Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 22/02/2011
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de stijging van het aantal Nederlandse studenten in Vlaanderen
- 1206 (2010-2011)
Vraag om uitleg van mevrouw Veerle Heeren tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de instroom van studenten uit Nederland
- 1245 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Boudewijn Bouckaert tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de stijgende instroom en ondermaatse studeerprestaties van Nederlandse studenten
- 1252 (2010-2011)
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Deckx tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de slaagkansen van Nederlandse studenten in het Vlaamse hoger onderwijs
- 1267 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Voorzitter, minister, collegas, er zijn vier vragen over hetzelfde onderwerp. Dat komt voor een deel door het nieuws dat we daarover ontvangen hebben. Daarnet hadden we het over studenten die vanuit Vlaanderen naar het buitenland gaan. Nu is het de omgekeerde beweging: heel veel studenten komen vanuit Nederland naar Vlaanderen.
Ik wil dit vanuit een open perspectief bekijken. We staan voor een internationalisering van ons hoger onderwijs. Het feit dat buitenlandse studenten de weg naar Vlaanderen vinden, is op zich goed. Rationalisering is hier belangrijk. We kunnen echter wel een aantal kritische randbemerkingen maken. Ik vraag me af of dit wel is wat we beogen en of dat een garantie is op kwaliteit.
Wat momenteel aan de hand is, is voor een deel een negatief gevolg van wat zich in Nederland afspeelt. Ik vraag me af of we hier niet kunnen spreken over communicerende vaten. Het vroegere gezegde Als het regent in Parijs, dan druppelt het in Brussel zou men nu als volgt kunnen parafraseren: Als het regent in Den Haag, dan druppelt het in Antwerpen. Ik wil de andere universiteiten niet voorbijsteken. Het geldt echter vooral in Antwerpen.
Minister, dat ons onderwijs hoogstaand is, is goed. We hebben een goed universitair en hoger onderwijs, met een lage drempel qua toegankelijkheid. Dat is op zich zeer goed. Dat dreigt echter te zorgen voor een aantal problemen doordat buitenlanders deze opportuniteiten aangrijpen.
Nederland en Vlaanderen vormen een Nederlandstalig gebied. Vanuit mijn interessesfeer als Groot-Nederlander heb ik daarover alleen maar positieve gedachten. Over wat nu gebeurt, heb ik echter wel enkele kritische bemerkingen.
We stellen vast dat er in Nederland een zeer strak beleid wordt gevoerd met betrekking tot universiteiten en hoger onderwijs. Het systeem van toegangsexamens bestaat er al zeer lang. De huidige regering heeft toch een aantal besparingsmaatregelen uitgevaardigd, waardoor de toegankelijkheid niet meer zo evident is. Door geplande besparingen in Nederland zou de studiekost voor een tweede master om en bij de 14.000 euro kunnen bedragen. Men denkt er ook aan om studievertraging te beboeten. Het collegegeld zou op die manier wel eens tot 5000 euro kunnen oplopen. Dat is ook de reden waarom steeds meer studenten vanuit Nederland de weg naar Vlaanderen zoeken. Het probleem geldt al langer voor, dacht ik, de artsenopleiding, of toch zeker voor de studierichtingen waarvoor in Nederland een numerus clausus bestaat.
Minister, ik heb enkele vragen over de repercussies daarvan voor onze Vlaamse universiteiten, vooral voor wat de financiële draagkracht betreft. Ik dacht dat het collegegeld dat buitenlandse studenten in Vlaanderen moeten betalen 570 euro bedraagt. De commissievoorzitter heeft het in zijn vraag over 557 euro. Ik neem aan dat hij dichter bij de bron staat dan ikzelf. In ieder geval is het bedrag veel lager dan in Nederland, en toch zeker in vergelijking met de situatie die zich nu in Nederland aandient.
Hoe is de evolutie van de instroom van Nederlandse studenten aan de Vlaamse universiteiten? Ik wil me hier vooral focussen op de financiële weerslag op de universiteiten en, bij uitbreiding, op de Vlaamse overheid. Zijn er cijfers beschikbaar over de slaagkansen van de overwegend Nederlandse studenten die naar onze Vlaamse universiteiten komen?
