Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie
Vergadering van 23/05/2013
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Voorzitter, minister, collegas, in mijn vraag ga ik in op een saga die al een paar jaar loopt. Ik heb er eerder al een aantal schriftelijke vragen over gesteld. Het betreft de boetes die de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) oplegt aan leveranciers die niet voldoen aan de certificatenverplichting.
Eentje stak er altijd bovenuit, namelijk Essent. Essent had daar een goede reden voor, namelijk de procedure die ze hadden aangespannen en die op basis van een prejudiciële vraag tot bij het Europees Hof van Justitie kwam. De advocaat-generaal heeft nu zijn conclusies neergelegd.
Ondertussen is het totale boetebedrag voor Essent opgelopen tot meer dan 750.000 euro. De boetes worden door de VREG uitgeschreven als een leverancier niet voldoet aan de certificatenverplichting zoals in ons groenestroomsysteem bepaald is. Essent diende wel altijd voldoende certificaten in, maar een deel was van Waalse en buitenlandse oorsprong, onder meer uit Nederland, Denemarken en Noorwegen. Om te voldoen aan de quotumverplichting aanvaardt de VREG enkel certificaten uit het Vlaamse Gewest, wat overeenstemt met het Energiedecreet. We ondersteunen op die manier enkel groene stroom die in Vlaanderen wordt opgewekt. Dat stemt overeen met de doelstellingen die we in opvolging van de Europese richtlijn hebben opgesteld.
Essent meent dat dit in strijd is met de Europese regels op het vrij verkeer en trok daarom naar de rechtbank, die op haar beurt een prejudiciële vraag stelde aan het Europese Hof van Justitie. De advocaat-generaal van het Europese Hof van Justitie oordeelt nu dat de Vlaamse regelgeving inzake de groenestroomcertificaten niet strookt met het vrij verkeer van goederen. Het advies is niet bindend maar in de meeste gevallen volgt het Hof in zijn arrest dat nog voor de zomer zou volgen wel de redenering van de advocaat-generaal.
Dit kan ernstige gevolgen hebben voor ons ondersteuningsmechanisme en ons groenestroombeleid. Als wordt bepaald dat ons systeem in strijd is met het vrij verkeer van goederen, betekent dat wellicht dat we certificaten van buitenlandse oorsprong moeten aanvaarden. Dat betekent ook dat de waarde van onze Vlaamse certificaten dreigt te kelderen, wat weer als gevolg heeft dat de producenten hun certificaten zullen aanbieden bij de netbeheerders om daar een gegarandeerde prijs te krijgen. Dat zal weer leiden tot hogere kosten bij onze distributienetbeheerders en dus hogere distributienettarieven, wat we met ons allen uiteraard willen vermijden. We staan daar voor een grote oefening. Daarover hadden we het een aantal weken geleden al in functie van de volgende tariefperiode na de huidige bevriezing en na de staatshervorming die op dit moment wordt afgerond.
Het gaat alleen nog maar over een advies van de advocaat-generaal, maar aangezien de procedure bij het Europees Hof van Justitie op haar einde loopt, en gezien de mogelijke impact, is het wel heel belangrijk dat de Vlaamse overheid effectief voorbereid is op de mogelijke gevolgen van een dergelijke uitspraak.
Minister, hoe evalueert u de huidige stand van de procedure? Hoe schat u deze zaak in? Welke argumentatie brengt de Vlaamse overheid concreet in met betrekking tot deze zaak?
Er wordt niet alleen melding gemaakt van de schending van het vrij verkeer. Er wordt ook verwezen naar een fout in onze aanmeldingsprocedure van onze groenestroomsteun bij de Europese Commissie waarbij wij onze verplichtingen op dat vlak niet zouden zijn nagekomen. Wat is uw reactie hierop?
Nog belangrijker: hoe schat u de gevolgen in? Hoe kunnen we de kwestie oplossen, snel en efficiënt, als de rechtbank inderdaad oordeelt dat ons steunmechanisme in strijd is met de Europese regels? Kan dat ook retroactief gevolgen hebben voor ons certificaten- en ondersteuningssysteem?
Vandaag al ontvangen we signalen dat er gevolgen zouden zijn voor de waarde van de certificaten op de markt. Stelt u inderdaad een druk op de prijs vast?
Welke gevolgen heeft dit volgens u op het behalen van onze doelstellingen? Kunnen we ons systeem aanpassen zodat het tegemoetkomt aan de opmerkingen van de advocaat-generaal die het Hof straks wellicht zal overnemen? Of moeten we naar een ander systeem gaan: naar een systeem met een vaste vergoeding voor de geproduceerde groene stroom?
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Voorzitter, minister, ik ga verder op de vraag van de heer Bothuyne over de waarde van de groenestroomcertificaten. De vraag is niet: wat is de waarde van de groenestroomcertificaten? Maar wel: wie zal in de toekomst die certificaten nog willen kopen? In het buitenland zijn de groenestroomcertificaten veel goedkoper. We zitten met een probleem.
