Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 13/01/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Lydia Peeters tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de nieuwe aanpak van de VDAB tot het activeren van werklozen voor knelpuntberoepen
- 743 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Ivan Sabbe tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het actieplan van de VDAB voor het invullen van knelpuntjobs
- 748 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Chris Janssens tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het nieuwe beleid van de VDAB ten aanzien van knelpuntberoepen
- 751 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Voorzitter, minister, geachte leden, het woord knelpuntberoepen is hier vandaag al een paar keer gevallen. Nu weten we ook dat, met het oog op een sneller invullen van de vacatures voor knelpuntberoepen, de raad van bestuur van de VDAB recent het licht op groen heeft gezet voor de uitvoering van een nieuw actieplan. Volgens de gedelegeerd bestuurder van de VDAB, de heer Fons Leroy, moet de doelstelling zijn dat minstens 65 procent van alle cursisten die een specifieke opleiding volgen voor een knelpuntberoep, ook effectief aan een baan in een knelpuntberoep moeten kunnen geraken.
De nieuwe aanpak bestaat er onder meer uit dat werklozen sneller worden aangemoedigd om voor een knelpuntberoep te solliciteren, dat er een onderzoek komt naar de aanpassing van de leeftijdsgrens voor de sluitende activeringsaanpak en dat het aanbod qua sollicitatie- of attitudetraining wordt uitgebreid.
We weten dat het bij die knelpuntberoepen niet alleen gaat over kwalitatieve problemen, maar ook over kwantitatieve problemen. Recent heeft arbeidsmarktexpert Luc Sels dat nog aangekaart. Hij heeft zelfs aangekondigd in de loop van 2011 een congres te zullen organiseren over de knelpunteconomie. Knelpuntberoepen kunnen ontstaan indien onvoldoende jongeren de vereiste studierichtingen kiezen of onvoldoende werkzoekenden over de nodige vaardigheden beschikken.
Minister, ik heb een aantal vragen, specifiek over die nieuwe aanpak die de VDAB heeft vooropgesteld. We weten dat de knelpuntproblematiek al heel lang meegaat. Is er in het verleden al onderzoek gedaan naar de omvang van de gemiste inkomsten en de extra uitgaven die al die knelpuntvacatures met zich meebrengen? U hebt aangekondigd de ambitie te hebben om de acties uit de Competentieagenda op het snijvlak van Onderwijs en Werk voort te zetten. Het is de bedoeling om in die Competentieagenda de strategische punten te identificeren en daarvoor een gepaste aanpak uit te werken. Kunt u al een stand van zaken geven over de samenwerking met het beleidsdomein Onderwijs met betrekking tot de studierichtingen voor de knelpuntberoepen? Wanneer en hoe zullen de strategische punten geïdentificeerd worden en wanneer denkt u een gepaste aanpak klaar te hebben? Kunt u hieromtrent een tijdpad aangeven?
Via de knelpuntberoepenregeling is een vrijstelling van de arbeidskaart mogelijk voor de grootste groep van nieuwe EU-werknemers die op die manier tot onze arbeidsmarkt worden toegelaten. Kunt u, misschien ook via een schriftelijke vraag, aangeven hoe groot deze instroom was in 2010?
Ten slotte: de VDAB heeft zelf aangegeven dat 65 procent van de cursisten zouden moeten uitstromen naar een knelpuntenberoep. Wij zijn al jarenlang pleitbezorger voor het invoeren van streefcijfers en zijn blij dat hierin een streefcijfer wordt vooropgesteld. Ik weet niet of het ook in die zin werd opgenomen in de beheersovereenkomsten met de VDAB. Alleszins zouden we toch opnieuw aan de minister willen vragen hoe hij staat ten aanzien van het voorstel om ook in de opmaak van meerjarenactieplan om daar ook meer gepreciseerde streefcijfers in op te nemen inzake de knelpuntberoepen.
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Te horen aan de uitspraken van de federale ministers madame Non en haar collega Onkelinx gisteren , ziet het er niet goed voor de regionalisering van onze arbeidsmarkt. Ik hoop dat we allemaal solidair zijn, minstens toch op dat vlak, om dit toch naar Vlaanderen te krijgen.
Een betere aanpak van vacatures voor knelpuntenberoepen is een van de drie paden die de minister-president wenste te bewandelen om van 2011 het jaar te maken waarin Vlaanderen volop gaat voor de vernieuwing van zijn economie. In 2010 kwamen er bijna 29.000 jobs bij in Vlaanderen. En de Nationale Bank verwacht dat er in 2011 bijna 30.000 jobs bijkomen. Dat is natuurlijk een positieve verwachting. De vraag is echter of de krapte op de arbeidsmarkt, die er al is, niet acuter zal worden omdat het moeilijk is om de niet-werkenden tot werken aan te zetten. Er zal dus volgens mij geenszins een daling zijn in het aantal openstaande vacatures.
Wat zien we? In de maand december waren er in Vlaanderen 41.676 openstaande vacatures voor 199.000 niet-werkende werkzoekenden. Om alle verwarring te vermijden want er wordt nogal eens een loopje genomen met de werkelijkheid: van die 41.676 vacatures zijn er 20.851 waarvoor er geen of slechts een laag studieniveau vereist is. Er zijn 17.584 vacatures waar er zelfs geen ervaring voor vereist is. Dat vacatures niet ingevuld raken kan dus bezwaarlijk in hoofdzaak worden toegeschreven aan een gebrek aan opleiding.
