Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 09/11/2010
Vraag om uitleg van de heer Stefaan Sintobin tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de aankondiging van gerichte maatregelen om de vossenpopulatie beter te bestrijden
- 46 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Bart Martens tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de zogenaamde vossenproblematiek
- 2360 (2009-2010)
Vraag om uitleg van de heer Jan Verfaillie tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over maatregelen om de vossenpopulatie te beheersen
- 15 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Jan Verfaillie tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de problematiek van de zomerganzen
- 24 (2010-2011)
Vraag om uitleg van mevrouw Lydia Peeters tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de nieuwe beleidsvisie over de omgang in Vlaanderen met grof wild
- 2494 (2009-2010)
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Voorzitter, minister, collegas, mijn vraag dateert al van 28 juli 2010 en dus zullen bepaalde passages ongetwijfeld achterhaald zijn. Er is ook een passage die niet klopt, maar dat werd mij al duidelijk gemaakt bij mijn eerdere vraag over het niet onontvankelijk verklaren van schadeaanvragen.
Het is goed dat deze vragen hier vandaag aan bod komen, na de toch wel geslaagde en bijwijlen bitsige hoorzitting over de jachtproblematiek. Omdat we straks ook de resoluties hierover zullen bespreken en erover zullen stemmen, is het niet oninteressant om de mening en visie van de minister te kennen. Wegens onze lange agenda zal ik mijn vraag een beetje inkorten. Iedereen weet ondertussen wel al waar het over gaat, want we hebben het hier al uitgebreid over gehad tijdens de hoorzittingen.
In mijn oorspronkelijke vraag heb ik de focus gelegd op drie zaken. Het is zo en dat is ook gebleken tijdens de hoorzittingen dat er steeds meer klachten en meldingen zijn bij gemeentebesturen van diverse gemeenten in Vlaanderen. De laatste 20 jaar is de vossenpopulatie enorm toegenomen en de maatregelen die nu bestaan om de vossen te bestrijden, zijn volgens onze fractie onvoldoende. Ik heb in mijn vraag een overzichtje gemaakt, iedereen heeft dat kunnen lezen, van de maatregelen die beschikbaar zijn in onze buurlanden. Het gaat onder meer over bejaging gedurende het hele jaar, over bejaging s nachts met kunstlicht, over burchtbejaging en zo meer.
In Vlaanderen is de jacht geregeld in het Jachtopeningstijdenbesluit en het Jachtvoorwaardenbesluit. Beide besluiten wegen volgens ons absoluut niet op tegen het arsenaal aan maatregelen in onze buurlanden en ze bieden geen afdoende mogelijkheden om de schade door de vos te beperken.
Minister, in juli hebt u een persbericht verspreid waarin u erkent dat er een probleem is met de toenemende vossenpopulatie. U hebt een brief gestuurd naar de gemeenten met meer uitleg over de bestaande maatregelen en u kondigde ook een voorbereiding aan van een aanpassing van het Jachtvoorwaardenbesluit om met gerichte maatregelen de vossenpopulatie beter te beheersen. U schreef in het persbericht: We moeten de toenemende klachten ernstig nemen, het advies van alle betrokken partijen inwinnen en tot een evenwichtige oplossing komen. Er is nood aan gerichte maatregelen. Mijn diensten bereiden daarom specifieke aanpassingen aan het Jachtvoorwaardenbesluit voor. De beslissings- en adviesprocedure die aan de bijsturing voorafgaat, zal in het najaar gebeuren. Tegelijk bekijken we welke rol de gemeenten in dit dossier kunnen spelen.
Uiteraard is onze fractie tevreden dat u blijkbaar bereid bent om maatregelen te nemen ten aanzien van de vossenbestrijding en wij vragen een effectieve bestrijding. Het probleem is bekend. De bestaande maatregelen zijn niet afdoende. Dus is het tijd om te handelen.
Minister, mijn vragen zijn dan ook de volgende. Wat bedoelt u met gerichte maatregelen om de vossenpopulatie beter te beheersen? Behoren ook de uitbreiding van de jacht en maatregelen zoals in het buitenland daartoe? Welke aanpassingen aan het Jachtvoorwaardenbesluit worden door u voorgesteld? Hoe zit het met het tijdspad? Kunnen tijdelijke extra maatregelen ter bestrijding van de vossenpopulatie worden ingevoerd?
De heer Bart Martens : Minister, collegas, ook mijn vraag dateert van de zomervakantie en kwam er naar aanleiding van het persbericht dat u eind juli hebt verstuurd. Eind juli ontvingen ook alle gemeentebesturen in Vlaanderen een brief over de regulering van de vossenpopulatie. Daarin stelde u dat u vanuit verschillende kanten signalen kreeg dat het huidige Jachtvoorwaardenbesluit inzake de bestrijding van de vos, niet meer zou voldoen om de schade door de vos te beperken, de populatie te regelen of efficiënt te bestrijden. Als gevolg daarvan had u uw diensten de opdracht gegeven om een aanpassing van het Jachtvoorwaardenbesluit voor te bereiden.
Nog voor het zomerreces had u al aangekondigd dat u een enquête zou organiseren om de overlast, veroorzaakt door de vos in Vlaanderen, in kaart te brengen. Blijkbaar waren de resultaten van die enquête van dien aard dat u zich genoodzaakt zag om niet-generieke maar gerichte maatregelen te treffen.
Ook in het licht van de hoorzitting die we 2 weken geleden hebben gehouden, doet dit toch wel enkele vragen rijzen. De vos is immers een regulier, ja zelfs een waardevol onderdeel van het ecosysteem. De vos rukt op, zo wordt gezegd, maar eigenlijk gaat het om een terugkeer van de vos zo heb ik het toch begrepen uit de hoorzitting. De vos had hier vroeger ook zijn plaats in het ecosysteem aangezien zijn normale dieet bestaat uit muizen, ratten en wilde konijnen. De vertegenwoordiger van de Boerenbond wist ons 2 weken geleden nog te vertellen dat schade door de vos alleszins niet voorkomt in de landbouwsector. Eerder integendeel, de vos zorgt ook voor het bestrijden van wilde konijnen en ander wild dat schade aanricht aan landbouwgewassen.
De vos is een natuurlijke predator en dus te beschermen, niet het minst aangezien dit jaar het jaar van de biodiversiteit is. U hebt dat prachtig kunnen afsluiten, minister, in Nagoya in Japan. Ook de Countdown 2010-campagne loopt in principe dit jaar af, en die had als bedoeling het verlies aan biodiversiteit te stoppen.
De brief aan de gemeentebesturen maakt echter enkel melding van de vos als veroorzaker van schade en gaat volledig voorbij aan zijn nuttige bijdrage aan het ecosysteem. Een stijgend aantal meldingen van schade door vossen, want het valt uiteraard niet te ontkennen dat de vos af en toe wel een kippetje lust, kan een gevolg zijn van meer incidenten met vossen, maar ook van een betere registratie van die incidenten. In het recente verleden werden er immers meldpunten opgericht over vossenschade onder meer via een samenwerking van gemeentebesturen, de provincie West-Vlaanderen, de Hubertus Vereniging en het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO).
Maar zelfs als het aantal incidenten met vossen zou toenemen, is het nog zeer de vraag of de oplossing erin bestaat om de vos ook meer te bestrijden. Er bestaan immers eenvoudige, betaalbare en duurzame middelen om vossen uit kippenhokken te weren. Dat hoeft niet een soort van concentratiekamphek te zijn dat buiten de kippenren wordt opgesteld, maar het kan ook al door gewoon te voorzien in een nachthok, want als de kippen s nachts op stok gaan in een afgeschermd hok, zal de vos er niet bij kunnen. Concrete tips zijn te lezen op de website van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Ze zijn trouwens ook te lezen in de brochure die Natuurpunt daarover heeft uitgebracht. Het promoten van deze kipvriendelijke basistips lijkt dan ook zinvoller dan het gewapend ingrijpen op de vossenpopulatie.
We zijn in de hoorzitting trouwens te weten gekomen dat uit diverse wetenschappelijke publicaties blijkt dat het effect van ingrijpen op de vossenpopulatie slechts van tijdelijke aard is. Het vangen en doden van vossen heeft eigenlijk geen zin. 60 percent van de welpjes sterft al in het eerste levensjaar. Een uitgebreide bejaging kan ervoor zorgen dat de welpjes langer overleven en de plaats van verdreven vossen gaan innemen.
De commissiesecretaris bezorgde ons gisteren een recent onderzoek van het INBO. Dat toont aan dat uitbreiden of verschuiven van de jachtperiode ingaat tegen het principe van de weidelijkheid, dat door de jagerij toch hoog in het vaandel zou worden gedragen, en zal zorgen voor meer conflict- en onveiligheidssituaties.