Op het geding voor de rechtbank van eerste aanleg met betrekking tot de boetes van de VREG, volgde het standpunt van de advocaat-generaal, en straks komt het advies van het Europees Hof van Justitie, namelijk dat onze groenestroomcertificaten discriminerend en een belemmering zijn voor het vrijhandelsverkeer. Los van de juridische afwikkeling, waar u geen vat op hebt, moeten we nu al nagaan hoe we de Vlaamse regelgeving kunnen aanpassen.
Een negatief vonnis is het laatste wat we ons met betrekking tot groene stroom en alternatieve energiebronnen kunnen permitteren met het oog op het vertrouwen van de consument en van het investeren in groene energie, maar vooral ook om onze markt van groenestroomcertificaten te vrijwaren. Dat is mijn belangrijkste vraag: hoe schat u het risico in dat heel die markt in elkaar valt? Ik stel de vraag misschien heel cru, maar wie gaat onze groenestroomcertificaten nog willen als ze in de omliggende landen en in het buitenland veel goedkoper zijn? Wat is de waarde van de groenestroomcertificaten vandaag nog? Ik vrees daarvoor. Het kan zijn dat ik iets te fatalistisch ben. In het slechtste geval, bij een negatief vonnis, zou dit wel eens kunnen leiden tot een volledig instorten van heel dit gegeven.
Minister, mijn concrete vraag, los van de juridische afwikkeling, luidt: zouden we niet beter proactief bekijken hoe de Vlaamse regelgeving kan worden aangepast en verbeterd? Dat moet vooral voor het vertrouwen. Om iets juridisch op te lossen, volstaan soms enkele juridische trucjes, maar hier is het zeer belangrijk dat het vertrouwen wordt hersteld. We moeten eerlijk toegeven dat in de voorbije periode alles wat te maken heeft met groene stroom, toch niet zo positief onder de aandacht is gekomen.
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Minister, opnieuw zorgen de groenestroomcertificaten voor heel wat stof tot discussie. Nadat eerder een debat was ontstaan over de hoge vergoedingen voor energie opgewekt door zonnepanelen, vooral die van de eerste generatie, is een nieuw probleem aan het licht gekomen. Mijn collegas hebben de situatie al uitvoerig geschetst. Wat mij opvalt, is dat iedereen kritiekloos is over het standpunt dat de advocaat-generaal in zijn conclusie ontwikkelt. Minister, ik wil daar even kort op ingaan, want de tijd dat Vlaanderen klakkeloos al die wetten en oekazes van de hogere overheid aanvaardde, moet wat ons betreft maar eens gedaan zijn.
Ik ben geen jurist, ik wil mij beperken tot een van de argumentaties. Uit de tekst van de advocaat-generaal blijkt duidelijk dat hij deze zaak ziet als een soort testcase om af te bakenen waar milieuredenen worden aangehaald om het vrij verkeer van goederen en diensten te beperken. In dit geval wil hij milieuredenen niet in rekening nemen om een beperking van het vrij verkeer toe te staan. Hij wil in de rechtspraak duidelijk het aanhalen van milieuredenen om beperkingen in het vrij verkeer toe te laten inperken. In zijn conclusie gaat hij ervan uit dat de invoer van elektriciteit uit het buitenland het realiseren van nationale streefcijfers niet in het gedrang zou kunnen brengen. Bovendien vindt de advocaat-generaal de gemeenschappelijke EU- en federaal geïnspireerde aanpak van de milieubescherming en daarmee bedoelt hij het Europese klimaatbeleid belangrijker dan het beleid van de nationale entiteiten. Hij stelt overigens dat de handel in groene elektriciteit binnen de EU ertoe kan bijdragen dat de kosten van hernieuwbare energie zouden dalen als gevolg van een rationelere keuze van productielocaties.
Minister, wij moeten hier even bij stilstaan. We weten allemaal dat Vlaanderen in vergelijking met een aantal andere landen minder gunstige voorwaarden heeft om op een betaalbare manier hernieuwbare energie te produceren. Wanneer deze conclusie wordt overgenomen, zal eens te meer duidelijk worden dat het Europese Hof van Justitie een sluipende oorlog voert tegen de soevereiniteit van de Europese naties en elk nationaal beleid inzake groene energie onmogelijk dreigt te maken. Minister, zo holt de Europese rechtspraak niet alleen de nationale beleidsruimte uit maar ondergraaft ze ook het behalen van de gemeenschappelijke doelstellingen. Wij maken ons al zorgen over de boetes waarmee zal worden gezwaaid wegens het niet behalen van de doelstellingen.
Kortom, wij zijn van mening dat we niet alles hoeven te slikken wat de EU en het Europese Hof van Justitie ons wensen te dicteren. Het Vlaams Belang vindt dat het in Vlaanderen maar eens gedaan moet zijn met het cliché omdat we moeten van de EU. Het is belangrijker zelf een degelijk energiebeleid te voeren in plaats van elke keer te botsen op diezelfde muur en bakzeil te halen. Dat debat, ook over vele andere themas, kan wel eens op een ander moment worden gevoerd. We moeten in elk geval met dit element rekening houden in de Vlaamse strategie tegen dit zwaard van Damocles, dat boven onze groene-energieregeling hangt.
