Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 17/09/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Van der Borght tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de oprichting van een uitleensysteem voor hulpmiddelen
- 2117 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Voorzitter, minister, geachte leden, op 17 maart 2010 werd het voorstel van resolutie betreffende de oprichting van een uitleendienst voor hulpmiddelen binnen het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) goedgekeurd. De resolutie vroeg onder meer dat zou worden vastgesteld welke hulpmiddelen voor recuperatie, hergebruik en/of uitlening in aanmerking komen, en dat er een doelmatig en gebruiksvriendelijk systeem van recuperatie, hergebruik en uitlening van hulpmiddelen voor de ondersteuning van personen met een handicap zou worden ontwikkeld. Ook werd aangedrongen op het nemen van initiatieven die de marktwerking in de sector van de individuele hulpmiddelen kunnen verbeteren, met daarbij aandacht voor het verschil tussen hulpmiddelen die in kleinere hoeveelheden worden gebruikt en hulpmiddelen die op grotere schaal worden gebruikt.
In antwoord op een schriftelijke vraag in november vorig jaar stelde u dat een lijst van hulpmiddelen die voor hergebruik in aanmerking komen, in opmaak was, en dat het project met betrekking tot hergebruik hopelijk in het eerste kwartaal van 2013 zou worden opgestart. U stelde ook dat alle betrokken overheden, dus ook het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV), hiervoor rond de tafel zaten en dat werd gewacht op verdere stappen van het kabinet van minister Onkelinx en de organisatie van een interministeriële conferentie. Ter stimulering van de marktwerking in de sector van de hulpmiddelen zou het VAPH overlegmomenten hebben georganiseerd met het werkveld en de leveranciers. Daarbij zou voor bepaalde oplossingen worden gezocht naar alternatieve financieringsmogelijkheden.
Op 5 juni diende ik een nieuwe schriftelijke vraag in en in antwoord daarop deelde u mee dat de lijst met hulpmiddelen die in aanmerking komen voor hergebruik, in grote lijnen was opgemaakt, maar dat er nog meer concrete invulling en verfijning nodig was. Het project was dus ook nog niet opgestart. Tijdens een interministeriële conferentie op 24 juni was wel het akkoord gegeven voor de oprichting van een werkgroep om de voorbereidende werkzaamheden op te starten voor de effectieve uitvoering van het project. Met betrekking tot het stimuleren van de marktwerking stelde u dat aan de hand van de beschikbare informatie een eerste kostenstudie werd uitgevoerd over het herinzetten van communicatiehulpmiddelen.
Minister, sta me toe te zeggen dat het voorbije half jaar al bij al niet echt veel vooruitgang werd geboekt. Het eerste kwartaal van 2013 is al lang voorbij en in uw laatste antwoord geeft u zelfs geen timing meer mee voor de effectieve opstart van het project. De resolutie zelf is intussen al drieënhalf jaar oud. Ik meen dan ook dat de tijd van het indienen van schriftelijke vragen om te informeren naar de stand van zaken nu wel voorbij is. Daarom heb ik deze vraag om uitleg ingediend. Waarom kende het opstarten van het project zoveel vertraging en werd dat opstarten in het eerste kwartaal niet gehaald? Hebt u pogingen gedaan om het dossier te versnellen? Hoe komt het dat drieënhalf jaar na de goedkeuring van het voorstel van resolutie de lijst van de hulpmiddelen die in aanmerking komen voor hergebruik, nog steeds niet is gefinaliseerd? Het begin van het begin is er vandaag dus nog niet.
Welke timing wordt vooropgesteld voor het finaliseren van en het rapporteren over de voorstellen van de opgerichte werkgroep? Wanneer kan dat project definitief van start gaan? Wie beoogt men met het opzetten van dit uitleensysteem en het recupereren en hergebruiken van hulpmiddelen: enkel personen met een snel degeneratieve aandoening, of alle personen met een handicap, of ook de ouderen? Werden er, met betrekking tot het versterken van de marktwerking in de sector van de hulpmiddelen, met de leveranciers al overeenkomsten bereikt over het vinden van alternatieve financieringsmogelijkheden?
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans : Voorzitter, ik wil me aansluiten wat dit onderwerp betreft. Ik heb immers met een aantal collegas het voorstel van resolutie ingediend. Toen, en ook nu nog, was de vraag naar tegemoetkomingen voor hulpmiddelen immers groot. Ze maken een belangrijk deel uit van de werking van het VAPH. Het gaat over 85 procent van alle hulpvragen die daar binnenkomen. In 2011 was er sprake van 60.000 vragen naar een hulpmiddel. Ik kan me voorstellen dat dat aantal zeker niet gedaald is.
