer, het jeugdbeleid, de kinderopvang, cultuur, evenementen, noem maar op.
We beseffen met zijn allen – en af en toe worden we er ook aan herinnerd door de virologen – dat we een situatie zoals we die vandaag kennen in de toekomst opnieuw kunnen meemaken: hetzelfde virus, een ander virus, een andere calamiteit, het kan ons opnieuw overkomen. Dan is het belangrijk dat we inderdaad lessen trekken uit de manier waarop we deze crisis tot nu toe hebben aangepakt en dat we in de volle breedte kunnen werken, dat we ons niet concentreren op één thema, wat collega D’Haese voorstelt met alleen de woonzorgcentra. Neen, we willen op de volledige breedte werken van de bevoegdheden van dit huis. Daarom is in onze optiek een commissie ad hoc inderdaad de beste manier.
Dat is niet om dingen in de doofpot te stoppen of om per se te vermijden dat er ooit nog eens een onderzoekscommissie zou komen. Alle collega’s hebben het al gezegd: als in de komende tijd blijkt dat voor bepaalde thema’s een onderzoekscommissie wél nodig is, dan gaan wij – zo staat het in wat nu voorligt – inderdaad, ook als meerderheid, het engagement aan om daarin mee te gaan.
Collega Dewinter zegt dat een onderzoekscommissie veel meer bevoegdheden heeft en als een onderzoeksrechter te werk kan gaan, enzovoort. Dat klopt. Dat kan een voordeel zijn. Maar het grote nadeel dat wij zien is ten eerste dat je je concentreert op een heel beperkt thema, een heel beperkt onderdeel van onze werkzaamheden, en ten tweede dat de leden die je naar zo’n onderzoekscommissie afvaardigt, de parlementsleden die daar zitting in hebben, een vaste groep vormen. Er kunnen geen wissels gebeuren. Dat willen wij juist wel. Als wij de volledige breedte van thema’s willen behandelen, dan willen wij als partij onze mensen daarnaartoe sturen, onze mensen daar een inbreng laten hebben, die gespecialiseerd zijn in het thema waarover het die dag gaat. Om dat te kunnen, kunnen we niet anders dan met een ad-hoccommissie werken. Dan hebben we de mogelijkheid om onze specialisten, onze deskundigen van onze fractie, elk op hun terrein voluit te laten meewerken. Dat is voor ons, zeker in deze fase waarin wij een analyse maken van wat er gebeurd is en wat er nog gebeurt … Want ja, collega’s, het is niet voorbij. We hebben het over timing. We moeten hier inderdaad de tijd voor nemen. Er zullen waarschijnlijk de komende weken, en misschien zelfs maanden, nog dingen komen waarvan wij zeggen: waarom loopt dat nu op die manier en had dat niet beter gekund?
Voorzitter, ik besluit. Wij van de fracties die dit voorstel van – ere wie ere toekomt – collega Rzoska ondersteunen, zeggen ongeveer allemaal hetzelfde. We moeten voluit gaan voor een ad-hoccommissie. We moeten daar vooral dingen uit leren, zodat wat ons nu overkomen is, ons in de toekomst niet meer op die manier overkomt.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ik wil nog even kort reageren op de motie van collega D’Haese.
Collega Schiltz, als u denkt dat u door te roepen en verwijten te sturen uw gelijk zult halen, dan bent u ver van huis.
Collega Vandaele, u put zich uit door naar redenen te zoeken om toch maar geen onderzoekscommissie te organiseren. Ik stel voor dat de meerderheid vandaag ook een motie indient, of dat het Uitgebreid Bureau een beslissing neemt, om de mogelijkheid tot onderzoekscommissie uit het reglement te schrappen. Ik zou dat uit het reglement halen. Verschillende collega’s zeiden dat dit de ergste crisis is sinds de Tweede Wereldoorlog. Zelfs dat is geen aanleiding tot oprichting van een onderzoekscommissie.