Minister, u bleef bijzonder stil in de pers. U wenste niet te reageren. Toch denk ik dat vele collegas met een aantal vragen zitten en dat wij inzicht willen krijgen in hoe het nu verder moet met deze problematiek. Wat indien het Hof de zienswijze van de advocaat-generaal volgt? Hoe zullen de regering en de VREG hier dan op reageren? Heeft de regering of de VREG zicht op de mogelijke gevolgen wanneer de vonnissen negatief uitvallen? Wat zullen in het slechtste geval de financiële gevolgen zijn wanneer ook groenestroomcertificaten van buitenlandse oorsprong in Vlaanderen geïnd mogen worden? Minister, hoe ziet u ons groenestroomcertificatenbeleid tegemoet?
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, ik wil eerst benadrukken dat voor mij in Vlaanderen geproduceerde groene stroom iets anders is dan elders in Europa geproduceerde groene stroom. Het systeem van garanties van oorsprong heeft ook een andere doelstelling dan het systeem van de groenestroomcertificaten dat we aanhouden in Vlaanderen. Eigenlijk volgt de advocaat-generaal die redenering. Hij zegt dat het verenigbaar is met de fameuze richtlijn 2001/77. Maar hij is wel van mening dat er sprake is van een ongerechtvaardigde discriminerende belemmering van het vrij verkeer van goederen. Dat zou een impact hebben op de invoer van groene elektriciteit.
Los van de persoonlijke meningen hierover, heeft dit grote consequenties. Mijn collegas hebben het al uitvoerig toegelicht. Het hele systeem van de groenestroomcertificaten komt hierdoor onder druk te staan. Tegenwoordig is het niet zo evident in de sector van de groene stroom. We hebben al verschillende discussies gevoerd over voldoende steun, of de herziening van het systeem van de groenestroomcertificaten wel of geen goede zaak is. In elk geval komt dit er nog eens bovenop. Psychologisch bezorgt dat de sector een knauw.
De marktprijs van de groenestroomcertificaten dreigt te kelderen. De distributienetbeheerders die een minimumsteun aanbieden, dreigen opnieuw te worden geconfronteerd als het Europees Hof de advocaat-generaal volgt met een grote hoeveelheid certificaten die ze moeten opkopen. De nettarieven zijn tot eind 2014 ook nog eens bevroren. Dat zal waarschijnlijk worden doorgetrokken tot 2016, maar daar bestaat nog geen 100 procent garantie over. In elk geval zet het de distributienetbeheerders onder druk.
In de conclusie van de advocaat-generaal het gaat over punt 114 schuwt hij de grote woorden niet. Het gaat over de fameuze toegezonden brief waarin wordt geargumenteerd in het kader van de staatssteun. Ik citeer: In de tweede plaats blijkt duidelijk uit de door de Commissie op 25 juli 2001 aan het Koninkrijk België toegezonden brief dan maakt hij zelf een bemerking dat de huidige Vlaamse regeling niet in overeenstemming is met de verplichtingen die de Vlaamse Regering is aangegaan bij de aanmelding van die regeling in het kader van de Verdragsbepalingen inzake staatssteun. Dan zegt hij: Ik ben zeer terughoudend om deze woordbreuk, die niet kan worden gerechtvaardigd uit hoofde van de bescherming van het milieu, goed te keuren.
Dat zijn scherpe bewoordingen. Minister, op welke manier anticiperen u en de Vlaamse Regering op deze conclusie van de advocaat-generaal? Ik weet niet exact hoe de procedure verder verloopt, maar kan het Vlaamse Gewest bijkomende argumenten inbrengen? Of wordt er gewoon gewacht op een uitspraak van het Hof? Wat is voordien de argumentatie geweest? Wat brengt u eventueel opnieuw in? Wat is uw reactie op het grote woord woordbreuk van de advocaat-generaal?
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : De rechtbank van eerste aanleg heeft op 30 april 2012 enkele prejudiciële vragen gesteld aan het Europees Hof van Justitie met betrekking tot het Vlaamse systeem van groenestroomcertificaten, dus niet inzake warmte-krachtcertificaten. Enerzijds worden er groenestroomcertificaten toegekend aan producenten van hernieuwbare energie die gevestigd zijn in het Vlaamse Gewest, en anderzijds worden elektriciteitsleveranciers verplicht om jaarlijks een quotum aan groenestroomcertificaten in te leveren, zonder dat ze daarbij gebruik mogen maken van garanties van oorsprong die eventueel in een andere lidstaat werden toegekend.
Er is met andere woorden een vraag gesteld of dit systeem verenigbaar is met één van de fundamentele vrijheden van de Europese Unie, namelijk het vrij verkeer van goederen, en met het gelijkheidsbeginsel en het verbod op discriminatie.
In het kader van het antwoord op deze prejudiciële vragen heeft de advocaat-generaal op 8 mei 2013 geconcludeerd. De conclusie is een louter advies. Dit advies bindt het Europees Hof voor Justitie in principe niet, al wordt het wel vaak gevolgd. De prejudiciële vragen werden gesteld in het kader van een rechtszaak tussen Essent en de VREG. Essent heeft van 2005 tot en met 2009 in het kader van zijn quotumverplichting niet enkel groenestroomcertificaten ingeleverd, maar ook garanties van oorsprong. De VREG heeft toen, geheel in lijn met de Vlaamse regelgeving, geoordeeld dat enkel de groenestroomcertificaten konden worden aanvaard in het kader van de quotumverplichting, en heeft Essent elk jaar een geldboete opgelegd voor het aantal ontbrekende groenestroomcertificaten.
