Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 02/05/2013
Vraag om uitleg van de heer Robrecht Bothuyne tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het SERV-rapport inzake de economische migratie
- 1327 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Voorzitter, minister, de economische migratie en de Roemenen en Bulgaren zijn al vaak aan bod gekomen in deze commissie, maar het is en blijft een relevant onderwerp voor onze economie. Zonet werd bij de vraag om uitleg over de geannuleerde vacatures al aangehaald dat de internationale arbeidsmobiliteit een belangrijke oplossing is om een aantal knelpuntberoepen toch in te vullen.
Op 1 januari 2012 werden de overgangsmaatregelen voor een volwaardig vrij personenverkeer versoepeld op vlak van de verblijfskaart, maar nog niet op het vlak van de arbeidskaart. Indien mensen in Vlaanderen willen komen werken, moeten zij dus een arbeidskaart B verwerven. De gewestelijke administratie kent in regel slechts een arbeidskaart B toe indien aan vijf voorwaarden wordt voldaan. Een daarvan handelt over het arbeidsmarktonderzoek met betrekking tot die persoon en de vacature die moet worden ingevuld. Dit moet duidelijk maken of er op de eigen binnenlandse arbeidsmarkt geen geschikte kandidaten kunnen worden gevonden voor dat bepaalde beroep.
Elk gewest heeft een lijst met moeilijk in te vullen vacatures. Het probleem is dat deze Vlaamse lijst dateert van 2006, toch al zeven jaar geleden, en dat een aantal beroepen die in Vlaanderen moeilijk ingevuld raken, niet op deze lijst staan. Voorbeelden zijn: poetsman/-vrouw, kamerpersoneel, verhuizer, bus- en taxichauffeur enzovoort. De praktijk toont aan dat men bij het al dan niet organiseren van een arbeidsmarktonderzoek soepel omspringt met deze regel. Het gebeurt dat een beroep niet op de lijst staat, maar men de persoon in kwestie toch een vrijstelling geeft voor het arbeidsmarktonderzoek. Hierdoor valt de facto de drempel voor die persoon weg.
Als we deze informatie combineren met de antwoorden op mijn eerdere schriftelijke vragen, waar daarnet al naar is verwezen, zien we dat bijvoorbeeld het beroep van poetsman/-vrouw op de vijfde plaats pronkt van beroepen met de laagste invullingsgraad. Dit is tevens het beroep met de meeste annuleringen van vacatures, vorig jaar waren dat er 3211. 790 hiervan werden geannuleerd omwille van een gebrek aan geschikte kandidaten.
Concreet stel ik me de vraag of we deze lijst van moeilijk in te vullen vacatures niet kunnen updaten met een aantal beroepen die eveneens moeilijk invulbaar zijn, waar ik daarnet een aantal voorbeelden van heb gegeven. Op die manier zouden we ook Bulgaren en Roemenen gemakkelijker kunnen tewerkstellen voor deze beroepen. Hetzelfde geldt uiteraard voor verhuizers en bus- en taxichauffeurs.
Vervolgens had het SERV-rapport over de economische migratie heel wat aandacht voor de implicaties van de zesde staatshervorming. Mensen met een arbeidskaart B kunnen bijvoorbeeld enkel werken op het grondgebied van de vestiging van de werkgever. Indien een Roemeen in Vlaanderen een arbeidskaart B krijgt, kan hij voor zijn werkgever niet gaan werken in Wallonië, hoewel het perfect mogelijk is dat deze werkgever klanten of vestigingen heeft in een ander gewest. Zij zullen dan ook in het andere gewest een nieuwe arbeidskaart B moeten proberen te bemachtigen. Zo wordt binnen België de intergewestelijke mobiliteit bemoeilijkt. Overleg met de andere gewesten is nodig om een en ander te stroomlijnen in het regelgevend kader. Het zou goed zijn om op dat vlak nu al in actie te komen.
Bovendien schuift Europa zelf een single permit naar voren: één procedure en één loket voor zowel verblijfsvergunningen, wat federale materie blijft, als voor arbeidsvergunningen, wat regionaal wordt. Deze richtlijn moet in principe eind dit jaar omgezet zijn. Om zon omzetting effectief te realiseren, moeten we nu tot actie overgaan. Afstemming met het federale en het gewestelijke niveau is dus zeker noodzakelijk.
Minister, welke conclusies trekt u in functie van het voorliggende SERV-rapport inzake economische migratie? Kunt u concreet de Vlaamse beroepenlijst updaten? Welke timing stelt u hier tegenover en aan welke beroepen denkt u? Is er al overleg geweest met de andere regeringen, gewestelijke en federale collegas voor de arbeidskaarten en -vergunningen of staat dat gepland? Als het gepland wordt, wanneer verwacht u dan resultaten en welke?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Wat het SERV-rapport betreft, stel ik vast dat de sociale partners het eens zijn met de uitgangspunten van het arbeidsmigratiebeleid zoals het op dit moment gevoerd wordt. Dat is de drietrapsraket, waarbij je er ten eerste voor moet zorgen dat de aanwezige arbeidsreserves worden gebruikt, ten tweede kun je overgaan tot arbeidsmigratie vanuit andere EU-landen en tot slot is er arbeidsmigratie van derdelanders.
