Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 29/09/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Lydia Peeters tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de nood aan een actualisering van het begrip passende dienstbetrekking en de bevordering van de interregionale mobiliteit naar Zuid-West-Vlaanderen naar aanleiding van de wijzigingen inzake het statuut van grensarbeiders
- 2631 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Voorzitter, collegas, mijn vraag heeft betrekking op de specifieke aanpassing van de passende dienstbetrekking. De criteria van de passende dienstbetrekking worden bepaald in de artikelen 22 tot 32ter van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering. Geregeld wordt zowel in werkgeverskringen als door de VDAB geopperd dat de vigerende reglementering onvoldoende geactualiseerd is. De beoordeling van de motieven die door een werkzoekende worden aangehaald, gebeurt in eerste instantie immers door de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding, die de betrekking aanbiedt. Bij werkwerkweigering kan de VDAB een transmissie doen naar de RVA. Die transmissie wordt geregeld in het samenwerkingsakkoord van april 2004.
Uit cijfers van federaal minister van Werk en Gelijke Kansen Milquet blijkt dat het aantal transmissies wegens werkweigering zeer beperkt is. De VDAB heeft er in 2010 welgeteld 314 overgemaakt. 34 daarvan resulteerden in een verwittiging, 239 in een sanctie zonder uitstel en 38 in een sanctie met uitstel. Opmerkelijk is nog dat het aantal transmissies in Wallonië met 995 opmerkelijk hoger lag. In Brussel daarentegen waren de transmissies zeer laag, namelijk 38.
Onze collega Lahaye-Battheu heeft in de Kamercommissie voor de Sociale Zaken op 22 juni een vraag gesteld aan minister Milquet. Die antwoordde dat ze persoonlijk voorstander is van een verruiming van het begrip passende dienstbetrekking zodat werklozen verplicht worden in te gaan op een ruimer aanbod aan jobs. Een van de concrete problemen blijkt momenteel immers te zijn dat de dienstbetrekking tijdens de eerste zes maanden van werkloosheid niet passend is als ze niet overeenstemt met het aangeleerde beroep, noch met het gewone beroep of een verwant beroep.
Tijdens een hoorzitting in het Vlaams Parlement heeft de administrateur-generaal van de VDAB, Fons Leroy, ook gealludeerd op dit probleem. Hij wees er toen wel op dat het een federale bevoegdheid was. Desalniettemin blijkt uit het antwoord van minister Milquet dat er noch vanwege de VDAB, noch vanwege u als minister van Werk een vraag aan haar werd gericht om de criteria voor passende dienstbetrekking te actualiseren. Ik heb daar vragen bij, toch omdat ze altijd stelde bereid te zijn om de bestaande regeling te evalueren en aan te passen.
Uit de gegevens blijkt dat de nood vooral zeer hoog is in de regio Zuid-West-Vlaanderen, omdat de krapte op de arbeidsmarkt daar zeer groot is. De vigerende criteria voor passende dienstbetrekking leveren daar eens te meer moeilijkheden op om vacatures in te vullen. De regio doet traditioneel een beroep op heel wat grensarbeiders uit Frankrijk. Vanaf 1 januari 2012 verandert de regeling. Zo dreigt de instroom van grensarbeiders uit Frankrijk te vervallen.
Wij vragen ons af of de huidige regeling inzake passende dienstbetrekking met deze nieuwe omstandigheid op de arbeidsmarkt aan een actualisatie toe is, teneinde te voorkomen dat heel wat vacatures oningevuld blijven. Minister Milquet wil zelf een initiatief nemen voor de regio Zuid-West-Vlaanderen. Ze plant op korte termijn een overleg met alle actoren, evenals met de VDAB en Forem.