De voorzitter : Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Voorzitter, minister, het is een goede zaak dat verschillende mensen in deze commissie het probleem van de beslissingen die men in Nederland wenst te nemen en de repercussies ervan voor ons hoger onderwijs op de agenda hebben geplaatst. Het is natuurlijk een vreemd debat. We leven in Europa: vrijheid van verkeer, vrijheid van mensen. In die zin is het natuurlijk raar als men dergelijke dingen meemaakt in een van onze buurlanden. Dat heeft allicht ook te maken met het feit dat we dezelfde taal spreken. Toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van ons Vlaams hoger onderwijs staat voorop, en dat willen we ook zo houden.
Hebben we schrik van die toevloed? Ik denk het niet. Wel is het belangrijk dat we zeer goed kunnen inschatten wat de gevolgen van dergelijke maatregelen van een buurland kunnen zijn op ons eigen hoger onderwijs.
De maatregel is nieuw. Als men echter wat vragen stelt, zeker in de regio waar ik woon, dan stelt men snel vast dat er al verschillende jaren een toename is van Nederlandse studenten. Er zijn ook een aantal universiteiten die dat ook melden. Ze stellen zich ook vragen over hoe ze daarop moeten anticiperen.
Minister, u had me wat uitgedaagd door in de krant te zeggen dat u wel zou zien wat u zou doen als het probleem zich voordoet. Als volksvertegenwoordiger wil ik dan toch wel eens horen wat u te zeggen hebt. Brengt de mogelijke overstap van Nederlandse studenten naar Vlaanderen het eigen systeem van numerus clausus voor bepaalde richtingen niet in gevaar? Is een van de mogelijke denkpistes dat het systeem van numerus clausus voor bepaalde richtingen herdacht kan worden als de toestroom van Nederlandse studenten plots abnormaal groot zou worden? Voor bepaalde richtingen vermoedt men dat. Bestaat het gevaar niet dat vooral zwakkere studenten hun kans komen wagen aan Vlaamse universiteiten, met alle mogelijke gevolgen van dien voor de kwaliteit van het eigen hoger onderwijs? Ze moeten verschillende toegangsexamens doen. Degenen die niet slagen, beslissen dan naar Vlaanderen te komen. Het blijkt toch ook dat Nederlandse studenten veel mobieler zijn dan de Vlaamse. We hebben nog steeds een beetje de kerktorenmentaliteit. Voor een Limburger is Gent soms het einde van de wereld. Dat geldt nu niet voor mij persoonlijk. Studenten zijn hier echter wel veel minder mobiel. In de eigen regio toont het succes van de richting Rechten dat ook aan. Limburg is niet zo ver verwijderd van Leuven.
Zal een grote instroom van Nederlandse studenten invloed hebben op de prijzen van de universitaire opleidingen in Vlaanderen? De Vlaamse overheid bepaalt immers per student een bedrag voor alle studenten, dus ook voor de Nederlandse. Als ik me niet vergis, is dat 570 euro. Dat is een vrij laag bedrag. Dat is ook de reden waarom we een vrij toegankelijk hoger onderwijs hebben. In een eerste reactie gaf u aan dat u wel zou zien als die plannen in Nederland worden uitgevoerd. Als ik goed heb gelezen, is het de bedoeling dat het Nederlands kabinet tegen de zomer de plannen voorlegt aan het Nederlandse parlement. Is het dan niet zinvol om al vooraf denkpistes te onderzoeken? We weten dat er vandaag al een grote toestroom is van Nederlandse studenten. Allicht beschikt u over informatie van alle Vlaamse universiteiten hoe zij daarnaar kijken. Op hoeveel buitenlandse studenten wordt een gemiddelde opleiding aan een Vlaamse universiteit financieel geraamd?
De heer Boudewijn Bouckaert : Er is een vraag gesteld over de slaagkans van de Nederlandse studenten. Het blijkt dat die de afgelopen twee academiejaren gemiddeld 10 procent bedraagt in de opleiding Diergeneeskunde van de Universiteit Gent. Dat is ook de beste opleiding Diergeneeskunde in Vlaanderen: er is er maar een. Over de hele instelling ligt dat, met uitzondering van de opleiding Geneeskunde, tot vijf keer zo hoog. Met die 10 procent scoren de Nederlanders even zwak als studenten die hier uit het beroeps-, technisch of kunstonderwijs komen. Ook dat is een drama.
