Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 02/07/2013
Vraag om uitleg van de heer Bart Van Malderen tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het ontslag van de veranderingsmanager
- 1765 (2012-2013)
Vraag om uitleg van mevrouw Marijke Dillen tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de gevolgen van het ontslag van de veranderingsmanager in de gehandicaptenzorg en de voortzetting van de zorgvernieuwing
- 1797 (2012-2013)
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Van der Borght tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het ontslag van de voltallige regionale prioriteitencommissie in Oost-Vlaanderen
- 2043 (2012-2013)
Interpellatie van mevrouw Mieke Vogels tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het dreigende failliet van het huidige gehandicaptenbeleid, naar aanleiding van het ontslag van alle leden van de regionale prioriteitencommissie Oost-Vlaanderen, van de veranderingsmanager, de raadgever gehandicaptenzorg en de leidend ambtenaar van het VAPH
- 126 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Minister, op 27 mei konden we in de media vernemen dat Jean-Pierre Van Baelen, hier aanwezig, zijn ontslag als veranderingsmanager aankondigde, wat toch enige deining veroorzaakte in de pers. De heer Van Baelen is een van de medearchitecten van het perspectiefplan, zoals het is uitgewerkt in een conceptnota, en waartoe ook aan een ontwerp van decreet wordt gewerkt.
Het leek mij dan ook evident om u te bevragen over de gevolgen van dat ontslag, en meer bepaald over de gevolgen voor het proces dat in gang is gezet met het perspectiefplan, met de conceptnota die is goedgekeurd door de regering, en het ontwerp van decreet persoonsvolgende financiering dat is aangekondigd. De veranderingsmanager is een aantal jaren geleden aangetrokken om dit proces te begeleiden en te stimuleren. Men heeft er toen voor geopteerd om iemand extern aan te trekken, niet iemand van het kabinet van de minister dat was een optie geweest , niet iemand of de leidend ambtenaar van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) dat was ook een optie geweest.
Om nogal uiteenlopende redenen en ik zal er twee aangeven heeft men ervoor gekozen om een externe veranderingsmanager aan te trekken. Eerst en vooral is het zo dat verandering weerstand oproept. Velen kijken naar de mogelijkheden die dat biedt, maar er zijn ook mensen die minstens bedreigingen zien in een verandering. Ik denk dat het aangewezen is dat wie die verandering begeleidt, zich op een autoriteit kan beroepen die niet noodzakelijk politiek geïnspireerd is. Het mag ook duidelijk zijn dat het VAPH een belangrijke actor is en dat iemand die veranderingen aanstuurt en die actor is, meteen ook de schijn zou kunnen wekken de zaken in functie van zichzelf te gaan organiseren, zonder dat ik er personen bij betrek, want het gaat over de attitude van instellingen en organisaties. Die redenering wordt klaarblijkelijk verlaten, want ik heb uit de pers begrepen dat het ontslag gepland was en dat de opdracht van de veranderingsmanager zal worden toegevoegd aan de toekomstig leidend ambtenaar van het VAPH, wiens vacature op 1 september wordt uitgegeven. We hebben in Vlaanderen de ervaring dat de invulling van vacatures af en toe wat tijd nodig heeft omdat er selectieprocedures doorlopen moeten worden.
Minister, hoe ziet u de continuïteit in het veranderingsproces gegarandeerd blijven? Waarom heeft men ervoor gekozen om het takenpakket van de veranderingsmanager toe te voegen aan een toekomstig leidend ambtenaar? Hoe zullen we vermijden dat er hiaten ontstaan? De continuïteit van een proces dat in gang is gezet, lijkt me minstens een belangrijke factor te zijn in het vertrouwen dat in ieder veranderingsproces dient te worden opgebouwd.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Voorzitter, minister, collegas, de heer Van Malderen heeft de situatie al vrij uitvoerig geschetst. In 2011 werd er een veranderingsmanager aangeduid die de zorgvernieuwing in de gehandicaptensector dient te begeleiden en coördineren, een zeer omvangrijke en belangrijke opdracht.
Uit de pers hebben we vernomen dat de veranderingsmanager zijn ontslag heeft ingediend. De redenen waarom zijn niet bekend. Voor alle duidelijkheid, als het gaat om persoonlijke redenen, zijn dat niet mijn zaken. Wat ik wel opmerkelijk vind, is dat op uw website hierover niet wordt gecommuniceerd. Wat heel belangrijk is, is dat dit net gebeurt op een ogenblik dat er kritische bedenkingen worden geplaatst bij de beleidsvisie van de Vlaamse Regering voor personen met een handicap.
Uit de persberichten na het ontslag van de veranderingsmanager blijkt dat het niet uw bedoeling is om een vervanger aan te stellen, maar dat het uw intentie zou zijn om de taken van de veranderingsmanager over te dragen aan de nieuwe topman van het VAPH die in het najaar zal worden aangesteld. Volgens uw verklaringen zou het niet wenselijk zijn een veranderingsmanager aan te stellen naast de nieuwe leidende ambtenaar. Deze visie verraste mij omdat dit een andere visie is dan we tot nu toe kenden.
Minister, kunt u meer toelichting geven bij het ontslag van de veranderingsmanager die de zorgvernieuwing in de gehandicaptensector coördineert? Nogmaals, ik wens niet te peilen naar zijn persoonlijke intenties. Welke gevolgen heeft dit ontslag voor de voortzetting van de zorgvernieuwing in de gehandicaptensector? De heer Van Malderen heeft al gewezen op de noodzaak van de continuïteit, wat heel belangrijk is. Volgens uw verklaringen blijkt dat er geen nieuwe veranderingsmanager zal worden aangesteld, maar dat de opdracht van de veranderingsmanager wordt toegevoegd aan het takenpakket van de nieuwe topman van het VAPH. Kunt u wat meer toelichting geven? Waarom verandert u uw visie? Waarom vindt de Vlaamse Regering het plots niet meer wijs om naast de nieuwe leidende ambtenaar een veranderingsmanager te plaatsen?
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Voorzitter, mijn vraag om uitleg houdt verband met het ontslag van de voltallige regionale prioriteitencommissie in Oost-Vlaanderen. Laat het duidelijk wezen dat het deze namiddag dus wel een beetje in de totaliteit gaat over het beleid dat wordt gevoerd rond personen met een handicap.
De wachtlijsten in de sector van personen met een handicap en de schrijnende situaties waarin sommige mensen zich bevinden zonder dat ze gespecialiseerde hulp krijgen, beroert ons al enige tijd. We kunnen uiteraard niet ontkennen, minister, dat er heel wat middelen zijn geïnvesteerd in de sector voor personen met een handicap. Toch moeten we allemaal blijven vaststellen dat de gevolgde strategie niet geleid heeft tot het oplossen van zelfs de meest schrijnende situaties waarin personen met een handicap zich bevinden.
Na enige jaren u daarvan te hebben proberen te overtuigen, is dat nu blijkbaar een beetje gelukt en bent u gekomen met een conceptnota waarin we kunnen lezen dat het gaat over een persoonsvolgende financiering. Laat me toe te zeggen dat het eigenlijk een publieke bekentenis is, en daar ben ik blij mee, dat het beleid van de afgelopen vier jaar geen soelaas bood voor de problemen, ondanks het feit dat we er herhaalde keren op hebben gewezen. Eén ding blijft enorm te betreuren, namelijk dat de uitvoering van de persoonsvolgende financiering volledig afgeschoven wordt op de volgende regering. We kunnen ons dan ook vragen stellen bij het forfaitaire basisondersteuningsbudget dat als een deus ex machina wordt voorgesteld om de wachtlijsten op te lossen, maar daar zullen we het straks nog over hebben als we het hebben over de conceptnota.
De regionale prioriteitencommissies moeten sedert december 2011 de dossiers selecteren van de personen met een handicap die dringend nood hebben aan gespecialiseerde zorg. Naarmate meer dringende dossiers zich aandienden, moesten de leden op zoek naar de meest schrijnende dossiers. Sinds enkele maanden is al duidelijk geworden dat de leden van de prioriteitencommissies steeds meer in gewetensnood kwamen. Ook de procedure waarbij personen met een handicap geen inzage kregen in hun aanvraag, niet persoonlijk mochten verschijnen en soms geen recht hadden op beroep, maakten dat de beslissers zich steeds slechter gingen voelen met de keuzes die ze moesten maken.
