Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 17/09/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Mieke Vogels tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de toekenningsprocedure van de projecten flexibel aanbod voor meerderjarigen (FAM-projecten) in de gehandicaptensector
- 2200 (2012-2013
De voorzitter : Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels : Voorzitter, minister, de gehandicaptensector is weer een afkorting rijker: FAM-projecten, wat staat voor flexibel aanbod voor meerderjarigen. Het is een afkorting bij, maar ik denk dat het een goed project is. (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
Die FAM-projecten zijn absoluut noodzakelijk om een meer persoonsvolgende financiering mogelijk te maken. Ze passen ook binnen een visie waarvan u weet dat ik die deel, namelijk dat je sociale ondernemers meer verantwoordelijkheid moet geven wanneer het gaat over een meer enveloppengestuurde financiering en minder precieze regeltjes. Ik juich dat absoluut toe.
Wat vooral ook positief is, is dat op de oproep die u op 2 juli lanceerde waarbij duidelijk werd gezegd dat voorzieningen die meedoen met 90 procent van de middelen 100 procent moeten realiseren met groot enthousiasme werd gereageerd. Niet minder dan 92 voorzieningen zijn ingegaan op de vraag en hebben zich kandidaat gesteld om een FAM-voorziening te worden.
Het was heel kort dag, want eind augustus moesten de knopen worden doorgehakt en heeft het Vlaams Agentschap de kandidaten op de hoogte gebracht. Het bleek dat maar 15 projecten geselecteerd waren omdat de administratie vond dat in deze fase meer niet haalbaar was.
Bovendien stonden in de motivering van het schrijven van de VAPH aan de betrokken voorziening plots een aantal criteria die op voorhand niet gekend waren. Het afrekeningsdossier voor 2011 moest definitief zijn afgerond, wat ik nog kan begrijpen. De diensten zelfstandig wonen kunnen niet instappen omdat nog niet duidelijk is wat hun plaats zal zijn in de toekomst. Misschien wordt het tijd om ter zake eens knopen door te hakken. De vijf multifunctionele centra ( MFCs) die ook FAM-kandidaat zijn, zouden worden meegenomen. En per provincie zou het grootste samenwerkingsverband worden geselecteerd en ook de grootste voorziening buiten samenwerkingsverband.
Deze selectiecriteria roepen heel wat vragen op, minister, ook al omdat wat de grootte van de voorziening betreft, pas later duidelijk is geworden dat het een selectiecriterium zou worden. Bovendien heeft het uitvoeren van de criteria een aantal perverse effecten, want op één na behoren alle geselecteerde voorzieningen tot de koepel van het Vlaams Welzijnsverbond. De voorzieningen die aangesloten zijn bij de progressieve, pluralistische koepel, die meestal minder groot zijn, vielen allemaal uit de boot. Wanneer u een grondige wijziging of, zoals u het zelf vaak noemt, een transitie, wilt maken in de gehandicaptensector, moet u alle koepels mee hebben en moet u niet alleen aan de slag gaan met de grote voorzieningen maar moeten ook de kleine voorzieningen morgen meestappen in het systeem van persoonsvolgende financiering.
Minister, ik heb de volgende vragen voor u. Waarom slechts 15 voorzieningen op 92 kandidaten?
Wat wordt bedoeld met administratieve haalbaarheid? Het is duidelijk dat binnen afzienbare tijd de persoonsvolgende financiering veralgemeend zal worden. De vraag is dan of het VAPH op dat moment administratief wel in staat zal zijn om met alle voorzieningen aan de slag te gaan.
Waarom wordt gekozen voor de grootste voorzieningen? Het lijkt me logischer om te opteren voor een mix van grotere en kleinere voorzieningen als voorbereiding op de invoering van het systeem, want ze zullen morgen ook persoonsvolgende financiering moeten toepassen.
Was u zich ervan bewust dat u op die manier enkel voorzieningen die aangesloten zijn bij één van de koepels, namelijk het Vlaams Welzijnsverbond, overgehouden hebt?