Ook de Universiteit Antwerpen (UA) stelt vast dat de Nederlandse studenten ondermaats scoren. Uit de cijfers van de afgelopen vijf jaar blijkt dat net niet de helft zijn studie tijdens de bachelorjaren stopzet. Voor Vlamingen ligt dat rond het kwart. Dat is een beduidend verschil.
In Nederland gelden strenge criteria, waaronder de resultaten in het middelbaar onderwijs, om aan bepaalde opleidingen te mogen beginnen. Studenten die door deze strenge selectie uit de boot vallen, wagen hun kans dikwijls hier. Het gaat niet alleen om een financiële barrière. Er zijn ook inhoudelijke selectiecriteria. Als ze daar niet aan die criteria voldoen, komen ze naar hier.
Ze hebben dikwijls niet de juiste ingesteldheid: hun verwachtingen van de opleiding stroken niet met de realiteit en ze durven zich al eens mispakken aan de werklast. De Vlaamse universiteiten zijn wel wat klassieker ingesteld en leggen een grotere examenlast op aan de studenten.
Een laatste belangrijke oorzaak is het feit dat Nederland een besparingsbeleid voert, en de komende jaren dus niet failliet zal gaan. Als de bezuinigingen in Nederland worden doorgevoerd, kan het collegegeld daar tot 5000 euro per jaar oplopen. In Vlaanderen is dat slechts 557 euro. We gaan niet discussiëren over het bedrag. Het zou kunnen dat het 570 euro is. Ik zou het eigenlijk kunnen natrekken: gisteren kreeg ik een brief van mijn universitaire administratie met de mededeling dat aan mijn Mundusstudenten die amper drie maanden aan de universiteit blijven, het tarief van een heel jaar wordt aangerekend. Het argument was dat de software om het tarief voor drie maanden te berekenen, niet voorhanden is. Als argument kan dat tellen.
De keuze is dan snel gemaakt. Dit bracht journalist Guy Tegenbos van De Standaard in zijn opiniestuk van 8 februari tot de volgende conclusie: Suggesties om zachte of hardere vormen van selectie voor het hoger onderwijs door te voeren, gekoppeld aan een verbetering van de voorbereiding van die jongeren, eventueel via overgangsopleidingen, worden al jaren afgeblokt in Vlaanderen door verouderde opvattingen over de democratisering van het onderwijs. De toevloed van Nederlandse jongeren kan misschien het inzicht leveren. (...) Misschien kan dat de Vlaamse politieke en onderwijswereld overhalen om een zekere selectie bij de toegang tot het hoger onderwijs in te stellen, gekoppeld aan een betere voorbereiding van jongeren die we nu verwaarlozen en met een handicap aan het hoger onderwijs laten beginnen. De Vlaamse én Nederlandse jongeren en onze universiteiten en hogescholen zouden erbij winnen.
Minister, in het licht van deze uiteenzetting had ik graag een antwoord vernomen op de volgende vragen. Wat zijn uw plannen indien deze grote instroom van Nederlandse studenten zou aanhouden, dit in het kader van gouverner, cest prévoir? Gaat u akkoord met de stelling dat een zekere selectie bij de toegang tot het hoger onderwijs noodzakelijk is voor de kwaliteitsverhoging in het hoger onderwijs en ook voor het tegengaan van de verspilling van middelen?
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Voorzitter, de problematiek is al heel grondig toegelicht. Ik zal dus kort zijn.
In Nederland zijn de criteria om toegang te hebben tot bepaalde hogere opleidingen, strenger dan hier. Ook vallen een aantal studenten er uit de boot door de numerus clausus. Bovendien zullen de door de Nederlandse overheid aangekondigde drastische besparingen ook wel gevolgen hebben. Door dit alles stijgt het aantal Nederlandse studenten hier. Op zich vind ik het heel positief dat er een internationaal gezelschap is aan onze hogescholen en universiteiten. Dat is zeer leerrijk voor de studenten. Wat me echter zorgen baart, zijn de heel lage slaagpercentages. Zowel de Universiteit Gent als de Universiteit Antwerpen klaagt daarover. Ook wordt geklaagd over het feit dat de Nederlandse studenten ook in groten getale vroegtijdig afhaken.
