Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 09/11/2010
Vraag om uitleg van de heer Jean-Jacques De Gucht tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het weigeren van Vlaamse universiteiten om nog langer studenten in te schrijven
- 301 (2010-2011)
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Jean-Jacques De Gucht : Voorzitter, in het begin van het academiejaar is duidelijk geworden en de Universiteit Gent (UGent) heeft dat ook naar buiten gebracht dat verschillende studenten werden geweigerd inzake de bama-regeling of toch in verband met het leerkrediet. Het gaat om studenten die er in 3 jaar niet in geslaagd zijn om meer dan 60 studiepunten te behalen. Op 3 jaar zijn het normaal 180 studiepunten. Volgens artikel 22 moet je een andere opleiding volgen als je 2 jaar op rij niet slaagt voor de helft van de studiepunten die je hebt opgenomen en wordt je inschrijving geweigerd als je 3 jaar niet geslaagd bent voor een derde van de studiepunten die je in die 3 jaar hebt opgenomen, tenzij vanwege persoonlijke redenen.
In de verschillende kranten is erover gesproken. Er werd ook gepeild bij de andere universiteiten. Er zijn geen exacte cijfers naar buiten gekomen.
In de krant stond dat de Vrije Universiteit Brussel (VUB) dat systeem niet hanteerde. Ik heb dat nagevraagd, maar het blijkt wel zo te zijn. Elke universiteit heeft een bepaald systeem. Minister, lijkt het u als bevoegd minister niet interessant om naar een uniform systeem te gaan zodat het universitair landschap in Vlaanderen op dat vlak een stroomlijning kent?
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Ik sluit me aan bij de heer De Gucht. Ik denk dat er een probleem is. 3 jaar is niet min. De maatschappij investeert erin. Ook voor de ouders is er een probleem als die pas na 3 jaar constateren dat die studenten niet meer verder kunnen studeren. We zouden dat probleem eerder moeten aanpakken. Ik weet ook niet hoe. Ik vraag me af of in het laatste jaar van het secundair onderwijs aan de studenten niet beter zou moeten worden uitgelegd wat de impact is van dat systeem voor hun toekomst. Ik denk dat 3 jaar heel lang is om dan te horen dat je je niet meer kunt inschrijven.
Aangezien een aantal universiteiten dezelfde tactiek toepassen, heb ik een aantal vragen. Ik heb gehoord dat je bij de ene universiteit niet meer kunt inschrijven, maar in een andere universiteit wel. Sommige studenten hebben dat ook gedaan. Is dat zo of is dat niet zo?
Wat zijn persoonlijke omstandigheden? Hebben de universiteiten wel goed uitgeschreven met welke persoonlijke omstandigheden ze rekening houden?
De heer Boudewijn Bouckaert : De regeling is het gevolg van de invoering van het leerkrediet door voormalig minister Vandenbroucke. Ze wil tegengaan dat het nieuwe creditsysteem, dat toelaat om het jaarpakket op te delen in vakken, ertoe aanleiding zou geven dat studenten jaren en jaren in het systeem zouden blijven rondhangen. Dat is niet goed voor die studenten: ze hebben geen perspectief op een diploma en ze bereiden zich niet voor op de arbeidsmarkt. Daarnaast was het de bedoeling ervoor te zorgen dat er een soort responsabilisering inzake studievoortgang zou zijn. Indien men geen selectieproeven organiseert aan de ingang van de universiteit, vind ik dat je niet anders kunt dan met een dergelijk systeem van leerkrediet werken.
Er is een interessant artikel verschenen in Schamper, het studentenblad van de UGent, waar over de impact van die maatregel wordt gesproken. Tot mijn verwondering ging het over 1800 studenten. Dat zijn er heel wat. Schamper zocht naar studenten die daarover wilden spreken, maar die bleken niet te vinden. Er is dus blijkbaar bij de studenten een grote aanvaarding van de regel en het besef dat ze uitgespeeld waren bij de universiteit. Ik wil het systeem, gelet op de toestand van onze Vlaamse universiteiten, toch wel verdedigen. Ik denk dat het een responsabiliseringssysteem is.
Moet het in alle universiteiten hetzelfde zijn? De filosofie is overal dezelfde. Ik denk niet dat de technische modaliteiten overal hetzelfde moeten zijn. Indien de universiteiten tot een uniform systeem willen komen, vind ik dat ze dat bottom-up moeten doen, in wederzijds akkoord. Ik denk niet dat de minister dat aan de universiteiten moet opleggen.