Minister, erkent u dat er nood is aan een actualisering van het begrip passende dienstbetrekking? Zo ja, in welke concrete zin wilt u het begrip aangepast zien? Wat zijn de belangrijkste pijnpunten van de huidige reglementering? Gegeven het feit dat ook de administrateur-generaal van de VDAB hierop in het verleden al meermaals heeft gealludeerd, vernam ik graag van u waarom noch u, noch de VDAB ooit een initiatief heeft genomen naar de bevoegde federale minister om te komen tot een actualisering van het begrip passende dienstbetrekking. Er is volgens haar nog altijd geen overleg geweest. Hoe kan het lage aantal transmissies inzake werkweigering in 2010 worden verklaard als men zich vanuit de VDAB herhaaldelijk beklaagd heeft over het feit dat het huidige begrip passende dienstbetrekking niet voldoende actueel is? Hoe staat u tegenover het aangekondigde initiatief van minister Milquet om specifiek voor de regio Zuid-West-Vlaanderen de interregionale mobiliteit vanuit Henegouwen te bevorderen als antwoord op de veranderde regelgeving met betrekking tot grensarbeid? Hebt u of de VDAB daarvoor al een uitnodiging van minister Milquet ontvangen? Hebt u al concrete voorstellen of maatregelen uitgewerkt om te verhelpen aan het probleem van de toenemende krapte op de arbeidsmarkt in Zuid-West-Vlaanderen?
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier: Het doet me plezier dat een collega uit het verre Limburg en minister Milquet zich bezighouden met de problemen van Zuid-West-Vlaanderen en specifiek met de grensarbeid. We gaan veel hulp nodig hebben om de openstaande vacatures in te vullen. Hoe meer mensen er aan de kar trekken, hoe beter.
Mevrouw Peeters, u verwijst naar de hoorzittingen in de commissie in maart 2011. Ik wil toch nog eens duidelijk stellen dat daar verschillende standpunten aan bod gekomen zijn. De heer Leroy zei dat het profiel van de jongeren vanaf dag één van de werkloosheid zou moeten worden geconfronteerd met de beschikbare vacatures. Indien nodig moeten ze worden geheroriënteerd, zelfs al zijn ze als schoolverlater niet happig op een nieuwe opleiding. Een pilootproject lijkt mij aangewezen. Minister, is er al een pilootproject opgestart voor dit probleem?
Professor Sels zei tijdens die hoorzitting dat hij vragen had bij het plan voor deze schoolverlaters. Het lijkt hem niet evident om als schoolverlater te horen dat je geheroriënteerd moet worden en weer een opleiding moet krijgen. Het is daarom niet mis om, in plaats van die zes maanden terug te brengen naar één dag, eventueel drie maanden te overwegen. Dat zou een tussenoplossing kunnen zijn.
Er zijn eventueel ook nog andere problemen bij deze activering. Ik haal twee knelpunten aan, die respectievelijk door de werkgevers en de werknemers ook telkens worden genoemd. Een eerste knelpunt is dat de werkzoekende gaat solliciteren enkel om in orde te zijn en dat ook laat blijken. Een tweede knelpunt is het fenomeen dat werkzoekenden ontmoedigd geraken door een gebrek aan feedback van de werkgever.
Hoe gaat het beleid daarmee om? In het verleden werd er geopperd dat werkgevers meer structurele feedback zouden moeten geven aan iemand die vraagt om werk. Een maatregel die een deel van de frustratie van de werkzoekende kan wegnemen, is het mechanisme om bij het afsluiten van elke online sollicitatieprocedure op de VDAB-website automatisch een antwoord aan alle sollicitanten te sturen. Hiervan was sprake in het kader van de VDAB-dienstverlening voor werkgevers. Is dat intussen geïmplementeerd?
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Ik ben uiteraard heel blij dat alle collegas bezorgd zijn. Voor we kijken naar de interregionale samenwerking of althans het overhevelen van mensen die geen werk hebben vanuit Wallonië naar Vlaanderen, wil ik wijzen op een werking binnen Vlaanderen, waaraan we een absolute prioriteit zouden kunnen geven.