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Voorzitter, minister, ik heb ook bedenkingen bij de aanpak van dit dossier. Ik heb van het reces gebruikgemaakt om een aantal voorzieningen te bezoeken, onder meer om te horen hoe mensen aankijken tegen het Perspectiefplan 2020 en hoe ze denken mee te kunnen gaan in de concrete realisatie ervan.
Ik heb in deze commissie ook al herhaaldelijk tegen de veranderingsmanager gezegd dat het essentieel is in het hele veranderingsproces om vertrouwen op te bouwen. Vertrouwen is een heel raar gegeven. Het wordt heel traag opgebouwd. Elk signaal dat het de verkeerde richting uitgaat, heeft een enorme impact en het vergt heel wat tijd om het vertrouwen te herstellen.
De 92 voorzieningen die zich kandidaat hebben gesteld, zijn wellicht een onderschatting van het aantal mensen dat bereid is om erin mee te stappen. In de sector bestaat een heel groot draagvlak om regelluw te gaan werken en om de mogelijkheid te creëren om mee te gaan in een systeem van persoonsvolgende financiering en daar is het ons toch kamerbreed om te doen. 92 lijkt me te weinig. Op de vragen die de mensen hebben gesteld aan het VAPH in de aanloop van het indienen van een kandidatuur voor dit project, werd vaak geantwoord met: dit weten we nog niet, dat weten we ook nog niet, dit zullen we moeten zien. Een aantal pioniers trekken zich daar niets van aan en beslissen om ervoor te gaan, maar een aantal voorzieningen, met de beste bedoelingen, hebben beslist om nog even te wachten tot er meer klaarheid is.
92 is natuurlijk meer dan de 15 geselecteerde. Ik ben van mening dat het altijd te vermijden is om en cours de route criteria op te leggen, het verdient aanbeveling om dat op voorhand te doen. Dit heeft wellicht de spreiding tot gevolg gehad die mevrouw Vogels heeft beschreven, maar het is vooral het argument van het VAPH, namelijk dat over de administratieve beheersbaarheid, die de sector vraagtekens heeft doen plaatsen. Als vandaag, in 2013, met de aanvang van het project in 2014, wordt gezegd: we kunnen er maar vijftien aan, hoe zult u er dan op één jaar tijd in slagen want ik meen toch dat dit ons aller bedoeling is om het schip van koers te doen veranderen en om ervoor te zorgen dat kritische massa binnen de administratie er wel is om voor de gehele sector de persoonsvolgende financiering op poten te zetten?
Net door de argumentatie vanuit het VAPH wordt een deel van het vertrouwen in vraag gesteld. Ik vraag dus aan u, minister, dat er een heel duidelijk signaal komt opdat het vertrouwen zo snel mogelijk hersteld wordt, dat voluit wordt ingezet op de ingeslagen richting, dat de pioniers worden beloond en dat degenen die staan te springen om zich aan te sluiten bij het reguliere kader, daartoe de mogelijkheid krijgen, want in het andere scenario dreigt heel het mooie project, het Perspectief, gehypothekeerd te worden.
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans : Voorzitter, ik deel de mening dat dit belangrijke en goede projecten zijn die passen binnen de juiste visie. Ik wil in eerste instantie beklemtonen dat ik het een goede zaak vind dat er op korte termijn werk van wordt gemaakt om de brede visie van Perspectief 2020 in de praktijk te brengen.
De vraagstelling van mevrouw Vogels verbaast me enigszins. Ik heb de oproep erbij genomen. Ik neem aan dat die oproep op 2 juli 2013 naar alle voorzieningen is verstuurd. Wat de projecten betreft, wordt in die oproep uitgelegd dat de voorzieningen in een te strak kader moeten werken, dat we veel meer zorg op maat willen leveren en dat we tot een persoonsvolgende financiering willen overgaan. Kortom, de uitleg stelt to the point dat we willen evolueren tot iets dat we allemaal onderschrijven.