Volksgezondheid komt in deze commissie ook regelmatig aan bod. Op dat vlak kunnen we zelfs het omgekeerde vaststellen: meer intensieve bejaging van de vos zal een verhoogde ruimtelijke mobiliteit van de vossen tot gevolg hebben en de verspreiding van de vossenlintworm doen toenemen. Die vossenlintworm komt vooral voor in Wallonië en Oost- en Centraal-Europa. In Vlaanderen zijn er amper gevallen bekend. Een vertegenwoordiger van het INBO deelde deze informatie mee op de hoorzitting. Intensieve bejaging zorgt ervoor dat de vossen grotere afstanden afleggen zodat de lintworm zich beter kan verspreiden.
Minister, welke gemeenten hebben aan de enquête meegewerkt? Wat zijn de resultaten? Gaat het om systematische en in kaart gebrachte waarnemingen? Hoe worden die waarnemingen gerelativeerd, want tien gespotte vossen zullen zelden tien verschillende exemplaren zijn?
Op welke gegevens bouwt u verder om te besluiten dat er in recente jaren een stijging is van de schade door vossen? Gaat het hier niet om een stijging van het aantal meldingen? Gaat het hier om een werkelijk vastgestelde tendens of om perceptie?
Hoe definieert u de toegebrachte schade aan neerhofdieren door vossen? Hoe valoriseert u die? Zijn daar cijfers over beschikbaar? Wat is de economische impact van de schade door de vos versus zijn economische baten? Hij heeft namelijk een functie als natuurlijke predator van knaagdieren. Wat zijn voldoende maatregelen om de kippen te beschermen? Hoe zult u die ruimer promoten?
Waarom focust uw communicatie eenzijdig op de schade aan neerhofdieren door de vos, en niet op zijn rol en functie in het ecosysteem?
Kunt u bevestigen dat een grotere ruimtelijke mobiliteit van vossen niet wenselijk is met het oog op de volksgezondheid en meer specifiek de verspreiding van de vossenlintworm?
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Voorzitter, minister, de twee collegas spreken vanuit een totaal andere invalshoek. Mijn vraag is ingegeven door een persbericht van 27 juli 2010 en werd toen ook ingediend. Ik heb de discussies in deze commissie echter niet kunnen volgen door de besprekingen inzake de interne staatshervorming in een andere commissie, ze vielen op hetzelfde moment.
Minister, ik verwijs naar mijn vraag van 10 november 2009, ongeveer een jaar geleden. Daar stelde u dat er een uitgebreide wetenschappelijke adviesvraag werd ingediend bij het INBO. Ik heb vernomen dat het INBO deelnam aan de hoorzittingen en toelichting gaf.
In het persbericht van 27 juli 2010 deelde u mee: De jongste maanden neemt het aantal meldingen van vossen die schade aanrichten aan neerhofdieren, zoals kippen en ganzen, toe. Daarom heeft Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur Joke Schauvliege de gemeenten een brief gestuurd met meer uitleg over de bestaande maatregelen. Zij bereidt tevens een aanpassing van het Jachtvoorwaardenbesluit voor om met gerichte maatregelen de vossenpopulatie beter te beheersen. Ik zal het hele persbericht niet voorlezen om tijd te winnen.
Ik wil de vorige spreker tegenspreken. Hij komt wel uit een grootstedelijk gebied: ik weet niet of daar vossen leven. Misschien zitten er onder uw partijgenoten wel enkele sluwe vossen. De sluwe vos is onzichtbaar. Hij is er al vóór u er bent. Op het platteland zijn er geen sluwe vossen. Ik spreek niet alleen over mijn regio, maar over de ruime omtrek. We horen regelmatig, onder meer via de pers, dat er vossen gesignaleerd zijn. Het gaat niet om één of twee vossen, maar om tien, vijftien of twintig. Ze kunnen voor problemen zorgen voor de mensen en voor de volksgezondheid.
Minister, leverde de studie van het INBO informatie op om het beleid met betrekking tot de vossen in Vlaanderen te wijzigen? Welke specifieke aanpassingen aan het Jachtvoorwaardenbesluit dringen zich op? Ziet u een mogelijkheid om het aantal vossen te beheersen door jagen bij nacht toe te laten, aangezien de vos een nachtdier is en zich overdag weinig vertoont?
Dan kom ik nu tot mijn tweede vraag om uitleg. Minister, we stellen vast dat in onze contreien daarmee bedoel ik niet Antwerpen, maar de hele kust van De Panne tot Knokke-Heist, en tot 10 en zelfs 20, 30 kilometer landinwaarts de canadagans enorm talrijk is. Bovendien plant ze zich zeer snel voort. Ik heb dat niet onderzocht, specialisten hebben dat vastgesteld. Niet alleen de aantallen zijn de laatste jaren enorm toegenomen, maar ook het verspreidingsgebied van deze gans bestrijkt nu heel Vlaanderen, vooral geconcentreerd in de kuststreek.
De Canadese gans wordt in Vlaanderen beschouwd als een bejaagbare soort met een jachtopening. Het gaat hier nochtans duidelijk om een exoot, want oorspronkelijk komen ze uit Noord-Amerika. Een terugdringing van de populatie is absoluut noodzakelijk om stelselmatige schade aan landbouwgewassen te voorkomen. Bovendien richten de Canadese ganzen niet alleen een enorme ravage aan in de landbouw, ze gedragen zich als de meest agressieve broedende soort in Vlaanderen. Deze ganzen stellen in hun territorium een grote agressiviteit tentoon tegenover andere watervogels. In Nederland wordt de canadagans trouwens nu al beschouwd als een exoot. Door zijn aanpassingsvermogen en zijn agressieve gedrag hoort hij dus niet thuis in het Vlaamse landschap. Indien de canadagans in de wetgeving zou worden omschreven als een exoot, kan de bestrijding en het afschot van deze soort op een veel vlottere manier gebeuren.
De bastaard- of boerenganzen zorgen voor enigszins dezelfde problematiek. Hoewel de bestrijdingsmogelijkheden van deze bastaard ruim zijn, blijkt zijn wetenschappelijke naam Anser anser te zijn. Dit is de wetenschappelijke naam voor de grauwe gans. Het is duidelijk dat tegenstanders van de jacht, of jagers die twijfels hebben, zich achter dit aspect verbergen om op deze ganzen geen bestrijding uit te voeren. In een aantal wildbeheereenheden (WBE) is er geen probleem omdat er duidelijke meldingen gebeuren vooraf, doch niet alle jagers zijn actief in een WBE. Deze ganzen richten ook zeer grote schade aan. In dezen zou een duidelijke houding van de overheid naar deze soort heel belangrijk kunnen zijn. Jagers melden mij dat indien er geschoten zou kunnen worden, men dan van op een langere afstand en op een efficiëntere manier aan bestrijding zou kunnen doen. Ook dit is blijkbaar in Nederland toegelaten en hier niet.
Minister, bent u op de hoogte van deze problematiek? Ziet u een mogelijkheid om in de wetgeving de canadagans te beschouwen als een exoot? Kunt u duidelijkheid geven over de bestrijdingsmogelijkheden van de bastaardganzen/boerenganzen?
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : We hebben het al gehad over de vossen en de zomerganzen, maar ook de everzwijnen zorgen voor heel wat problemen, zeker in de Limburgse bossen. Dat is een probleem dat niemand nog kan ontkennen. Ik wil in dit verband wijzen naar de studiedag die is georganiseerd met de actoren die actief zijn op het vlak van de everzwijnenpopulatie, zoals het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, het Agentschap voor Natuur en Bos, de Hubertus Vereniging Vlaanderen enzovoort. Het is niet 5 voor 12, maar eerder 5 na 12, aldus deze organisaties. Er moet dan ook dringend iets gebeuren.
Minister, wat de everzwijnenpopulatie betreft, heb ik al een vraag om uitleg ingediend in deze commissie op 5 januari. Nadien heb ik nog een schriftelijke vraag ingediend waarop u antwoordde dat u in het voorjaar 2010 zou starten met een nieuwe beleidsvisie over de omgang in Vlaanderen met grof wild. U kondigde aan dat alles in volle ontwikkeling was. U zou overleg plegen met alle sectoren die actief zijn op dat gebied zoals de jachtsector, de landbouwsector enzovoort.
Een tweetal weken geleden was er een heel interessante hoorzitting over deze problematiek. Het verbaasde me toen dat er duidelijk werd bevestigd dat er momenteel nog altijd geen beleidsvisie grof wild is voorgelegd aan de jachtsector en aan de landbouwsector. De sectoren hadden weliswaar gehoord dat het ANB al een aantal maanden bezig was met een voorontwerp, maar zij zijn daarover nog altijd niet gecontacteerd.