Enkele weken geleden gaven de gebruikers van de regionale prioriteitencommissie Oost- Vlaanderen er de brui aan. We hebben u toen gevraagd om dit te zien als een wake-upcall. Nu, enkele weken later, nemen alle leden van de regionale prioriteitencommissie ontslag. We zitten nu in een fase dat in één provincie zelfs niet meer beslist kan worden wie van de aanvragers recht heeft op een persoonlijkeassistentiebudget (PAB) of een persoonsvolgende convenant. Met dit ontslag bereikt het crisisbeleid inzake gehandicaptenbeleid haar triest hoogtepunt, maar meer nog immobiliseert zij dat beleid in een hele provincie.
Minister, wat zult u specifiek in Oost-Vlaanderen doen de komende maanden voor wat betreft de toekenning van PABs en zorg in natura? Is het geen tijd om vanaf nu alleen nog maar PABs toe te kennen en zo door zorg op maat de ruimte te scheppen om minstens toch een aantal meer personen met een handicap een budget toe te kennen? Is het binnen de regering niet hoog tijd om de huidige budgettaire mogelijkheden te bekijken en om voor 2014 kritisch alle uitgaven tegen het licht te houden en absolute prioriteit te geven aan het wegwerken van de wachtlijsten voor personen met een handicap?
De voorzitter : Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels : Voorzitter, mijn interpellatie gaat over de twee feiten, namelijk aan de ene kant het ontslag van alle leden van de regionale prioriteitencommissie en aan de andere kant het ontslag van de veranderingsmanager, maar ook de raadgever gehandicaptenzorg op het kabinet en de pensionering van de leidend ambtenaar van het VAPH.
Minister, ik zie twee bewegingen. Aan de ene kant zie ik een vernieuwingsbeweging Perspectief 2020, die hoopvol was en door de overgrote meerderheid van de sector als een positief signaal werd onthaald. Er is ongelooflijk veel energie in gestoken door de veranderingsmanager en mensen op het terrein die er echt in geloofden dat het morgen anders zou zijn. Ik denk dat de veranderingsmanager die heel de verandering voor een stuk belichaamde, waarbij de persoon met een handicap centraal stond en tevens de inclusie en de grote leidraad was, en het persoonsgebonden budget, of noem het persoonsvolgende financiering, de hefboom was om wat u altijd de grote transitie noemt, te realiseren in de gehandicaptensector.
Los daarvan stond een tweede beweging. Wat mij betreft, staat die haaks op de eerste. De tweede beweging is de beslissing om te werken met regionale prioriteitencommissies voor de verdeling van het uitbreidingsbeleid. In deze werking staat de persoon met een handicap absoluut niet centraal. Een regionale prioriteitencommissie werkt niet met mensen, maar met dossiers. Die worden ingediend door een vertrouwenspersoon. Een persoon met een handicap wordt niet persoonlijk gehoord, men werkt op basis van die dossiers. Op die basis wordt beoordeeld wat schrijnend is en wat niet-schrijnend is. De tijd ontbreekt me, maar ik zou u heel veel verhalen kunnen vertellen over wat door de regionale prioriteitencommissies als niet-schrijnend wordt gecatalogeerd maar waarvan elke normaal denkend mens zegt: dit kan toch niet! Er zijn mensen die heel lang voor hun kind hebben gezorgd en het beste van zichzelf hebben gegeven, en nu ze echt dringend zorg nodig hebben, staan ze voor een muur en is er niemand die naar hen wil luisteren. Een voor hen anonieme commissie neemt dan een beslissing. In het beste geval wordt dat betekend. Er wordt geen motivering gegeven enzovoort.
Op 22 mei hebben we een actualiteitsdebat gehouden over het feit dat de vertegenwoordigers van de gebruikers ontslag hadden genomen uit de regionale prioriteitencommissie Oost-Vlaanderen. U hebt toen wat gesust en gezegd dat er geen alternatief was, dat we, zolang er schaarste is, iets moeten doen en dit de beste manier is. U zei ook dat het allemaal wel zou koelen zonder blazen, aangezien de vertegenwoordigers van de gebruikers ook wel beseffen dat er zonder hen geen uitbreidingsbeleid meer kan worden toegezegd in Oost-Vlaanderen. Ik heb ook gehoord dat de druk op de gebruikers om opnieuw toe te treden tot die regionale prioriteitencommissie, om vertegenwoordigers aan te duiden, enorm groot was. Ik moet zeggen dat het me erg heeft verrast dat vorige week, bij een vergadering van de regionale prioriteitencommissie, de toewijzers en de voorzieningen zich eigenlijk hebben aangesloten bij de gebruikers, met de boodschap dat dit systeem niet werkt.
Minister, u zit dus met een groot probleem. U moet me maar duidelijk maken dat de eerste beweging niets te maken heeft met de tweede, maar ik blijf veronderstellen dat uw hele veranderingsproces van Perspectief 2020 op een bec de gaz aan het lopen is, zoals ze dat bij ons in Antwerpen zeggen. Het lijkt me niet toevallig dat het gaat over zowel de veranderingsmanager als over uw raadgever op het vlak van gehandicaptenzorg, die nauw betrokken was bij Perspectief 2020. Op net hetzelfde moment gaat de leidend ambtenaar van het agentschap met pensioen. Het ene heeft niets met het andere te maken, maar het komt wel allemaal samen. U zit dus met een ernstig probleem. Ook door de mensen in de sector, bij de voorzieningen, bij de koepels, die hebben meegewerkt aan dat veranderingsproces, wordt dit als een majeur probleem erkend. Hoe moet het nu verder? We staan aan de vooravond van nieuwe verkiezingen. Er is vier of vijf jaar ingezet op verandering, en die verandering lijkt nu op niets uit te draaien.
Het lijkt me zeer belangrijk dat men een duidelijk signaal geeft aan iedereen die hierbij betrokken is, dat men zegt dat men het systeem van de regionale prioriteitencommissies verlaat. Dit is niet het systeem dat model staat voor wat in Perspectief 2020 naar voren werd geschoven. Wat zult u doen om de onzekerheid weg te nemen die is ontstaan na het ontslag van de veranderingsmanager en de raadgever, en de pensionering van de leidend ambtenaar? Hoe denkt u heel uw verandering van Perspectief 2020 in dit kader nog te realiseren? Wat zult u doen om de huidige crisis veroorzaakt door het collectieve ontslag van de regionale prioriteitencommissie Oost-Vlaanderen op korte en op lange termijn te bezweren?
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans : Voorzitter, ik wil me aansluiten, aangezien ik ook een vraag had ingediend over de impasse bij de regionale prioriteitencommissie Oost-Vlaanderen. Weliswaar gebeurde dat nadat mevrouw Vogels haar interpellatieverzoek had ingediend, zodat mijn vraag niet op de agenda is geplaatst.
Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn en erkennen dat die regionale prioriteitencommissies vaak moeilijke en pijnlijke keuzes moeten maken. Na de wijzigingen eind 2011 aan het Zorgregiebesluit hebben ze een fundamenteel belangrijke rol gekregen in dat hele zorgregieproces.
Mevrouw Vogels heeft ook al verwezen naar het actualiteitsdebat dat we op 22 mei hebben gehouden. De aanleiding tot dat debat was toen onder meer de beslissing van de vertegenwoordigers van de gebruikers om uit de regionale prioriteitencommissie Oost-Vlaanderen te stappen. Minister, na dat debat heb ik samen met collegas uit de meerderheid een motie ingediend, waarin we aan de Vlaamse Regering, en meer bepaald aan u, vroegen om zo snel mogelijk overleg te plegen met de vertegenwoordigers van de regionale prioriteitencommissie Oost-Vlaanderen, om hun werkzaamheden te herstellen. Wat is de impact van de beslissing van de regionale prioriteitencommissie op de zorgregie in Oost-Vlaanderen? Heel concreet, als zij beslissen dat niet meer te doen, zoals nu het geval is, en we willen ervoor zorgen dat de dringend toe te leiden personen met een handicap niet in de kou komen te staan, wie neemt dan die taak op zich? Hoe moet het dan concreet verder?