Collega Vandaele en collega Schiltz, jullie partijen hebben in het verleden aan de andere kant deelgenomen aan onderzoekscommissies, en zijn zelfs vragende partij geweest om er op te richten. Zijn jullie dat vergeten? Wat was dan de reden om dan wel akkoord te gaan met de oprichting van een onderzoekscommissie? Het is effectief zo dat een onderzoekscommissie heel wat meer kan doen dan een ad-hoccommissie, zoals collega Dewinter heeft uitgelegd. Collega Schiltz, wij hebben voor Welzijn een ad-hoccommissie. Die heet ‘voortgangsrapportage’ en komt elke week opnieuw samen. De collega’s die in de commissie Welzijn zitten, zullen dat beamen. Wij komen elke week uren aan een stuk samen om over de crisis in de woonzorgcentra en andere zaken wat betreft Welzijn te spreken. En wat doen jullie nu? In een ad-hoccommissie alles op een hoop gooien, de vis verdrinken. Maar, collega Vandaele, waar liggen de mensen in Vlaanderen wakker van? Wat heeft de mensen het meest getroffen? Dat zijn, jammer genoeg, de doden in de woonzorgcentra en in andere vormen van residentiële opvang. Ik weet niet of jullie veel onder de mensen komen. De mensen zijn vooral daarmee bezig en ze vragen hoe het in godsnaam zover is kunnen komen. Zij willen weten wat er is gebeurd.
Collega Goeman heeft gelijk: we moeten nagaan hoe het was in de woonzorgcentra, hoe het was in de residentiële opvang. Wat gaan we nu doen? Maandenlang wat leuteren, een soort doofpotoperatie, een praatbarak waar we alles op één hoop gooien en waar het einde van de rit zou zijn – ik zie het al gebeuren – een voorstel van resolutie van de meerderheid waar wat algemeenheden in staan. Neen, een onderzoekscommissie kan veel verder gaan. En als het nodig is – maar dat is niet de uiteindelijke bedoeling – wordt het wel eens tijd in dit land en in Vlaanderen dat politici en ministers eens hun verantwoordelijkheid opnemen als ze gefaald hebben, maar dat is niet onze uiteindelijke bedoeling. U gaat dat niet bereiken via een ad-hoccommissie. Ik voorspel het u: het wordt gewoon wat praten en uiteindelijk een voorstel van resolutie.
Ik rond af, tenzij collega Dewinter nog wil aanvullen. Wij zullen de motie van de PVDA uiteraard steunen. Ik heb op woensdag 15 april – ik heb het verslag bij – reeds aangekondigd dat wij een onderzoekscommissie zouden vragen. De collega van de PVDA is ons voor geweest, maar voor ons speelt het geen rol wie wat indient. Het gaat ons over de inhoud. Wij vinden, collega D’Haese en Goeman, dat het niet alleen dramatisch verkeerd is gelopen in de woonzorgcentra maar ook in andere vormen van residentiële opvang. Voorzitter, vandaar dat wij onze amendement blijven aanhouden, ook op de motie van collega D’Haese omdat wij vinden dat wij dit in één pakket moeten behandelen.
Ik vind wat hier gebeurt een beschamende vertoning. Ik ben vooral ontgoocheld – en dat is niet persoonlijk – in de houding van collega Rzoska. Als oppositiepartij een dergelijke houding aannemen – u brengt het mooi en het is ontroerend om u bezig te horen –, vind ik jammer. Ik vind het jammer dat de meerderheid ervoor zorgt dat iedereen uit de wind wordt gezet. (Opmerkingen van Willem-Frederik Schiltz)
Wanneer zal blijken dat alsnog een onderzoekscommissie wordt opgericht – zoals in de tekst staat, maar ik heb de tekst nog niet gezien –, voorspel ik u dat het er niet van zal komen. U weet dat net zo goed als ik, collega Rzoska.
De heer Van Rompuy heeft het woord
Voorzitter, het is belangrijk dat we als eerste parlement beslissen om een bijzondere commissie op te richten om een diepgaande analyse te maken van de zaken die goed zijn gelopen maar ook van de zaken die verkeerd zijn gelopen. We willen dat doen in alle transparantie. Elke steen zal worden omgedraaid. We willen dat ook doen – daarom is het een bijzondere commissie – over alle domeinen, zeker en vast ook over de woonzorgcentra en de andere aspecten die in de crisis ook naar voren zijn gekomen zoals onderwijs, economie en andere.