Het is heel belangrijk dat die visieontwikkeling er zeer snel komt. Hoever staat het met het ontwerp van beleidsvisie over de omgang in Vlaanderen met grof wild, waaronder de everzwijnen? In welke mate is die beleidsvisie uitgewerkt?
Zijn er gesprekken geweest met de betrokken actoren zijnde de jachtsector en de landbouwsector over uw ontwerp van beleidsvisie? Vorig week nog vernam ik dat men in Limburg zou starten met een proefproject. Hoever staat het daarmee? Wanneer zal dat project worden opgestart? Hoe ziet men dat concreet?
Wanneer zult u overleg plegen met de verschillende actoren? Wanneer zullen alle actoren samen aan tafel gaan zitten?
Indien er al gegevens bekend zouden zijn over dat proefproject, zou ik daar graag meer over vernemen.
Is de nieuwe beleidsvisie over de omgang in Vlaanderen met grof wild, die werd aangekondigd voor het voorjaar van 2019, al gefinaliseerd? Zo ja, zijn er reeds concrete voorstellen tot eventuele aanpassing van de huidige regelgeving over de jacht? Ik denk dan aan het Jachtvoorwaardenbesluit, waar een aantal aanpassingen nodig zijn. Ik wil ter zake verwijzen naar wat de collegas uit Nederland tijdens de hoorzitting hebben uiteengezet. Zij hebben een zeer goed en adaptief beheer waarmee zij de everzwijnenpopulatie in toom kunnen houden. Ze zijn al vele jaren langer bezig dan wij hier in Vlaanderen.
Minister, binnen welke termijn zult u een definitief voorstel voorleggen aan de Vlaamse Regering en aan het Vlaams Parlement?
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Voorzitter, u hebt alle vragen over de jachtproblematiek in deze commissie zal ik het de commissie gunsmoke noemen bijeen laten komen. Dat is geen goed idee, want op die manier lopen we het gevaar dat alles op een hoop wordt gegooid. Er is de problematiek van de vossen, de problematiek van de zomerganzen en de exoten, en de problematiek van de everzwijnen. Dat zijn drie totaal verschillende zaken. Ik wil dat onderscheid vanaf het begin duidelijk maken.
Ik maak het grootste voorbehoud bij de vragen en verwachtingen van de jachtsector over het versoepelen van de jacht op de vos. Ik heb alle begrip voor de vragen om iets te doen aan de overpopulatie van de canadagans als invasieve exoot die veel schade berokkent aan landbouw- en natuurgebieden. Ik heb ook begrip voor de vraag om iets te doen aan de everzwijnenproblematiek. Net zoals mevrouw Peeters wacht ik dan ook op de visie grofwild.
Ik blijf herhalen dat dit een hyprociet verhaal is. De everzwijnen zijn in veel gebieden in Vlaanderen uitgezet door de jachtsector zelf om te kunnen jagen. We moeten daar geen doekjes om winden. Dat heeft ook de Hubertus Vereniging Vlaanderen zelf toegegeven zonder daarbij namen te noemen.
Minister, tijdens de bespreking van de voorstellen van resolutie wil ik het nog even hebben over het aspect veiligheid en jagen bij nacht. In deze context wil ik nog vragen naar de bijkomende rol van het ANB. Het ANB is de toeziende overheid. Die mensen hebben contact met de wildbeheereenheden. Zij voeren ook controletaken uit. Uit contacten die ik heb gehad met het ANB, blijkt dat die controle niet altijd gemakkelijk uit te voeren is. Een recente klacht uit Vlaams-Brabant toont dan weer aan dat het ANB soms nalaat zijn controletaken in te vullen. De klacht van Vogelbescherming Vlaanderen is doorgegeven aan de politiezone en is zo bij het parket terechtgekomen.
Minister, wat is uw visie op de rol van het ANB in de begeleiding van dit proces over de jagerij? En wat is de rol van het ANB in de controle?
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Ik zou een beroep willen doen op het gezond verstand van alle aanwezigen in deze commissie. Er zijn geen externe waarnemers, we kunnen dan ook vrijuit spreken. We kunnen er niet van verdacht worden te spreken voor onze toeschouwers of voor een audiëntie. We zitten hier met goede bedoelingen. We willen Vlaanderen op het vlak van wildbestand vrijwaren van overdreven schade en predatoren die zelf geen predator hebben.
Mijnheer Peeters, ik ben een groene jongen, rechts-groen weliswaar, maar ik begrijp niet dat men vanuit groene hoek altijd dezelfde reflex heeft, met name dat we de vos moeten laten rondlopen. Toch tonen wetenschappelijke studies in diverse landen aan dat waar de vos systematisch wordt bejaagd, er 33 percent meer broedkoppels van vogels aanwezig zijn dan op plaatsen waar de vos zich vrij kan ontwikkelen.
Ik begrijp niet dat men dat niet begrijpt. Ik begrijp niet dat men niet inziet dat we, door niets te doen aan het teveel aan vossen, het geringe natuurlijke evenwicht dat we nog hebben in Vlaanderen, volledig ondermijnen. Dat is jammer. Ons gemeenschappelijke doel is immers een Vlaanderen waar zo veel mogelijk vogelsoorten aanwezig zijn en kunnen broeden. Natuurlijk zullen die worden aangepakt door natuurlijke predatoren, maar in een aanvaardbare mate. Ik herhaal het immers: nu zien we in het Vlaamse landschap kraaien en eksters. De vos zien we niet, maar de gevolgen van diens aanwezigheid zien we wel. We kunnen er niet omheen dat de vossenpopulatie exponentieel is toegenomen. Officiële bronnen geven nu al aan dat er 30.000 vossen zijn. Dat lijkt me een onderschatting. De Hubertus Vereniging Vlaanderen gewaagt zelfs van meer dan 40.000 vossen. We zitten dus met een ernstig probleem. Willen we het vogelbestand in Vlaanderen vrijwaren, dan moeten we absoluut iets doen aan de vossen.
Nederland en Wallonië kennen een wetgeving die het mogelijk maakt duurzaam en heel het jaar door op vossen te jagen. Meer nog, in Nederland mogen aardhonden worden gebruikt, en vossenvallen, in twee verschillende varianten. Ook in Wallonië kan dat. Wat hier nog niet werd gezegd, is dat wildverenigingen in Vlaanderen alleen daar waar schade wordt vastgesteld, op vossen mogen jagen. Als er dus sprake is van een jachtgebied van 1000 hectare en in de linkerhoek, in een bepaalde gemeente, wordt schade vastgesteld, dan mag er volgens de Vlaamse wetgeving niet worden verdelgd in de andere hoek. We zitten daar dus met een probleem. Nogmaals, het probleem is niet dat vossen het jachtgebied sterk aantasten, het probleem is dat ze ervoor zorgen dat het evenwicht in de natuur zwaar wordt verstoord. Die Engelse studie heeft dat aangetoond. De zwakkeren, namelijk de broedsoorten, en zeker de grondvogels, lijden daar sterk onder. Mijnheer Martens, u hebt het in uw inleiding gehad over de biodiversiteit. Welnu, de vos vormt een bedreiging voor de biodiversiteit. Het is een predator die ervoor zorgt dat dit evenwicht grondig wordt verstoord.
Ik heb het vorige maal al gezegd aan onze Nederlandse collega: die versterkte burcht is niet realistisch als het gaat over neerhofdieren. Op industrieel niveau zou men misschien kunnen oordelen dat men daar iets aan wil doen, maar dat is niet nodig. De kippen in een industriële omgeving leven immers maar 6 weken en zitten in gesloten hangars, waar ze het daglicht niet zien. Zij worden daar dus niet door getroffen. Dergelijke zaken voorstellen ter vrijwaring van de gezondheid van kippen, vind ik eerlijk gezegd grotesk.
Mijnheer Martens, over het nachthok heb ik ook nagedacht. Misschien zijn veel mensen elke dag op tijd thuis in de winter om 5 uur of om 5.30 uur om dat nachthok te sluiten. Wij zullen daar vanavond alleszins niet meer in slagen. In een moderne maatschappij met tweeverdieners is dat een illusie, tenzij men nog ergens een grootvader heeft die niet weet wat te doen. We hebben geen mensen ter beschikking om elke avond ons nachthok te sluiten. Daarvoor hebben we te veel werk. We zijn niet op tijd thuis. Gelukkig zijn we niet de enige mensen in dat geval.