Ik heb gisteren ook gezegd dat er 12.000 werkzoekenden zijn alleen in Gent. Er zijn er 3000 in Oostende. In Ieper, Waregem, Kruishoutem en overal elders zijn er vacatures. Binnen de Vlaamse context zouden we er al werk van kunnen maken om die 12.000 werklozen in Gent te motiveren, zodat ze de weg vinden naar die regio om die vacatures zo veel mogelijk in te vullen. Waregem is 18 minuten sporen. Voor we over een interregionaal niveau, zijnde met een ander gewest, praten, moeten we binnen de bevoegdheid van de Vlaamse minister van Werk alle middelen aanwenden om op een haalbare afstand binnen onze regio de mobiliteit voor jobs te realiseren, met de nodige acties als het niet gebeurt.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Voorzitter, minister, collegas, hier wordt gezegd dat de passende dienstbetrekking anders moet worden geïnterpreteerd. Akkoord, maar het doet me denken aan de discussie in de media vorige week over de universiteiten en of die hogere inschrijvingsgelden kunnen vragen voor richtingen die moeilijk toegang geven tot de arbeidsmarkt.
We zijn er bij de bemiddeling net wat van teruggekomen om iedereen onmiddellijk een pakket aan te bieden. Er is een categorie van mensen die hoe dan ook zelfredzaam zijn en snel een andere betrekking vinden. Het is niet zozeer omdat men een verkeerd diploma heeft, dat men geen werk vindt. Zowel in de privé als bij de overheid, zoals ik zelf merk in mijn stad, waar we nu aan het aanwerven zijn, vraagt men eerder een niveau dan een specifieke opleiding. Mensen die bepaalde attitudes combineren, vinden gemakkelijk werk, niet zij met een specifiek diploma.
Als men de passende dienstbetrekking anders omschrijft, moet men ook met dat aspect rekening houden. Mensen die echt bekwaam zijn, zijn soepel en flexibel genoeg om zich de eerste maanden wat aan te passen. Ze kunnen zich de specifieke opleiding op de werkvloer heel snel eigen maken. Het is niet nodig om dan sturend of betuttelend tussenbeide te komen.
Maar ik verzet me er niet tegen dat men na enkele maanden zegt dat iemand niet kan blijven hangen in een sector waar die in een straatje zonder eind zit. Dat is wat anders. Zoals professor Sels ook heeft gezegd, moet de omschakeling meer gaan over: mensen die uit een krimpende bedrijfsactiviteit komen, richten naar een groeiende bedrijfsactiviteit.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Mijn punt sluit nauw aan bij wat de heer Laurys zegt. Het zou een goede zaak zijn te kijken naar de definitie voor een passende dienstbetrekking, maar we zullen wel altijd een definitie nodig hebben. Het is onzinnig om vanaf dag één iedereen met alle vacatures te confronteren. Dat is de chaos organiseren en staat haaks op het beleid van het passend maatpak.
Ook binnen de Vlaamse bevoegdheden kunnen we stappen zetten. Nu moeten mensen vaak het begrip niet-passende dienstbetrekking inroepen. Ik verwijs naar mobiliteit, kinderopvang en het hangende probleem van diplomavereisten bij de Vlaamse en lokale overheden. Dat werpt nog altijd schotten op, waardoor mensen vaak willen maar niet mogen deelnemen aan een selectie.
Ook de VDAB heeft al een inspanning gedaan, door mensen erop te wijzen dat, als ze hun profiel aanhouden, de VDAB zijn handen ervan af houdt omdat ze met dat profiel niet aan de slag kunnen. Ik herinner me taxidermisten en dergelijke die die boodschap gekregen hebben. Dat zijn in aantal kleine inspanningen, maar het is wel belangrijk dat die oefening gebeurt.
Ik ben het met mevrouw Fournier eens dat we in de toekomst op een heel andere manier zullen moeten aankijken tegen vacatures en de manier waarop we die invullen.
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuve l: De definitie van passende dienstbetrekking ligt daar ook, hier recht tegenover, en zal de komende weken worden aangepast, strenger gemaakt. Streng genoeg of niet, dat weet ik niet, in elk geval wordt die aangepast.