Ook wat de timing van de aanvragen en de selectie van de voorzieningen betreft, is de oproep heel duidelijk. De aanvragen moesten tegen 31 juli 2013 worden ingediend. Dat was krap. De voorzieningen moesten hiervoor snel in de pen schieten. Blijkbaar is dat gelukt. Vervolgens zou een selectie van maximaal vijftien voorzieningen worden gemaakt. Dat staat allemaal in de omzendbrief van 2 juli 2013. Over de vraag of het om voldoende of te weinig voorzieningen gaat, kunnen we discussiëren. Het was echter van in het begin duidelijk met welke criteria rekening zou worden gehouden.
Er zou naar een spreiding over de verschillende provincies worden gekeken. Dat lijkt me zinvol. Verder zou worden gekeken naar de stand van zaken met betrekking tot de dagprijs- en afrekeningsdossiers. Het is immers de bedoeling zo snel mogelijk met de geselecteerde voorzieningen van start te gaan. Daar kan niemand tegen zijn. Tot slot is ook naar de variatie in de doelgroepen en naar de grootte van de organisaties gekeken. Ik vind dat een goede zaak. Het gaat om verschillende doelgroepen en om kleine en grote organisaties.
Blijkbaar konden voorzieningen een gezamenlijke aanvraag indienen. Ik moet eerlijk toegeven dat ik niet beschik over de lijst met de geselecteerde projecten. De vraag is dus of ook voorzieningen in een netwerk of verschillende voorzieningen samen een projectaanvraag hebben ingediend. In die gevallen kan ik me inbeelden dat het steeds de grootste voorziening is die de aanvraag op haar naam heeft staan. Dit is enkel giswerk. Ik moet de vraag stellen omdat ik niet beschik over de lijst met projecten die van start zullen gaan.
Ik vind het goed dat, zoals oorspronkelijk begin juli 2013 was aangegeven, een vijftiental projecten zijn geselecteerd. Die voorzieningen kunnen nu daadwerkelijk aan de slag om na te gaan wat mogelijk en haalbaar is en wat de valkuilen en uitdagingen zijn. De vraag is steeds hoe de overheid, het VAPH en de politiek hier lessen uit moeten trekken. Dat is toch steeds de bedoeling van een project.
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Voorzitter, ik wens me uiteraard ook bij de vraag om uitleg van mevrouw Vogels aan te sluiten. Hoewel we op zich achter het project staan, stellen we ons hier heel wat vragen bij. De manier waarop alles verloopt, roept vragen op. Dit is ook met betrekking tot andere dossiers al gebeurd.
In eerste instantie heeft de administratie verklaard dat het maximaal om vijftien voorzieningen zou gaan. Meer konden ze niet aan. Volgens de inlichtingen waarover ik beschik, zouden er nu toch nog tien voorzieningen worden toegevoegd. Ik stel me daar vragen bij. Eerst luidt het dat de administratie maximaal vijftien voorzieningen aankan en vervolgens kunnen er nog tien bij. Het is des te beter dat er tien voorzieningen meer bij kunnen zijn. Ik vraag me echter af waar die plotse wending vandaan komt.
Ik wens me ook aan te sluiten bij de vraag van mevrouw Vogels of de administratie dit allemaal zal aankunnen. Ik betwijfel sterk of het VAPH klaar is voor een persoonsvolgende financiering en voor een regelluw kader voor de voorzieningen. Ik heb daar sterke twijfels bij.
Die twijfels worden nog versterkt door de antwoorden op een aantal schriftelijke vragen die ik recent heb gesteld en waar de minister ongetwijfeld weet van heeft. Op elke vraag om cijfergegevens volgt het antwoord dat het VAPH niet over die cijfers beschikt. We willen een nieuwe zorgvorm oprichten. Het VAPH heeft hier echter geen cijfers over. Het VAPH kan die gegevens niet leveren.