We moeten man en paard durven te noemen. Als we pleiten voor een ecologisch evenwicht, dan moeten we eerlijk zijn en iets doen aan predatoren die op hun beurt geen predator hebben. Door het uitblijven van de aanpassing op Vlaams niveau nemen de gemeenten natuurlijk initiatieven. Mijn achtbare collega, de heer Vanden Bussche, heeft al artikel 135 van de Gemeentewet ingeroepen om op gemeentelijk vlak dag en nacht vossen te bestrijden. Dat is natuurlijk een maatregel die wordt genomen als men ten einde raad is, als die beestjes op het strand lopen. Zo zijn in Londen vossen een woning binnengedrongen en hebben ze twee babys toegetakeld. Die reacties krijgen we dan, en terecht. Het lijkt me verstandig van een verantwoordelijke Vlaamse overheid om gewoon te kijken naar de ervaringen die men in zowel Groot-Brittannië als in Nederland en Wallonië heeft, en structureel iets te doen. Wallonië is een goed voorbeeld op dat vlak.
Het is duidelijk dat we ter zake niet het onderste uit de kan willen, maar er moet worden gestreefd naar een natuurlijk evenwicht en die predatoren moeten worden aangepakt.
Men heeft het hier ook gehad over de ganzen en de everzwijnen. Gelukkig gaat het hier vooral over een probleem van landbouwschade en minder over een natuurverstoring, tenzij we het hebben over de Canadese gans. Het is hier al terecht aangehaald: de Canadese gans verdrijft echt de natuurlijke soorten. Het is inderdaad een zeer agressieve broedvogel. Dat is het grootste probleem. Er moet effectief worden bekeken hoe dat bestand in evenwicht kan worden gehouden en de schade aan de landbouw tot een normaal niveau kan worden beperkt.
Wat de vos betreft, ben ik echter duidelijk. Ik vind dat men hier vrij licht over het gevaar van de vossenlintworm heengaat, net als over het gevaar van lymeziekte en andere ziekten waarvan deze dieren drager zijn. Er is echt sprake van een explosie van de vossenpopulatie.
Een verstandig compromis kan zeker zorgen voor een veel beter evenwicht, zodat we meer broedsoorten, meer vogels in de natuur zullen zien die de vossenagressie overleven, zodat er meer biodiversiteit zal zijn. Minister, u komt net van die bijeenkomst. Dat streven naar een optimale biodiversiteit is onze gemeenschappelijke ambitie, lijkt me, ook voor de beperkte hoeveelheid natuur die we in Vlaanderen nog hebben.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Voorzitter, ik stel vast dat het vandaag niet anders is dan 2 weken geleden. We hebben hier heel veel verschillende invalshoeken gehoord. Vandaag sporen die enigszins met de streek waaruit men afkomstig is, toen hing het enigszins af van de vraag voor welke belangenorganisatie men sprak, van de vraag of men nu natuurliefhebber, landbouwer of jager is. Ik vind het alleszins wél goed dat we dergelijke zaken samen bespreken.
Ik verwijs naar de zeer verhelderende uiteenzetting die Jim Casaer van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) hier 2 weken geleden heeft gegeven. Het was wat jammer dat het zo laat was dat een aantal mensen al naar huis waren gegaan om hun kippenhok te sluiten. Anders was de belangstelling waarschijnlijk groter geweest. Alleszins vond ik het heel goed dat de heer Casaer begon met de stelling dat hij zich niet meteen wou vastpinnen op één soort, maar dat hij zou proberen het systeem op zich uit te leggen aan de parlementsleden.
Als het over het bepalen met betrekking tot jacht en afschot en dergelijke meer gaat, moeten we dat eens bekijken vanuit de invalshoek van de vraag welke schade onze maatschappij nog wil aanvaarden. Die schade kan er op verschillende niveaus zijn. Zo is er de schade bij particulieren. Dan rijst de vraag of, als we projecten opzetten, vooral in plattelandsgebieden, om keukenafvalverwerking door hoenders te organiseren in de achtertuinen van mensen, we daarbij een bepaalde mate van schade aanvaarden. Of vragen we extra inspanningen van de mensen, wat een hypotheek zou kunnen leggen op dat project? Er is ook de natuurschade. Dan gaat het over bepaalde grondbroeders, waarover we 2 weken geleden ook al hebben gediscussieerd. Uiteindelijk moest iedereen beamen dat minder kuikens het nest verlaten in streken waar er meer vossen zijn. Aanvaarden we dat, als daartegenover staat dat onze samenleving geld op tafel legt om de bescherming van nesten en dergelijke te stimuleren, en ze extra beheersovereenkomsten afsluit om die populaties van grondbroeders op te drijven? Dan is er uiteraard de schade aan landbouwgewassen. Tot welke mate kunnen we aanvaarden dat iemand die zijn brood moet verdienen met het telen van die landbouwgewassen, eigenlijk het gelag betaalt voor dat wild?
Die invalshoek van de schade vond ik dus heel nuttig. Minister, wilt u, in het licht van de op til zijnde veranderingen, bekijken of we op basis van schade in afwijkingen kunnen voorzien voor een bijkomende bestrijding? Het Agentschap voor Natuur en Bos heeft ons gezegd welke mogelijkheden er zijn voor de beëdigd veldwachters, maar het lijkt me dat jagers vandaag een dermate onderbouwde opleiding krijgen voor ze kunnen jagen, dat we ook die jagers zouden kunnen inschakelen bij die bestrijding. Minister, wilt u mee de mogelijkheid bekijken om op basis van schade extra bestrijding toe te laten?
Verder is het grofwild, waarover mevrouw Peeters het heeft, toch een nieuw element waar we in Vlaanderen over moeten nadenken. Als er 2 weken geleden werd gesproken over de wolf in Duitsland, dan gingen mijn haren wat recht omhoog staan. Dan is er ook het edelhertproject dat in Nederland loopt. De edelherten zullen ook geen grenzen kennen. Het uitzetten van die edelherten is trouwens voor een stuk vanuit de natuur geïnspireerd. Bij het grofwild worden we geconfronteerd met een heel andere problematiek. Zo leggen evers op een nacht gemakkelijk 30 tot 40 kilometer af. Onze wildbeheereenheden proberen die te bestrijden, maar die dieren kunnen op een nacht bijna door twee of drie gebieden trekken. Als we efficiënt willen bestrijden, moet dat gecoördineerd gaan gebeuren. Als we bijvoorbeeld landbouwgewassen willen beschermen, zal er van op de post geschoten moeten worden rondom de gewassen om af te schrikken op het moment dat de gewassen er staan en zal men de patrouilles moeten doen op het moment dat de velden leeg zijn. Men dient te vermijden dat men de problematiek verplaatst van de ene wildbeheereenheid naar de andere door van de ene plaats een drijfjacht te doen en ze daardoor in de gewassen te doen terechtkomen in de andere wildbeheereenheid. Daarom is het misschien nuttig om op het vlak van grofwild na te denken hoe men de coördinatie kan optimaliseren.
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Er moet inderdaad een onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende diersoorten. Ik vind het goed dat die hier samen behandeld worden, maar men moet het onderscheid heel duidelijk maken. Zoals de heer Ceyssens zegt, is er een verschil in landbouwschade tussen de verschillende dieren. Daar zit toch een verschil tussen de vossen en de everzwijnen. Het ANB geeft zelf aan dat er binnen de bestaande wetgeving heel veel mogelijk is. Het is jammer dat de heer Sabbe tijdens de hoorzitting 2 weken geleden voortijdig moest vertrekken, want dan zou hij misschien iets minder zijn toenmalig discours herhaald hebben. Uit die hoorzitting zijn een aantal interessante punten naar voren gekomen, onder andere dat er zeker geen probleem is met ziektes bij de vossen. Een aantal mensen heeft dat bevestigd. Ook mevrouw Evenepoel van het ANB heeft gezegd dat de jachtwetgeving op basis van jarenlang maatschappelijk overleg tot stand is gekomen en dat het zeer moeilijk is om een evenwicht te vinden. Als er wijzigingen zijn, zullen die met alle actoren besproken moeten worden. Ik ben benieuwd naar het standpunt van de minister over deze mogelijke wijzigingen.
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Ik wil even reageren omdat mevrouw Eerlingen me persoonlijk vermeld heeft. Ik heb niets anders gezegd dan wat ik toen heb gezegd. Ik heb het verslag woordelijk voor mij. Ik heb het deze middag nog eens doorgenomen om zeker te zijn dat er me niets ontgaat. Er is me blijkbaar ook niets ontgaan. Het gaat er duidelijk over dat we zaken moeten erkennen zoals ze zijn. Als we het feit bekijken dat er in testgebieden 33 percent minder broedvogels zijn, dan is dat te wijten aan de vossen. Een ziekte is iets wat niet weg is. Het gevaar is vandaag onder controle, maar wanneer de vossenpopulatie blijft groeien, komt het gevaar van ziektes terug en wordt het exponentieel groter. Dat is het punt.