Uit de versie 2009 van de lijst met knelpuntberoepen die de VDAB jaarlijks opstelt, blijkt dat het in het crisisjaar 2009 voor bedrijven aartsmoeilijk was om geschikte kandidaten te vinden. Ik verwijs ook naar de studie van UNIZO, die eveneens heeft belicht dat 27 procent van de ondernemers het vinden van de juiste mensen als het belangrijkste probleem beschouwde. Het vinden van geschikte kandidaten bleek aartsmoeilijk voor niet minder dan 194 knelpuntberoepen uit 79 verschillende clusters. We zijn inderdaad al aan 194 knelpuntberoepen. Men heeft van bijna elk beroep een knelpuntberoep gemaakt.
De godzijdank verbeterde conjunctuur belooft dat het cijfer voor 2010 enkel nog de krapte zal doen toenemen en dat we nog meer problemen zullen krijgen in ondernemingen om die vacatures in te vullen.
We hebben immers ook nog een demografisch probleem, minister, u weet dat. Tussen nu en 2014 zullen er in Vlaanderen namelijk zon 300.000 mensen de arbeidsmarkt verlaten. Doordat steeds meer oudere werknemers met pensioen gaan, zal er automatisch een vrij behoorlijke vervangingsvraag zijn. Als we die 300.000 jobs optellen bij de 41.000 die structureel niet ingevuld geraken, zullen er toch heel grote problemen op onze arbeidsmarkt ontstaan. Welke maatregelen gaat u ter zake nemen? Ik weet wat ik zou doen, maar ik ben geen minister.
De extra opleiding alleen zal het heil niet brengen. Er moet wel dringend werk van worden gemaakt en de interpellatie van de heer Watteeuw ging in die richting om de ouderen te activeren en vooral om tot die veertigjarige loopbaan te komen. Er zal dus definitief afscheid moeten worden genomen van het brugpensioen om te zorgen dat iedereen die kan werken, ook effectief kan werken binnen die aanvaardbare termijn van veertig werkjaren.
Ondertussen, en dat is positief, heeft de raad van bestuur van de VDAB groen licht gegeven voor een nieuw knelpuntbeleid. Het plan dat de raad van bestuur goedkeurde, heeft vijf actiepunten. Het eerste punt is de sluitende aanpak van cursisten. De doelstelling van het nieuwe actieplan was om binnen het jaar 65 procent van de cursisten aan het werk te krijgen, momenteel is dat 57 procent. Het is een bescheiden ambitie, maar goed, beter een bescheiden dan een niet-realistische ambitie.
Verder heeft de VDAB een realistisch jobdoelwit: de instroomverbetering in de beroepsopleiding. Vooral voor technische opleidingen zijn er vaak onvoldoende kandidaten beschikbaar met een minimum aan technische voorkennis. De VDAB wil meer werkzoekenden sneller in de richting van een knelpuntberoep heroriënteren. Momenteel gebeurt dit pas ten vroegste na drie maanden. Het is dus de bedoeling dat de VDAB-consulenten jonge werklozen met onrealistische jobperspectieven ervan overtuigen een andere beroepskeuze te maken. De kern van mijn vraag, minister, is hoe men die heroriëntatie gaat aanpakken en of ze verplicht is. Daar zou ik graag heel concreet uw visie over weten. Er was het voorbeeld van de archeoloog die zijn beroep niet kon uitoefenen en aan wie men dus zei: Je moet iets anders doen. Maar gaan we dit vriendelijk vragen? Of wat zijn dan de maatregelen die ervoor zullen zorgen dat die persoon er ook van overtuigd raakt die andere beroepskeuze te maken?
Ik heb u ook al een aantal keer ondervraagd over de activering van 50-plussers. U hebt blijkbaar niet geantwoord op de vraag van de heer Watteeuw wanneer het maatpak voor 50-plussers klaar is. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Wel, dan zullen we dat lezen. Want volgens ons is dat niet beantwoord, maar goed. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Is het kiezen voor een knelpuntberoep vrijblijvend of is er ook in een dwangmatig en/of sanctionerend aspect voorzien om jonge werklozen met 'onrealistische jobperspectieven' of werkzoekende 52-plussers sneller te doen kiezen voor knelpuntjobs?
De VDAB gaat ook onderzoeken of de leeftijdgrens niet omhoog kan. U hebt gezegd dat u daar al op hebt geantwoord. We zullen het verslag daar op nakijken.
Het migratiebeleid in Vlaanderen en België loopt mank. Op welke manier zult u van de nood een deugd maken en het mank lopende migratiebeleid aanwenden als opportuniteit voor een gezonde economische migratie? Een migratie waarbij we dus geen armoede aantrekken, maar waarbij we mensen aantrekken die naar hier komen om te werken en jobs in te vullen. Het signaal dat minister Bourgeois aan de Romas gaf, was duidelijk totaal verkeerd. Op die manier zullen we enkel gelukzoekers aantrekken en niet de juiste mensen die hier willen komen werken. Zo zullen we onze sociale zekerheid nog met een grotere last opzadelen, zonder baten voor de arbeidsmarkt. Dit is weliswaar voor een groot deel federale materie. Toch heeft Jan Denys van Randstad duidelijk uitgesponnen hoe we dat moeten aanpakken. Hij heeft eens te meer Nederland als voorbeeld genomen, met een zeer specifieke auto workforce. Hoe gaat u met uw collega van Integratie afstemmen om dat aanzuigeffect om te buigen naar een positief aanzuigeffect, namelijk voor mensen die willen werken?