Hoe staat het met de uitvoering van die motie van 22 mei? Welke stappen hebt u gezet of zult u zetten om het proces van de zorgregie opnieuw op te starten in Oost-Vlaanderen? Ik heb immers begrepen dat de impasse zich vooral in Oost-Vlaanderen situeert en dat de andere regionale prioriteitencommissies hun werk voortzetten. Misschien is dat niet onbelangrijk in dit debat. Misschien moeten die andere commissies ook moeilijke en pijnlijke keuzes maken, maar het is toch niet zo dat de situatie in Oost-Vlaanderen toonaangevend is voor de andere Vlaamse provincies.
De voorzitter : Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens : Voorzitter, minister, geachte leden, ik heb begrepen dat er privéredenen aan de basis liggen van het ontslag van de heer Van Baelen. Als dat echt zo is, dan moeten we die beslissing natuurlijk respecteren. De heer Van Baelen heeft een uiterst belangrijke coördinerende functie gehad. Het zou getuigen van weinig realisme om te stellen dat de zorgvernieuwing in de sector van de personen met een handicap staat of valt met de aanwezigheid van één persoon. Daarom wil de N-VA-fractie erop kunnen vertrouwen dat het beleid ten aanzien van personen met een handicap ook zonder de heer Van Baelen kan worden uitgevoerd. Er is al heel wat overleg gepleegd. Het traject van de zorgvernieuwing is reeds gepland. Dat is zeer duidelijk. Ik reken erop dat dit ook zal worden uitgevoerd.
Ik heb begrepen dat de leidend ambtenaar van het VAPH met pensioen zal gaan. Daar kunnen we weinig aan veranderen. De N-VA ziet hierin echter een kans om het takenpakket en de verantwoordelijkheid van de leidend ambtenaar én van de veranderingsmanager te verenigen in die functie van leidend ambtenaar. Uiteindelijk is het de leidend ambtenaar die al deze vernieuwingen in de sector van de personen met een handicap zal moeten implementeren en uitvoeren, dus hoort dat ook tot zijn kerntaken, of niet? Het zou echt dom zijn om deze kans om de beide takenpakketten te combineren niet aan te grijpen, zodat die nieuwe leidend ambtenaar ongeveer vanaf september die verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken kan hebben. Ik hoop dat dat dan duidelijk is. We staan nu voor die zorgvernieuwing. Minister, zal dat takenpakket van de nieuwe leidend ambtenaar zo worden omschreven dat die ook verantwoordelijk is voor de zorgvernieuwing?
Mevrouw Van der Borght, ik wil reageren op uw vragen met betrekking tot het PAB en de regionale prioriteitencommissies. Het standpunt van de N-VA is heel duidelijk: voor ons mag de focus volledig verschuiven naar het toekennen van PABs, maar dat betekent niet dat de huidige dienstverlening mag stokken. Ik heb alle begrip voor de moeilijke keuze waar de leden van deze regionale prioriteitencommissie Oost-Vlaanderen voor staan. Het is een bijzonder verscheurende keuze. Ze hebben het recht om dit signaal te geven, om te laten weten dat het zo echt niet langer kan. Het opschorten voor onbepaalde duur van de behandeling van de aanvragen voor dringende ondersteuning in de provincie Oost-Vlaanderen is voor de N-VA echter geen optie. Minister, welke initiatieven zult u nemen om in deze uitzonderlijke omstandigheden toch continuïteit te kunnen garanderen voor de behandeling van de aanvragen voor dringende steun in Oost-Vlaanderen?
Minister, aansluitend op het actualiteitsdebat van enkele weken geleden had ik ook graag geweten welke stappen u al hebt gezet om de werking van de regionale prioriteitencommissies in het algemeen in heel Vlaanderen te verbeteren.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Voorzitter, geachte leden, de regionale prioriteitencommissies leveren in moeilijke omstandigheden uitstekend en essentieel werk. Men kan allerlei verklaringen afleggen en allerlei analyses maken, maar wat ik in het plenaire debat heb gezegd, blijft enkele weken later natuurlijk nog altijd een realiteit. Ik zie ook weinig argumenten om mijn analyse te wijzigen: zolang er schaarste is, wat helaas nog het geval is, moet er een beslissing worden genomen over de toewijzing. Daarvoor heeft men al allerlei scenarios of methodologieën ontwikkeld. Tot op heden lijkt de meest gedragen overtuiging me te zijn dat men moet proberen daarover te beslissen in een interactie tussen mensen in verschillende hoedanigheden, waarbij de vertegenwoordiger van de gebruikers een belangrijke rol speelt. Op heel korte en korte termijn is er dus geen andere mogelijkheid dan het blijven volhouden van een systeem van besluitvorming. Voor mij betekent dit dat we de werking op dit ogenblik moeten continueren.
Waar dat moeilijk wordt in casu nu in Oost-Vlaanderen , moet er worden overlegd met alle betrokken actoren. We nemen de redenen en de gesignaleerde problemen die aan de basis liggen van het on hold zetten van de regionale prioriteitencommissie Oost-Vlaanderen, zeer ernstig. De beweegredenen en gevoelens van de mensen die daarin actief zijn, hebben ongetwijfeld het feit gemeen dat door de context van de schaarste het beslissingsproces enorm zwaar valt. Daarvoor kunnen we alleen maar begrip en respect opbrengen, lijkt me.
We gaan volgende week in de voormiddag luisteren naar de leden van de stuurgroep van het Regionaal Overlegnetwerk Gehandicaptenzorg (ROG) Oost-Vlaanderen. Het is de stuurgroep die heeft beslist de werkzaamheden van de regionale prioriteitencommissie op te schorten. Het is de bedoeling om op die voormiddag de leden van die stuurgroep van Oost-Vlaanderen, de verantwoordelijke van de cel zorgregie en de voorzitter van de permanente cel zorgregie te horen, en te bekijken of we de zaken oplossingsgericht kunnen bespreken, zowel binnen de regionale prioriteitencommissie Oost-Vlaanderen zelf als binnen de permanente cel zorgregie. Die cel zal op dezelfde dag bijeenkomen, in de namiddag, op de hoofdzetel van het VAPH.
Wat gebeurt er nu in het uiterste geval, als we niet tot een oplossing komen? De uitspraken van de regionale prioriteitencommissies zijn beslissingen die uiteindelijk worden genomen door het VAPH. Om geen gelegenheid te verliezen om prioritair te bemiddelen voor statustoekenningen, om over te gaan tot een persoonsvolgend convenant of een PAB, moet een regeling worden overwogen waarbij het VAPH de opdracht van de prioritering voorlopig zelf kan uitvoeren. Ik benadruk dat we het hier hebben over het uiterste geval. Het is absoluut niet het voorkeurscenario. We hopen dat we in dat overleg tot andere oplossingen kunnen komen, maar als er geen alternatieven zijn en om de continuïteit ter zake te kunnen waarborgen, dan zal het VAPH verplicht zijn om die besluitvorming tijdelijk zelf in handen te nemen.
Dat is logisch: in artikel 8, ten tweede, van het besluit met betrekking tot de zorgregie van 2006 staat immers dat de regionale prioriteitencommissie een aantal taken heeft. Ik citeer een van die taken: ( ) binnen de perken van de daarvoor in de begroting van het agentschap ingeschreven kredieten voorstellen aan het agentschap dat een prioritair te bemiddelen zorgvraag inzake opvang, behandeling en begeleiding, verleend door een voorziening die geen antwoord krijgt binnen een aanvaardbare termijn, in aanmerking komt voor een convenant ( ).
Dan gaat het dus over de persoonsvolgende convenanten. Het is dus dat artikel van het Zorgregiebesluit dat de regionale prioriteitencommissies de taak geeft om voorstellen te doen over de vraag aan wie prioritair een convenant kan worden toegekend.