Uit de lessen die we daaruit zullen trekken, kunnen we dan een aantal aanbevelingen doen om het in de toekomst beter te doen. Dat is de inzet van deze commissie. Hoe kunnen we onze structuren en instellingen beter maken om een volgende opflakkering, een volgende pandemie beter aan te pakken dan we deze keer hebben gedaan? Deze pandemie heeft iedereen bij verrassing gepakt.
Er komt een bijzondere commissie, en dat is dezelfde aanpak als voor de terroristische aanslagen van 22 maart 2016. Ook toen heeft dit parlement gekozen voor de aanpak van een bijzondere commissie, en dat heeft goed gewerkt, tot tevredenheid van meerderheid en oppositie. Wij steunen dan ook dit voorstel tot oprichting van een bijzondere commissie, voorgezeten door een prominent lid van de oppositie. Zij hebben deze tekst ingediend en wij hebben hen gevolgd.
Ik wil ook nog eens onderstrepen dat in de tekst heel duidelijk staat dat, indien het nodig zou zijn, als bepaalde documenten niet aan het parlement zouden worden overgemaakt – er is de parlementsvoorzitter, die het parlement altijd heeft verdedigd en alle documenten beschikbaar heeft gemaakt –, of als iemand niet wenst te komen naar de commissie, er de mogelijkheid is om op te schalen naar een onderzoekscommissie. Dat staat zo ondubbelzinnig in de tekst, beslist door oppositie een meerderheid samen.
De ervaring leert trouwens – en daarom is het belangrijk dat het een voorstel is van de oppositie gesteund door de meerderheid – dat als je eendrachtig werkt, als je over de partijgrenzen heen werkt, je met zulke bijzondere commissies tot betere aanbevelingen komt, betere veranderingen, diepgaandere hervormingen van structuren die nodig zijn. Dat is de doelstelling. Dat is wat de mensen van ons verwachten, namelijk dat we op een eendrachtige manier als parlement een totale, transparante analyse maken en vooral dat we daarna de zaken hervormen en ons beter wapenen tegen een volgende pandemie.
Voorzitter, ik wil nog kort reageren en dan stel ik voor dat we gaan stemmen, maar dat zult u bepalen.
Uw tijd is bijna om, maar u hebt wel nog vijf minuten. Doet u dus maar.
Fantastisch. (Opmerkingen)
Amai, is dat er nu ook al over? (Opmerkingen)
Fantastisch, bedissel rustig verder.
Mijnheer Schiltz, vooraleer u tirades begint af te steken over populistische vuilspuiterij, zou u beter gewoon luisteren naar wat uw collega's zeggen. Wij steunen jullie voorstel voor die coronacommissie. We zijn zelfs heel blij dat die coronacommissie er onder druk van ons voorstel voor een onderzoekscommissie kan komen. Wij steunen die commissie, zullen er heel actief aan meewerken en zullen alles wat in onze mogelijkheden ligt, gebruiken om ervoor te zorgen dat we ook via die commissie zoveel mogelijk kunnen bovenhalen.
Zo'n coronacommissie kan volgens mij zelfs effectief een heel nuttig instrument zijn om een breed onderzoek naar de volledige aanpak van de coronacrisis te voeren. Maar specifiek voor de woonzorgcentra zit je wel met een aparte cluster van bevoegdheden, een aparte cluster van zaken die zijn misgelopen en met een aparte cluster van zeer desastreuze gevolgen, namelijk meer dan 2500 overlijdens. Meer dan 2500 overlijdens in de woonzorgcentra, dat verdient een onderzoek op zich! Dat verdient dat we de garantie hebben dat we diep kunnen graven en niet nodeloos tijd verliezen.