Indien iets wordt opgericht, moet dat volgens mij ook worden gemonitord en eventueel worden bijgestuurd. Dat kan enkel op basis van gegevens gebeuren. De gevraagde cijfergegevens met betrekking tot de bezettingsgraad zijn onbruikbaar, onvolledig of onbetrouwbaar. Ik vind het heel erg dat we van de grootste administratie van de minister dergelijke antwoorden krijgen.
Ik kan daaruit enkel concluderen dat de administratie niet in staat is een update met correcte cijfers te produceren. Indien die administratie nu van een subsidiëring van een beperkt aantal voorzieningen naar duizenden persoonsvolgende budgetten moet overstappen, vrees ik voor chaos. Ik vraag me dan ook af of er voor de administratie een operationeel ICT-plan in de maak is om het proces te begeleiden. Dit lijkt me eigenlijk even belangrijk als het decreet zelf.
De voorzitter : Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens : Voorzitter, ik wil me volmondig bij de vraag om uitleg van mevrouw Vogels en bij de opmerkingen van de heer Van Malderen aansluiten. Ik heb zelf ook moeite met de wijze waarop de administratie achteraf nog regels of criteria heeft toegevoegd. Het lijkt me, zoals mevrouw Jans net heeft toegelicht, belangrijk de criteria vooraf of tijdens de projectoproep duidelijk te maken. Nu lijkt het me allemaal niet duidelijk. Blijkbaar zijn achteraf nog een aantal criteria toegevoegd. Dit is geen transparante werkwijze.
Ik heb nog een concrete bijkomende vraag. In de omzendbrief van het VAPH van 29 augustus 2013 staat onder meer het volgende vermeld: Omwille van de onduidelijkheid over waar de diensten voor zelfstandig wonen zich in de toekomst precies binnen het zorglandschap zullen positioneren, kunnen deze diensten voorlopig niet in het FAM stappen. We willen de discussie hieromtrent de volgende maanden voeren.
Minister, ik vind dit zeer vreemd. De diensten voor zelfstandig wonen maken juist een cruciaal onderdeel uit van ons systeem van persoonsvolgende financiering, zeker wanneer wij een omschakeling willen maken van de collectieve zorg in de instelling naar een zorg op maat, in een eigen omgeving. Dan maakt het niet uit of dat een thuisomgeving is, bij de familie, het gezin of de ouders, of een zelfgekozen omgeving, in een eigen, al dan niet aangepaste woning. Hoe kunnen wij spreken over flexibiliteit en zorgvernieuwing wanneer achteraf wordt gezegd dat het zelfstandig wonen vanaf nu niet meer mag meedoen, wanneer één van de belangrijke pijlers in de FAM-projectoproep buiten beschouwing wordt gelaten? Ik vind dat zeer eigenaardig.
Er werden uiteindelijk slechts vijftien projecten geselecteerd. Ik kan mij volledig aansluiten bij de vraag van mijn collegas: waarom is het een zo beperkt aantal?
De filosofie van de volledige omschakeling naar het nieuwe systeem vergt dat we beginnen vanaf 1 januari 2014. Mensen, waar zijn we dan mee bezig?
Minister, waarom worden de diensten voor zelfstandig wonen uitgesloten van deze projecten? Wat zijn de volgende stappen met betrekking tot deze vorm van zorgondersteuning?
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Collegas, dit is een mooie illustratie van hoe een mooi initiatief toch problematisch kan blijken.
Het omzetten van de beschikbare middelen personeel, werkingsmiddelen van een voorziening in een regelluw kader vergt dat dit samen met de voorziening goed wordt voorbereid. Om ervoor te zorgen dat er geen meerkost is voor het VAPH en dat de voorziening toch krijgt waar ze recht op heeft, werd dit tot nu toe per voorziening door middel van een individuele oefening in overleg op punt gesteld. Door de personeelsstop kan de bepaling van het aantal personeelspunten niet simpelweg gebeuren op basis van enkel de erkende capaciteit. Dit vergt dus tijd, door de administratie en de betreffende voorziening in te zetten.