In Vlaanderen kunnen we toch ook nog wel wat doen. Ik dacht dat bij de VDAB nu al een experiment loopt met min-25-jarigen. Niet zozeer om te zeggen dat mensen van hun initiële ambitie moeten afstappen, maar wel dat ze die moeten verruimen: zet niet alles in op die ene ambitie en kijk ook naar vacatures die er nauw bij aansluiten. Daar moeten we naartoe. Ook moeten we, zoals de heer Laurys zegt, de mensen wat tijd geven omdat er heel wat zelfredzaamheid is. Het verruimen van de kansen en de potentie van de mensen moet op de agenda komen. Ik weet niet, minister, of u al een eerste evaluatie hebt van dat experiment bij de VDAB in verband met het verruimen van de vacatures voor min-25-jarigen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Ik ben heel blij met de bijkomende opmerkingen van de heren Van den Heuvel, Van Malderen en Laurys en van mevrouw Fournier in verband met het anders invullen van jobs. Dat is de essentie van de zaak: maatwerk, minder gericht op diplomas. We vinden diplomas zeker belangrijk, maar willen er toch een ander gewicht aan geven. Zowel bij werknemers als bij werkgevers moeten we naar een andere filosofie.
Mevrouw Fournier, dat is mijn antwoord op uw opmerking over de jongere. Volgens mij bestaat dé jongere niet en heb je ook voor hen maatwerk nodig. Bij de ene jongere kun je misschien beter drie maanden wachten, bij de andere niet. Bij een derde kunnen we misschien gerust zes maanden wachten. We moeten naar maatwerk. De jongere, de 50-plusser, de allochtoon, de man tussen 20 en 30, ook de vrouw tussen 20 en 30: die bestaan volgens mij niet. Elk individu heeft eigen talenten en competenties. Dat is de filosofie waar we naartoe gaan en willen gaan met een loopbaan- en competentiebeleid.
Mijnheer Van den Heuvel en mevrouw Fournier, ik wil voorstellen dat u een schriftelijke vraag of een vraag om uitleg stelt over die pilootprojecten. Ik heb die gegevens nu niet bij. Ik heb deze negen vragen nu voorbereid, ik heb niet alle details die daar bovenop komen bij.
Ik kom tot de essentie van de zaak. Mevrouw Peeters, ik hoop dat u aan uw partij het antwoord doorgeeft. Ik begin al te denken dat dit u hebt gevraagd om inhoud te krijgen daarover. Ik ben het in elk geval helemaal met u eens dat we het over de actualisering moeten hebben. U hebt het over de wet van 1991. Het is eigenlijk nog erger. De wet van 1991 neemt op dat punt bijna heel de wet van 1963 over. Zelfs ik zat toen nog niet in de kleuterklas.
Ondertussen is er een en ander gewijzigd in de arbeidsmarkt. Ik geef enkele knelpunten waarmee te weinig rekening wordt gehouden, zoals andere sprekers ook al hebben benadrukt. Het eerste belangrijke verschil is dat we in veel gevallen met een andere gezinssituatie zitten dan in 1963, zoals eenoudergezinnen en alleenwonenden. De scholingsgraad verschilt ook sterk tussen toen en nu. De zelfredzaamheid is door verschillende mensen vermeld. De mobiliteit, mijnheer Sabbe, was in 1963 wel anders dan nu. De passende dienstbetrekking van nu houdt rekening met de mobiliteit van toen, en dat is verkeerd. Dat moet worden veranderd. Het werken buiten de kantoren is ook een element. Toen was het veel meer de nine-to-fivejob, nu is er meer flexibiliteit. De definitie van passende dienstbetrekking vandaag houdt ook geen rekening met de competenties en de snelheid waarmee de inhoud van een job wijzigt.
In de huidige regels van 1991 of 1963 focussen we effectief te veel op opleiding en op werk. Die houden te weinig rekening met de mogelijkheden, mevrouw Fournier en mijnheer Van den Heuvel, die nu worden gezocht bij heroriëntering vanaf min-25-jarigen. Via dat maatwerk wordt dat verder doorgetrokken naar iedereen. We zetten in op mogelijkheden, op het openstellen over de sectoren heen. U hebt het voorbeeld gegeven. Gelukkig gaat de VDAB in zijn beetje beoordelingsvrijheid al heel soepel om met de bestaande regels. Met dat project voor de min-25-jarigen gaan we er toch al op in.