Ik ga straks nog antwoorden op de drie vragen die zijn gesteld. Ik wil eerst toch herhalen – ik zal dat op een zeer rustige manier doen – dat ik het heel vreemd vind en een vreemde manier van werken vind om over zoiets een consensus en een alternatief voorstel uit te werken, zonder daarbij de partij die aan de basis van de discussie ligt, te betrekken. Ik neem daar akte van, maar we zullen de conclusie ervan steunen.
Drie vragen. Ten eerste, de onderzoekscommissie zou te beperkt zijn in haar bevoegdheden en je moet de volledige breedte onderzoeken. Ik heb daar al deels op geantwoord. Er zijn effectief heel wat andere zaken om te onderzoeken, maar de kwestie in de woonzorgcentra is een zeer specifieke kwestie – ik denk dat niemand dat kan ontkennen – met zeer verstrekkende gevolgen, die een diepgaand onderzoek op korte termijn verdient. Je moet dat niet in één bad gooien met alle andere zaken die ook onderzocht moeten worden, maar waarvoor we die coronacommissie zeer goed kunnen gebruiken. We hebben dus specifiek ook een onderzoekscommissie nodig.
Ten tweede, er ontbreekt een vraag over hoe de voorbereiding is aangepakt. Dat is een terechte vraag. We zullen dat amendement steunen. Iedereen die het met delen van de motie niet eens was, kon amendementen indienen. We zullen dat amendement dus steunen.
Ten derde was er een vraag over de timing. Ik vind dat heel belangrijk. Nu ligt er een voorstel op tafel voor een commissie ad hoc die haar conclusies moet presenteren in december. Wanneer ze er niet uitraakt, kan ze alsnog uitgroeien tot een onderzoekscommissie. Maar beste collega's, dat duurt allemaal heel lang. Wat was nu net het punt waarom we deze onderzoekscommissie hebben gevraagd? Om ervoor te zorgen dat de fouten die in de afgelopen maanden zijn gemaakt, niet herhaald worden wanneer er een tweede golf zou komen. Ik ben geen viroloog en ik ga daar absoluut geen aanspraak op maken, maar ik hoor dat we die tweede golf eerder in de herfst kunnen verwachten. Dat wil dus zeggen dat de werkzaamheden tegen dan klaar moet zijn en dat we tegen dan moeten weten wat er allemaal is misgelopen om het op een andere manier te doen. Daarom hebben we die onderzoekscommissie nu nodig en niet ergens ver op de lange baan, als we een of ander document niet krijgen. Daarom is die timing redelijk krap, ik geef dat toe, maar ik denk dat we kunnen doorwerken. We hebben hier in de paasvakantie doorgewerkt. Ik denk dat we op zijn minst gaan doorwerken tot de nationale feestdag. Dan kan daar heel wat werk verzet worden.
Tot 11 juli dan?
De nationale feestdag.
11 juli dus!
Daar bestaat nog een ander democratisch meningsverschil over. (Opmerkingen van de voorzitter)
Tot op heden is dat nog niet de officiële benaming van die dag, voorzitter.
We zullen het amendement van sp.a steunen. Ik heb uitgelegd waarom we het amendement van het Vlaams Belang niet steunen. We zullen met heel veel plezier de oprichting van die coronacommissie steunen. Heel blij dat die er komt. We zullen er alles aan doen om daar zoveel mogelijk naar boven te halen.
De heer Vandaele heeft het woord. Het staat u vrij te zeggen wat u wilt, maar herhaal liefst niet wat u al hebt gezegd.
Voorzitter, ik ben al zo oud dat ik mij niet meer kan herinneren wat ik wel of niet heb gezegd.
Ik wel, ik zal u wel corrigeren.
U moet mij dat dus vergeven.
Collega D’Haese, ik denk dat u zichzelf te veel eer geeft. U zegt dat de ad-hoccommissie er nu komt naar aanleiding van uw voorstel... Helaas. Ere wie ere toekomt: het initiatief van collega Rzoska is wel al enkele weken ouder.
Je kunt daarover discussiëren: wanneer start je daarmee, wanneer niet. Ik denk dat je dat alleszins niet te vroeg moet doen, maar voldoende materiaal moet hebben om mee te werken.