Ik volg die zaak natuurlijk op de voet. Het Vlaamse Gewest is samen met de VREG partij in het geding. Wij hebben onze argumenten dan ook bij monde van onze raadsman in de procedure ingebracht. De advocaat-generaal gaat in zijn conclusie ten eerste na of de regels inzake vrij verkeer van toepassing zijn. Ten tweede gaat hij na of de betrokken regeling binnen de werkingssfeer van het verbod op belemmeringen van het vrij verkeer van goederen valt, en ten derde bekijkt hij, als er sprake zou zijn van een eventuele discriminerende belemmering, of er rechtvaardigingsgronden aanwezig zijn.
In zijn conclusie stelt de advocaat-generaal dat het systeem van groenestroomcertificaten conform is met de Europese richtlijn 2001/77/EG betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt. Hij meent op basis van de redenering die ik hierboven heb geschetst, dat het feit dat enkel Vlaamse groenestroomcertificaten in aanmerking komen voor de quotumverplichting, het handelsverkeer tussen de Europese lidstaten en leden van de Europese Economische Ruimte op discriminerende wijze belemmert, zonder dat dit wordt gerechtvaardigd door dwingende eisen van milieubescherming.
Daar ben ik het natuurlijk niet mee eens en ook de Europese Commissie is het daar niet mee eens. Er is op Europees niveau een systeem van garanties van oorsprong ingevoerd met een specifiek doel. Het doel is om een leverancier toe te laten aan te tonen aan een afnemer dat hij groene stroom levert. Dat is een Europees systeem en de lidstaten zijn dus verplicht om elkaars garanties van oorsprong te aanvaarden, en wij doen dat ook. Het doel van dit systeem is transparantie te bieden aan de consument over de oorsprong van elektriciteit.
De inlevering van garanties van oorsprong is echter niet gekoppeld aan de fysieke import van de groene stroom. Dat is een misverstand waar enige tijd geleden nog wat heisa over is geweest. De advocaat-generaal blijkt daar in zijn conclusie ten onrechte toch van uit te gaan.
Een systeem van groenestroomcertificaten heeft een compleet andere doelstelling, namelijk steun bieden om op nationaal of regionaal vlak de door Europa opgelegde doelstellingen inzake productie van groene stroom te halen. Dat is een totaal ander systeem, met een compleet andere finaliteit, en wordt ook uitdrukkelijk zo vermeld in de Europese richtlijn inzake hernieuwbare energiebronnen. Het is dus niet de bedoeling dat garanties van oorsprong in dit systeem van groenestroomcertificaten terechtkomen. Meer nog, de richtlijn Hernieuwbare Energiebronnen 2001/77 stelt letterlijk: Regelingen voor het bewijs van oorsprong houden op zich niet het recht in om van de in verschillende lidstaten bestaande nationale steunregelingen gebruik te maken. (...) Er moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen garanties van oorsprong en verhandelbare groenestroomcertificaten.
De conclusie van de advocaat-generaal is in die zin dan ook hoogst opmerkelijk omdat hij lijkt te concluderen dat een richtlijn van de Europese Commissie van 2001 in strijd is met fundamentele Europese regels. Het probleem lijkt zich dus echt te situeren op Europees niveau. Ofwel vergist de advocaat-generaal zich en zal het Europees Hof van Justitie de Vlaamse regelgeving gerechtvaardigd vinden dat is mijn visie , ofwel volgt het Europees Hof van Justitie de redenering van de advocaat-generaal maar dan zal het Hof tot de conclusie komen dat de richtlijn van 2001 in strijd is met fundamentele Europese regels en dat de lidstaten het gaat niet louter over ons maar over zeer veel lidstaten en overigens ook over de feed-insystemen die een gelijkaardig probleem krijgen noodzakelijke maatregelen hebben genomen om aan die richtlijn te voldoen, die evenwel tegelijkertijd in strijd zouden zijn met fundamentele Europese regels.
Ik heb dan ook heel snel overleg gevraagd met de Europese Commissie. Dat overleg heeft al plaatsgevonden op vrijdag 17 mei 2013. De Europese Commissie, die betrokken is in de procedure voor het Europees Hof van Justitie, heeft in deze zaak steeds hetzelfde standpunt verdedigd als het Vlaamse Gewest. Ook de Europese Commissie is van mening dat er geen sprake is van een belemmering van het vrij verkeer. Als er al sprake zou zijn van een dergelijke belemmering, is die gerechtvaardigd om redenen inzake bescherming van het leefmilieu.
Onze standpunten zijn dus allemaal gelijk. Dat is op zich nog niet helemaal voldoende. Ik heb onze raadsman gevraagd om een verzoek tot heropening van de debatten te richten aan het Europees Hof van Justitie, zodat ik een aantal misverstanden, volgens mij althans, uit de wereld kan helpen vooraleer het Hof een arrest velt.