Blijkbaar is er toch ook wel een behoorlijk verschil qua inschrijvingsgeld. De heer Van Dijck gewaagde van 570 euro. Ik dacht dat het 557 euro was, maar dat zal het verschil niet maken. Minister, ik sluit me aan bij de vragen van de collegas. Hebt u overleg gehad met de rectoren van de Vlaamse universiteiten en de beheerders van de hogescholen over deze problematiek? Kunt u daar desgevallend de conclusies van meedelen? Welke maatregelen kunt u in samenspraak met het hogeronderwijsveld nemen om een meer kwalitatieve instroom te krijgen, maar eventueel ook om de slaagkansen van die studenten te vergroten? Plant u eventueel ook een overleg met uw Nederlandse collegas over deze problematiek?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, geachte leden, ik heb daar nog niet expliciet over overlegd met de rectoren, omdat we dat momenteel nog niet echt nodig vinden. Dat zal dadelijk ook blijken uit de cijfers. Mijn Nederlandse collega bevoegd voor het hoger onderwijs, heb ik ondertussen al een paar keer ontmoet. Ik heb hem daar ook al even iets over gezegd. Ik heb ondertussen ook aan mijn administratie gevraagd alles eens goed in kaart te brengen. De Nederlandse regeling verschilt immers enigszins van de onze. Het gaat niet alleen over het inschrijvingsgeld. Studenten krijgen er ook beurzen en gratis openbaarvervoerkaarten. Er moet dan ook een totaalvergelijking worden gemaakt, waarbij men zich niet alleen toespitst op het studiegeld of het inschrijvingsgeld.
Op dit moment is de evolutie van het aantal Nederlandse studenten in Vlaanderen niet zo groot dat ze de verhoudingen tussen Nederlandse en Vlaamse studenten drastisch zou wijzigen. Uiteraard volgen we dat. Ik geef zo dadelijk de cijfers. Ik wil er wel op wijzen dat we daar al over hebben gesproken tijdens ons voorzitterschap. Ik heb dat al eerder gezegd. Ik herinner u eraan dat Oostenrijk en Duitsland een gelijkaardige problematiek kennen, net als de Franse Gemeenschap en Frankrijk. Het Europees Hof van Justitie heeft al uitspraken gedaan over opleidingen waaraan quota zijn verbonden, dus opleidingen met een toelatingsexamen. De vraag is in welke mate de toegang kan worden beperkt. Het Hof heeft bevestigd dat in principe het vrij verkeer van personen en diensten geldt, maar dat in bepaalde omstandigheden wel beperkende maatregelen kunnen worden genomen. Het ging over een heel specifieke context, bijvoorbeeld indien het nationale gezondheidsstelsel in gevaar zou komen of er een drastische wijziging zou zijn in de verhoudingen tussen kwaliteit en aantal studenten. Dat moet echter voort worden bekeken. Het gaat immers over een prejudiciële vraag. Een Belgische rechtbank zal een uitspraak moeten doen. We staan dus in contact met Oostenrijk en Duitsland over de uitdagingen die er zijn in het grenslandverkeer.
De cijfers tonen aan dat het aandeel van de Nederlandse studenten aan de Vlaamse universiteiten op vijf jaar tijd met ongeveer 1 procentpunt is gestegen. In 2005 bedroeg het aandeel Nederlandse studenten aan de Vlaamse universiteiten iets meer dan 2 procent, terwijl dat in dit academiejaar iets meer dan 3 procent is.
De heer Boudewijn Bouckaert : Dat is het percentage van het totale aantal Vlaamse studenten.
Minister Pascal Smet : Inderdaad.
De heer Boudewijn Bouckaert : Dat is wel veel.
Minister Pascal Smet : Alles is relatief. De universiteiten hadden in 2005 75.054 studenten, waarvan 1608 Nederlanders, of 2,14 procent. In 2009 hadden ze 86.417 studenten, waarvan 2666 Nederlanders, of 3,09 procent van de hele populatie. Er is dus een jaarlijkse stijging van ongeveer 10 procent.
De heer Boudewijn Bouckaert : De referentie is dus het totale aantal studenten, niet de Nederlandse studenten? Dat is iets heel anders.
Minister Pascal Smet : Dan nog is het relatief. Ik zal de cijfers aan het verslag laten toevoegen (zie bijlage). Bij de hogescholen was het aandeel 1,06 procent in 2005 en 1,65 procent in 2009. Nemen we de totaliteit van het hoger onderwijs, dan is er een stijging van 1,58 procent naar 2,25 procent.