Ik stel ook vast dat de sociale partners vinden dat Vlaanderen vandaag op een vrij snelle wijze arbeidskaarten aflevert, wat zeker ten goede komt aan de rechtszekerheid en duidelijkheid die gevraagd wordt door ondernemingen en hun werknemers. Ik deel de bezorgdheid van de sociale partners dat die troef niet mag teloorgaan ten gevolge van een single permit, die zowel de arbeidskaart, wat helemaal regionaal wordt, als de verblijfsvergunning, wat federaal is, bundelt. Ik deel dus de bezorgdheid dat er nood is aan afstemming bij de omzetting van de richtlijn.
Ik deel ook de bezorgdheid van de sociale partners over bepaalde zaken die in het akkoord over de zesde staatshervorming nog niet zijn uitgeklaard en tot op heden eigenlijk onduidelijk zijn, zoals het al dan niet erkennen van de arbeidskaart B in de andere gewesten, wat u hebt aangehaald, alsook de noodzaak aan overlegstructuren tussen het federale niveau en de regios in de toekomst.
Tot slot concludeer ik samen met de sociale partners dat de zesde staatshervorming toch ook opportuniteiten biedt voor het arbeidsmigratiebeleid: door de regionalisering van de arbeidskaarten en de beroepskaarten en de invoering van een studiekaart kan er een meer gestroomlijnd economisch migratiebeleid worden gevoerd, dat meer wordt afgestemd op de noden van de verschillende regios.
Wat de knelpuntberoepenlijst betreft, wil ik eerst verduidelijken dat de knelpuntberoepenlijst enkel wordt gebruikt in het kader van een soepelere aflevering van arbeidskaarten aan werknemers uit nieuwe EU-landen. Op dit moment zijn dat enkel Bulgarije en Roemenië en daarvoor lopen de overgangsmaatregelen af eind 2013. De lijst heeft niets te maken met het arbeidsmarktonderzoek, zoals het in principe voor elke aanvraag van een arbeidskaart individueel moet gebeuren. Daarbij wordt vastgesteld of een vacature van een bedrijf niet kan worden ingevuld vanuit de eigen of de Europese arbeidsmarkt.
In die lijst, samengesteld per regio, is er indertijd in Vlaanderen ik zat toen mee aan tafel in een andere functie bewust voor gekozen om een aantal beroepen voor laaggeschoolden waarvoor nog voldoende arbeidsreserve was, omdat er nog heel wat laaggeschoolden op de markt zijn, zoals poetspersoneel, verhuizers, bus- en taxichauffeur, niet op te nemen. Dat betekent niet, nog eens heel duidelijk, dat een individuele aanvraag voor bijvoorbeeld poetspersoneel niet positief kan worden beoordeeld omdat er een gebrek is aan voldoende kandidaten in Vlaanderen. Je moet de twee dus los zien van elkaar. Het kan soepeler als je op de lijst staat, maar al de rest kan nog altijd worden bekeken.
In het licht van de komende regionalisering van het arbeidsmigratiebeleid, lijkt het mij niet aangewezen om nu nog nieuwe lijsten te maken. Het lijkt me wel aangewezen om te onderzoeken of we in de toekomst het arbeidsmarktonderzoek, als basis van het arbeidsmigratiebeleid, kunnen differentiëren. Ik denk bijvoorbeeld aan het werken met regelmatig bijgestelde lijsten van structurele knelpuntberoepen. Hierdoor zou het arbeidsmigratiebeleid in plaats van enkel gericht te zijn op een case by case, waarover ik het al had, ook meer tegemoet kunnen komen aan het wegwerken van structurele tekorten voor bepaalde beroepen in bepaalde sectoren op de arbeidsmarkt. Om dat verder te onderzoeken, hebben we een VIONA-onderzoeksopdracht (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering) uitgeschreven, die uitgevoerd wordt door het Centrum voor Sociaal Beleid te Antwerpen, en waarvan de oplevering is gepland in september 2013.
Om op uw derde vraag te antwoorden, mijnheer Bothuyne, denk ik dat overleg weinig zin heeft voor we een duidelijker zicht hebben op hoe het federale niveau gestalte geeft aan de uitvoering van het akkoord met betrekking tot de zesde staatshervorming. In Vlaanderen heeft de SERV zijn insteek gedaan in verband met deze materie. De administratie legt de laatste hand aan haar insteek en bekommernissen. Dat moet resulteren, zoals u weet, in een groenboek staatshervorming tegen eind juni. Het is dan dus wachten op de federale insteek, op basis waarvan we concreet verder kunnen werken en overleggen. Zoals aangegeven, zijn in deze de omzetting van de Europese richtlijn voor een single permit en de regionalisering van het economische migratiebeleid, wat mij betreft, nauw met elkaar verbonden.
Daarnaast is er natuurlijk wel het specifieke overleg over arbeidsmigratie binnen de Adviesraad voor de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, dat ook wordt voortgezet. Dit overleg heeft midden april plaatsgevonden. Het is de bedoeling voor eind juni nog eens bijeen te komen.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Midden april is er overlegd in die raad. Waren daar conclusies uit te trekken?
Minister Philippe Muyters : Ik moet u eerlijk zeggen dat ik niet voor 100 procent kan meedelen wat de agenda was. Mijn medewerkster zegt me echter dat men het vooral over Kroatië heeft gehad.
De heer Robrecht Bothuyne : Die nieuwe lidstaat komt natuurlijk om de hoek kijken, en dus zal het beleid op dat vlak ook moeten worden aangepast.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat we hier in september opnieuw over zullen kunnen spreken, als het VIONA-rapport is opgeleverd en we meer duidelijkheid hebben over de verdere aanpak van de nieuwe bevoegdheden.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.