Ik hoop en vermoed dat de advocaat-generaal een en ander misschien niet volledig heeft begrepen. Ik zou graag bijkomende toelichting willen overmaken met de correcte uitleg over de onderscheiden systemen en de verschillende finaliteit. Ik zou ook nog eens die Europese regelgeving willen toelichten opdat het Hof weet dat er geen manieren zijn om in overeenstemming met die Europese regelgeving te handelen wanneer men een arrest velt in overeenstemming met het advies van de advocaat-generaal.
Belangrijk is ook dat de argumenten die de advocaat-generaal aanhaalt, betrekking hebben op oude Vlaamse regelgeving en op de vorige Europese richtlijn 2001/77, die opgeheven werd door de nieuwe richtlijn 2009/28. In die nieuwe richtlijn is het gebruik van garanties van oorsprong anders gedefinieerd en zijn er bindende doelstellingen voor de lidstaten ingevoerd. De conclusies van de advocaat-generaal hebben betrekking op het verleden. Dat is te verklaren door het feit dat de zaak ten gronde over die periode handelt. Dat betekent niet alleen dat ik ook voor het verleden zal trachten bijkomende toelichting over te maken om aan te tonen dat het certificatensysteem aanvaardbaar is, het betekent ook dat het niet noodzakelijk geldt voor het huidige systeem en de huidige Europese richtlijn of de huidige Vlaamse regelgeving, die beiden enige tijd geleden zijn aangepast.
Zodra het arrest van het Europees Hof van Justitie er is, zullen we weten wat het Europees Hof zelf zegt. Dat arrest kunnen we verwachten juist voor of juist na de zomer, afhankelijk van de vraag of men al dan niet de heropening van de debatten toestaat, iets waar ik toch ernstig om zal verzoeken. Het antwoord op de prejudiciële vraag heeft in Vlaanderen enkel direct gevolg voor de rechtszaak voor de rechtbank in eerste aanleg tussen Essent en de VREG over de opgelegde boetes. Na het arrest van het Europees Hof van Justitie zal de rechtbank van eerste aanleg een vonnis vellen ten gronde.
Stel dat het Europees Hof van Justitie antwoordt dat het certificatensysteem een ontoelaatbare beperking inhoudt van het vrij verkeer van goederen, zal ik in samenwerking met onze raadsheren de rechtbank van eerste aanleg trachten te overtuigen van het tegendeel. Dat lijkt geen eenvoudige klus. We zullen het wel proberen. Bovendien is ook tegen de uitspraak van het vonnis in eerste aanleg beroep mogelijk. De mogelijkheden zijn dus nog niet helemaal uitgeput, er zijn nog een aantal stappen te gaan.
Fundamenteler is de vraag of de redenering die de advocaat-generaal ontwikkelt, in het geval dat die wordt gevolgd, een bredere impact kan hebben op ons steunmechanisme voor groene stroom. Het is niet omdat deze zaak gelukkig enkel gaat over het verleden dat we ons geen zorgen moeten maken op basis van die zienswijze. Het arrest zal zich enkel uitspreken over de oude richtlijn en de nieuwe richtlijn is in mijn ogen nog veel duidelijker over hoe garanties van oorsprong moeten worden gebruikt. Ook maakt het Vlaams systeem sinds vorig jaar veel duidelijker het onderscheid tussen de beide systemen. Vroeger was er één document met twee functies, nu gaat het echt om twee verschillende dingen. Er zijn dus wel wat argumenten om aan te voeren dat een negatief arrest over het verleden gaat en het de huidige regeling niet op de helling zet, maar desondanks denk ik niet dat ik mag stellen dat we ons geen zorgen moeten maken, al was het maar omdat er momenteel een gelijkaardige zaak loopt bij het Europees Hof over de nieuwe richtlijn. Die zaak handelt niet over het Vlaamse systeem maar over het Zweedse. Het is in ieder geval zo dat, mocht het Hof in die andere zaken een redenering ontwikkelen die in lijn ligt met wat de advocaat-generaal nu zegt, de conclusie zou kunnen zijn dat die nieuwe richtlijn strijdig is met het Europees verdrag. Op dat moment staan alle, maar werkelijk alle steunregelingen in heel Europa op de helling, of ze nu lijken op het Vlaamse systeem, of het nu gaat om feed-in, dat maakt niet uit. Alle steunmechanismen staan dan compleet op de helling.
De vraag in die hypothese is dus niet zozeer wat Vlaanderen moet doen, maar eerder wat de Europese Commissie zal doen om een richtlijn uit te werken die elke lidstaat toestaat om te beantwoorden aan de doelstellingen die Europa oplegt, zonder evenwel een arrest van het Hof te negeren. Dat is op zich een heel belangrijke situatie. We hebben in ons overleg met de Europese Commissie ook heel duidelijk gevraagd wat ze gaat doen, want het probleem stelt zich niet enkel in Vlaanderen of niet enkel in bijvoorbeeld Zweden, maar dit moeten we op Europees vlak bekijken.
Als het arrest van het Hof ook bij deze toekomstige zaak de redenering van de advocaat-generaal in die zin volgt, dan staat de gehele richtlijn op de helling. Als het arrest in die zin zou worden geveld, is het voor ons onmogelijk om een systeem te ontwikkelen dat tegelijkertijd voldoet aan de redenering van de advocaat-generaal en een antwoord biedt op die richtlijn van de Europese Commissie.