De heer Boudewijn Bouckaert : Dat is een stijging met 50 procent.
Minister Pascal Smet : Een stijging van 1 naar 2 is ook een stijging met 100 procent.
De cijfers zijn dus nog niet van dien aard dat we in paniek moeten raken of drastische maatregelen moeten nemen. Dat betekent niet dat er geen stijging zou kunnen zijn, indien er nu beslissende maatregelen worden genomen die een significante impact hebben op de totaliteit van het onderwijsbeleid. De vraag is of die stijging ook niet maar één of twee jaar aanhoudt. Als studenten zien dat het niet lukt of dat het inderdaad niet zo gemakkelijk is, zal dat cijfer wel snel dalen. We moeten ons ervoor hoeden te snel maatregelen te willen nemen.
Mevrouw Heeren, u hebt gevraagd op hoeveel buitenlandse studenten een gemiddelde opleiding aan een Vlaamse universiteit financieel wordt geraamd. Ik kan u meedelen dat in het academiejaar 2008-2009 in totaal zon 4,7 procent van de studenten in de financierbare opleidingen van het Vlaams hoger onderwijs een vreemde nationaliteit had. We kunnen er ruwweg van uitgaan dat zij een gelijkaardig deel van de onderwijsfinanciering voor hun rekening nemen, aangezien tot op heden geen enkele instelling de 2 procentnorm overschreed voor de financierbaarheid van studenten die niet behoren tot de Europese Economische Ruimte (EER).
Indien het voorstel Ruim baan voor talent in Nederland wordt uitgevoerd, dan kan dat een effect hebben op Vlaanderen. We mogen dat niet ontkennen. Het is momenteel echter voorbarig ons uit te spreken over de mogelijke grootte van die impact. Het is niet aan ons om nu het Nederlandse voorstel te bespreken. De Nederlanders bevinden zich immers nog volop in het debatstadium over dit onderwerp en over wijzigingen. Ik wil echter duidelijk stellen dat de kwaliteit van het Vlaams hoger onderwijs niet afhankelijk kan en mag zijn van een kleine minderheid Nederlandse studenten die hier colleges komen volgen.
De cijfers geven ook aan dat het studierendement van Nederlandse studenten in Vlaanderen vooral problematisch is in hun eerste jaar aan de universiteit. Met een gemiddeld studierendement van net onder de 50 procent blijkt de Nederlandse instroom afgetekend zwakker te presteren dan de niet-Nederlanders, die een studierendement halen van rond de 67 procent. Instroombeperking voor een specifieke groep is echter niet wenselijk of mogelijk vanwege EU-regelgeving. We merken dat de kloof na het eerste jaar veel minder groot wordt. In de hogescholen is er nauwelijks verschil in studierendement tussen Nederlanders en niet-Nederlanders.
Studievoortgang wordt in het Vlaams hoger onderwijs opgevolgd via twee beleidsinstrumenten. Enerzijds regelt het leerkrediet de financierbaarheid van de student. Anderzijds biedt het Flexibiliseringsdecreet de instellingen de mogelijkheid om studievoortgangsmaatregelen in te voeren. Het systeem van leerkrediet zorgt ervoor dat studenten die langdurig ondermaats presteren, niet meer worden gefinancierd door de Vlaamse overheid. Die studenten kunnen ook in Vlaanderen worden verplicht een hoger inschrijvingsgeld te betalen, of kunnen zelfs worden geweigerd door de instellingen. Studenten die volgens objectieve criteria ondermaats presteren, kunnen bovendien door de instellingen worden aangesproken, in het kader van studievoortgangsbewaking. Indien de ondermaatse prestaties nadien aanhouden, kan de volgende inschrijving van een student eventueel worden geweigerd. Die maatregelen zijn voor alle studenten gelijk, of ze nu Vlaming of Nederlander zijn. Het systeem van leerkrediet vertoont op die manier wel wat gelijkenissen met het voorstel dat nu in Nederland circuleert, namelijk dat met betrekking tot de langduurstudenten, zoals men ze in Nederland noemt. Daarbij stelt men die studenten financieel verantwoordelijk voor hun studievertraging.