De voorzitter : De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : Ik ben nog wat nieuw in deze commissie en ben me nog volop aan het inwerken. In hoeverre is het systeem van de kredietopnames al geëvalueerd, waarbij men bij een buis voor bepaalde vakken bijvoorbeeld in eerste bachelor, die meeneemt naar tweede bachelor? Wat is het resultaat van die evaluatie? Als we spreken van 1800 studenten die met die problemen worden geconfronteerd, rechtstreeks door dat systeem, moeten we vanuit de overheid toch eens bekijken of dat werkt. Is dat nuttig? Heeft dat een meerwaarde voor de studenten? Of werkt het eerder contraproductief? Ik denk dat dat het belangrijkste element is in dit debat.
De heer Boudewijn Bouckaert : Dat is een goede opmerking. Ik ben van mening dat we beter in het eerste jaar het oude systeem van het globale pakket toepassen en voor de latere jaren het creditsysteem.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Conform de bestaande regelgeving worden aan de instellingen voor hoger onderwijs momenteel twee mechanismen geboden om de studievoortgang van de student te volgen en dienaangaande maatregelen te nemen en desgevallend studenten te weigeren tot inschrijving. Er is het mechanisme van het leerkrediet, zoals dat al is toegelicht. Hiervoor is er één uniforme regeling die geldt over opleidingen en instellingen heen. Het decreet laat de keuze om deze regeling, namelijk de mogelijkheid tot weigering tot inschrijving of tot het innen van een hoger inschrijvingsgeld, uit te voeren, over aan de individuele hogeronderwijsinstellingen. Het gaat hier zeker niet om een verplichting. Een instelling kan er bijvoorbeeld voor kiezen om enkel met maatregelen van studievoortgang te werken omdat dat haar toelaat sneller en efficiënter op te treden.
Daarnaast is er het mechanisme van studievoortgangsbewaking. Iedere instelling kan, weliswaar binnen het decretale kader, haar eigen beleid inzake studievoortgangsbewaking vastleggen in haar onderwijs- en examenreglement. Een weigering tot inschrijving is steeds gelinkt aan een bindend advies dat eerder aan de individuele student werd opgelegd, of wordt genomen als uit het studiedossier van een student manifest blijkt dat het opleggen van bindende voorwaarden geen positief resultaat zal opbrengen. Deze manier van werken laat ook de ruimte aan de instellingen om met uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden van studenten, bijvoorbeeld langdurige ziekte, een sterfgeval in de familie of andere dingen die echt persoonlijk zijn, rekening te houden.
De maatregelen van studievoortgangsbewaking gelden binnen een opleiding en binnen eenzelfde instelling. Ze zijn aangepast aan de specifieke situatie van een student met het oog op een betere begeleiding en oriëntering van de student. Hier is het dus logisch dat er geen uniform systeem is, maar dat het beleid bepaald wordt door de instellingen zelf volgens hun eigen organisatie, binnen hun eigen context.
Gezien de ruime autonomie die de decreetgever aan de instellingen geeft, is er nood aan een goede rechtsbescherming voor de student. Die werd dan ook voldoende verzekerd. Het instellingsbestuur maakt voor het begin van het academiejaar het onderwijs- en examenreglement openbaar en moet er zorg voor dragen dat de student vanaf het ogenblik van inschrijving het onderwijs- en examenreglement te allen tijde gemakkelijk kan raadplegen. De student is dus van bij zijn inschrijving op de hoogte van welk beleid zijn instelling voert over studievoortgangsbewaking, en wat zijn rechten zijn.
De student kan zowel tegen de weigering tot inschrijving op grond van leerkrediet als op grond van studievoortgangsmaatregelen intern en extern beroep aantekenen. Bij het extern beroep zal in het geval van weigering op grond van studievoortgangsmaatregelen, nagegaan worden of het instellingsreglement en de decretale bepalingen ter zake werden gerespecteerd en/of het om een redelijke beslissing gaat. In het geval van weigering op grond van leerkrediet, zal men bij het extern beroep kunnen nagaan of het leerkrediet correct werd vastgesteld of kan de student in geval van overmacht een aanpassing vragen bij de Vlaamse Regering.
Op dit moment heb ik geen reden om de huidige mechanismen in vraag te stellen, dringend te wijzigen of tot een uniforme regeling over te gaan. U weet dat er een evaluatie gepland is, zoals de evaluatie van de implementatielasten van de flexibilisering hoger onderwijs en de evaluatie van de financiering. We zullen uiteraard de evaluatie van beide systemen meenemen, maar ik heb geen reden om die evaluatie te versnellen of snel decretale aanpassingen door te voeren.
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Jean-Jacques De Gucht : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Wanneer vindt die evaluatie plaats?
Minister Pascal Smet : Ik ken de juiste datum niet. Het is pas nu zinnig om dat te doen omdat de eerste cyclus nu is afgerond en we resultaten beginnen te zien. Het systeem moet wel enige jaren werken om over relevante gegevens te kunnen beschikken. Het gebeurt in elk geval tijdens deze legislatuur. Ik dacht dat het in 2012 was, maar ik ben niet 100 percent zeker.
De voorzitter : Het incident is gesloten.