Met andere woorden: Europa zal natuurlijk als eerste moeten handelen. Ze hebben ons niet geantwoord op welke wijze zij dat zullen doen, het zou mij ook verbaasd hebben als ze dat wel hadden gedaan, maar we hebben er wel de nadruk op gelegd. Ik denk dat het voor ons aller collegas in het Europees Parlement wellicht belangrijk zal zijn dat het debat ook daar wordt gevoerd. Zo kan de Europese Commissie klaarstaan met een nieuwe richtlijn of met een verduidelijking van de bestaande richtlijn mocht dat noodzakelijk blijken zodat de verschillende onderscheiden steunmechanismen doorheen heel Europa niet op de helling komen te staan. Het is natuurlijk vervelend in Vlaanderen, maar het is ook vervelend in geheel Europa omdat het niet louter over ons systeem gaat.
Die zorg die ik daar uitspreek, geldt bij uitbreiding nog niet onmiddellijk, maar het is niet omdat het probleem zich niet onmiddellijk voordoet dat we ons niet moeten voorbereiden en dat we ons geen zorgen zouden moeten maken.
Voor alle duidelijkheid, de advocaat-generaal spreekt in een brief inderdaad over een engagement. De advocaat-generaal is blijkbaar niet op de hoogte van de volledige correspondentie tussen het Vlaamse Gewest en de Europese Commissie. Er is een periode geweest in het kader van de aanmeldingsprocedure als staatssteun dat er correspondentie was over die engagementen. Maar de Commissie heeft tot onze grote tevredenheid geoordeeld dat het niet om staatssteun gaat, waardoor er geen aanmelding nodig is en er geen begeleidende engagementen nodig zijn. Dat is allemaal netjes afgehandeld in verdere correspondentie, maar ik neem aan dat de advocaat-generaal niet over de volledige correspondentie beschikt. Zo niet zou ik enkel kunnen concluderen dat hij kwaadwillig citeert, en dat is het laatste wat ik zou durven te suggereren.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Minister, bedankt voor het uitgebreide antwoord. Ik ga er ook van uit dat de advocaat-generaal in deze en ook in andere zaken niet kwaadwillig is. Maar ik denk wel dat op basis van mijn beperkte ervaring met Europees recht hij hier toch wel een aantal belangrijke en steekhoudende argumenten heeft die, zoals u zelf ook zegt, ertoe leiden dat wij ons zorgen moeten maken.
Het is inderdaad zo dat als het Hof oordeelt conform het advies van de advocaat-generaal dat er in eerste instantie een initiatief zal nodig zijn op Europees niveau. Ik denk in tegenstelling tot mevrouw Van den Eynde dat ons energiebeleid eerder in de richting zal moeten gaan van meer Europa dan van minder Europa. Onze energiemarkt evolueert in de richting van een Europees gegeven, en er wordt ook massaal geïnvesteerd in Europese infrastructuur om stroom te gaan vervoeren over het Europese continent.
Er zijn goede redenen om ervan uit te gaan dat we groene stroom en stroom tout court op de meest efficiënte manier zullen moeten produceren. Een Europees ondersteuningskader voor groene stroom dat verder gaat dan de huidige doelstellingen en de huidige richtlijn lijkt mij op lange termijn hoe dan ook noodzakelijk.
Op korte termijn hebben we de lopende procedure en de eventuele impact op de certificatenmarkt en het huidige ondersteuningssysteem, en daar gaat u niet op in, minister. Is er op dit moment al impact op de certificatenmarkt? Is er al iets te merken aan de prijzen en de handel? In welke mate kunnen we de producenten en leveranciers geruststellen en verzekeren dat wat er nu op de markt gebeurt niet wordt geaffecteerd door een uitspraak van het Hof?
U zegt inderdaad dat de huidige richtlijn van hernieuwbare energie correspondeert met ons huidige groenestroombeleid. U zegt dat er geen probleem is, maar uiteraard is het verdrag over vrij verkeer belangrijker dan een richtlijn. Het is in die zin niet onmogelijk, zelfs zeer waarschijnlijk dat de advocaat-generaal uiteindelijk zal worden gevolgd in zijn advies, vrees ik, en dat we inderdaad heel snel een nieuw initiatief zullen nodig hebben op Europees en Vlaams niveau.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Minister, bedankt voor uw antwoord, maar ik heb toch drie kleine bedenkingen.
Het belangrijkste wat u hebt verteld, is dat we vandaag vanuit Vlaanderen de heropening van de debatten gaan vragen. Dat is absoluut noodzakelijk, want u weet ook dat er anders een negatief vonnis aankomt, dat is onvermijdelijk. Natuurlijk zit u met een Europese richtlijn waar iets aan schort, maar ik ben er ook nog altijd van overtuigd en daar gaat u niet op in dat wij hier proactief met de Vlaamse regelgeving al op kunnen inspelen. Niet juridisch, minister, want juridisch moet je inderdaad het spel nu spelen via de heropening van de debatten. Maar ik heb het over het vertrouwen in het gegeven van groene energie. Dit is de zoveelste klap die wordt gegeven aan die sector en aan dat vertrouwen. Ik vrees dat op een gegeven moment de consument, zeker in tijden van crisis, dit allemaal niet meer gaat vertrouwen en effectief gaat stoppen met investeren. Dan haalt u de doelstellingen voor 2020 nooit. Daarom, minister, is mijn heel concrete vraag om dit debat los te koppelen van het juridische luik en te kijken naar het consumentenluik.