Intussen hebben wij het Perspectiefplan 2020 hier al een aantal keren uitvoerig besproken. Het vormt ook het kader waarin wij de rest van het gehandicaptenbeleid vorm zullen geven. In dat plan staat dat de leeftijdsgrens van 65 jaar voor de tegemoetkoming een hulpmiddel zal worden losgelaten. Minister, er is intussen heel wat gebeurd en veranderd. Wat is de stand van zaken, in het bijzonder wat betreft de marktwerking? De commerciële markt van de hulpmiddelen is een heel specifieke en bijzondere markt. Er circuleert een refertelijst met bepaalde tegemoetkomingen. Ik had een vergelijking willen maken tussen bepaalde hulpmiddelen hier en in Engeland of Nederland. Het is echter zo specifiek en afgelijnd dat het echt moeilijk is om dat objectief te vergelijken. Het is jammer dat het Rekenhof zelf die opmerking ook al heeft gemaakt. Ik blijf dus wat met die vraag zitten. Ik weet dat u daar niet ongevoelig voor bent. Ik sluit mij aan bij de vragen van de vraagsteller en krijg graag een stand van zaken en een blik op de toekomst wat deze hulpmiddelen betreft.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Collegas, om het project verder uit te werken en te kunnen opstarten is een engagement van de verschillende overheden nodig. Hiertoe werd een projectvoorstel uitgewerkt en voorgelegd op de Interministeriële Conferentie Personen met een Handicap van 24 juni 2013. Het project werd toegelicht voor de deelnemende ministers van de conferentie, met een positief advies en de beslissing tot de oprichting van een uitvoerende werkgroep als resultaat. Vanuit de Interministeriële Conferentie start op 8 oktober 2013 de interministeriële werkgroep Hergebruik van hulpmiddelen voor personen met een snel degeneratieve aandoening zoals amyotrofische laterale sclerose (ALS).
Het opstellen van de lijst van hulpmiddelen die in aanmerking komen voor hergebruik past in het geheel van het project. Daarbij zijn de advisering, de verstrekking van het hulpmiddel, de indienststelling en de opvolging van het gebruik cruciale elementen om ervoor te zorgen dat hergebruik een meerwaarde kan betekenen voor de gebruiker.
De reden dat dit alles zo lang duurt, ligt in het feit dat het hier gaat over een project waarbij de gemeenschapsentiteiten het VAPH, lAgence Wallonne pour lIntégration des Personnes Handicapées (AWIPH) en Personne Handicapée Autonomie Recherchée (PHARE) en het RIZIV rond alle deelelementen telkens tot een akkoord moeten komen.
Aangezien het eerste overleg van de werkgroep pas gepland is op 8 oktober 2013, is het moeilijk om vandaag uitspraken te doen rond het finaliseren en het rapporteren van de voorstellen. Afhankelijk van het verloop van de werkgroep zal kunnen worden bepaald wanneer het project definitief kan starten. Vlaanderen heeft tot hiertoe een sterk sturende en dynamiserende rol opgenomen. Wij zijn van plan om dit met het VAPH en met het kabinet op dezelfde manier voort te zetten.
In de eerste plaats zal het project zich richten tot personen met een snel degeneratieve aandoening. Voor die doelgroep is het snel inspelen en het opvolgen van de evoluerende noden een must om de zelfstandigheid en de kwaliteit van het leven van de gebruiker te verhogen. Daarna kan het project worden uitgebreid of kunnen alternatieve initiatieven worden opgezet die kunnen beantwoorden aan de noden van andere doelgroepen, zoals het project TReye-IT, het recupereren en het ter beschikking stellen van hulpmiddelen voor blinden en slechtzienden van de min-65-jarigen aan hun plus-65-jarige lotgenoten.
Vanuit de diverse voorzieningen en ondernemingen is de interesse aanwezig om kostenefficiënt hergebruik te organiseren en/of logistiek te ondersteunen. Zij nemen in afwachting van de uitvoering van de zesde staatshervorming begrijpelijkerwijs een afwachtende houding aan. Uit overleg van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin met kandidaat-initiatiefnemers blijkt dat de wijze waarop in het kader van een leeftijdsonafhankelijk hulpmiddelenbeleid op het Vlaamse niveau systemen van renting en hergebruik zullen worden geconsolideerd in de regelgeving, cruciaal is voor hun businessplan. In het groenboek zijn hierover, in overleg met stakeholders en gebruikers, diverse opties opgenomen. In de mate dat in het witboek voor de staatshervorming duidelijkheid komt over renting en hergebruik versus eigendom van soorten van hulpmiddelen, zullen de betrokken initiatiefnemers zich hier ook op kunnen enten.
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben echter opnieuw allesbehalve gerustgesteld.
Ik ga even terug in de tijd. De eerste resolutie, die werd ingediend door mezelf en een aantal collegas, dateert van 2009. We kennen allemaal het verdere verloop. Uiteindelijk zijn we in 2010 gekomen tot een resolutie vanuit de meerderheid eigenlijk een kopie van de eerste, maar goed die in de plenaire vergadering unaniem is goedgekeurd.
Nu zijn we eind 2013. U antwoordt u dat er nog geen lijst is, dat de mensen op de werkvloer het resultaat van de staatshervorming afwachten en u hebt het over het groenboek en het witboek.