Met gewoon een herziening van het begrip passende dienstbetrekking komen we er niet. Met de vergrijzing, de toenemende krapte op de arbeidsmarkt, de knelpuntberoepen en de snelle wijziging van de inhoud van jobs moeten we naar meer gaan. Vergeet niet dat de huidige federale wetgeving vertrekt van bijna een tegenstelling: ofwel ben je onmiddellijk beschikbaar voor de arbeidsmarkt en heb je recht op een werkloosheidsuitkering, ofwel ben je niet onmiddellijk beschikbaar en verlies je je uitkering. Een tussenstap, een link naar activering, naar dienstverlening of begeleiding, zit amper in die filosofie van de passende dienstbetrekking.
Er is nood aan een vernieuwd, streng, maar rechtvaardig en transparant kader voor het activeren en toekennen van die werkloosheidsuitkering. Dat vereist dus veel meer dan een aanpassing van de voorwaarden van een passende dienstbetrekking en de controle op passend zoekgedrag. Dat kan naar mijn oordeel pas als de verschillende aspecten van activering op elkaar worden afgesteld. Uiteraard is dat het gemakkelijkst als het allemaal in één hand is, maar het kan ook als het ene federaal is en het andere Vlaams, op voorwaarde dat het goed op elkaar wordt afgestemd. Dat is mijn inschatting van wat er kan of moet gebeuren.
Mevrouw Peeters, de informatie die is gegeven, dat Vlaanderen noch ik, noch de VDAB een initiatief zou hebben genomen, klopt niet. Het is wel juist dat we geen formele vraag hebben gesteld aan mevrouw Milquet. Ik leg uit waarom dat volgens mij niet zinvol was. Onze mensen van de Vlaamse en de federale overheid hebben samen gezeten en amendementen uitgewerkt over hoe die wetgeving zou moeten worden aangepast om rekening te houden met zeer specifieke situaties van werkzoekenden in armoede en werkzoekenden met een MMPP(medische, mentale, psychische of psychiatrische)-problematiek. Die voorstellen zijn uitgewerkt en werden overgemaakt. Ik zou u kunnen zeggen dat ze al een jaar stof aan het verzamelen zijn. Het antwoord was dat, gelet op het feit dat er geen Federale Regering met volheid van bevoegdheid was, die zaken niet behandeld konden worden. Als die zaken niet behandeld konden worden, zal het u ook niet verwonderen dat ik vandaag niet van start ben gegaan met de ruimere bespreking, die ik nodig vind. Dat kon immers nog niet.
U stelt een vraag over het beperkt aantal transmissies vanwege werkweigering. Over de cijfers heb ik het zo dadelijk. Inzake de werkweigering is er een zekere logica. De huidige wetgeving laat toe dat een werkzoekende zich gedurende de eerste zes maanden van de werkloosheid beperkt tot één enkele beroepsaspiratie. U ziet daarin nog het oude idee zitten. Ik trek het nu op flessen, maar iemand zou dan kunnen zeggen dat hij alleen een job als leeuwentemmer wil aanvaarden. Dat is één beroepsaspiratie. Men kan weigeren om voor beroepen te solliciteren die verschillen van het beroep waarvoor men is opgeleid. Iemand die is opgeleid om leeuwentemmer te worden, kan zich daartoe beperken. Ook kan men zich beperken tot het laatste beroep dat men heeft uitgeoefend. Dat maakt duidelijk dat er nood is aan een andere procedure. De focus van de uiteenzettingen van de heer Van Malderen, de heer Laurys, de heer Van den Heuvel en mevrouw Fournier is om weg te gaan van diplomas en ervaring, en om talenten ook elders te kunnen inzetten. Ik denk dat de dierentemmer nuttig werk kan doen in de zoo, werk dat dicht aansluit bij zijn talenten, zijn competenties, en misschien ook bij zijn goesting. We mogen dat echter niet doen.
Er is nood aan een duidelijke procedure. Zoals de heer Van den Heuvel zei, maken we in afspraak met de RVA gebruik van een procedure, met name een uitzondering in de wetgeving: als er weinig kans is om een bepaald beroep op te nemen, moet men zich ruimer oriënteren en het jobdoelwit verruimen. De raad van bestuur van de VDAB de werkgevers en de vakbonden samen hebben beslist dat hij een lijst van beroepen zal maken met weinig kans op de arbeidsmarkt. De verruiming wordt met die procedure vanaf 1 oktober 2011 gestart. Tot 25 jaar moeten mensen al sneller naar die verruiming van de arbeidsmarkt overgaan.