Voor alle duidelijkheid, het voorstel in Nederland handelt over een Wet verhoging collegegeld langstudeerders. Het gaat hier dus over een verhoging van het studiegeld voor een zeer specifieke groep van studenten. We moeten dus oppassen in dit debat. Samengevat wil men studenten hoger studiegeld aanrekenen indien zij meer dan één jaar studievertraging oplopen. Laten we niet vergeten dat we, naast deze bestraffende maatregelen, ook nog een aantal sturende en stimulerende instrumenten hebben in onze instellingen.
Dan was er de vraag van de heer Bouckaert over die fameuze proef. In het verleden heb ik al gezegd dat we tegen een hakbijlproef zijn. Op 20 januari heb ik alle rectoren ontmoet. We hebben daar nog eens opnieuw over gesproken. Er is afgesproken dat zij een voorstel zouden doen. We hebben ook duidelijk afgesproken dat we dat koppelen aan de hervorming van het secundair onderwijs. Voor hen was dat ook een mooi moment om een eventuele wijziging daaraan te koppelen. Er zijn verschillende mogelijkheden: een propedeusejaar is mogelijk, net als een ruim assessment, en dat niet alleen op kennis, maar ook op vaardigheden en attitudes, met de vraag in welke mate studenten leren en studievooruitgang kunnen boeken. Er zijn nog andere mogelijkheden. De voor- en nadelen worden in kaart gebracht. In functie daarvan zullen we dat inpassen in onze grondige hervorming van het secundair onderwijs. Dat is ook logisch: bij die hervorming hebben we het over het keuzerijp maken van kinderen en over het inzetten van een voortdurende studiebegeleiding.
Het financieringsdecreet voor het hoger onderwijs voorziet in een kliksysteem voor de variabele onderwijsgedeelten, gebaseerd op de evoluties van het aantal opgenomen studiepunten tot 2014 en het aantal financieringspunten vanaf het begrotingsjaar 2015. Indien het aantal opgenomen studiepunten met meer dan 2 procent stijgt, dan wordt ook het bedrag van dit variabel onderwijsdeel met 2 procent verhoogd. Onder bepaalde voorwaarden kan er overigens ook een negatieve klik worden toegepast.
Uit de cijfers van de voorbije vijf jaar blijkt dat de Nederlandse studenten verantwoordelijk zijn voor een stijging van de actief opgenomen studiepunten met 0,83 procent. Rekening houdend met het feit dat de stijging van het totale aantal opgenomen studiepunten aan de Vlaamse universiteiten in diezelfde periode, iets meer dan 12 procent bedroeg, kunnen we concluderen dat zij een veeleer kleine bijdrage leveren aan de algemene stijging van ons hogeronderwijsbudget. Overigens, het juiste cijfer voor het studiegeld is 564,30 euro voor niet-beursstudenten. Voor de bijna-beursstudenten is dat 376,20 euro en voor de beursstudenten 55 euro.
Vlaanderen kent momenteel geen opleidingen waarvan de toegang wordt beperkt door een numerus clausus. Wel zijn een aantal opleidingen toegankelijk na een toelatingsproef. Iedereen die slaagt voor die proef, wordt daadwerkelijk toegelaten. In die zin is er geen onderscheid tussen Vlaamse en Nederlandse studenten. We kunnen dat overigens ook niet doen op basis van nationaliteit.
Voorzitter, ik stel voor dat ik de gedetailleerde cijfers aan het verslag laat toevoegen. Moraal van het verhaal: we blijven waakzaam, maar op dit moment is er geen reden tot paniek. We blijven dit volgen.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Minister, er is inderdaad geen reden tot paniek, maar wel tot alertheid. Ik wil u eraan herinneren dat er een paar weken geleden een actuele vraag is gesteld over Nederlandse scholieren. Daaruit is gebleken dat er heel veel Nederlandse scholieren zijn die in Vlaanderen wonen. Er moeten dus misschien nog wat correcties zijn wat het aantal Nederlanders betreft. Het zullen er wat minder zijn, maar ze maken daar ook deel van uit, denk ik.
Minister, u hebt een punt: we moeten het Nederlandse debat niet voeren. Met het oog op de hervorming van het secundair onderwijs moeten we echter heel wat aandacht blijven hebben voor de doorstroming naar het hoger onderwijs, zowel naar het niet-universitair als naar het universitair onderwijs. Het is niet omdat men iedereen maar toelaat dat men een goed beleid voert. Elk jaar dat een student moet overdoen, heeft een aanzienlijke kostprijs, zowel voor de student als voor de gemeenschap.