Voor het juridische luik hebt u perfect de stappen gezet. Als u kunt aantonen, met de heropening van de debatten, dat de interpretatie van de advocaat-generaal niet helemaal juist is als men de regelgeving bekijkt, geraakt u er wel uit. Maar het kwaad is geschied doordat dit weken en maanden in de pers heeft gestaan. Een consument of een investeerder kijkt niet hoe dat juist zat of wat er verkeerd is geïnterpreteerd door de advocaat-generaal. Ik denk dat u een initiatief moet nemen vanuit uw kabinet om het vertrouwen van de consument te herstellen, door aanpassingen in de Vlaamse regelgeving, niet juridisch, maar effectief om een vertrouwensversterking te realiseren bij de Vlaamse investeerder in groene stroom.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Minister, ik ben tevreden dat u de dictaten van de advocaat-generaal van het Europees Hof ernstig hebt onderzocht en dat u zich niet zomaar neerlegt bij dit advies. Dit advies, collegas, toont aan dat het Europees Hof onvoldoende weet hoe de lidstaten of gemeenschappen hun energiebeleid voeren, zoals u zelf aangeeft, minister. Uw antwoord sterkt mij in mijn overtuiging dat we niet alles klakkeloos moeten aanvaarden van Europa. Ik hoop dat u het been stijf houdt en dat u via uw raadsman duidelijk aantoont dat het Vlaamse energiebeleid niet in tegenstrijd is met de Europese regelgeving.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, ik denk dat we het allemaal wel eens zijn als het gaat over de visie op het systeem van groenestroomcertificaten en dat we denken dat de advocaat-generaal zich vergist. U hebt het duidelijk gesteld: de advocaat-generaal is van mening dat het Vlaamse systeem van groenestroomcertificaten van invloed kan zijn op de invoer van groene elektriciteit uit het buitenland. Ik zie dat ook totaal niet, maar ik ben natuurlijk geen jurist. Ik zie op geen enkele manier hoe dat goed beargumenteerd kan worden van zijn kant. Ik hoop dat u inderdaad bij de discussies hier verder op zult wijzen.
Opnieuw, ik ben geen jurist, maar ik heb van uw kant een aantal bijkomende argumenten gehoord, om aan te tonen dat het misschien allemaal niet zon vaart zal lopen. Eén, heel de ondersteuning van de hernieuwbare energie in Europa komt onder druk te staan. Dat geldt zeker voor de andere certificatensystemen. Voor de feed-in zie ik dat eerlijk gezegd niet meteen. Daar krijg je een vergoeding voor injectie van groene stroom in het net, maar er is geen certificatenhandel en de leveranciers moeten geen certificaten inleveren. Ik zie niet meteen een probleem daar, maar misschien zie ik iets over het hoofd.
Twee, er is een herziening van het systeem van groenestroomcertificaten en er is een nieuwe richtlijn. Eigenlijk gaat de discussie over de regeling voordien. Dat verandert echter niets aan de fundamentele visie van de advocaat-generaal op deze zaak. Het probleem volgens hem is dat het in strijd is met het grote basisprincipe in Europa van het vrij verkeer van diensten, personen en goederen. Daar verandert de wijziging van het Energiedecreet of de nieuwe Europese richtlijn eigenlijk niets in. Ik volg u wel dat er op den duur een tegenstrijdigheid ontstaat tussen de basisprincipes in Europa voor het vrij verkeer enerzijds en anderzijds het feit dat Europa wil inzetten op de productie van hernieuwbare energie. Waar zijn we dan inderdaad mee bezig?
Minister, weet u wanneer de definitieve uitspraak zal vallen?
Minister Freya Van den Bossche : Mijnheer Sanctorum, u zegt dat u geen jurist bent, ik moet een beetje hetzelfde vaststellen voor de advocaat-generaal. Hij is wel een jurist, maar duidelijk geen energiespecialist. Bon, laten we hopen dat we alle kennis nu kunnen samenbrengen bij het Europees Hof van Justitie. Ik hoop net als u en alle andere collegas dat het zon vaart niet zal lopen, dat we het Europees Hof van Justitie kunnen overtuigen, niet enkel van onze zienswijze, maar ook van de onverenigbaarheid van een aantal vaststellingen van de advocaat-generaal met uitdrukkelijke Europese wensen, waaraan wij wensen te voldoen.
Het lijkt ons dat feed-in ook problematisch is, omdat ook dat gaat om een steunmechanisme dat specifiek is voorbehouden voor de eigen nationale productie. Als men dat onmogelijk maakt, als men zegt dat we elke vorm van steun beschikbaar moeten stellen voor eender wie in Europa die ervan gebruik wil maken, komt ook dat systeem potentieel onder druk. Nu, afhankelijk van de wijze waarop een arrest wordt geveld, is dat wel of niet het geval. Dat ben ik met u eens. Sommige systemen kunnen misschien beter verdedigbaar zijn dan andere. Maar dat moet dan samen met de Europese Commissie worden bekeken: waar op de scheidingslijn bevindt zich wat?