Ik ga nu in op de cijfers zelf. Mevrouw Peeters, ik vraag u om daar voorzichtig mee om te gaan. Een registratie of een transmissie wordt gedaan om verschillende redenen. Als men kijkt naar de cijfers van de VDAB, dan is het leeuwenaandeel van de transmissie die geregistreerd wordt, die voor het niet ingaan op een uitnodiging. Er is het niet ingaan op een uitnodiging of een transmissie over de werkweigering. Niet ingaan op een uitnodiging is daar het belangrijkste. Vanmorgen zijn de RVA-schorsingscijfers bekendgemaakt. De VDAB heeft onmiddellijk gereageerd en gezegd dat er een inhaalbeweging is, iets waar ik ook echt van overtuigd ben. Het is uiteindelijk de RVA die autonoom beslist wie wordt geschorst of niet. Wij hebben daar niets mee te maken. Als ik kijk naar het aantal transmissies, kan ik u zeggen dat we in dezelfde grootorde zitten. In Vlaanderen hebben we 9000 transmissies, tegen 11.000 in Wallonië. Als we kijken naar de hoegrootheid van de werkzaamheidsgraad en het aantal werkloosheidsuitkeringen, denk ik dat dat een juist aantal is. Ik kan de tabellen overmaken. Zij richten zich meer op het weigeren van een werkaanbieding 6194. Wij zitten bij de uitschrijving of het niet ingaan op een uitnodiging op 8000. Wij zitten op 9000 en zij op 11.000.
Mevrouw Fournier, over de West-Vlaamse en Noord-Franse arbeidsreserve hebt u me al geregeld vragen gesteld. Ik heb er toen ook elke keer op geantwoord. Ik verwijs naar die antwoorden. U weet dat dat een heel moeilijke zaak is. Ik heb altijd gezegd dat de federale wetgeving uitdovend is. U weet dat we met de VDAB, Noord-Frankrijk en de Forem een initiatief nemen om daar rond te werken. We hebben samen jobbeurzen gedaan, ook met werkgeversorganisaties. Ik sta open voor alle initiatieven die genomen kunnen worden. Alle ideeën daarover zijn welkom als ze vallen binnen de huidige wetgeving en als ik ervoor kan zorgen. Als minister Milquet een uitnodiging stuurt, zal ik er onmiddellijk op ingaan. Ik kan u echter zeggen dat noch de VDAB, noch ik daarover iets nieuws hebben gekregen. Voor het overige verwijs ik naar de antwoorden uit het verleden. Ik sta er echt open voor.
Mevrouw Fournier, u weet het, want u was erbij. Er werden gesprekken gevoerd. We kennen het probleem. Het zoeken naar een oplossing is echter heel moeilijk. Binnen de huidige wetgeving nemen we alle mogelijke initiatieven. Wij staan open voor alle bijkomende voorstellen.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het geeft me echter niet volledig voldoening. U zegt dat een herziening alleen van de omschrijving van de passende dienstbetrekking niet voldoende is. U haalt daarbij het voorbeeld aan van de leeuwentemmer. Nu, dat staat al letterlijk in de wetgeving. Als de VDAB stelt dat er voor die bepaalde job of opleiding geen of nauwelijks vacatures bestaan, dan mag men ervan afwijken. Dat is dus al in de wetgeving opgenomen. U zegt dat er ook een vernieuwd kader nodig is, met vooral het aspect van de begeleiding. Toch blijft het zo dat als er geen wijziging wordt doorgevoerd, men gedurende die eerste zes maanden zonder meer kan zeggen dat men enkel dat beroep of die opleiding wil. Daarnaast zeggen we dat we veel meer de nadruk willen leggen op al die competenties. Diplomas zijn belangrijk, maar dat geldt ook voor de competenties. Als men daar de nadruk op wil leggen, dan moet er, zoals u zelf zegt, effectief iets veranderen. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
U zegt dat er meer nodig is, dat er een ruimer kader nodig is. U zegt echter niet hoe u dat concreet ziet of wat u concreet gewijzigd wil zien. Dat is eigenlijk mijn vraag.