Minister, we moeten toch correct blijven. De resolutie dateert van 2010. Ik begrijp niet waarom het drie jaar moet duren. De resolutie die we toen hebben geschreven, kwam er naar aanleiding van een bezoek dat ik en u of een van uw voorgangers nadien heb gebracht aan de uitleendienst bij de ALS Liga. Ik vond toen dat er zeer efficiënt gebruik werd gemaakt van middelen, zeer kostenbesparend, waarbij er erg tegemoet werd gekomen aan de vragen van mensen met zorgnoden. Uiteindelijk zijn we tot een resolutie gekomen, waarvan ik dacht hoe naïef kan een mens zijn in de politiek dat die zo simpel en zo goed was dat ze vrij snel zou worden gerealiseerd. Niet dus. Drie jaar na de resolutie wachten we nog op een lijst gewoon op een lijst van de middelen die eventueel in aanmerking kunnen komen. Met alle respect en alle sympathie, ik kan geen begrip opbrengen voor het feit dat u nu aankomt met een verhaal over de staatshervorming.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Het is heel duidelijk dat weet u ook, mevrouw Van der Borght dat in de casus waarover het gaat het RIZIV de cruciale actor is. De mobiliteitshulpmiddelen in dit geval de rolstoelen , waarbij de terugbetaling door het RIZIV een cruciaal gegeven is, moeten daar ook in worden betrokken. Net als u heb ik de ALS Liga bezocht. Het is indrukwekkend wat er allemaal met vrijwilligers gebeurt, maar de werking kan niet worden geoperationaliseerd zonder de medewerking van het RIZIV. Als het RIZIV dat wil organiseren, dan moet ze het akkoord hebben van alle betrokken overheden.
U kunt van alles beweren over onze administratie, maar ik ben er zelf vrij zeker van omdat ik het zelf ook goed heb gevolgd dat het niet aan de Vlaamse administratie ligt dat een aantal zaken niet vooruitgaan. De waarheid gebiedt te zeggen dat uitgerekend die rolstoelen voorwerp zullen uitmaken van de staatshervorming. Ik kan er helaas niet veel aan veranderen. Het zal bovendien een opportuniteit zijn om het beter of anders te organiseren omdat we het kunnen homogeniseren.
We zullen op Vlaams niveau onderzoeken hoe we een aantal hulpmiddelen die niet in de RIZIV-focus zitten, kunnen faciliteren. Het thema is een belangrijk thema. Zeker in het kader van de toekomstige integratie van de ouderenzorg in de Vlaamse bevoegdheden, is de noodzaak om een expertise op te bouwen inzake hulpmiddelen die leeftijdsonafhankelijk of onafhankelijk zijn van de regelgeving van bepaalde sectoren of verbonden zijn aan een bepaalde categorie van rechthebbenden, belangrijk. Het zal u niet troosten, maar ik kan u bevestigen dat wij op Vlaams niveau mee geijverd hebben om dat, zo snel als het ging, te operationaliseren.
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Minister, ik wil aannemen dat de rolstoelen een probleem vormen of vormden, maar ik begrijp niet waarom we dan de oefening niet hebben gemaakt en het project niet hebben opgestart zonder die rolstoelen. We hadden ons dan kunnen focussen op de hulpmiddelen waarvoor we wel bevoegd zijn. We hadden dan perfect een evaluatie kunnen maken van de werking van het systeem en kunnen nagaan of we vooruitgang boekten.
U hebt verwezen naar de Interministeriële Conferentie van 24 juni 2013. Ik weet niet hoe zon IMC werkt. Ik weet niet wie het initiatief moet nemen: de federale ministers of de Vlaamse. Als u het initiatief kunt nemen, waarom is dat dan vroeger niet gebeurd? Zijn er al IMCs geweest voor die van 24 juni 2013? Zo ja, wanneer en wat was het resultaat? Als dit de eerste IMC over dit onderwerp was, is die toch wel zeer laat gehouden. Drie jaar na het goedkeuren van de resolutie was er dan pas een eerste IMC.
Minister Jo Vandeurzen : Ik kan u bevestigen dat het op dit ogenblik aan de heer Courard is om de IMC bij elkaar te roepen. Wij hebben als voorzitter tot driemaal bij de bevoegde minister aangedrongen om de IMC bij elkaar te roepen. Het is ons dan uiteindelijk gelukt op de vernoemde datum. Binnenkort is er een nieuwe omdat we hebben aangedrongen op een vervolg om een aantal afspraken te kunnen blijven bewaken.
Ik ben het eens met uw vraag naar een strategie voor hulpmiddelen die niet door het RIZIV worden gevat. We moeten het initiatief nemen. We zijn uiteraard aan het nagaan of we geen innovatie kunnen provoceren in die sectoren waar we niet onmiddellijk met veel stakeholders rekening moeten houden.
Mevrouw Vera Van der Borght : Minister, ik dank u, en ik zal mijn collegas in het federale parlement vragen om de minister tot spoed aan te manen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.