Gelet op de grote vraag van de sector en na bijkomend overleg met de koepels streeft het VAPH ernaar om, naast de eerste vijftien geselecteerde voorzieningen, toch nog ongeveer tien extra voorzieningen mee te nemen. Deze extra voorzieningen zijn kleinere voorzieningen. Om dit mogelijk te maken, zal het VAPH met de voorzieningen meer groepsgericht samenwerken aan de noodzakelijke vertaalslag: de beschikbare middelen worden omgezet in personeelspunten. We zullen ook stimuleren dat voorzieningen ook van elkaar kunnen leren. Het VAPH heeft hiervoor de hulp ingeroepen van de koepels van voorzieningen.
Op de vergadering van het Bureau van het Raadgevend Comité van dinsdag 10 september werd het voorstel om in partnerschap met de koepels aan deze operatie te werken, positief onthaald. De beslissing hierover wordt definitief genomen in het Raadgevend Comité, dat deze zelfde maand september nog samenkomt. We werken zodanig door dat alle geselecteerde voorzieningen moeten kunnen starten op 1 januari 2014, ook al is er dan mogelijk nog enige onduidelijkheid over een beperkt of zeer beperkt deel van het aantal toe te kennen personeelspunten. De reden waarom de groep van zelfstandig wonen daarbuiten valt, heeft, wat mij betreft, vermoedelijk te maken met de toekomstige positionering al dan niet rechtstreeks toegankelijk. Ik wil de details hierover nog graag bij het VAPH opvragen, als u dat wenst.
Bovendien blijft het expliciet de bedoeling om na deze eerste lichting begin volgend jaar onverkort door te gaan met de resterende kandidaten, en eventueel met bijkomende. We gaan er dus van uit dat alle 92 voorzieningen die zich kandidaat stelden worden meegenomen in dit nieuwe kader, al zal dit niet voor iedereen vanaf 1 januari 2014 zijn.
De aansluiting bij deze of gene koepel van voorzieningen heeft geen enkele rol gespeeld in de oorspronkelijke selectie van de vijftien. Het kabinet heeft uiteraard niet deelgenomen aan deze selectie en heeft er ook pas later kennis van gekregen. De selectie van de voorzieningen voor de instap in de projecten was louter en alleen ingegeven vanuit de betrachting om zoveel mogelijk erkende plaatsen in de volwassenenzorg om te zetten in het systeem van de personeelspunten. Op deze wijze vormt deze omzetoperatie immers een belangrijke hefboom om de ombuiging van de aanbodgestuurde zorgregie in de goede vraaggestuurde richting te bespoedigen. Tevens geeft deze operatie de mogelijkheid om met dezelfde middelen tot 10 procent meer personen met een handicap te ondersteunen, net zoals bij de multifunctionele centra voor kinderen en jongeren.
Wat betreft de administratieve haalbaarheid verwijs ik naar de intensieve individuele oefening die per voorziening moet gebeuren voor het bepalen van het aantal personeelspunten.
Precies om een vlotte overgang van de klassieke kaders naar de persoonsvolgende financiering te kunnen maken, is de tussenstap naar een regelluw kader een noodzaak. Ik neem aan dat u allen erkent dat wij hier wel degelijk die koers aan het varen zijn. De administratie is zich hiervan bewust en is zelf actief pleitbezorger voor deze tussenstap. Samen met mij is de administratie dan ook blij verrast door het aantal voorzieningen dat wil intekenen op de ontwikkeling naar deze manier van werken. Binnen de interne procesbijsturing wordt al op diverse vlakken rekening gehouden met de zich wijzigende context, zoals binnen de bijsturingen van de processen voor erkenning, binnen de gehanteerde administratieve methodieken en binnen de regelluwe kaders FAM en de multifunctionele centra. Deze kaders geven de mogelijkheid tools te ontwikkelen en uit te testen die zeker hun nut zullen bewijzen bij de administratieve inbedding van de persoonsvolgende financiering.