We moeten toch ook eerlijk zijn: alle sectoren die daar nu mee te maken hebben gehad, alle instellingen die daarmee te maken hebben gehad en, naar ik aanneem, alle ministers en administraties die daarmee te maken hebben gehad, zijn wellicht ook bezig aan een evaluatie of hebben er al een gedaan. Wij zullen daar zeker een dimensie aan toevoegen. Maar we mogen het ook niet zo voorstellen alsof, als wij het hier niet doen, het dan niet gebeurt. Ik denk dat iedereen voor zichzelf lessen aan het trekken is.
Voorzitter, ik keer even terug naar collega Sintobin. Op het einde van zijn tussenkomst heeft hij gezegd – ootmoedig toegegeven – dat hij de tekst nog niet heeft gezien. Het bleek natuurlijk wel duidelijk uit uw tussenkomst, mijnheer Sintobin, dat u de tekst eigenlijk nog niet had gelezen.
Dat is omdat die nog niet is rondgedeeld.
Precies. Maar een aantal dingen die u hebt gezegd, staan er wel in en weerleggen uw verhaal. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
Zoals bijvoorbeeld de rol van de reguliere commissies. Er staan een aantal passages in over de rol van de reguliere commissies. U zegt: “De gewone commissies, die doen dat toch al?” Ja, dat staat er ook in, dat die dat al doen en dat dat werk zal worden meegenomen.
Een laatste woord. Collega Sintobin, u zegt: “Waar liggen de mensen van wakker?” Wel verdorie, al zeker niet van het feit dat wij een ad-hoccommissie dan wel een onderzoekscommissie zullen oprichten. Daar liggen de mensen volgens mij écht niet van wakker, collega Sintobin. Waar de mensen wél van wakker liggen, wat de mensen wél willen, is dat de problemen die op ons afkomen, in de toekomst beter beheerd en beheerst worden dan de voorbije tijd is gebeurd. Daar liggen de mensen wel van wakker: dat er oplossingen komen en dat er lessen worden getrokken. En dat is precies wat we willen doen met deze commissie.
De heer Dewinter heeft het woord.
Collega’s, ik heb nog een opmerking over het juridisch-technische en het procedurele aspect. Want men zegt nu: ‘De mensen liggen daar niet van wakker, het is allemaal niet belangrijk, met een ad-hoccommissie zal het allemaal wel loslopen, we zullen wel zien wat er van komt.’ Misschien moeten we hierover eens advies vragen aan onze juridische dienst. Ik wijs bijvoorbeeld op het simpele feit dat er op dit moment reeds door burgers, door groeperingen van burgers en binnenkort wellicht ook nog door organisaties, klachten zijn ingediend en nog zullen worden ingediend tegen verschillende instanties, tegen de overheid enzovoort, in het kader van de coronacrisis. Er zullen dus wellicht onderzoeksrechters worden aangesteld door het parket om een aantal onderzoeksdaden te stellen en een aantal juridische procedures op gang te brengen. Wat denkt u dat het gevolg zal zijn voor uw ad-hoccommissie wanneer u bepaalde politieke en andere verantwoordelijken uit de administratie op het terrein, naar hier zult willen halen? Wat zullen de advocaten van die betrokkenen, die via gerechtelijke weg reeds onder vuur liggen en deel uitmaken van een juridisch onderzoek, zeggen? Zij zullen u zeggen dat hun cliënt geen verklaringen zal komen afleggen in uw commissie, omdat zij daar juridisch niet toe gehouden zijn en omdat dat in het kader van het lopende gerechtelijke onderzoek niet wenselijk is. Dat zal gebeuren. Dat kan ik u nu al op een papiertje geven. Dat zult u de komende maanden meemaken.