De heer Bart Martens : Dat getuigt toch van een selectieve lezing. Verschillende sprekers op de hoorzitting hebben iets helemaal anders gezegd. Onder andere dat bij toenemende bejaging de afstanden die een vos aflegt, veel ruimer zijn en dat het verspreidingsrisico net zal toenemen. De vertegenwoordiger van het Instituut voor Volksgezondheid heeft daar toch heel anders op gereageerd.
De voorzitter : Ik stel voor dat we eerst de minister laten antwoorden op alle vragen die gesteld zijn en tijdens de replieken kan iedereen nog reageren. Dat is ook nog mogelijk bij de bespreking van de voorstellen van resolutie.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Voorzitter, collegas, ik zal de onderwerpen afzonderlijk behandelen omdat het soms gaat om verschillende problemen die een andere oplossing vragen.
Wat betreft de gerichte maatregelen waarover de heer Sintobin een vraag heeft gesteld, gaat het om voorkomingsmaatregelen, bijvoorbeeld een degelijke afsluiting plaatsen, nachthokken installeren voor neerhofdieren, en ook maatregelen op het vlak van bejaging en bestrijding in de regelgeving. Een aantal aspecten die hier aan bod zijn gekomen, zijn ook in de hoorzitting 2 weken geleden aangehaald.
Wat is de stand van zaken en de bedoeling op korte termijn? Mijn diensten vervolledigen momenteel een analyse over de mogelijkheden tot bejaging en bestrijding van de vos zoals bepaald in het Jachtvoorwaardenbesluit. Men maakt een evaluatie of het opportuun is om dat te wijzigen en dat op die manier aan te passen. Rekening houdend met het feit dat mijn diensten bezig zijn met een evaluatie, is het momenteel te vroeg om te besluiten in welke richting het Jachtopeningsbesluit wordt aangepast. Als mijn diensten de evaluatie hebben afgerond en mij hierover verslag hebben uitgebracht, zal ik uiteraard zo snel mogelijk naar de commissie komen om daarover duidelijkheid te geven. Laat het duidelijk zijn dat de hoorzitting en het overleg met de sector daarvoor ook een inspiratiebron zijn. Er wordt dan ook momenteel niet overwogen om tijdelijk extra maatregelen in te voeren voor de bestrijding van de vossenpopulatie.
Wat betreft de vragen van de heer Martens over de vossenproblematiek, werd er ondertussen beslist dat het weinig waarschijnlijk is dat door het voeren van een dergelijke enquête het nemen van een beslissing over te nemen maatregelen voor de vos zou worden vereenvoudigd. De discussie in de commissie maakt dat duidelijk. Daarom heb ik beslist om over mogelijk te nemen maatregelen te oordelen zonder een enquête te organiseren. Dat laat meteen ook toe om sneller tot een beslissing te komen. In de brief over deze problematiek, waarnaar de heer Martens en ook andere commissieleden verwezen, schreef ik dat het aantal meldingen over schade door de vos toenam. Het recente jaar werd mij door burgemeesters en gouverneurs gemeld dat burgers schade ervaren aan pluimvee door de vos. Cijfers over het aantal schadegevallen en of er nu effectief meer schadegevallen zijn in vergelijking met 5 of 10 jaar geleden zijn niet beschikbaar. Dat maakt het inderdaad moeilijk om uitspraken te doen over de omvang van het probleem. Daarom was mijn brief gericht aan die instanties die me al herhaaldelijk hadden geschreven met de vraag om iets aan het probleem te doen. In de brief is aangehaald wat nu al mogelijk is binnen de voorwaarden die daarvoor wettelijk vastliggen.
Mijn diensten beschikken niet over cijfers van de kosten de schade aan neerhofdieren of baten bijvoorbeeld voor de landbouw door predatie van knaagdieren van de vos. Dat betekent dat er geen kosten-batenanalyse kan worden gemaakt. Belangrijk is dat houders van neerhofdieren voldoende voorkomingsmaatregelen nemen. Dat is ook uitdrukkelijk aangegeven in de brief. Dat zijn onder andere het houden van die dieren in een gesloten ren met een afsluitbaar nachthok. Voor een meer uitgebreide uitleg over mogelijke maatregelen verwijs ik graag naar mijn antwoord op de schriftelijke vraag nummer 354 van 20 mei 2010 van de heer Schueremans.
We zullen hierover ook ruimer communiceren via de gemeenten omdat de meldingen van schade meestal eerst via de gemeenten gebeuren. Het is daar dat de burgers in eerste instantie gaan klagen. Mijn communicatie richtte zich op de schadeproblematiek, rekening houdend met de toenemende vragen naar het bieden van een oplossing.
De beschikbare gegevens voor het Vlaamse Gewest met betrekking tot het voorkomen van de vossenlintworm, geven aan dat deze parasiet zeldzaam is in Vlaanderen, en dat in te genstelling tot het Waalse Gewest, waar de lintworm wijdverspreid is onder de vossenpopulatie en lokaal in hoge densiteiten voorkomt. Het Agentschap voor Natuur en Bos plant momenteel een nieuwe surveillance of screening in Vlaanderen om de huidige verspreiding en densiteit van de vossenlintworm in kaart te brengen. Deze doorlichting zal in 2011 worden opgestart.
Een verhoogde ruimtelijke mobiliteit van de vossenpopulatie verhoogt het risico op verspreiding van de parasiet in een laag endemisch gebied als Vlaanderen. Rekening houdende met de epidemiologische situatie in België en met de huidige kennis, ook aangaande de beheeropties voor deze zoönotische parasiet, lijkt een verhoogde ruimtelijke mobiliteit van de vossenpopulatie dan ook niet aangewezen.
Ik kom tot de vragen van de heer Verfaillie, die me daarnet is komen vertellen dat hij in de commissie Binnenlands Bestuur werd verwacht. Ik zal eerst zijn vragen over de vossenpopulatie beantwoorden en daarna die over de zomerganzen.
Het advies van het INBO inzake de vossenpopulatie ging in op de volgende onderwerpen: het compileren van bestaande informatie over evolutietrends van de populatie, zoals schattingen en afschot, van de vos in buurlanden en ‑regios in de laatste twee decennia; het compileren van bestaande wetgeving en de evolutie van de wetgeving in buurlanden en ‑regios in de laatste twee decennia; het compileren van bestaande informatie over het maatschappelijke draagvlak voor de aanwezigheid van de vos in buurlanden en -regios en mogelijke evoluties daarvan in relatie tot relevante parameters zoals populatieaantallen van de vos, verspreiding van de vos, schadegevallen, toepasbaarheid van de jachtinstrumenten; het oplijsten van mogelijke ingrepen, met weergave van efficiëntie, ecologische impact, en diervriendelijkheid, om de vossendensiteit te reguleren of lokaal te verlagen en het risico op schade te verkleinen, denken we aan de nachtjacht, de bouwjacht, stinkputjes, vallen en stroppen; en ten slotte het oplijsten van mogelijke ingrepen, met weergave van efficiëntie en van de ecologische impact, om steenmarters lokaal te verwijderen door wegvangen en doden.
Het advies heb ik ter beschikking voor wie de detailgegevens wil kennen. Het kan worden meegedeeld. Het is hier trouwens in de commissie al aan bod gekomen.
Wat is nu de stand van zaken? Zoals ik daarnet al heb aangegeven, analyseren mijn diensten momenteel, mede op grond van de studie door het INBO, de mogelijkheden tot bejaging en bestrijding van de vos, zoals bepaald in het Jachtvoorwaardenbesluit. Daarna zal blijken of het opportuun is om wijzigingen aan te brengen.
Als de evaluatie klaar is, zal ik de bevindingen ervan bekendmaken. Mijn diensten moeten nog dit najaar het is dus dringend de evaluatie afronden om zo spoedig mogelijk tot een beslissing te kunnen komen. Op dit ogenblik is het nog te vroeg om er uitspraken over te doen, maar ik herhaal dat ik bereid ben om er, zodra er duidelijkheid over is, mee naar de commissie te komen.
Dit was het hoofdstukje over de vos, ik kom nu tot de zomerganzen. De eerste vraag van de heer Verfaillie was of ik me bewust ben van de problematiek, en daarop kan ik heel kort antwoorden dat ik dat inderdaad ben.