Dat voorstel moet administratief dan leiden tot een beslissing van het VAPH zelf. Bij gebrek aan werking van een regionale prioriteitencommissie is het dus het VAPH dat daartoe zelf de nodige maatregelen moet nemen. Puur administratief bekeken is het in het huidige stelsel uiteindelijk het agentschap dat de beslissing neemt. Dat maakt het dus mogelijk dat het VAPH die opdracht van de prioritering tijdelijk zelf kan uitvoeren.
Nogmaals, ik ben dat niet genegen. Dat is zeker niet het voorkeurscenario. Ik heb ook van de vertegenwoordigers van de gebruikers begrepen, maar ik zeg dat met de bescheidenheid die daarbij past, dat zij er eigenlijk ook de voorkeur aan geven hierbij te worden betrokken. Natuurlijk geven ze ten gronde de voorkeur aan een andere oplossing dan deze die gezien de schaarste noodzakelijk is.
Dit is dus de meest rechtvaardige beslissingswijze. Dat heeft men met schade en schande geleerd, wat blijkt als ik de stukken over voorgaande andere pogingen lees. Er moet interactie plaatsvinden tussen de partijen over deze prioritering. Het is belangrijk dat de gebruikers daarbij aanwezig zijn. Het signaal dat in Oost-Vlaanderen is gegeven, moeten we ernstig nemen. Dat gesprek zál ook plaatsvinden, met de permanente cel enzovoort. Als dat echter niet leidt tot een andere oplossing, dan is het residuair aan het agentschap zelf om tijdelijk die prioriteringsopdracht voor zijn rekening te nemen.
Het klopt echter uiteraard dat de werking van de regionale prioriteitencommissies voor verbetering vatbaar is. Dat heb ik enkele weken geleden ook al gezegd. Ten behoeve van een aantal leden die me hebben gevraagd welke vooruitgang er is wat die aanpak betreft, kan ik bevestigen dat we inderdaad een aantal dingen onmiddellijk hebben bekeken. Voor de goede orde, dat was trouwens al bezig. Toen het projectplan in de commissie werd voorgelegd, was er al voorzien in die evaluatie van de werking van de regionale prioriteitencommissies. Die was ook al bezig toen de signalen uit Oost-Vlaanderen de media hebben bereikt. Er is dus een actieplan klaar om de kwaliteit van de werking van de regionale prioriteitencommissies te verbeteren. Dat actieplan wordt rigoureus opgevolgd door het kabinet en door de huidige raadgever en de toekomstige raadgever binnen dat kabinet.
De vraag werd gesteld of we dan niet alles via PABs moeten doen. We zullen de door de regionale overlegorganen ingediende zorgplannen ernstig bekijken. Die worden ingediend op basis van het uitbreidingsbeleid 2013. We gaan ervan uit dat dit in 2014 een nieuwe, evenwichtige toekenning van PABs en zorg in natura zal betekenen. Zo staat het in de zorgplannen van de ROGs. Telkens als er een uitbreidingsbeleid van start gaat, moeten de ROGs immers voorstellen doen ter zake. Dit zal ook worden meegenomen in de richtlijnen van de omzendbrief die wordt opgesteld betreffende de bijkomende middelen.
U weet dat we al jaren geen nieuwe VIPA-bufferdossiers (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) meer initiëren, maar als de lopende dossiers eenmaal zijn afgewerkt, dan wordt, zoals dat ook in 2013 is gedaan, het provinciale budget als volgt verdeeld: een deel gaat naar rechtstreeks toegankelijke hulp, een deel naar de toekenning van PABs en een deel naar persoonsvolgende convenanten. Dat is alleszins de werkwijze die op basis van de zorgplannen van de ROGs tot en met 2013 is gevolgd. Voor 2014 zullen we nieuwe richtlijnen opstellen, in overleg met de sector en op basis van de adviezen van het raadgevend comité en de permanente cel.
Dat is dus zon beetje hoe het functioneert: er zijn voorstellen, er wordt aan de hand van het uitbreidingsplan gekeken hoe men dat kan implementeren in elke provincie, en voor het volgende begrotingsjaar zal de richtlijn opnieuw worden uitgewerkt in overleg met de sector en op basis van de adviezen van het comité en de permanente cel.
Zodra het decreet betreffende de persoonsvolgende financiering van toepassing is, zal de zorgregie inderdaad op een andere leest geschoeid zijn. Dan zijn er geen quota meer die puur gebaseerd zijn op de huidige, aanbodgestuurde zorgregie. Dan gaat het enkel over het prioritair toekennen van persoonsvolgende budgetten voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning. Zodra het toegekend is, beslist de persoon met een handicap zelf of hij dat budget wenst onder de vorm van een cashbudget of van een voucher.
Het issue van een plaats in de voorziening zal dan geen issue meer zijn, aangezien er geen verdeling van budgetten meer zal gebeuren in termen van beschikbaar aanbod, maar enkel gekoppeld aan de persoon. Dat wordt een totaal andere manier van aanpakken.
Het strategische project Herinrichten van de Zorgregie van het Perspectiefplan 2020 kan in zijn volledigheid voorbereid worden in de loop van 2013 en 2014, om klaar te zijn bij de invoering van de persoonsvolgende financiering. Dat veronderstelt uiteraard wel dat het ontwerp van decreet intussen is goedgekeurd door het parlement en kan worden geïmplementeerd in de volgende regeerperiode.
Ik signaleer u nog dat het VAPH aan een meerjarenanalyse werkt, waarin zal worden teruggeblikt op de realisaties van de voorbije jaren en aan een prognose over de nog in te vullen zorgtekorten in 2014 en de daaropvolgende jaren. Die meerjarenanalyse zal begin 2014 worden bezorgd en toegelicht in deze commissie.
Het Plan 2020 is in de commissie besproken, tot en met de projecten die in de uitvoering van dat plan werden opgesteld. We hebben u ook inzage gegeven in de timing. Ook de resultaten van het maatschappelijke debat en de beleidsadviezen zijn in deze commissie besproken. De conceptnota persoonsvolgende financiering wordt vandaag toegelicht door de veranderingsmanager. De decretale vertaling en verankering van het persoonsvolgende financieringssysteem is intussen uitgewerkt in een voorontwerp. De resterende taken bevinden zich vooral bij de voorbereiding van de uitvoeringsbesluiten en de administratieve hervormingen die moeten gebeuren in functie van de nieuwe financieringssystemen binnen het VAPH.
En dat is natuurlijk de kwestie: als het ontwerp van decreet door het parlement zal zijn goedgekeurd, hoe ga je die meeste prangende en prioritaire dan implementeren? Dat betekent werken aan uitvoeringsbesluiten en aan de met het nieuwe systeem samenhangende hervormingen van onze administratie, meer bepaald van het VAPH.
Dat zijn uiteraard aangelegenheden die het best door het VAPH zelf gebeuren. De veranderingsmanager heeft, samen met de administratie, uitstekend werk verricht. Het is een hele klus geweest. Bepaalde aspecten zijn al in uitvoering, zoals de Diensten Ondersteuningsplan ( DOPs). Telkens opnieuw hebben wij gewaakt over het betrekken van de sector bij die aanpak. We zullen dat ook blijven doen. Over de grote lijnen was en is er nog steeds een breed draagvlak.
Collegas, ik herinner mij dat er, toen ik in deze commissie voor het eerst over een veranderingsmanager sprak, bij sommigen nogal wat cynisme was. Nu ben ik blij met iedereen te mogen vaststellen dat er met grote appreciatie naar de veranderingsmanager en zijn werk gekeken wordt. Er was destijds ook een vraag naar hoe het VAPH met die zaken zou omgaan. Er heerste bij sommige commissieleden enige argwaan of achterdocht ten aanzien van de bereidheid van het agentschap om mee te werken aan die transities. (Opmerkingen van mevrouw Mieke Vogels)
Bij mevrouw Vogels is die er blijkbaar nog altijd. Welnu, er komt een nieuwe leidend ambtenaar en het werk van de veranderingsmanager zal, indien u bereid bent dat goed te keuren, leiden tot een decreet waarmee de systemische wijziging in de toekenning van handicapspecifieke ondersteuning een decretale basis krijgt.