Met een onderzoekscommissie hebt u de kans om die mensen uiteindelijk wél te horen, om ervoor te zorgen dat we in staat zijn om te doen wat we moeten doen. Een onderzoekscommissie heeft de volledige bevoegdheid van een onderzoeksrechter, met uitzondering van de inbeschuldigingstelling. Ook wat dat betreft, zijn er heel wat mensen die maar wat uit hun nek lullen: ‘En ge wilt sanctioneren, ge wilt in de plaats treden van de rechtbank, enzovoort.’ Wat een onzin! Lees de wet op de onderzoekscommissies. Dan zult u weten dat een onderzoekscommissie alle daden van een onderzoeksrechter mag stellen, maar niet de inbeschuldigingstelling op zich mag nemen. Als onderzoekscommissie kunnen wij dus niet sanctioneren, wij kunnen alleen aanbevelingen doen.
Ik heb gehoord dat een dergelijke onderzoekscommissie – het was de heer Schiltz die dat zei – een inquisitie zou zijn. Inquisitie! We gaan een heksenjacht organiseren! (Opmerkingen van Willem-Frederik Schiltz)
Hebt u dat woord uitgesproken? Een onderzoekscommissie is een inquisitie! Ik heb het eens nagekeken: dit parlement heeft sinds zijn ontstaan vijf keer een onderzoekscommissie opgericht. (Opmerkingen van Willem-Frederik Schiltz)
Als ik dat even mag zeggen? Dat is interessant om te weten, mijnheer Schiltz. U bent een jong parlementslid. Het is goed om toch even na te gaan wat er in het verleden in dit parlement, waar u nu in zetelt, allemaal is gebeurd. U, als fractieleider, zou dat misschien toch best even nagaan.
De eerste onderzoekscommissie was onder leiding van een liberaal, Frans Grootjans – een groot liberaal, overigens, uit Antwerpen. Het administratief en financieel beheer van de intercommunale Opera van Vlaanderen werd toen onderzocht. Het tweede onderzoek was ook al onder leiding van een liberaal, diezelfde Frans Grootjans – hij had de smaak te pakken. Het Gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse werd onderzocht via een onderzoekscommissie in dit parlement. Daarna was het een socialist, Louis Vanvelthoven, met het Gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse II. Dan was er weer een socialist, Gilbert Bossuyt, die een onderzoekscommissie heeft geleid naar de Kempische steenkoolmijnen en wat daar fout is gelopen. En uiteindelijk heeft Patrick Lachaert een onderzoekscommissie geleid, in 2000, naar onzorgvuldigheden betreffende overheidsgelden die gingen naar de zeescheepsbouw en de scheepskredieten. Vijf onderzoeken, gevoerd door dit parlement: geen inquisitie, mijnheer Schiltz, geen heksenjacht, maar gedegen parlementair werk.
In het federale parlement werden 29 onderzoekscommissies opgericht, naar de affaire-Dutroux, naar Agusta – dat zal bij u nog een belletje doen rinkelen, mevrouw Goeman –, naar de Panama Papers, naar Kazachgate, naar de Bende van Nijvel, naar Optima, naar Fortis, naar de aanslagen in Brussel. Ook daar weer ging het over onvolkomenheden en onvoldoende ervaring, blijkbaar. Ik hoor de fractieleider van CD&V zeggen dat we hier met betrekking tot de aanslagen in Brussel zeer goed werk geleverd hebben met een commissie ad hoc. Waarom is er een commissie ad hoc gekomen? Omdat er op federaal niveau al een onderzoekscommissie actief was, en de bevoegdheden zich daar veeleer situeerden dan hier, wat met deze crisis niet het geval is.
En dan, heren, – want uw memorie is kort, wat dat betreft – is er een onderzoekscommissie geweest naar de dioxinecrisis. Weet u dat nog, mijnheer Rzoska? De dioxinecrisis! De kippencrisis, waarna uw partij uiteindelijk toch de verkiezingen heeft gewonnen en in de regering is gekomen, dankzij die fameuze dioxinecrisis. Er is toen, onder andere op vraag van het toenmalige Agalev, een onderzoekscommissie geweest, want de gezondheid van de burger was in het gedrang en alleen de bevoegdheid van een onderzoekscommissie kon dat volledig tot op het bot onderzoeken, zei Agalev toen, bij monde van mevrouw Vogels en anderen. Vandaag is dat allemaal niet meer nodig. De gezondheid is nog nooit zo in het gedrang geweest als deze crisis heeft aangetoond, maar vandaag hebben we geen onderzoekscommissie nodig. 29 onderzoekscommissies in het federale parlement, 8 in de Senaat, 5 in het Vlaams Parlement. Allemaal inquisitie, allemaal heksenjacht, volgens de fractieleider van Open Vld.