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Minister, het actieplan van de VDAB om de invulling van knelpuntberoepen performanter te maken, is al voldoende geschetst door de voorgaande sprekers. Ik ga dan ook meteen over tot mijn vragen.
Op basis van welke evaluatie is de raad van bestuur van de VDAB tot zijn nieuwe aanpak inzake knelpuntberoepen gekomen? Waaruit bestaat die nieuwe aanpak precies? Meer dan zes op de tien knelpuntberoepen vereisen hogere studies, terwijl de helft van de werkzoekenden kortgeschoold is. Er is dus een behoorlijke en structurele mismatch tussen vraag en aanbod. Een performant knelpuntenbeleid zal de diverse beleidsdomeinen dus moeten overschrijden. Hoe zult u daarbij te werk gaan, in samenwerking met uw collegas, voornamelijk de minister van Onderwijs?
In het kader van het werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP) werd gefocust op een uitbreiding van de opleidingscapaciteit, onder meer voor knelpuntberoepen. In hoeverre is daar intussen reeds werk van gemaakt? Hoe zult u in het kader van de aanpak van knelpuntberoepen samenwerken met opleidingsactoren, bedrijven of andere partners? Worden er specifieke initiatieven genomen om werkzoekenden uit kansengroepen in de richting van knelpuntberoepen te oriënteren?
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Voorzitter, minister, collegas, professor Sels van de K.U.Leuven heeft een studie gemaakt over de vervangingsgraad per sector. Het is misschien goed, minister, om daar ook aandacht voor te hebben en daarop in te spelen, binnen het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) of in een ander kader. Die studie geeft aan in welke sectoren er over enkele jaren zeker knelpuntberoepen zullen ontstaan. Het is goed om daar op tijd op te anticiperen. In welke mate kunt u dat op een toekomstgerichte manier aanpakken?
Minister Smet, bevoegd voor Onderwijs, gaat eindelijk op bezoek in Nederland om jongeren aan te moedigen om meer wetenschappelijke richtingen te studeren. In welke mate kunt u daar een oogje in het zeil houden, opdat dat daar ook werkelijk gebeurt? Er zijn heel wat knelpunten, ook in technische en wetenschappelijke richtingen. We kunnen de mond vol hebben over innovatiebeleid, maar we moeten natuurlijk ook voldoende mensen hebben om die vernieuwde economie vorm te geven. Ik wil u vragen om dat scherp in het oog te houden en om er vanuit de Vlaamse Regering op in te zetten om jongeren voldoende naar technische en wetenschappelijke richtingen te leiden.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Minister, mevrouw Peeters heeft verwezen naar de competentieagenda. Het is mij opgevallen dat Fons Leroy zei dat die competentieagenda tot onvoldoende positieve aspecten leidt. Dat is een zeer duidelijke uitspraak. Hoe wilt u daarop reageren? Wat wilt u daaraan doen?
Met betrekking tot het nieuwe beleid inzake de toeleiding naar knelpuntberoepen heeft hij gezegd dat we moeten oppassen met het toeleiden naar slechte en slecht betaalde jobs. Als je mensen echt naar die knelpuntberoepen gaat duwen en je gaat daar te ver in, zou de factuur wel eens kunnen worden doorgeschoven naar de sociale zekerheid, stelt hij. Je mag mensen dus niet zomaar tot elke job verplichten. Je moet nog altijd blijven uitgaan van competenties. Ik hoor hier soms een andere teneur. En dat is niet tot u gericht, minister. Men spreekt over het dwangmatig verplichten om bepaalde beroepen op te nemen. Fons Leroy pleit ervoor om het hoofd koel te houden, en ik volg hem daarin.
Professor Sels heeft gezegd dat werkgevers ook hun verantwoordelijkheid hebben. Zij moeten wat betreft de knelpuntberoepen goed beseffen dat ze er alle belang bij hebben om de doelgroep van potentiële werknemers te verbreden. Men mag dus niet alleen heel strikt afbakenen wat men zoekt en vervolgens denken dat de VDAB het wel zal oplossen. Neen, de werkgevers hebben daar zelf ook een verantwoordelijkheid in. Hoe zult u daarop inspelen?
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Voorzitter, ik wil me graag aansluiten bij de vraagstellers, mits het accentueren van één aspectje uit de vragen. Er is al opgemerkt dat de werkzaamheidsgraad in België vrij laag ligt, maar dat is geen probleem bij de jongeren of bij de middengroep, want daar zitten we boven het Europese gemiddelde. Het is vooral een probleem bij de 50-plussers.
Er worden dan een aantal remedies naar voren geschoven. Het gaat onder meer over de sluitende aanpak en het aanpakken van het brugpensioen. We hebben dat debat al eens gevoerd in de plenaire vergadering. We waren het erover eens dat het niet verantwoord is om mensen op hun 52e uit de arbeidsmarkt te verwijderen. Maar als we het aanwervingsbeleid in bedrijven zien, is er toch een probleem. Er stokt daar iets. De loopbaanbegeleiding werkt niet. Er zijn destijds afspraken gemaakt tussen sociale partners. Er is nu een nieuw plan.