Ik kom nog even terug op de werking van de RPCs, want dat is een serieus onderdeel van het projectplan. We hebben de huidige werking in dat plan aanvaard als een overgangsformule. Toevallig samenlopend daarmee, heb ik een gesprek gehad met het Vlaams platform van de gebruikersverenigingen. Die ontmoeting was al langer vastgelegd, maar vond toevallig plaats net na de eerste signalen vanuit Oost-Vlaanderen. We hebben daar een vrij uitvoerig gesprek gehad met alle vertegenwoordigers van de gebruikers die in dat platform aanwezig zijn. We hebben toen ook een stand van zaken opgemaakt in verband met de verbeterpunten in de zorgregie. Ik kan die als volgt samenvatten. Ik kan overigens zeggen dat er een zekere consensus was over deze inventaris.
We hebben ten eerste afgesproken dat de checklist voor de prioritering en voor de aanvraag van een persoonlijkeassistentiebudget (PAB) of een persoonsvolgend convenant (PVC) beter moet worden georganiseerd en dat de inbreng van de gebruikers moet worden gebruikt om die lijsten aan te passen. De checklists worden in de toekomst ook ondertekend door de betrokkene zelf. Verder zal de mogelijkheid gecreëerd worden dat de gebruiker via de digitale tool mijnvaph.be het zorgregiedossier rechtstreeks kan opvolgen. Die applicatie is nu nog niet mogelijk. Je kunt consulteren, maar niet het hele verhaal opvolgen. Gebruikers zullen dan zelf hun aanvraag tot prioritering kunnen doen, eventueel bijgestaan door een contactpersoon of een vertrouwenspersoon.
Verder hebben we afgesproken dat de communicatie tussen de contactpersoon en de zorgvrager over de beslissingen van de RPC kwalitatief moet verbeteren. Het VAPH bereidt dat op dit moment voor. Tot slot is er afgesproken dat er transparantie moet worden gegeven over de behandeling van klachten en dat bekeken moet worden op welke manier verhaalmogelijkheden voor de zorgvrager in het kader van de zorgregie en de prioritering door de RPCs mogelijk zijn. Dat laatste is een onderzoek dat grondig moet gebeuren, omdat het ook een aantal juridische aspecten heeft.
We hebben die zaken opgenomen. Er zijn natuurlijk ook zaken waar de betrokkenen en een aantal commissieleden een punt hebben met betrekking tot de werking van de zorgregie. Maar dat is voor ons op zich geen nieuwigheid, omdat we hadden aangekondigd dat er na enige tijd een evaluatie zou moeten plaatsvinden. Ik bevestig u dus een aantal zaken die ondertussen in de pijplijn zitten, in de voorbereiding van verbetering, waarover trouwens een gesprek heeft plaatsgevonden met het platform.
Ik kom nu tot het ontslag van de veranderingsmanager en een aantal andere wijzigingen. U hoeft daar niet te veel causaliteit in te zoeken, collegas. Mevrouw Vogels, ik zou u er ook op kunnen attenderen dat we ook nog het raadgevend comité van het VAPH moeten herbenoemen. Dat heeft ook geen enkel oorzakelijk verband met eventuele sentimenten die u daaromtrent meent te moeten vaststellen. De leidend ambtenaar gaat met pensioen, nadat zijn mandaat al met enige tijd was verlengd. Ook dat is niet iets dat in de agenda van de minister staat, of dat het gevolg is van het een of het ander.
Er wordt weinig gesproken over raadgevers in de relatie met het parlement, en dat hoeft ook niet, maar het is juist dat Ritje Pauwels na negen jaar ononderbroken raadgeversfunctie een andere uitdaging aanneemt. Als iemand gedurende zoveel jaren een geweldige verdienste heeft, en we naderen het einde van de kabinetsperiode, en die persoon heeft een opportuniteit om in eigen regio een belangrijke leidinggevende functie op te nemen, is het niet aan mij om daar met de vinger naar te wijzen. Integendeel, ik ben de betrokkene ontzettend dankbaar voor het engagement, en met mij de hele sector.
De veranderingsmanager heeft het hoofdtraject afgewerkt. Dat is volgens mij geslaagd met grote onderscheiding. De persoonsvolgende financiering is qua decretale verankering zo goed als klaar. De teksten van het voorontwerp van decreet worden, als het enigszins meezit, nog voor het parlementaire reces ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering.
Ondertussen is er uiteraard de vacature voor de vervanging van de administrateur-generaal. Die vacature is op 7 juni 2013 goedgekeurd door de Vlaamse Regering. De oproep is bekendgemaakt door Jobpunt Vlaanderen. De kandidaturen moesten tegen 30 juni 2013 binnen zijn, waarna de selectieprocedure kan beginnen.
Als u de jobbeschrijving van de leidend ambtenaar leest, zult u zien dat de implementatie van het nieuwe systeem van persoonsvolgende financiering en de hele transitie die de administratie daarvoor moet maken, is beschreven als essentieel onderdeel van de nieuwe jobinhoud. Ik vind dat persoonlijk een logische evolutie. Het is niet wijs om met het aantreden van een nieuwe leidend ambtenaar een veranderingsmanagement buiten de administratie te handhaven. Als je echt een talent zoekt, moet het iemand zijn die met kennis van zaken bereid is om te implementeren wat door het parlement wordt goedgekeurd. Dat is ook expliciet zo meegenomen in de taakomschrijving.
In dat opzicht verwacht ik veel van continuïteit. Ik besef heel goed dat Jean-Pierre Van Baelen op het terrein heel veel geloofwaardigheid heeft en dat heel wat mensen zijn visie, die nu hopelijk decretaal verankerd zal worden, ondersteunen. De consequentie van deze copernicaanse revolutie is dat ook onze administratie zich moet aanpassen. Dat kan alleen als de toekomstige leidend ambtenaar dat ook tot zijn levenstaak laat behoren, en niet als we dat daar parallel mee laten lopen. Toen de veranderingsmanager werd aangesteld, werden door sommigen uit deze commissie bedenkingen geformuleerd. Nu wordt dat geïnterioriseerd in de administratie.
De opvolging van de leidend ambtenaar zal wellicht in september geregeld worden door de Vlaamse Regering. Het is logisch dat de nieuwe leidend ambtenaar garant staat voor de verdere implementatie van de zorgvernieuwing en het nieuwe decreet zal implementeren, ook binnen de eigen organisatie. Het is belangrijk dat we aan alle betrokkenen duidelijk maken dat daarmee het vrijblijvende uit het verhaal is, en dat er een decretale basis én een engagement in de administratie is om die nieuwe werkwijze zo goed mogelijk te implementeren.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Voorzitter, minister, collegas, ik ben blij dat ik deze vraag gesteld heb, omdat via het verslag een aantal heel belangrijke signalen zullen worden verstuurd vanuit deze commissie en dit parlement naar de mensen die bezig zijn met de problematiek van mensen met een beperking, en in de eerste plaats de mensen met een beperking zelf. Ik heb het over het signaal dat de transitie, die we met nogal wat mensen delen als doelstelling, bestendigd wordt en dat het ontslag van de veranderingsmanager, naast het feit dat de leidend ambtenaar met pensioen gaat en dat een aantal mensen op het kabinet andere taken zullen opnemen, niet in de weg zal staan dat we hier een ontwerp van decreet mogen verwachten waarin de principes van Perspectief 2020 zullen zijn ingebakken, waarmee de tanker van het VAPH definitief van koers zal veranderen.
Minister, we hebben daar in deze commissie talloze keren over van gedachten gewisseld. Ik kan me niet herinneren dat ik mij cynisch zou hebben uitgedrukt over de komst van de veranderingsmanager. Wat ik me wel herinner, is dat ik zeer ongeduldig was naar de aanwerving. Uit uw antwoord is gebleken dat men binnen de administratie en binnen de regering de procedure al een tijdje heeft opgestart, en dat daar al zeker alles is gedaan om continuïteit te verzekeren.