Tot slot nog één opmerking, dames en heren. U verdrinkt, zoals mijn collega heeft gezegd, inderdaad de vis. Ik lees in de nota, die ik na enig aandringen heb ontvangen, dat het de bedoeling is...
Excuseer, mijnheer Dewinter, dat is niet correct. U hebt die nota gevraagd en u hebt hem onmiddellijk gekregen van de diensten. Een klein beetje correct blijven, alstublieft.
Ik heb die gekregen, maar ik neem aan dat men in normale omstandigheden de nota bij het begin van het debat uitdeelt. Ik zou daar niet achter hoeven te vragen.
Ik lees dat we in de inhoudelijke afbakening van deze commissie, wellicht op vraag van de heer Rzoska, de preventie van de uitbraak van dierziekten zullen onderzoeken. Ik lees dat we de gevolgen van de coronacrisis – stel u voor, allemaal in vier maanden tijd – voor het energie-, het milieu- en het klimaatbeleid zullen onderzoeken. “Worden inspanningen inzake klimaat en biodiversiteit voortgezet, zijn besluiten uit de aanpak van de coronacrisis ook overzetbaar naar de aanpak van bijvoorbeeld een klimaat- of biodiversiteitscrisis? Kunnen maatregelen rond inrichting van het openbaar domein en groen doorgetrokken worden?” De stempel van het voorzitterschap op deze commissie is duidelijk.
Maar we gaan ook een discussie voeren over de periode die komt na de coronacrisis, wanneer we in een nieuw normaal belanden, dat nu moet worden opgestart. Kortom, we gaan alles onderzoeken, van biodiversiteit over het milieu tot en met de woonzorgcentra, tot en met de periode na corona, en dat allemaal in vier maanden tijd, om daarna een groot debat te hebben en de vis volledig te verdrinken.
Laat ons eerlijk zijn, dit is niet ernstig. We moeten het onderwerp van het onderzoek beperken tot de woonzorgcentra en misschien enkele andere welzijnsthema’s, zoals wij voorstellen. We moeten het daarbij houden, want het zal al een enorme kluif zijn om dit tot een goed einde te brengen, om politieke verantwoordelijkheden vast te leggen en om aan te duiden wie verantwoordelijk is voor de vele doden die tijdens deze crisis niet hadden mogen of moeten vallen. Als dat kon voor de tientallen onderwerpen die ik heb opgesomd, waarom zou het vandaag niet kunnen voor de grootste gezondheidscrisis die we in dit land, op dit continent en op wereldvlak ooit hebben meegemaakt?
Mijnheer Rzoska, als het op vraag van Agalev en mevrouw Vogels kon voor de dioxinecrisis, waarom zou het vandaag niet kunnen voor de coronacrisis? Die vraag stel ik u in eer en geweten.
De heer Rzoska heeft het woord.
Mijnheer Dewinter, ik kan natuurlijk niet anders dan in eer en geweten antwoorden. U hebt de tekst gekregen en dat staat er heel duidelijk in. (Opmerkingen van Filip Dewinter)
Mijnheer Dewinter, de heer Rzoska heeft nu het woord. (Opmerkingen van Filip Dewinter)
Mijnheer Dewinter, de heer Rzoska heeft u ook laten uitpraten. Het zou van enige beleefdheid getuigen net hetzelfde te doen. (Opmerkingen van Filip Dewinter)
De heer Rzoska heeft het woord.
Mijnheer Dewinter, ik moet eerlijk zeggen dat ik het zeer jammer vind dat u de draak steekt met de tekst die op tafel ligt. Ik wil er u op wijzen dat het element dat u er niet uithaalt er wel degelijk in staat. Als uit het onderzoek elementen naar boven komen die in de richting van een onderzoekscommissie moeten gaan, zullen we die verantwoordelijkheid nemen.