Met de keuze voor de grootste voorzieningen wilden we een zo groot mogelijke impact hebben op de sector in zijn geheel. Indien al 20 procent van de capaciteit in een regelluw kader komt, zal dit onmiddellijk aanleiding geven tot aanpassingen binnen andere processen, zoals zorgbemiddeling en zorgafstemming. Dankzij de bijkomende gezamenlijke inspanningen van het VAPH en de koepels van voorzieningen wordt het nu ook mogelijk na te gaan wat de impact is van het werken volgens de formule op kleinschalige voorzieningen.
Het is zeker geen bewuste optie geweest om voornamelijk voorzieningen van het Vlaams Welzijnsverbond op te nemen. Uiteraard heb ik begrip voor de aspiraties van de koepel Federatie Sociale Ondernemingen (FSO) en de aangesloten voorzieningen, en daarom werd samen met het VAPH beslist de selectie uit te breiden met een tiental voorzieningen. Binnen die bijkomende voorzieningen zullen andere criteria gelden dan de grootste capaciteit. De selectie van die bijkomende voorzieningen wordt op korte termijn, voor het einde van de maand, afgerond. Door die bijsturing kom ik samen met het VAPH tegemoet aan de geuite bekommernissen.
De voorzitter : Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels : Minister, ik ben blij dat op die manier nog een oplossing is gevonden en dat iets wat als een mooi project was gestart, uiteindelijk toch nog mooi kan worden. Wat gebeurd is, is gebeurd, en dat is betreurenswaardig. U zegt dat het louter toevallig is. Ik geloof eigenlijk niet meer in toeval. Stel dat de criteria zo zouden zijn dat er alleen voorzieningen van de VSO-koepel (Verbond Sociale Ondernemingen) geselecteerd zouden zijn, ik denk niet dat dat zou passeren.
Daarmee heb ik niet gezegd dat het vanuit uw kabinet wordt gestuurd. Maar een kabinet heeft vele kamers, dat weet ik ook. Als het een verantwoordelijkheid is van een administratie, is het even erg. Een administratie zou moeten weten dat, als ze een veranderingsproces mee moet leiden en sturen, ze al haar stakeholders en koepels nodig heeft, en dat ze als bijkomend criterium zou moeten inschrijven dat ze al haar stakeholders mee in het project neemt.
Ik ben blij dat het is opgelost, maar het is spijtig dat wie de verantwoordelijkheid ook heeft, niet de reflex heeft gehad om alle stakeholders mee te nemen. Het kan niet dat dat bij één koepel terechtkomt.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Minister, ik dank u voor uw antwoord en de oplossing die u aanreikt door tien extra voorzieningen de kans te geven in het project te stappen. Ik ben blij met uw bevestiging dat het de bedoeling is tegen 2015 die startgroep uit te breiden. Het zal er in elk geval toe leiden dat we niet in de val trappen zoals indertijd met het PGB-experiment (persoonsgebonden budget). Daar moest men op basis van een klein staal concluderen dat er uit het experiment geen conclusies te trekken waren. Dat is een kwestie van capaciteit, dat hebt u geduid. Maar het is ook een kwestie van de variatie in die sector te onderkennen en de kans te geven erin te stappen.
Minister, u hebt gezegd dat u wilt uitbreiden tegen 1 januari 2015. Maar u zegt: met de 92 kandidaten. Aangezien er sommige kandidaten hebben staan kijken en net niet in het water hebben durven te springen, vraag ik u of de mogelijkheid bestaat dat ze daar alsnog bij aansluiten. Of is de groep afgesloten op 92?
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans : Minister, ik heb uit uw antwoord onthouden dat het raadgevend comité betrokken is en akkoord gaat. Dat is niet onbelangrijk. Het tempo ligt zeer hoog. In de debatten in de afgelopen plenaire vergaderingen heb ik vaak gezegd dat de theorie nu praktijk wordt. We zullen het op de werkvloer in de voorzieningen in de praktijk brengen.