Ik verheug er mij op dat de verandering die we middels een resolutie hebben afgesproken in dit parlement, geen dode letter zal blijven. Ik leid dat ook af uit uw engagement om ook bij het uitbreidingsbeleid 2014 de principes van Perspectief 2020 onverkort toe te passen, en uit het feit dat het VAPH een nieuwe meerjarenanalyse maakt, wat ook een aanzet moet zijn voor iedereen die in de toekomst deze commissie zal bevolken, of het nu aan deze of aan die kant is, om de nodige middelen te investeren in deze sector.
Minister, ik heb nog een paar bijkomende vragen over de situatie in Oost-Vlaanderen. Ik leid uit uw antwoord af dat u volgende week samen zult zitten met de stuurgroep. In het debat op 22 mei hadden wij gevraagd om proactief de nodige stappen te zetten. Het is mij niet geheel duidelijk of u deze mensen generiek bevraagd hebt in het kader van een reeds vastgelegde bevraging rond zorgregie, dan wel of er specifieke stappen gezet zijn in Oost-Vlaanderen, wat maakt dat er in Oost-Vlaanderen ondertussen aan beide kanten van de tafel mensen gestopt zijn.
Vindt u in het besluit een juridische basis om, als dit overleg zou mislukken, het VAPH in de plaats te laten treden? Ik ga er ten eerste van uit dat dit voldoende juridisch onderbouwd is, maar ten tweede dat we ook een inschatting kunnen hebben van het risico op proliferatie. Als ik vandaag in Oost-Vlaanderen in een dergelijke regeling stap, waarom zouden West-Vlaanderen, Limburg en Antwerpen morgen niet dezelfde stap zetten? Dan zitten we misschien onmiddellijk in het scenario van mevrouw Vogels. Ik weet niet of we dan in de toewijzing zon grote stap voorwaarts zetten. (Opmerkingen van mevrouw Mieke Vogels)
Ik heb het over het scenario dat de regionale prioriteitencommissies in de feiten zouden verdwijnen als men er allemaal de handen van aftrekt, omdat het VAPH dan toch in de plaats zou treden. Is dat afgetoetst met anderen, minister? Ik snap dat u een noodgreep zoekt. Niemand kan zich permitteren om nu in Oost-Vlaanderen voor onbepaalde tijd geen enkele toewijzing meer te doen. Daarvoor zijn de noden te groot. Maar ik zie daar eerlijk gezegd wel een risico.
U hebt een aantal aanzetten gegeven tot wijziging. Wanneer denkt u dat die geïmplementeerd kunnen worden, zodat de continuïteit in toewijzing gegarandeerd kan worden?
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Minister, ik moest daarnet naar een andere commissie, waardoor ik uw antwoord heb gemist. Ik zal met veel interesse uw antwoord lezen in het verslag. Mijn verontschuldigingen.
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar ik blijf betreuren dat het zo ver is moeten komen wat Oost-Vlaanderen betreft.
Ik heb alles nog eens nagekeken. Op 8 mei 2012 hebben we het in de commissie gehad over de regionale prioriteitencommissies, ook op 2 oktober 2012. Ik heb op 14 maart 2013 een schriftelijke vraag gesteld. Ik neem aan dat een aantal andere collegas ook nog schriftelijke vragen hebben gesteld. Het zat er dus aan te komen. We wisten dat er problemen kunnen komen, maar toch heeft men het zover laten komen tot de bom gebarsten is.
Minister, u zegt wel dat er een probleem is, dat het VAPH het nu tijdelijk overneemt, dat u zult proberen om tot een akkoord te komen, en dan is het in orde. Ik denk dat er meer aan de hand is dan alleen dat. Wat de mensen enorm stoort, is dat ze geen zicht hebben op waar het naartoe gaat. Ze horen veel aankondigen, maar ze missen altijd het budgettaire kader. Wij hebben dat ook al herhaaldelijk gezegd. Zolang men er geen zicht op heeft wat het Perspectiefplan 2020 budgettair betekent, is het zeer moeilijk om nog verder te doen.
Ik wil nog even verwijzen naar uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van maart 2013 over de regionale prioriteitencommissies. Ik vroeg toen of de evaluatie van de werking ter beschikking van de commissie kon worden gesteld. U hebt toen geantwoord: Momenteel wordt gewerkt aan een nota actieplan n.a.v. de evaluatie van de RPC-werking. Als deze nota klaar is, kan ze ter beschikking gesteld worden van de commissie.
Het is nu juli. Ik ga ervan uit dat de nota intussen klaar is, en ik had gehoopt dat u vandaag die nota toch zou gebruiken om te zeggen hoe het nu gaat gebeuren. Ik neem aan dat ze zal gaan over de werking van alle prioriteitencommissies en dat er een aantal verbeterpunten in zullen staan.
Ik heb zelf geen vraag gesteld over het ontslag van de veranderingsmanager omdat ik had begrepen dat het een privéaangelegenheid is, en dat moeten we respecteren. Mijnheer Van Baelen, laat me toe te zeggen dat ik toch wel enigszins verwonderd was. We zijn nu al zover geraakt, de afronding moet nog komen. Ik maak me zorgen: u neemt ontslag en er komt een nieuwe leidende ambtenaar. We kennen allemaal de logge, stugge, administratieve houding van het VAPH. U hebt een werk neergelegd en het VAPH volgt die visie blijkbaar wel, maar een visie volgen en ze daadwerkelijk op het werkveld uitvoeren en ervoor zorgen dat de verandering er komt, is nog iets anders. Ik ben daar heel bezorgd over.
Minister, u vindt het raar dat een aantal leden zich vragen stellen bij het ontslag van de veranderingsmanager, omdat ze in het verleden misschien vragen hadden bij het aanstellen van een veranderingsmanager. Laat me toe dat ik zeg dat ik het eigenaardig vind dat u in het verleden vurig de komst van een veranderingsmanager verdedigde, maar nu met alle gemak zegt dat er geen probleem is en dat de leidend ambtenaar van het VAPH de taak overneemt. Onze verwondering is dus wederzijds. Minister, ik kreeg graag een antwoord op mijn bijkomende vragen.
De voorzitter : Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels : Minister, ik betreur dat u, ondanks alles, blijft vasthouden aan het model van regionale prioriteitencommissies. Ik hoor u zeggen dat, als u niet tot een akkoord kunt komen in Oost-Vlaanderen, het Vlaams agentschap die taak opnieuw zal overnemen en de prioritering doen. Ik steek niet onder stoelen of banken dat ik dat misschien nog wel de beste oplossing vind. Ik vind het onverantwoord om gebruikers, verwijzers en voorzieningen in een bepaalde regio te laten kiezen wie wel en wie niet schrijnend genoeg is om een oplossing te krijgen. Ik vind het een absoluut te verwerpen systeem. Ik heb het al herhaaldelijk gezegd, en ik steek het ook niet onder stoelen of banken.
Ik ben het met u eens dat men niet van vandaag op morgen alle zorgvragen kan inlossen of oplossen. Ik denk dat het rechtvaardiger zou zijn als u minstens de moed zou hebben om de persoon met een handicap of zijn omgeving te horen en in de ogen te zien. Dat is natuurlijk veel moeilijker dan ergens in een commissie, op basis van een dossier, te beslissen wat schrijnend is en wat niet. Het vraagt ook veel meer creativiteit om samen met mensen een stukje weg te gaan. Dat is volgens mij de enige manier om het op een rechtvaardige manier te doen, ook de enige manier die past binnen alle mooie principes van het Perspectiefplan 2020 waar je samen met, en niet boven de hoofden van mensen beslist.
Alles hangt natuurlijk aan alles. Straks bespreken we de conceptnota. Als ik zie dat u in de conceptnota pleit voor een basisondersteuningsbedrag dat oorspronkelijk begroot was op 300 tot 400 euro en dat u dat gaat uitdelen aan mensen die in het systeem zitten en die een toegangsticket hebben, dan vraag ik me af waarom u dat geld niet gebruikt om samen met mensen te zoeken naar een oplossing voor bepaalde zorgnoden.