Brugpensioen is geen goede zaak, maar kan men het mensen die na hun 50e ontslagen worden, kwalijk nemen dat ze daar alle waarborgen willen incalculeren en het zekere voor het onzekere nemen en voor brugpensioen kiezen? Dan is het aan de arbeidsmarkt om te zeggen dat er werkaanbiedingen zijn. Ik heb eerder al opgemerkt dat dat de gemeenschap geen geld kost. Het kost de bedrijven wel geld, maar de gemeenschap betaalt enkel de werkloosheidsvergoeding.
Daarom wil ik dit accent leggen: akkoord dat men de aandacht focust op het langer aan het werk houden van de 50-plussers, maar men moet dan ook sensibiliseren bij de werkgevers en daar een actief loopbaanbeleid promoten, opdat zij kansen zouden geven aan die doelgroep.
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Voorzitter, minister, collegas, we delen de analyse dat er een probleem is op de arbeidsmarkt met betrekking tot de knelpuntberoepen. Dat is voldoende geschetst. Ik sluit me aan bij de heer Van den Heuvel. Een groot deel van het probleem zit inderdaad bij de afstemming van het onderwijs op de arbeidsmarkt.
Een paar mensen hebben ook verwezen naar werkgevers en dergelijke meer, maar ik wil toch wijzen op de loonkloof. Voor heel wat werknemers is het bijna niet de moeite om te gaan werken, omdat het maar iets meer opbrengt dan wat ze uit de werkloosheid zouden halen. Dat is natuurlijk opnieuw een federaal probleem.
De heer Sabbe sprak over arbeidsmigratie. Dat is inderdaad een uitdaging die op ons afkomt. Europese studies tonen aan dat we tegen 2050 voor heel Europa niet minder dan 20 miljoen extra arbeidskrachten naar hier zouden moeten halen. Er is echter een fundamenteel verschil, mijnheer Sabbe, tussen arbeidsmigratie en asiel aanvragen. Asiel is een internationaal erkende beschermingsmaatregel. Het gaat erover om mensen die op de vlucht zijn, effectief te beschermen. Arbeidsmigratie is iets helemaal anders.
Het is wel juist dat we inzake arbeidsmigratie in Europa met een levensgroot probleem zitten. Ongeveer 95 procent van de migranten die naar Europa komen, zijn laag- of niet geschoold. In de Verenigde Staten en Canada is het net omgekeerd: 80 tot 90 procent van de migranten daar zijn hooggeschoolden, die op die manier een meerwaarde bieden aan de maatschappij.
Er zijn ook nog heel wat Europese regels. U hebt ongetwijfeld al gehoord van de Blue Card, die geleidelijk aan zal worden ingevoerd en die daar een antwoord op zou moeten bieden. Die discussie hoort hier niet thuis, maar ik wil er toch op wijzen dat het onvoorzichtig is om die zaken zomaar door elkaar te gooien met een paar gemeenplaatsen die naar mijn mening op niets trekken.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, collegas, ik heb een vrij lang antwoord bij, maar ik zal niet opnieuw antwoorden met de zaken die in de beleidsbrief staan, want anders kunnen we dat elke week opnieuw doen. Hoewel het allemaal gerechtvaardigde vragen zijn, focus ik in mijn antwoord vooral op het aspect dat de aanleiding was voor de vragen, namelijk het beleid van de VDAB inzake knelpuntberoepen. Het is allemaal zo met elkaar vervlochten dat je al die vragen elke keer opnieuw kunt stellen, maar er zijn acties en u kent ze allemaal.
Ik wil beginnen met kort iets te zeggen over cijfers. Ik heb altijd schrik om cijfers aan te halen. Mijnheer Sabbe, ik ga ervan uit dat de 300.000 mensen die tegen 2014 op pensioen gaan, geen 65 jaar zijn. Men moet altijd de hypothese bekijken dat er wellicht 300.000 mensen ceteris paribus, als alles gelijk blijft zoals vandaag en iedereen op dezelfde leeftijd op pensioen gaat als men gemiddeld nu op pensioen gaat op een bepaalde leeftijd op pensioen zullen gaan. Maar we voeren een beleid dat niet ceteris paribus is. Je moet het altijd in verhouding zien en cijfers relativeren, wat absoluut niet betekent dat er geen problemen zijn.
Mevrouw Peeters, u vraagt naar een studie. Dat zou heel interessant zijn, maar het is niet zo eenvoudig. Uiteindelijk worden in de meeste bedrijven knelpuntvacatures wel ingevuld, alleen duurt het wat langer dan normaal. Zoals het hoort bij werkgevers, gaat men er dan creatief mee om of zou men er creatief mee moeten omgaan omdat men op dat moment bijvoorbeeld minder ideale kandidaten heeft. Men zoekt eerst de witte raaf of het schaap met vijf poten. Als men die niet vindt, dan zal men wat meer opleidingen organiseren. Men zoekt vaak naar interne oplossingen: mensen die doorschuiven of het werk dat herverdeeld wordt. Het is moeilijk om daar een exacte kostprijs van te berekenen. Een studie bestaat er in elk geval niet.