U hebt gezegd dat we de vis zullen verdrinken en u hebt een opsomming van een aantal maanden gemaakt. Wat mij betreft, begint die commissie volgende week, zodra ze is samengesteld. We hebben een pak werk op de plank en daar zit reliëf in. Bepaalde zaken zijn dringend, waaronder de problematiek in de woonzorgcentra en wat gebeurt met betrekking tot de contact tracing. Ik besef dat en de meerderheid beseft dat ook. Dat dit het eerst aan bod zal komen, lijkt me voor de hand te liggen, zeker als we lessen hebben geleerd. Wat ook op papier staat, is dat we goede antwoorden willen geven als er een nieuwe golf aankomt. Het is dan ook logisch dat we alles in verband met de volksgezondheid eerst willen aanpakken.
Mijnheer Dewinter, ik neem het niet dat u hier gewoon onderzoekscommissies oplijst. Wat voor mij van belang is, is het resultaat. Ik kan hier ook heel veel ad-hoccommissies opsommen die echt tot resultaat hebben geleid. Dat zijn er veel meer. Ik zou u als Vlaams volksvertegenwoordiger willen oproepen om dit huis en de instrumenten die in het Reglement van het Vlaams Parlement staan ten volle te verdedigen.
Het is echt niet de bedoeling om de vis te verdrinken. Dat is niet de bedoeling van mijn voorstel of van de discussie die ik met de meerderheid heb gevoerd. Het is wel degelijk de bedoeling de onderste steen naar boven te halen. Wat dat betreft, wil ik niet zoals u de voorspeller van de geschiedenis zijn. U zegt dat dit tot niets zal leiden. Ik engageer me nogmaals, zoals ik daarnet heb gedaan, om dit werk serieus aan te pakken. Ik reken op heel het Vlaams Parlement om dit ook te doen. Als het nodig is, zullen we de stap naar een onderzoekscommissie zetten.
Ik wil er u op wijzen dat we op dit moment nog altijd bezig zijn met de beheersing van een crisis in de gezondheidszorg. Ik ben geen viroloog, maar specialisten geven aan dat het mogelijk is er dat er een tweede golf aankomt. Het lijkt me voor de samenleving op dit moment gemakkelijker en essentiëler te zien wat is misgelopen en dat te remediëren voor het geval er een tweede pandemie zou uitbreken. Ik wil de verantwoordelijkheden niet ontlopen.
Mijnheer D’Haese, ik begrijp dat u er een spel van wilt maken, maar ik onderstreep wat de heer Vandaele heeft gezegd. Ik heb mijn voorstel in verband met een ad-hoccommissie weken geleden aan de meerderheidspartijen bezorgd om een meerderheid te zoeken om die stappen met het Vlaams Parlement te kunnen zetten. Ik pik nu een uitspraak van een voorzitter die ik niet bij naam zal noemen. Er zijn altijd 1001 redenen om iets niet te doen, maar ik ga liever op zoek naar redenen om iets wel te doen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Mijnheer Dewinter, een kleine rechtzetting. Ik heb gezegd dat u een inquisitie zou installeren als u zou kunnen. De bloeddorst waarmee u per se ministers aan de schandpaal wilt nagelen, is bijna tastbaar.
Mijnheer Rzoska, ik sluit me bij u aan. We kunnen ervoor kiezen een heksenjacht op te zetten en als er fouten zijn gemaakt, moeten die worden erkend, maar wat hebben die duizenden doden daaraan? De mensen die hebben afgezien van de crisis en die vandaag nog afzien, hebben nood aan closure. Ze moeten weten wat er is misgelopen, maar vooral dat dit niet meer zal gebeuren en dat we klaar zijn om dit te vermijden. U hebt daar alle antwoorden op gegeven. De tekst bulkt van de instrumenten die ervoor moeten zorgen dat onze maatschappij klaar staat om een ramp als deze in de toekomst beter en krachtiger aan te pakken en om sterker te kunnen terugveren.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de amendementen en over de motie houden.