Vragen om de canadagans te verwijderen uit het jachtwild, heeft als gevolg dat die uitheemse soort, waarvan populaties zich ook in het wild hebben gevestigd, niet langer duurzaam bejaagd en bestreden kan worden op grond van de jachtwetgeving, maar alleen nog op grond van het Soortenbesluit. Een dergelijke bestrijding kan dan door de grondeigenaar of de teelteigenaar, maar met naleving van alle bestaande wetgeving zoals de Wapenwet en de wet op bescherming en welzijn van dieren, maar ook van het eigendomsrecht tot en met de zorgplicht voor natuur, zoals opgenomen in artikel 14 van het Natuurdecreet. Aan al deze voorwaarden moet worden voldaan. Men zou dan ook een beheerregeling kunnen uitwerken conform artikel 28 van het Soortenbesluit.
Vooraleer een dergelijke weg te overwegen, lijkt het mij aangewezen om met de jachtsector te bekijken hoe hij staat tegenover een dergelijk denkspoor en om de discussie aan te gaan over welke oplossingen de sector ziet voor de problematiek. Aan wie expliciet heeft gevraagd naar overleg met de verschillede actoren, kan ik dus meedelen dat dat er zeker en vast is, vandaar ook dat het volgens sommigen te traag gaat: overleg vraagt nu eenmaal tijd.
Indien de gedomesticeerde boerenganzen en bastaardganzen door uiterlijke kenmerken niet afwijken van grauwe ganzen die van nature in het wild voorkomen, dan moeten we ze beschouwen als grauwe ganzen en dan zijn de mogelijkheden tot jacht, bijzondere bejaging en bestrijding duidelijk in de bestaande jachtwetgeving aangegeven. De jachtwetgeving en het Soortenbesluit van de natuurwetgeving zijn niet van toepassing op boerenganzen en bastaardganzen die zich door uiterlijke kenmerken onderscheiden van grauwe ganzen, en dat is meestal het geval. Die dieren kunnen dan bestreden worden door wie recht op die dieren heeft, met respect voor alle andere wetgeving waar ik daarnet al naar verwees.
Wat de federale wapenwetgeving aangaat, is het mijn opvatting dat jagers en bijzondere veldwachters voldoen aan de termen jacht en faunabeheer van de Wapenwet van 8 juni 2006 en aan het uitvoeringsbesluit van 29 december 2006 waarin de voorwaarden staan waaronder de wettige reden jacht en faunabeheeractiviteiten kan worden ingeroepen: het voorleggen van een geldig jachtverlof, een aanstelling als bijzondere veldwachter, het wapen uitsluitend voor deze reden gebruiken of voor het kleischieten.
Het afschot van boerenganzen en bastaardganzen met kogelgeweren kan nader bekeken worden. Ik zal die optie ook met de jachtsector bespreken.
Ik geef u ook de bestaande mogelijkheden voor jacht, bijzondere bejaging en bestrijding van de grauwe gans, want daar werd specifiek naar gevraagd.
De gewone jacht op de grauwe gans is geopend van 15 augustus tot en met 30 september. De bijzondere bejaging op de grauwe gans kan worden toegestaan van 15 juli tot en met 14 augustus, maar onder een aantal heel specifieke voorwaarden. Daarnaast moet elke concrete activiteit ook vooraf gemeld worden aan het ANB.
De toegestane jachtmiddelen zijn vuurwapens en roofvogels. Er wordt ook expliciet omschreven dat het moet gaan om vuurwapens met hagelpatronen waarvan de korrelgrootte van de hagel een doorsnede van 4 millimeter niet overschrijdt. Met roofvogels worden roofvogels bedoeld die worden gehouden conform de wettelijke regels die gelden voor het houden van deze dieren. Voor roofvogels die behoren tot soorten die beschermd worden door het Soortenbesluit van 15 mei 2009, betekent dit dat moet zijn voldaan aan de bepalingen van hoofdstuk 6.
Ik kom tot de bestrijding bij veroorzaakte schade. Wanneer er schade is aan gewassen of eigendommen en wanneer er geen andere bevredigende oplossingen bestaan, kan de grondgebruiker of -eigenaar de grauwe gans laten bestrijden. Iedere bestrijdingsactiviteit moet op voorhand gemeld worden. De medejachtrechthouders, de grondeigenaars, de grondgebruikers en de door de jachtrechthouders aangestelde bijzondere veldwachters mogen eieren van de grauwe gans schudden, rapen of vernielen, maar dit enkel ten behoeve van het natuurbeheer en na schriftelijke melding aan het ANB. Zij mogen de grauwe gans ten behoeve van het natuurbeheer ook doden of laten doden.
Ze kunnen dat doen met vuurwapens, maar dan moet dat uiteraard gebeuren door personen die in het bezit zijn van een geldig jachtverlof. Ze kunnen ook afvangen met behulp van netten, maar enkel in de periode van 1 juni tot 14 juli. De geschoten en gevangen aantallen, alsook het tijdstip en de locatie van de vangst, moeten binnen de week aan het ANB gerapporteerd worden.
De bestrijding van grauwe gans is onder bovenvermelde voorwaarden het hele jaar toegestaan in de vogelrijke gebieden.
Na de vossen en de ganzen, kom ik nu tot het grofwild.
Mevrouw Peeters, het klopt dat een ontwerp van beleidsvisie wordt uitgewerkt voor de aanpak van het grofwild. Vanwege de dringende noodzaak van de aanpak van de problematiek van de everzwijnen, werd ervoor geopteerd om die visie in eerste instantie te beperken tot het everzwijn. Het werd hier al aangehaald dat wanneer we er alles bij betrekken, het allemaal heel traag zal gaan. Het valt te verwachten dat een visie op ander grofwild heel gelijkaardig zal zijn aan die op het everzwijn.
Zoals gepland, werd een ontwerpversie van deze visie in maart 2010 besproken met de jachtsector dus in overleg. De jachtsector heeft zijn visie op dit ontwerp aan mijn diensten bezorgd in juni 2010. Op 25 september 2010 vond naar aanleiding daarvan ook de studiedag plaats in Limburg, waar u al naar verwees. De studiedag was georganiseerd door de Hubertus Vereniging Vlaanderen, het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek en het Agentschap voor Natuur en Bos. De verschillende actoren die begaan zijn met de everzwijnenproblemen, ontvingen een uitnodiging voor deelname, want dat was de bedoeling, dat maakt deel uit van de inspraak.
Op de studiedag gaven de verschillende actoren ook hun visie op de problematiek en werd een debat georganiseerd. Hiervan wordt een uitvoerig verslag opgesteld. Het is zo gepland dat mijn diensten mij dit najaar een definitief ontwerp van beleidsvisie zullen bezorgen. Dus: eerst een voorontwerp, dan overleg en dan een definitieve bijsturing.
Uiteraard zullen er in dat ontwerp acties opgenomen zijn die een antwoord moeten bieden op de everzwijnenproblematiek. Na de evaluatie van het ontwerp en de voorstellen, kan de beleidsvisie worden ingediend en besproken, en dus ook worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering.
Het is een uitdrukkelijke vraag van de jachtsector om al te beginnen met een proefproject. We hebben die vraag ontvangen. We staan er niet negatief tegenover, maar we zijn aan het bekijken onder welke voorwaarden het kan, hoe we dit kunnen aanpakken en aanvaarden als proefproject. Er is dus nog geen definitieve beslissing over genomen.
Mevrouw Peeters, u had ook nog een vraag over het ANB en de controles. Uiteraard zitten de controles in het takenpakket van het ANB. Als u mij signaleert dat er tekortgeschoten wordt, zal ik dat nagaan en laten weten dat het de bedoeling is dat de controle wordt uitgevoerd. Ik zal met het ANB eens bekijken of er knelpunten zijn.
Mijnheer Ceyssens, ook u had een aantal bijkomende vragen. Wat door het INBO wordt voorgesteld, gaat inderdaad in de richting van wat we hierover denken, namelijk dat er op basis van schade een bijkomende bejaging mogelijk zou moeten zijn. Het is de bedoeling om in die richting verder te werken, maar zoals gezegd, wordt dit nog nader bekeken. Ik denk dat het de juiste weg is om te bewandelen.
Er werd gevraagd naar samenwerking en afstemming. Het heeft uiteraard geen zin om op kleine schaal te werken, om daar een en ander uit te werken om dan plotseling aan de perceelsgrens te stoppen en de problemen te verschuiven. Dat is niet de bedoeling, en daarom moet alles samen worden bekeken.
Mevrouw Eerlingen, u vroeg ook of dit voldoende in samenspraak en overleg wordt gedaan. Dat is zo, dat wordt door het ANB georganiseerd. Alle actoren in de schakel, ook degenen die hier tijdens de hoorzittingen in het parlement aanwezig waren, worden geconsulteerd en ze worden ook betrokken bij regelingen die worden uitgewerkt.