Knelpuntvacatures zijn echt problematisch als teams chronisch onderbemand zijn of als bedrijven in hun groei worden geremd omdat ze geen geschikte kandidaten vinden. Ook dat is zeer moeilijk te becijferen.
Feit is dat we het komende decennium voor een enorme uitdaging staan. Ik denk dat dat de essentie van de vraag is. We evolueren effectief naar een knelpunteconomie. Het is juist om vast te stellen dat er zelfs tijdens de crisis een krapte was voor bepaalde beroepen op de arbeidsmarkt. Die krapte is hier en daar wat gemilderd, maar ze is op vele plaatsen gewoon blijven bestaan. Technisch geschoold personeel bijvoorbeeld blijft een knelpuntberoep. De vergrijzing zal die tekorten alleen maar verhogen. De gemiddelde leeftijd van de werknemer is zeker in een aantal klassieke knelpuntsectoren relatief hoog. Ook daar zullen er problemen zijn. Bovenop de tekorten die de werkgevers vandaag al ervaren, komt er zonder twijfel de groeiende vervangingsaanvraag, en die problematiek zal een grote uitdaging zijn.
U hebt gelezen dat de VDAB een nieuw knelpuntbeleid zal voeren. Ze zijn ingegaan op mijn beleidsbrief, waarin ik uitdrukkelijk heb gevraagd naar dat beleid. Mevrouw Peeters, ik herinner me dat u zei dat u blij was dat ik een streefcijfer in mijn beleidsbrief had staan. Het is niet toevallig dat de VDAB dat streefcijfer in zijn nieuw knelpuntbeleid opneemt. Ik denk dat dat ook de logica is. De VDAB heeft een plan opgesteld en dat voorgelegd aan de raad van bestuur.
Ik wil het plan even toelichten omdat ik vind dat het in de juiste richting gaat. Wat zijn de actiepunten? De VDAB neemt het engagement om zijn opleidingsaanbod nog beter af te stemmen op de noden van de arbeidsmarkt. De opleiding waarvan een cursist niet of onvoldoende vlot werk vindt, zal grondig worden bijgestuurd of zal worden afgeschaft zodat er geen opleidingscycli meer zijn waarvan je op voorhand weet dat de kans op arbeidsmarkt nihil of zeer klein is. Een performant opleidingsaanbod is natuurlijk enkel realiseerbaar als er effectief wordt samengewerkt. De VDAB voorziet in zijn plan dat er naar nieuwe partners wordt gezocht. Ik geef u straks de cijfers die aangeven hoeveel de VDAB nu al samenwerkt met andere partners.
Een tweede actiepunt is het sluitend maatpak voor de cursist. Het sluitend maatpak wil zeggen dat men de cursisten van de VDAB intenser zal begeleiden. De doelstelling is tweeërlei: de uitval tijdens de opleiding omlaag brengen en op het einde van de opleiding meer investeren in activering. Vandaag verwijst de VDAB op het einde van de opleiding de cursisten naar vacatures, maar men zal een stap verder gaan. Men kan bijvoorbeeld bedrijfsbezoeken en jobdatings organiseren, campagnes naar werkgevers voeren enzovoort. Er zal een groter accent worden gelegd op acties op het einde van een opleiding.
Er zal ook meer worden geïnvesteerd in de nazorg. Dat is voor mij ook heel belangrijk. Cursisten die na hun opleiding niet vlot aan het werk geraken, zullen sneller dan voorheen worden aangesproken. Provinciaal wordt er een passende aanpak uitgewerkt die maximaal inspeelt op regionale verschillen, want die zijn er ook.
Een derde actiepunt is dat werkzoekenden met beroepsaspiraties met zeer weinig toekomstperspectieven effectief sneller in een traject met toekomstperspectieven zullen komen. De VDAB maakt nu de lijst op van beroepen waar weinig of geen vraag naar is. De mensen die zon beroep zouden willen uitoefenen, worden opgenomen in een heroriënteringstraject. Men start vanaf de jongeren.
Een vierde actiepunt zijn de zogenaamde arbeidsmarktcompetenties. Wat ik zeer goed vind, is dat er een aantal algemene competenties zijn opgelijst. Als iemand die competenties niet heeft, worden ze automatisch opgenomen in het traject. Ik som er vijf op: de kennis van het Nederlands, de laaggeletterdheid, het niet kunnen werken met pc, het ontbreken van sollicitatievaardigheden en een gebrek aan of onvoldoende arbeidsethos. De VDAB gaat ervan uit dat je deze vijf vaardigheden nodig hebt bij het solliciteren. De aandacht voor die competenties wordt een essentieel onderdeel van de volledige dienstverlening van de VDAB. In juni zal er worden gestart met deze nieuwe aanpak.
Een laatste en essentiële pijler in het project is de verruiming van het arbeidsaanbod. Het is al gezegd dat meer Vlamingen effectief aan de slag moeten. Er is een arbeidsmarktreserve, zeker ook in kansengroepen. We moeten die actief bemiddelen, maar de werkgevers moeten ook actief worden begeleid om die kansengroepen een kans te geven. Werkgevers zoeken vandaag dat schaap met vijf poten. Het actieplan knelpuntenbeleid geeft daar ook voldoende aandacht aan.
Het actieplan is zeker geen actieplan voor 2011 alleen. Het is een actieplan dat een basis moet leggen voor die vernieuwde en verbeterde dienstverlening voor de volgende jaren, waarbij de knelpuntberoepen en de gap op de arbeidsmarkt centraal staan.