Het is me opgevallen dat u bij de bewieroking van de veranderingsmanager uitdrukkelijk verwijst naar de Diensten Ondersteuningsplan. U weet dat ik een grote voorstander van die Diensten Ondersteuningsplan ben, niet alleen in de gehandicaptensector, maar ook in de jeugdhulp. Durf radicaal te kiezen voor die Diensten Ondersteuningsplan, want dat doet u niet. Als u radicaal zou durven te kiezen voor een Dienst Ondersteuningsplan in elke regio en daar bijkomende budgetten zou inzetten die nu worden ingezet voor het basisondersteuningsbeleid, dan zou u samen met mensen op een vermaatschappelijkte en contextgerichte manier kunnen zoeken naar oplossingen. U zou samen met hen een ondersteuningsplan kunnen maken, met een contract met vrienden, met een contract met familie, met een dagbesteding in de handicapspecifieke zorg: een ondersteuningsplan dat zorggarantie garandeert. Als het plan niet meer kan worden uitgevoerd omdat de grootmoeder die beloofd had om elke vakantie op een kind met een handicap te passen, ziek wordt, kan men terugvallen op de Dienst Ondersteuningsplan om het ondersteuningsplan bij te stellen. Minister, dat is de richting die u moet uitgaan.
Ik ben het eigenlijk beu om mee te gaan in het verhaal van schaarste. Het verhaal van schaarste wordt vandaag gebruikt om een aantal keuzes te maken die foute keuzes zijn. Met dezelfde middelen die u inschrijft in de conceptnota, kunt u op een andere manier veel meer bereiken. Trouwens, wat die schaarste betreft, u moet mee durven te denken: stel dat op een bepaald moment duidelijk is dat u nood hebt aan een nieuwe heup. Stel dat men zegt dat er te weinig geld is en dat er een commissie wordt ingericht met artsen, ziekenhuizen en patiënten die op basis van dossiers moeten bewijzen welke heup het meest dringend is en welke het minst. Dat zouden wij toch nooit aanvaarden? Waarom aanvaarden we het dan wanneer het gaat over zorg voor personen met een handicap?
U moet aan mensen de zaak duidelijk durven te maken. Wat u nu doet, is met zoveel woorden zeggen dat u niet alles kunt oplossen en op een schimmige manier zeggen dat er voor sommigen een oplossing is en dat anderen zelf hun plan moeten trekken. Ofwel kiest onze samenleving voor een systeem dat niet meer garandeert dat mensen die zorg verdienen, ook zorg krijgen in onze verzorgingsstaat, waardoor mensen zelf hun plan moeten trekken. Ofwel kiest u voor een verzorgingsstaat waar mensen die recht hebben op zorg, ook zorg krijgen. Dan moet u aan de mensen durven te vragen om meer geld vrij te maken, iets wat u toch zult moeten doen als u minister blijft en uw basisondersteuningsbeleid voort wilt zetten.
Zoals het nu is, is het een hypocriet beleid. Sommige mensen krijgen hulp, anderen niet. Op basis van wat? Niemand weet het, maar het creëert totale onzekerheid. Eigenlijk voelen wij de crisis niet, want we gaan nog altijd even veel op restaurant, we gaan nog even veel op reis, we schrappen geen enkele citytrip. De armen voelen dat wel, maar wij voelen de crisis door die onzekerheid. Vind ik nog een plaats voor mijn kind? Vind ik nog een plaats voor mijn kind met een handicap? Vind ik nog een goede plaats voor mijn ouders als ze zorgbehoevend zijn? Dat is het probleem.
Voor mij is er een duidelijk verband maar u zult het ontkennen tussen de ontslagen die er nu vallen en de keuzes die u niet maakt. Kies voor de persoon met een handicap die centraal staat. Kies voor een inclusief beleid. Durf tegen de stroom in bepaalde beslissingen te nemen. Kies voor Diensten Ondersteuningsplan en niet voor een beleid dat altijd maar ingewikkelder wordt en waar niemand nog aan uit kan en waar vooral de onzekerheid regeert.
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans : Minister, ik zou u willen bedanken voor uw antwoord. Ik heb begrepen dat er voor de regionale prioriteitencommissies aan een oplossing wordt gewerkt en dat het uw duidelijke bedoeling is om samen met de betrokkenen tot een oplossing te komen. U hebt ook veel oog en oor voor de gebruikers, en ik vind dat toch wel belangrijk.
U hebt ook gezegd dat het allerlaatste alternatief is en ik hoop dat het nooit zo ver moet komen dat het VAPH de zaken opvolgt. De heer Van Malderen stelt vragen of het juridisch onderbouwd is of niet, maar mevrouw Vogels vindt dat allemaal geen probleem en vindt alles beter dan hoe het nu is. Ook al moeten de regionale prioriteitencommissies moeilijke keuzes maken, vindt onze fractie het toch cruciaal om de voorzieningen en de gebruikers rond de tafel te hebben. Wij willen alleszins niet terug naar het systeem van vroeger waar het knokken was en waar een aantal mensen onder elkaar, al dan niet op basis van vreemde criteria, een plekje konden bemachtigen. De gebruikers moeten betrokken zijn en moeten een evenredige stem hebben in de regionale prioriteitencommissies.
Het is goed dat ze worden geëvalueerd, want na de goedkeuring van het decreet, zullen ze een heel andere rol krijgen. Het werkstuk van de veranderingsmanager ligt hier voor en we kunnen erover debatteren. Minister, het is positief dat u ook nu duidelijk in het decreet zegt dat er geen quota meer zullen zijn. De mensen krijgen al dan niet een persoonsvolgend budget en de persoon met een handicap kan zelf kiezen voor een budget, voor een voucher of voor een combinatie. Dat wordt de nieuwe situatie waarin het beleid vorm zal krijgen en waarin alle actoren de commissies, de gebruikers, de verwijzers, de voorzieningen zich op zullen moeten enten.
Het is mijn overtuiging dat de zorggarantie die wordt uitgewerkt het groeipad voor de voorzieningen en de basisondersteuning , tegemoetkomt aan een aantal gevallen die we vandaag nog niet kunnen oplossen, ondanks het feit dat bij elke begrotingscontrole en bij elke begroting de vooropgestelde budgetten van 145 miljoen euro vrijgemaakt zijn. Veel andere ministers zagen noodgedwongen hun budget slinken. Toch stel ik met u vast dat er nog een aantal zaken zijn die nu een oplossing zouden moeten krijgen. Met een dotatie van 1,3 miljard euro, die jaarlijks stijgt, een uitbreidingsbeleid van bijna 150 miljoen euro, en een wachtlijst, moeten we het er toch over eens zijn dat een systeemwijziging noodzakelijk is na deze vijf jaar.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Voorzitter, ik wil even iets zeggen op het betoog van mevrouw Jans. Ik heb altijd erkend dat de Vlaamse Regering en de minister inspanningen hebben geleverd om aan uitbreiding te doen. Als u en de dames en heren van de meerderheid heel eerlijk zouden zijn, dan zou u toegeven dat er in de begroting van de Vlaamse Regering en dan heb ik het niet over het beleidsdomein Welzijn nog behoorlijk wat kan worden bespaard waar geld werkelijk over de balk wordt gegooid. Heb de moed om te stoppen met de taartverdeling van de begroting, maar besteed de middelen eerst daar waar er echte nood is. Haal middelen weg die op dit ogenblik overbodige luxe financieren en geef die om het beleid ter ondersteuning van personen met een handicap mee te financieren. Ik zeg u dat een groot deel van deze problematiek opgelost kan worden.
De voorzitter : Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels : Mevrouw Jans, ik heb in het verleden vaak aangekaart dat de toewijzing van plaatsen in de gehandicaptenzorg zeer ondoorzichtig was. Uw partij heeft dat altijd ontkend en gezegd dat het niet waar was. Nu vraagt u zelf of we terug willen naar de tijd dat een individuele gehandicapte onderhandelt. Het systeem van de regionale prioriteitencommissies is evenmin doorzichtig. Niemand weet waarom persoon A wel wordt geholpen en persoon B niet. Alleen gebruikt u nu de gebruikers als een soort van schaamlapje om te zeggen dat ze mee beslist hebben en het dus wel transparant zal zijn. Dat is de reden waarom de mensen in Oost-Vlaanderen hebben gezegd dat ze dit spel niet meer mee willen spelen. Daarom vraag ik om die regionale prioriteitencommissies gewoon af te schaffen. Het systeem deugt niet.