U zegt dat u geen uitnodiging hebt gekregen van minister Milquet of dat er wederzijds geen overleg is geweest. We kunnen dat alleen maar betreuren, te meer omdat iedereen beaamt dat een aanpassing van de wetgeving nodig is.
U zegt dat u de cijfers hebt van uw collega van de Kamer. Het gaat dan om het aantal transmissies voor diegenen die geweigerd hebben, namelijk 314. Daarnaast hebben we vandaag echter ook de cijfers van de RVA in de krant kunnen lezen. De RVA stelt dat 9000 werklozen een job weigeren. Dat is toch een enorm hoog cijfer. Het is al goed dat er transmissies gebeuren, maar dat zo veel mensen een job weigeren, terwijl er zo veel vacatures zijn, geeft toch aan dat er een mismatch blijft bestaan.
Minister, ik zou graag van u horen wat uw concreet voorstel is tot wijziging van de omschrijving of definitie.
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Minister, mijn vraag ging eigenlijk niet over grensarbeid. Ik heb alleen ingepikt op wat mevrouw Peeters zei.
Ik heb nog een vraag, maar ik weet niet of u er direct een antwoord op kunt geven. Hebt u een zicht op die 9000 mensen die geen uitkering meer krijgen. Over welke categorie gaat het? Zijn het laaggeschoolden, hooggeschoolden, ouderen, jongeren, 50-plussers? Misschien is het interessant om dat uit te zoeken, en zo na te gaan hoe die mensen op een andere manier geactiveerd kunnen worden.
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Minister, de heer Van den Heuvel is er op dit ogenblik niet, maar de heer Bothuyne wel. Aangezien hij graag snel vooruit gaat, zou ik hem wil vragen er bij zijn collegas van CD&V die aan de onderhandelingstafel zitten, op aan te dringen dat de vaste dienstbetrekking zo wordt opgevat dat we vooruit kunnen, dat er een quantum leap is, en dat we de activering in Vlaanderen kunnen realiseren. Hij heeft het over watertrappelen, maar ik hoop dat hij dan effectief vaste bodem onder de voet krijg in zijn ambitie om vooruit te gaan.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Mevrouw Peeters, voor mij is het wel heel duidelijk. De passende dienstbetrekking is een element dat moet wijzigen. Ik denk dat ik heb aangegeven in welke richting: niet zoals nu, met de focus op diploma en laatste job, maar met de focus op talenten, en de verplichting voor de werkzoekende dat een passende dienstbetrekking op basis van competenties en talenten wordt bekeken. De bredere scope is geen uitzondering, zoals dat nu is, op basis van een lijst van sociale partners, maar is eigenlijk de startfase. We gaan er daarbij van uit dat mensen jobs aanvaarden die overeenstemmen met talenten, competenties en, absoluut, ook voor een deel met de goesting. Dat is een beetje onze activerende aanpak, ook ten aanzien van 50-plussers. Ik denk dat dat de juiste filosofie is. Als u dat vraagt, is dat de richting.
Er is wel contact geweest tussen de federale en Vlaamse administraties. Er is zelfs een heel concreet voorstel ten aanzien van bepaalde groepen. Maar zelfs voor die bepaalde groepen was de wil er niet om een wijziging door te voeren.
Mevrouw Fournier, u weet dat de schorsing een federale materie is en geen Vlaamse. Ik stel voor dat u de federale collega ondervraagt over de categorisering. We zorgen voor de transmissie. We krijgen niet automatisch feedback over wat er met de transmissie gebeurt. Ik heb de lijst met de transmissies binnen en buiten de procedure tot opvolging van zoekgedrag waarvoor een sanctie of uitsluiting werd uitgesproken. Daarover heb ik cijfers. Ik heb niet de details. (Opmerkingen van mevrouw Martine Fournier)
Ik denk niet dat we die hebben. Voor alle zekerheid zal ik nog eens navragen of de VDAB meer details heeft. Ik dacht dat dat niet het geval was.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Voorzitter, ik blijf het vreemd vinden. Iedereen is vragende partij om de definitie te veranderen. Klaarblijkelijk wordt nergens een consensus gevonden. Ik zal dat zo ook overmaken aan de collegas.
De voorzitter : Het incident is gesloten.