Mevrouw Van der Borght, u zult de richting moeten bepalen. Het kon allemaal niet snel genoeg gaan. Nu bent u bang dat we er niet klaar voor zijn. Inderdaad, dit is zo ingrijpend en omvangrijk, maar het staat er wel aan te komen, het gaat gebeuren. De animo in de sector was groot. De vijftien plus tien projecten gaan de spits afbijten. De keuze voor de grote voorzieningen is natuurlijk om een zo groot mogelijke massa te hebben. Uit een zo groot mogelijke experimentele groep kun je toch betere conclusies trekken dan uit een te kleine groep.
Het is positief dat het gediversifieerd is over de grote en kleine voorzieningen. Dat kan alleen maar een meerwaarde geven. Het is ook goed dat de groep in de toekomst nog wordt uitgebreid.
Mevrouw Vogels, we zullen hierover altijd van mening blijven verschillen, maar ik ben er voorstander van dat we altijd kijken naar de kwaliteit van projecten, naar de doelgroepen en de criteria en noem maar op, en niet naar welke voorziening welke lidkaart heeft. Dat zou alleen maar vertragend werken. Laten we doen zoals we nu doen: in samenspraak met experts, met het raadgevend comité, met het VAPH, ervoor zorgen dat we zo snel mogelijk van start gaan.
Zijn we er klaar voor, mevrouw Van der Borght? Daar zullen we heel snel achter komen. Dan moeten we ervoor zorgen dat we wat we in Perspectief 2020 naar voren schuiven, en wat hier jaren werd afgedaan als onhaalbaar, maar nu op de werkvloer zal komen, zo goed en zo sterk mogelijk in de praktijk brengen. Dat is waar deze positieve projecten toe dienen en waartoe ze leiden.
De voorzitter : Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens : Minister, ik blij te horen dat het een en-enverhaal is, dat de grote en de kleine voorzieningen kunnen meedoen.
Wat de positie van het zelfstandig wonen betreft, zegt u dat het nog niet duidelijk is waar dat thuishoort: in de rechtstreeks toegankelijke hulpverlening of de niet-rechtstreeks toegankelijke hulpverlening. De discussie is ruimer dan dat. U zegt dat u nog moet uitzoeken hoe u de sector kunt omvormen inzake personeel. Nu, ik denk dat de hervorming meer en ruimer is dan de vraag hoe we een omzetting doen in personeelspunten en de toekenning aan voorzieningen. We moeten ook kijken naar de personen met een handicap die een al dan niet beperkte nood hebben aan zorg of ondersteuning.
In mijn opinieartikel in Knack heb ik reeds geschreven dat de grens tussen gespecialiseerde hulpverlening en niet-gespecialiseerde hulpverlening zeer moeilijk te trekken is. Moet je kijken naar de kostprijs? Zorg die duurder is, is niet per definitie gespecialiseerde hulpverlening. Moet een persoon met een handicap die bijvoorbeeld echt 24 uur op 24 nood heeft aan een assistent, enkel door gespecialiseerde personen geholpen worden? Nee, soms is het voldoende om een persoonlijke assistent aan te duiden, en daarnaast als nodig ook een verpleegkundige of dergelijke in te zetten.
Die discussie moet wel zuiver en zorgvuldig worden gevoerd. Dat is een punt voor een andere vergadering, maar ik wou deze bezorgdheid nu toch al meegeven, in verband met het onderscheid tussen rechtstreeks toegankelijke en niet-rechtstreeks toegankelijke zorg bij zelfstandig wonen. Dat kan een belangrijke bijdrage zijn bij de omschakeling naar zorg op maat.
Minister Jo Vandeurzen : Er zijn een aantal bezorgdheden die uiteraard moeten worden meegenomen. Ik lees opnieuw wat ik heb gezegd: Het is de bedoeling om na deze eerste lichting, begin volgend jaar onverkort door te gaan met de resterende kandidaten, en eventueel bijkomende. We zullen dus ook nieuwe kandidaten toelaten.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.