Zoals ik al zei, in het actieplan is één streefcijfer opgenomen. Dat is het streefcijfer dat u ook terugvond in mijn beleidsbrief, namelijk dat 65 procent van alle cursisten 6 maanden na het beëindigen van de opleiding aan de slag is in 2011. De VDAB moet dat naar voren brengen, ik kan dat niet doen. Als dat cijfer wordt gehaald, zullen we het de volgende jaren nog verhogen. Het actieplan kan nu van start gaan en geleidelijk aan worden ingevoerd. In het najaar 2011 volgt er al een eerste evaluatie van het actieplan. We gaan dan na wat de eerste resultaten zijn. Dat is een goede zaak.
Het linken van aanbod en vraag en de samenwerking daaromtrent met Onderwijs, met derden of met bedrijven zal ik verder uitbouwen. Er wordt terecht gewezen op de structurele mismatch tussen vraag en aanbod. Het al dan niet kiezen voor een knelpuntberoep moet in elk geval worden gezien binnen de algemene begeleiding en oriëntering van werkzoekenden, en dat is, mijnheer Sabbe, niet vrijblijvend. Ook voor jonge werklozen met onrealistische jobperspectieven en werkzoekende 52-plussers hanteert de VDAB het federale kader van de passende dienstbetrekking of opleiding. Als een werkzoekende beroepsaspiraties koestert met weinig vraag, kan hij worden verplicht om te solliciteren naar een passende dienstbetrekking. Die moet aansluiten bij zijn capaciteiten en competenties. Ik geef graag absurde voorbeelden. Iemand wil bijvoorbeeld leeuwentemmer zijn. Die baan is weinig te vinden. Maar als de aspiratie wordt uitgebreid naar dierenverzorger, zijn er veel meer mogelijkheden. Een werkloze met aspiraties met weinig kans op een baan moet vanaf de start worden meegenomen in een traject dat meer toekomstperspectieven biedt.
Het is mijn objectief om nauwer samen te werken met Onderwijs. Er zijn al gesprekken gevoerd met minister Smet. Ik wil de samenwerking zeker voortzetten. Daarom heb ik in de nieuwe beheersovereenkomst van de VDAB laten vastleggen dat er meer samenwerking komt met Onderwijs en anderen. De competentieagenda is ook een snijvlak tussen Werk en Onderwijs. Het gaat om werk van lange adem, dat weet iedereen wel. De actielijnen zullen in de toekomst zeker worden voortgezet. Ik zal samen met de sociale partners overleggen over de aanpak.
Ik wil meer van de beroepsgerichte en operationele opleidingen van de VDAB doen in samenwerking met partners. Dat staat al van bij het begin in mijn beleidsnota en ‑brief. Dat staat uitdrukkelijk in het werkgelegenheids- en investeringsplan. In 2009 waren er 13.212.000 opleidingsuren voor werkzoekenden, 6.634.000 of 50 procent ervan werd gerealiseerd in samenwerking met partners.
De eerste 11 maanden van 2010 werden er 3058 personen bijkomend bereikt in de competentieversterkende acties in uitvoering van het WIP; in 11 maanden werd al 87 procent van de vooropgezette doelstelling van 3500 gerealiseerd. Het gaat om 2100 cursisten voor extra knelpuntopleiding en 958 personen in Nederlands tweede taal-opleidingen.
We hebben de werkloosheid zien stijgen door de crisis. De kansengroepen maken daar nog altijd het overgrote deel van uit. De arbeidsmarkt moet daar oog voor hebben. We moeten met de knelpuntberoepen bij de kansengroepen terechtkomen. Het omscholen naar een knelpuntberoep is voor mij zeker een optie voor duurzame tewerkstelling voor kansengroepen. Uit onderzoek blijkt dat cursisten uit kansengroepen na hun opleiding minder gemakkelijk aan de slag geraken. In het actieprogramma van de VDAB rond knelpuntberoepen en een betere begeleiding en nazorg zijn de kansengroepen een prioritaire doelgroep.
We doen een systematische uitbreiding en ontwikkelen een betere methodiek voor de 50-plussers. Daar heb ik het net al over gehad.
Het is onze ervaring dat de huidige begeleidingsmethodiek niet steeds aangepast is aan 50-plussers. Het is een zeer heterogene groep. Veel 50-plussers hebben heel hun leven slechts één job gehad. Ze hebben een stabiele loopbaan gehad. Anderen zijn meerdere keren werkzoekend geweest. Ik geef u twee vaststellingen mee, zonder te willen beweren dat we daar conclusies uit kunnen trekken voor alle oudere werkzoekenden.
Veel van die oudere werkzoekenden zijn het niet gewend om met de multimedia te werken. Werkzoekenden die dat wel doen, kunnen we natuurlijk laten inschrijven op de mail op maat waarbij op maat vacatures worden aangeboden per mail. Kunnen werken met pc als basiscompetentie is meegenomen. Zo kunnen we meer mensen bereiken.