Mijnheer Bouckaert, legio professoren zeggen tegen eerstejaarsstudenten dat die eens links en rechts van hen moeten kijken, want dat maar een van hen gedrieën het jaar erop in het tweede jaar zal zitten. Dat is enigszins bij de haren getrokken. Ik vind dat een verspilling van geld. Een goede oriëntatie, ook richting hoger onderwijs, is belangrijk. Laten we wat er in Nederland gebeurt, wel met argusogen bekijken. Nogmaals, mijn hoofdteneur blijft dat Vlaanderen en Nederland buren en bondgenoten zijn, en dat we ook ter zake de dialoog met elkaar moeten blijven aangaan.
De voorzitter : Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Minister, het antwoord was duidelijk. We moeten alert zijn. Dat zullen we samen met u zijn. Het is ook belangrijk dat de universiteiten zelf tijdig dus niet in september signalen geven aan het beleid, in de mate dat er kan worden bijgestuurd. We leven immers natuurlijk in het Europa van de 27, met een vrijheid van personen en goederen. Alles heeft zijn grenzen. Toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit staan voorop in ons hoger onderwijs. We moeten die dingen kunnen bewaren. Betaalbaarheid is ook belangrijk. In die zin vind ik het een zeer vreemde beweging. Universiteiten die zich situeren aan de grens, zullen daar vlugger mee worden geconfronteerd dan andere. Er zijn echter ook voorbeelden van het tegendeel. Ik verwijs naar het dossier van onze transnationale universiteit, naar de samenwerking in Limburg met Maastricht, waarmee we veel positieve ervaringen hebben. Het is dus niet allemaal kommer en kwel.
De heer Boudewijn Bouckaert : Het stemt me tevreden dat er eindelijk werk wordt gemaakt van een oplossing voor het probleem van de ongecontroleerde instroom in de universiteiten. Minister, u weet dat die problematisch wordt, zeker in een aantal richtingen. Men kan er de kwaliteit van het onderwijs niet meer handhaven, omdat de groepen erg groot zijn. Een substantieel aantal studenten blijkt zeer slechte uitslagen te behalen. Die studenten hadden daar eigenlijk nooit mogen zitten. Er zou een betere toeleiding van studenten moeten plaatsvinden. De discussie daarover zal wellicht een combinatie van maatregelen zijn. Ik ben blij dat wordt afgestapt van de idee dat democratisering betekent dat men veel studenten aan de universiteit heeft en daarvoor een soort sociaal certificaat van immersie haalt. De kwaliteit van het onderwijs moet centraal staan.
Er is ook een conferentie geweest over het onderwijs en Europa. Uit de uiteenzetting van professor Van den Bossche van de universiteit van Antwerpen over Europees recht bleek dat hoge inschrijvingsgelden voor vreemde studenten ook uit budgettaire overwegingen niet worden aanvaard door de Europese rechtspraak. De universiteit van Antwerpen doet trouwens een heel aantal inschrijvingsgelden terugbetalen. Ik denk dat we dit debat in Europa moeten voeren.
De Vlamingen betalen hun hoger onderwijs via de belastingen. Dat kan ook gebeuren via studiegelden. Dat heeft zijn voor- en nadelen. We merken in Europa echter een trend tot een verhoging van de collegeleden. Ik denk dat men op Europees vlak het principe van gelijke betaling ter discussie moet stellen. Zo niet, zullen de landen die onderwijs via de belastingen betalen zoals Vlaanderen, omwille van de toestroom van buitenlandse studenten, hun collegegeld moeten verhogen, wat ik geen goede motivering zou vinden.
Het lijkt me heel billijk dat men aan vreemde studenten, die niet via de belastingen bijdragen aan de financiering van het onderwijs, iets bijkomends vraagt. Als ik als niet-Gentenaar het Gravensteen bezoek, moet ik daarvoor betalen, terwijl Gentenaars dat niet hoeven te doen. Zij financieren via hun gemeentebelastingen het Gravensteen.
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Minister, u zegt dat we nog niet moeten panikeren en dat u dit dossier opvolgt. Ik heb daar dan ook niets aan toe te voegen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.