Mijnheer Sabbe, ik heb ook een aantal van uw bezorgdheden gehoord. Het zijn zaken die we meenemen en die hier ook door een aantal actoren werden aangehaald tijdens de hoorzittingen. U hebt vastgesteld dat er verschillende meningen zijn. Ze zijn heel uiteenlopend en worden ook hier in het parlement vertolkt. Op een bepaald moment zullen er keuzes gemaakt moeten worden. We proberen dat op een evenwichtige, goed onderbouwde manier te doen, zonder het kind met het badwater weg te gooien. Dat is niet altijd evident. Dit roept vaak emotie op, bij voor- en tegenstanders. Ik begrijp dat.
We hebben beslist om snel te communiceren in juli omdat het aan het escaleren was, ook door de debatten in de media. We hebben dan een objectief schrijven gericht aan de gemeentebesturen om nog eens uit te leggen wat de mogelijkheden nu al zijn. Men weet dat niet altijd. Men weet niet altijd waarom het nuttig is om een hok te beschermen. We hebben duidelijk gemaakt dat we de bezorgdheden kennen, we zullen daar een evaluatie aan koppelen en eventueel bijsturing. Ik hoop dat ik op alle vragen geantwoord heb, al besef ik dat nog niet alle vragen definitief beantwoord zijn, want dat is bij ons ook het geval.
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Minister, mijn vragen zijn inderdaad niet definitief beantwoord. Ik heb gewoon geen antwoord gekregen, tenzij dat het indijken van de vossenpopulatie een combinatie moet zijn van enerzijds voorkomen en anderzijds bestrijden en bejagen. Dat wist ik al een tijd. Ik vroeg u eigenlijk wat u gaat doen om de vos beter te bestrijden en te bejagen. U verwees opnieuw naar een studie. Daar gaat een analyse en evaluatie van worden gemaakt. Zo schuift u alles weer op de lange baan.
Ik heb het al gezegd in de plenaire vergadering: die vossen komen niet plots uit de lucht gevallen. De problematiek kwam in de vorige legislatuur al ter sprake. Mijn ex-collega Frans Wymeersch heeft daar samen met de heer Callens verschillende vragen over gesteld. Ik weet niet zeker of de kwestie niet nóg een legislatuur eerder al werd besproken. Ik zat er toen niet bij, maar ik veronderstel van wel. Laat ons zeggen dat de zaak al 6, 7, 8 jaar wordt behandeld. Men neemt de problemen telkens mee en werkt niet aan oplossingen, of het duurt allemaal veel te lang. Zoals ik al zei, het is niet het moment om nog studies te maken, te palaveren en te evalueren: de problemen zijn bekend. De maatregelen zijn onvoldoende en dus moet er worden gehandeld. U hebt geen timing vernoemd voor de evaluatie. Ik veronderstel dat ze wordt meegenomen naar volgend jaar en dat het nog even duurt vooraleer er eindelijk maar ik betwijfel het als ik u zo hoor uitgebreide bestrijdings- en bejagingsmogelijkheden komen. Ik begrijp dat niet.
We hebben tijdens de hoorzitting de vergelijking gekregen tussen de buurlanden: Wallonië, Nederland, Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië. Daar bestaat een heel arsenaal aan bestrijdingsmogelijkheden voor de vos. Ik heb het gevraagd tijdens de hoorzitting. We hebben altijd schrik van een maatschappelijke discussie; er moet eerst een breed draagvlak zijn om bepaalde maatregelen door te drukken. In andere landen is er blijkbaar zonder problemen een draagvlak gevonden. Ik begrijp echt niet waarom dat bij ons zo stroef moet lopen en zo lang moet duren. Het is bewezen de heer Sabbe verwees er ook naar : de maatregelen in het buitenland zijn echt efficiënt.
Mijnheer Martens, u zegt dat de Boerenbond zegt dat er geen schade werd toegebracht aan de landbouwsector. Dat is echt een selectieve lezing van het verslag. Het Algemeen Boerensyndicaat heeft het tegenovergestelde beweerd.
Wat de onveilige situatie betreft, heb ik uit de hoorzitting begrepen dat in Vlaanderen en zeker in Nederland, waar een ruimere bejaging en bestrijding mogelijk is, weinig of geen onveilige situaties voorkomen.
De heer Bart Martens : Minister, ik ben blij dat u niet onverhoeds te werk gaat en de zaken nog eens goed gaat bestuderen. Dat is wel degelijk zinvol.
We hebben in de replieken gemerkt dat zeker niet iedereen hier op dezelfde lijn zit, en ook de wetenschappers niet, mijnheer Sabbe. U haalt altijd die Britse studie aan over vier grote gebieden in de Uplands van Groot-Brittannië. Dat zijn aaneengesloten gebieden van tienduizenden hectaren natuurgebied. Daaruit blijkt dat daar wel degelijk een negatieve impact is op grondbroeders.
In de stukken van het INBO staat te lezen dat (...) op basis van ter zake uitgevoerde literatuurstudie blijkt dat er geen eenduidigheid bestaat over het effect dan wel de zin, van vossenjacht of ‑bestrijding in functie van grondbroedende prooisoorten. Men stelt dat dus wel degelijk in vraag. Ik denk dat het eens serieus tegen het licht moet worden gehouden.
Ik ben het eens met mevrouw Eerlingen. Het ANB heeft gewezen op de bestaande bejagingsmogelijkheden op de vos, dat zijn er niet weinig. Er is de gewone jacht, de bijzondere bejaging, de bestrijding, de bestrijding door beëdigde jachtwachters enzovoort.
Ik ben het eens met de heer Ceyssens. We moeten uitgaan van het begrip schade. Dat is schade aan de landbouw, economische schade, schade inzake biodiversiteit en schade op het vlak van neerhofdieren die worden gehouden door particulieren. Dat geldt voor de verschillende probleemsoorten. Ik denk dat we het erover eens zijn dat de problematiek van de everzwijnen dringend moet worden aangepakt. Dat staat buiten kijf. Die overlast loopt de spuigaten uit. Over de andere probleemsoorten lopen de meningen uiteen.
In de hoorzitting verkondigde de Nederlandse vertegenwoordiger van de jagers dat zij het anders aanpakken. Daar wordt werk gemaakt van faunabeheersplannen. Die worden opgesteld door alle betrokken maatschappelijke actoren, inclusief landbouwsector en natuurorganisaties. Bij ons is er sprake van afschotplannen die eenzijdig worden opgemaakt door wildbeheerseenheden. De benadering is dus heel anders. Zoals het INBO stelt, moeten we naar optimale niveaus van populatiebeheer gaan. We moeten zoeken naar de beste maatregelen om de populaties in stand te houden. Dat vereist een efficiënte monitoring van zowel populaties als aangebrachte schade. De effectiviteit van de geteste bestrijdingsmaatregelen en maatregelen inzake bijzondere bejaging kan blijken uit een goede monitoring.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Voorzitter, ik blijf wat op mijn honger zitten. Ik heb geen ander antwoord gekregen dan op 5 januari 2010, meer dan 10 maanden geleden, namelijk: we gaan het verder onderzoeken, analyseren en evalueren. Concreet horen we niets, terwijl er heel wat problemen zijn met de vos, het everzwijn en de ganzen.
Mijn vraag om uitleg ging specifiek over het everzwijn. Minister, het Jachtvoorwaardenbesluit zal verder worden geanalyseerd wat de vossen betreft. Men gaat onderzoeken wat daaraan kan veranderen. U zegt dat dat te vroeg is. Men moet eerst de hele evaluatie afronden. Dan pas zouden er concrete voorstellen tot aanpassing komen. Dat klinkt goed, maar wanneer mogen we dat eindelijk verwachten? Wanneer komen er concrete maatregelen? We gaan straks de vier voorstellen van resolutie behandelen. Niemand kan ontkennen dat er een serieus probleem is.
Mevrouw Eerlingen, mijnheer Martens, volgens u zou het ANB op de hoorzitting duidelijk gezegd hebben dat in de huidige jachtregelgeving voldoende mogelijkheden zijn opgenomen. Ik zeg het opnieuw: we mogen dat niet op die manier begrijpen. Ik refereer opnieuw aan de studiedag van 25 september, georganiseerd door de Hubertus Vereniging, het INBO en het ANB. Het ANB heeft daar zelf heel expliciet gezegd dat er dringend iets moet veranderen aan de jachtregelgeving en het Jachtvoorwaardenbesluit, want op dit moment is er veel te veel administratieve overlast. Het was het diensthoofd van de afdeling Limburg die dat aanbracht, maar ik denk dat het voor heel het ANB geldt. Er is alleszins nood aan een administratieve vereenvoudiging in dat besluit. Daar moet werk van worden gemaakt.