Verder zien oudere werkzoekenden dikwijls het belang van opleiding niet in. Uit een evaluatie blijkt dat van de verplichte groep van 50 tot 52 jaar slechts 30 procent bereid is om een opleiding te volgen. 45 procent is expliciet niet bereid om te investeren in een opleiding. Dat zijn cijfers waar we niet naast kunnen kijken. Wat we daar vooral uit afleiden en met de VDAB hebben afgesproken, is om voor die oudere werklozen een andere opleidingsmethodiek aan te wenden. Ze zijn niet direct bereid om in een klas te gaan zitten, al mag ik niet veralgemenen. We moeten hen misschien de kans geven om op afstand te leren, om op hun eigen ritme, thuis de dingen aan te pakken.
Een andere oplossing voor de knelpunten is migratie. Mijnheer Sabbe, u zegt het zelf, dat is niet voor een groot deel maar volledig federale regelgeving. Die moet natuurlijk rekening houden met Europese verdragen en dergelijke. In tegenstelling tot wat hier werd gezegd, maakt de knelpuntberoepenregeling ten aanzien van de werknemers uit de nieuwe Europese lidstaten tijdens een overgangsfase geen vrijstelling van arbeidskaarten mogelijk, maar wel een snelle aflevering van die kaarten zonder voorafgaand arbeidsmarktonderzoek.
Het is dus zo dat ten aanzien van acht van de tien nieuwe lidstaten de overgangsfase is verlopen. Alleen voor Bulgarije en Roemenië geldt die nog. De werknemers uit die lidstaten zijn ten gevolge van het vrij verkeer van werknemers vrijgesteld van arbeidskaarten. Alleen voor de Bulgaren en de Roemenen geldt dus nog de regeling van de arbeidskaarten, normaal nog tot 1 januari 2012. We komen daar zo dadelijk nog even op terug. Ik zal nu niet vooruit lopen op die zaken.
Ik wil er ook wel op wijzen dat degenen die vrijgesteld zijn van een arbeidskaart toegang hebben tot alle beroepen. Per definitie kunnen vanuit onze Vlaamse dienst Migratie, bevoegd voor het afleveren van arbeidskaarten, dus geen cijfers geleverd worden over het aantal werknemers uit die acht lidstaten. We hebben daar niets over.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord, dat een en ander verduidelijkt. Wat ik sowieso positief vind, is de zaak van de streefcijfers. In 2010 was de uitstroom ongeveer 60 procent. Nu is de doelstelling om 65 procent te halen. U geeft ook aan om dat in de volgende meerjarenactieplannen mee op te nemen. Dat kunnen we alleen maar toejuichen.
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Minister, u hebt gezegd dat het niet zomaar facultatief is, wel dwingend. Betekent dat concreet dat als de persoon in kwestie dat niet doet, een schorsing loopt met betrekking tot de werkloosheidsuitkering?
Minister Philippe Muyters : Het is eigenlijk heel eenvoudig. Dat is geen automatisme. Ik geef een voorbeeld. Stel dat een werkloze bij mij komt en ik vind dat hij wel geschikt is om vrachtwagenchauffeur te worden. Hij zegt echter dat hij rugklachten heeft. Alles hangt af van het feit of er valabele argumenten zijn om een opleiding of een volgens ons gepaste job te weigeren. Als dat niet het geval is, kunnen we overgaan tot transmissie. Meestal heeft dat te maken met een veelheid aan gegevens. Er wordt een beoordeling gemaakt individu per individu.
De heer Ivan Sabbe : Stel dat de persoon aan alle voorwaarden voldoet en hij gaat er niet op in, volgt er dan een sanctie?
Minister Philippe Muyters : Ik weet niet of er een sanctie volgt. Wij kunnen alleen zorgen voor de transmissie. Ik sta vandaag niet in voor de sanctionering.
De heer Ivan Sabbe : Ik wil ook nog even inpikken op wat de heer Diependaele heeft gezegd. Ik wil hem wat helpen, want ik heb de indruk dat hij wat aan het dwalen is. Mijnheer Diependaele, dat is juist het perfide van het systeem van werkloosheidsuitkering die onbeperkt in de tijd is. De werkloosheidsuitkering is niet te hoog. Volgens mij is dat zeker niet het geval. Als ze beperkt is in de tijd, staan de mensen automatisch niet meer voor het dilemma tussen werk, waarbij ze nauwelijks meer verdienen dan de uitkering, en werkloosheid. We moeten solidair zijn. Ik ben dat ook en wil dat ook zijn voor mensen die problemen hebben. Ik stel een werkloosheidskrediet van drie of vijf jaar voor tijdens de loopbaan. Ik heb liever dat er een is. Het mag zelfs langer zijn, als er maar een komt. Gedurende die tijd helpt de gemeenschap als iemand geen job heeft. Omdat er nu geen beperking in de tijd is, staan mensen voor een dilemma omdat het aantrekkelijker is niet te werken.
U reageerde ook nogal minnetjes toen ik het had over migratie. Ik wil het nog eens duidelijk maken. Ik heb enige ervaring met buitenlandse werknemers. Het zou kunnen zijn dat minister Bourgeois proactief reageert en naar bepaalde Europese landen gaat. Ik denk dan aan de Baltische staten, waar 17 tot 18 procent van de mensen werkloos is, of zelfs aan Spanje, waar de werkloosheid meer dan 20 procent bedraagt. Hij zou concrete initiatieven kunnen nemen in Catalonië en daar voorstellen welke knelpuntberoepen er bij ons zijn. Hij zou daar met een aantal technische scholen afspraken kunnen maken, mits het voorzien in een taalcursus, om die mensen te stimuleren bij ons te komen. Dat bedoel ik met positieve werkmigratie. Dat is wat we moeten doen om die lacunes op de arbeidsmarkt beter in te vullen. Met de Europese Gemeenschap is dat een fantastische opportuniteit. We moeten het dan niet eens hebben over Bulgarije en Roemenië, want die landen zitten nog niet in het stadium van volledig vrij verkeer. Ik hoop dat we na die twee verduidelijkingen op dezelfde golflengte zitten.