Als de zeer radicale visie van de advocaat-generaal wordt gevolgd, vrezen wij voor eender welk steunmechanisme dat specifiek is voorbehouden voor nationale productie, net zoals de doelstellingen natuurlijk nationaal zijn opgelegd. Het lijkt ons zeer logisch dat een steunmechanisme specifiek daarop een antwoord zou moeten kunnen bieden, omdat het de enige manier is om met zekerheid de doelstellingen te halen. Vandaar onze angst dat ook dergelijke systemen onmogelijk zouden worden gemaakt, als men de zeer radicale visie volgt. Ik blijf toch hopen en denken dat het niet zo zal zijn.
Op heden is er geen impact op de markt, mijnheer Bothuyne, voor zover wij het nu kunnen inschatten. Dat is goed. In die zin is het ook belangrijk dat het arrest niet al te lang op zich laat wachten. Mijnheer Sanctorum, we verwachten dat arrest vlak voor of vlak na de zomer. Het komt er vrij snel aan in elk geval. Mijnheer Reekmans, wij kunnen er nog niet op inspelen omdat, afhankelijk van hoe radicaal een eventuele uitspraak van het Europees Hof is, er überhaupt geen nationale steunmechanismen mogelijk verzoenbaar zijn met die Europese richtlijn.
Dan moet Europa maar eens zeggen of de doelstellingen op nationaal niveau wel houdbaar zijn, als we niet iets kunnen doen om ze werkelijk te bereiken, tenzij we riskeren om, bij wijze van spreken, de elektriciteit van heel Europa te betalen. Ik maak er een boutade van, maar het zou er wel op kunnen neerkomen. Als die visie wordt gevolgd, is er volgens ons geen enkele mogelijkheid om nu op elegante wijze onze regelgeving aan te passen en er zeker van te zijn dat die wel de toets zou doorstaan.
Er is een onderscheid tussen consument en investeerders. De consument is de afgelopen periode een beetje ten onrechte bang gemaakt. Groene stroom met een garantie van oorsprong kan in een ander land zijn aangekocht. Er zijn in Vlaanderen meer mensen en gelukkig maar die intekenen op groene stroom dan er voorlopig wordt geproduceerd in Vlaanderen zelf. Die mensen kunnen er zeker van zijn dat er voor de groene stroom die zij hebben besteld, ergens in Europa een equivalent wordt geproduceerd. Er is helaas een misverstand gecreëerd, namelijk dat u de groene stroom binnenkrijgt die u bestelt. De groene stroom die u bestelt, wordt natuurlijk met grijze stroom in hetzelfde netwerk gestopt en op dat moment kan men fysiek het onderscheid niet maken tussen de ene en de andere vorm van stroom. Ik tracht het uit te leggen, maar het is natuurlijk eerder taaie materie om aan de man te brengen. Het is makkelijker om een misverstand te communiceren dan om het systeem zelf uit te leggen. Er is inderdaad nog werk aan de winkel.
De investeerders willen natuurlijk graag beleidscontinuïteit, steun via de certificaten of een gelijkwaardig systeem dat voor zon continuïteit kan zorgen. De eerste opdracht is dus om het huidige systeem maximaal te verdedigen, en als de uitspraak negatief is, moet aan Europa zeer duidelijk de vraag worden gesteld wat we nog kunnen doen om in overeenstemming te handelen met zowel hun richtlijnen als met de uitspraak van het Europees Hof. Europa zal dan een zeer duidelijk en klaar antwoord moeten geven, niet enkel aan ons maar ook aan de andere lidstaten. Als dat betekent dat wij een ander systeem moeten overwegen, laat het ons dan doen, liever dan alles in elkaar te laten stuiken. Op dit moment zie ik niet goed in op welke manier Europa een systeem aan lidstaten zou kunnen voorstellen dat tegelijk beantwoordt aan de visie van de advocaat-generaal en aan de eigen wensen in de huidige richtlijnen. Ik zie het niet gebeuren. Laten we dus eerst hopen op de nodige rationele invulling van het arrest van het Europees Hof.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Minister, we kijken uit naar het verdere verloop van de procedure. Uiteraard hopen we dat die toch nog met succes kan worden beëindigd, zodat er rechtszekerheid is voor de investeerders. Ik denk dat we op termijn hoe dan ook meer Europa nodig zullen hebben in ons energiebeleid als antwoord op de uitdagingen die zowel juridisch als economisch als in onze energiebevoorrading worden gesteld. In die zin hoop ik dat de Europese Commissie ook in de toekomst initiatieven zal nemen, los van deze uitspraak.
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Minister, ik zou nog een antwoord willen geven aan de heer Bothuyne. Ik denk dat meer Vlaanderen belangrijker is dan meer Europa, maar dat is een andere discussie.
Minister, ik heb het gevoel dat u vrij gerust bent in een goede afloop. Als dit systeem onderuit wordt gehaald door Europa, dan wordt het hele systeem in Europa onderuitgehaald. Ik denk dat dat een belangrijk argument is om uw stelling te ondersteunen.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.