Mevrouw Vera Jans : Wat is uw alternatief? Wie beslist dan?
Mevrouw Mieke Vogels : Ik heb het daarnet gezegd. Durf radicaal te kiezen voor Diensten Ondersteuningsplan in elke regio waar een persoon met een zorgnood naartoe kan gaan. De persoon met een zorgnood kan samen met een trajectbegeleider een ondersteuningsplan opstellen waarbij eventueel een contract wordt opgesteld met familie, met omgeving. Denk aan de concentrische cirkels. Ik heb wel degelijk een alternatief. Ik zal het ook uitschrijven.
Mevrouw Vera Jans : U pleit voor het model dat we seffens gaan bespreken, met concentrische cirkels, met Diensten Ondersteuningsplan waar de persoon met een handicap naartoe kan gaan om samen een plan uit te tekenen.
Mevrouw Mieke Vogels : Mevrouw Jans, het model dat we seffens gaan bespreken, durft niet te kiezen voor de Diensten Ondersteuningsplan. Het blaast warm en koud, zoals altijd.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Uiteraard is de continuïteit in het nemen van beslissingen belangrijk. Zoals de regionale prioriteitencommissies nu geconcipieerd zijn, geven zij een advies en neemt het VAPH de ultieme beslissing. Als we er niet in slagen om een oplossing te vinden voor Oost-Vlaanderen, dan moet die bevoegdheid wat mij betreft zo kort en zo tijdelijk mogelijk door de administratie worden opgenomen.
Ik ben het niet eens met de suggestie als zou het aanwezig zijn van de gebruikersorganisaties in de regionale prioriteitencommissies een soort van alibi zijn om het probleem ten gronde niet te willen erkennen, integendeel. Als de mensen in de commissie mee werken, is het eerste wat we moeten doen, bevestigen dat het absoluut niet om een alibi gaat. Integendeel, we beseffen zeer goed de moeilijkheidsgraad van de discussie en we beseffen zeer goed dat het ook hun eerste ambitie is om te komen tot een andere manier van toewijzing. Het zou ook oneerlijk zijn om een intentieproces te maken van wat absoluut niet hun intentie is. Als je het hun vraagt, zullen ze misschien ook zeggen dat dit niet het beste systeem is maar dat er momenteel geen alternatief is. Maar alleszins gaat niemand de redenering bevestigen dat participatie gelijk staat aan het aanvaarden van de huidige situatie waarin er nog een aantal noden niet kunnen worden ingevuld. Dat ga ik ook niet doen, dat zou trouwens intellectueel en emotioneel zeer onrechtvaardig zijn.
U kunt niet akkoord gaan met schaarste, dat is een politiek legitieme opstelling, maar dan moet u de bereidheid hebben om de budgettaire consequenties daarvan te nemen. Of je dat nu doet door iedereen eerst via een Dienst Ondersteuningsplan te laten passeren of niet, als het punt is dat er een beperking is in de hoeveelheid middelen, en die is er in de ziekteverzekering à la limite ook, en als je daar niet mee kunt omgaan, dan zit je in een andere redenering. Het is misschien ons lot, maar we kunnen ons moeilijk verzoenen met een dergelijke status quo, en misschien is dat ook de reden waarom dat budget altijd blijft groeien. We moeten de prioriteit in de uitbreiding van de beschikbare middelen blijven leggen. Maar zolang die realiteit er is, en die is er morgen en overmorgen ook nog, zul je een formule moeten zoeken om zo rechtvaardig mogelijk te beslissen.
De beslissingen die moeten worden genomen, gaan er niet over of uw situatie ernstig is: dat is niet de aard van de beslissing. De beslissing is een keuzevraagstuk. Dat is een heel moeilijk vraagstuk. Het is niet correct om te zeggen: iedereen passeert een bepaalde procedure, en zodra die is gepasseerd, wordt er automatisch gehonoreerd. Dat is het tegenovergestelde van de realiteit van schaarste. Je moet kiezen tussen verschillende situaties. De overtuiging is dat dat nog het best gebeurt door een interactie tussen mensen die naar de situatie kijken vanuit verschillende invalshoeken. Nog eens, we zullen een wijziging krijgen in de zorgregie als ooit mogelijk wordt dat men niet meer moet spreken over plaatsen, voorzieningen enzovoort, maar men gewoon de prioriteit bepaalt op basis van het budget waarbij de betrokkenen in alle vrijheid zelf kunnen kiezen hoe ze dat mobiliseren.
In de zoektocht naar hoe je kunt proberen de zorggarantie te organiseren, wetende dat je een budgettaire onzekerheid creëert als je een open end maakt, is inderdaad in die keuze gezegd: laat ons beginnen met iedereen waarvan vaststaat dat er ondersteuningsnood is, in ieder geval minstens een basisondersteuningsforfait te geven als een soort garantie. Dat is natuurlijk op zichzelf ook een open systeem, maar je probeert dat te doen op een manier dat het budgettair realistisch is en gecombineerd wordt met de verplichting om een groeipad in te zetten voor wat daarboven zou gaan en waarbij de betrokkene met een ondersteuningsplan alle recht heeft om daar aanspraak op te maken.
Er zijn nog wat vragen gesteld over het actieplan. Mevrouw Van der Borght, ik heb geciteerd uit het actieplan van maart. De acties die ik heb opgesomd, waren dingen die in overleg met gebruikers, alle betrokkenen en de prioriteitencommissie naar voren zijn geschoven: de checklist moet worden verbeterd, de betrokkenheid moet worden vergroot, de communicatie moet beter worden gemaakt. De vraag is wat je kunt doen met verhaalmogelijkheden. Dat zijn dingen die in het plan van maart staan vermeld, die we nog eens besproken hebben op het platform en die afgeklopt zijn. Dat actieplan kan u uiteraard worden bezorgd. Ik wil hiermee aangeven dat het niet zo is dat men gewacht heeft op weer eens een incident om ten gronde een aantal zaken aan te pakken, maar dat er wel degelijk een aantal zaken voorbereid waren.
De kous is daarmee niet af, als dat opnieuw de insinuatie is. Ik denk dat er niemand is die niet beseft dat er een nieuw budgettair groeipad nodig is. We kunnen elkaar daar blijven mee om de oren slaan, maar we weten allemaal dat op het einde van de vorige Vlaamse legislatuur er een nieuwe resolutie is goedgekeurd en dat bij de samenstelling van deze regering dat groeipad effectief geïncorporeerd is in het regeerakkoord en, zoals sommigen onder u hebben opgemerkt, tot op heden overeind is gebleven.
Ik wil nog iets zeggen over de leidend ambtenaar. Ik begrijp dat niet goed. Als je een heel goede leidend ambtenaar zoekt en je zegt tegen die persoon dat er een grote transitie op komst is in de sector en dat hij een veranderingsmanager naast zich krijgt om dat uit te voeren, dan denk ik dat je waarschijnlijk niet het grootste talent zult krijgen om leiding te geven aan de nieuwe administratie. Op dit moment moet je zeggen dat er een groot veranderingsproject op stapel staat. Dat is klaar. Die wetgeving moet worden uitgevoerd. Als je dan zegt: u moet de leiding nemen van de administratie maar u moet wel even wachten want er is nog een schoonmoeder die mee over uw schouder kijkt, dan zou ik in elk geval niet solliciteren voor dat soort functie van leidend ambtenaar. Je moet kunnen zeggen: u krijgt de volle verantwoordelijkheid om dat te implementeren. Ik probeer me voor te stellen dat men in de selectie zoekt naar een topper die de administratie in beweging moet krijgen volgens sommigen en volgens anderen moet die de administratie consequent aanpassen aan de nieuwe manier van toekennen. Als je dan moet zeggen dat er nog iemand anders is die de transitie gaat begeleiden? Zo werkt het niet.
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Voorzitter, kunnen we het actieplan toegestuurd krijgen?
Minister Jo Vandeurzen: Natuurlijk zult u dat krijgen, dat is geen enkel probleem.
De voorzitter : De interpellatie en de vragen om uitleg zijn afgehandeld.