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Minister, ik dank u voor uw uitgebreide toelichting en uw antwoord. Ik zou wel nog iets meer toelichting willen hebben over één aspect van de vraag. Het voornaamste probleem voor de invulling van de knelpuntberoepen is volgens arbeidsmarktexperts, en u hebt dat beaamd, de mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. U zegt dat u gesprekken hebt gevoerd met de minister van Onderwijs, de heer Smet. U gaat er echter niet concreet op in. Waarover gaan die gesprekken? Wat is het standpunt van minister Smet daarover? Ik weet dat ik die vraag aan hem moet stellen, maar u hebt gezegd dat u daarover gesprekken hebt gevoerd. Wat zijn uw gezamenlijke doelstellingen? Kunt u daarover iets meer toelichting geven?
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Mijnheer Sabbe, we zijn het er absoluut mee eens dat de werkloosheidsvergoeding beperkt moet worden in de tijd. De idee van een werkloosheidskrediet lijkt me echter niet goed doordacht te zijn. U geeft dan eigenlijk een incentive om drie tot vijf jaar van een loopbaan niet te werken. Onze doelstelling is een degressief stelsel. Het eerste jaar is er een volledige werkloosheidsuitkering. Dat kan daarna dalen. De VDAB zorgt voor een betere aanpak. Het tweede jaar daalt ze nog meer en tijdens het derde jaar kunnen er zelfs bepaalde sociale opdrachten worden gegeven. Daarover kunnen we het misschien later hebben.
U hebt het ook over het migratiesysteem. Ik heb gezegd dat u het dossier eens beter moet bekijken. In Europa is er een soort getrapt systeem. Eerst wordt gekeken op de eigen arbeidsmarkt voor een betere afstemming tussen werkloosheid en de knelpuntberoepen. Dat is de eerste stap. De tweede stap is dat wordt gekeken in andere landen in Europa. Een derde stap bestaat erin dat buiten Europa wordt gekeken. Dat is eigenlijk wat men Europees wil invoeren.
De heer Ivan Sabbe : Als de federale overheid een hinderpaal is, dan moet men wel verder gaan. Dat is wat ik wil zeggen. We kunnen niet wachten tot de federale overheid begrijpt dat de zaak moet veranderen. Als ik hoor wat minister Milquet en minister Onkelinx gisteren hebben gezegd, dan is dat nog niet voor morgen, tenzij we drastische maatregelen nemen. Daarom doe ik een oproep aan Vlaanderen dat te overstijgen en te kijken in Europese regios met goede arbeidskrachten en een hoge werkloosheid, die waarschijnlijk bereid zijn bij ons de jobs in te vullen.
De heer Matthias Diependaele : Laten we eerst kijken in Vlaanderen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Mijnheer Janssens, de gesprekken gaan altijd over het beter aansluiten van het onderwijs en de arbeidsmarkt in brede zin. Als we verder gevorderd zijn, zal ik de nodige informatie bezorgen. Vandaag zijn we bezig met verschillende aspecten. Er is een wisselwerking tussen VDAB en onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding. Die wisselwerking verbeteren ten opzichte van de huidige situatie is een van de punten. De vertaling van de beroepsprofielen naar onderwijsprofielen is een andere: wie doet het, hoe doet men het, wat doet men wel of niet? Men moet met onderwijs ook geen maatwerk voor een bepaald bedrijf afleveren. Dat is altijd een spanningsveld. De gesprekken om die zaken te verbeteren, lopen.
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : Minister, ik dank u voor uw heel uitvoerig antwoord. U hebt het zelf over de aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt. U zegt dat in de beheersovereenkomst van de VDAB staat dat ze goed moeten samenwerken met verschillende instellingen. In uw antwoord hebt u ook gesteld dat de VDAB bezig is een lijst op te maken met beroepen waar geen vraag naar is. Misschien zijn er bepaalde beroepen waarvoor wel opleidingen zijn in ons onderwijssysteem en die ook voorkomen op de lijst van de VDAB. Wanneer mogen we die lijst verwachten? Wordt die opgesteld door de VDAB alleen of in samenspraak met andere partners?
Minister Philippe Muyters : Ik heb vernomen dat men die lijst nu aan het afronden is. In elk geval zal die worden voorgelegd aan de raad van bestuur van de VDAB, maar ik kan u geen antwoord geven op de vraag of daar voor de rest overleg over is.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Sommige leden pleiten voor een tijdsbeperking wat werkloosheid betreft. Ik begrijp sommige bekommernissen, maar zij moeten weten dat dit niet goedkoper zal zijn. Er werd verwezen naar een Scandinavisch model, met vier jaar lang 90 procent van het loon en een bijna voltijdse begeleiding. Dat is een investering in mensen en middelen die veel meer zal kosten dan het systeem dat we nu hebben.
De voorzitter : Het incident is gesloten.