Ik verwijs naar de regelgeving rond de bijzondere veldwachters. Er zijn zogezegd voldoende mogelijkheden, maar onze bijzondere veldwachters moeten als het ware meer dan 50 uur op een hoogzit zitten voor ze iets kunnen doen. Er is dus dringend nood aan een vereenvoudiging.
Betreffende het everzwijn hoor ik hier niets anders, minister, dan in januari. U zegt dat het voorontwerp besproken werd met de Hubertus Vereniging, maar ik heb vorige week aan hen gevraagd of er al een overleg is geweest. Men heeft negatief geantwoord. U beweert van wel; ik zal het in het midden laten. Alleszins gaat u nu in het najaar werken met een definitief ontwerp. Ik geloof dat we nu in die periode zitten en dat de eindfase in zicht zou moeten zijn. Ik ga ervan uit dat u rekening houdt met wat op de studiedag gezegd is. Ik hoop het toch, want daar is gezegd dat het 5 over 12 is.
Er is al verwezen naar de omliggende landen. Het voorbeeld van Nederland is mijns inziens zeer doorslaggevend. Daar is een nulstandgebied ingevoerd voor de everzwijnen. Er mag nergens een everzwijn rondlopen buiten de twee bepaalde natuurgebieden: de Veluwe en het Meinweggebied in Limburg. De everzwijnen zijn bij ons massaal aanwezig. We leven natuurlijk in een grensregio, die dieren komen uit Nederland en Duitsland. Het uitzetten van everzwijnen is daar niet aan de orde. Er geldt dus een nulstandgebied in heel Nederland. Er geldt zelfs een uitgebreide bejagingsmogelijkheid in die natuurgebieden, veel uitgebreider dan wat wij hier in Vlaanderen kennen. Minister, wanneer mogen wij een aanpassing van die regelgeving verwachten?
U verwijst ernaar: er is op vraag van enkele actoren sprake geweest van een proefproject, specifiek voor Limburg. U kent het Nationaal Park Hoge Kempen. We hebben nog heel wat andere natuurreservaten zoals Bergerven, waar heel wat everzwijnen foerageren. Als u dan toch de voorwaarden voor een proefproject gaat onderzoeken, wanneer kunnen we dan iets concreets verwachten? Over welke voorwaarden gaat het specifiek? Kan het eventueel naar Nederlands voorbeeld dan ook in de natuurreservaten waar momenteel geen bejaging mogelijk is?
Kan men het, gelet op het feit dat er toch dringend iets moet gebeuren met de evers, niet meteen toestaan in die gebieden? Ik vrees dat het bestrijden van de ever niet meer mogelijk is. Daarvoor zijn we veel te laat. Dat was althans de conclusie op de studiedag. Er moeten echter wel dringend maatregelen worden genomen om de populatie niet nog verder te laten toenemen. Ik zou dan ook graag meer informatie krijgen over de concrete timing.
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Mijnheer Martens, mevrouw Eerlingen, u neemt een loopje met de laatste bladzijde van dat verslag. Ik lees op bladzijde 34: Vanaf het begin van de jaren 90 weten we dat de vossenlintworm in Wallonië voorkomt. De eerste studie dateert van 1991. In Wallonië draagt één op de vier vossen de lintworm. Het is dus een sterk besmet gebied. In sommige regios, de hoger gelegen gebieden, de Ardennen, de Lorraine, de Hoge Venen kan dat oplopen tot één op twee vossen.
Mijnheer Vandaele, dat u afkomstig bent van de kust en België niet kent, is uw probleem. Een vos is geen communautair dier. Een vos ziet de taalgrens niet. Een vos en ook een everzwijn hebben geen communautair besef zoals de N-VA dat wel heeft. Als we dus een verantwoord beleid willen voeren voor de vossenpopulatie, dan moeten we de feiten onder ogen zien. Die dieren blijven niet op dezelfde plaats. Die vossen komen uit Wallonië, want op een gegeven moment waren er in Vlaanderen zelfs geen meer.
Ik vind het wat gevaarlijk om de heer Jaap Mulder uit Nederland op hetzelfde niveau te plaatsen als de Journal of Applied Ecology van de British Ecological Society. We kunnen geen appels met peren vergelijken. We tappen dan toch uit een ander vaatje dan die brave vader Abraham die over de vossen is komen praten. We moeten dan ook nuanceren en de zaken in hun juiste context plaatsen.
Minister, ik meen begrepen te hebben dat u hebt gezegd te wachten op de resultaten van uw diensten voor wat de studie over de vossen betreft. Die studie is nog niet klaar. Wanneer mogen we die resultaten verwachten? Wanneer mogen we een antwoord van u verwachten?
U hebt ook gezegd dat u overleg zou plegen met de mensen die bij die activiteiten betrokken zijn zoals de Boerenbond, het Algemeen Boerensyndicaat, de Hubertus Vereniging Vlaanderen en anderen. Wanneer zal dat gebeuren? Wanneer kunnen we concrete conclusies verwachten? Ik zie jammer genoeg een bepaalde gelijkenis met het dossier van het Schipdonkkanaal, waarbij minister Crevits al tal van studies heeft beloofd waarvan wij de resultaten niet zien.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Mijnheer Sabbe, u hebt het nog altijd niet begrepen. Dat de vos een schrander dier is, dat weet u wel. Of hij al dan niet de taalgrens kent, dat weet ik niet. Wat duidelijk gezegd is, is dat juist door afschot in Vlaanderen territorium wordt vrijgemaakt en vossen uit Wallonië naar hier komen. Afschot is bedreigend omdat juist dan plaats wordt gecreëerd voor de Waalse vos die inderdaad die lintworm heeft. Vlaanderen is voslintwormvrij. Dat hebt u echter niet gehoord, want u was al vertrokken.
De heer Ivan Sabbe : Ik heb dat gehoord, mijnheer Vandaele, maar dat is zever in pakjes.
De voorzitter : Mijnheer Sabbe, uw uitlatingen aan de heer Mulder zijn voor uw rekening. Vandaag heeft echter niemand in deze commissie verwezen naar de heer Mulder. Uw Engelse studie is naast een literatuurstudie van ons eigen Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek geplaatst. Daaruit blijkt dat er helemaal geen eenduidigheid is over de impact van de vos op de grondbroeders. Vandaag heeft niemand verwezen naar de uitlatingen van de heer Mulder.
De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : We hebben hier al verschillende oproepen gehoord om voort te maken. Niemand kan daartegen zijn. Als Wanneer we echter willen dat er een snelle besluitvorming komt, moeten we de juiste argumenten gebruiken.
Minister, u zegt dat u verder wilt ingaan op die piste van wildschade. Die piste is pas geloofwaardig als we ook geloofwaardige argumenten gebruiken. Mijnheer Sintobin, u verwijst naar de landbouwsector, die zegt dat de vos geen predator is en dat ABS dat tegenspreekt. Voor de volledigheid moeten we daaraan toevoegen dat er weet is van één melding van een bedrijf met scharrelkippen die s nachts van de leg zijn geraakt omdat er een vos rondliep. Mijn bedenking is dat scharrelkippen s nachts meestal binnen zitten.
Het is belangrijk dat we schade juist benoemen. Als die schade dan wordt gemeten, moet de mogelijkheid bestaan om snel en efficiënt te bestrijden. Daar moeten we naar verruiming zoeken. Het ANB heeft erop gewezen dat er vandaag bestrijdingsmogelijkheden bestaan die niet worden benut. Dat klopt, maar we vallen te vaak terug op de bestrijding door de veldwachter. In de hedendaagse context van de jagerij moeten we proberen te verruimen naar de jagers en zo streven naar een bestrijdingsplan op het moment dat zich schade voordoet. Op dat moment moet er in bijkomende mogelijkheden voor bejaging worden voorzien.
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Minister, u blijft wat vaag als het gaat over de inschatting van de schade. Dat is wellicht terecht omdat die schade moeilijk vast te stellen is. Ik denk ook, en dat is me bevestigd door mensen van het ANB die soms controle doen naar aanleiding van klachten, dat de vos veel meer schade wordt aangewreven dan hij aanricht. Bij controles van kippenhokken blijkt het ook dikwijls te gaan om andere dieren die de schade hebben aangericht zoals bunzings, marters, katten en honden.
Mijnheer Sabbe, ik denk dat u te vaak langs één kant schiet en dat u daardoor een gehoorletsel hebt opgelopen. Het blijft een dodemansgesprek. De studie van Fletcher is zowel door het ANB, het INBO als door Natuurpunt vermeld. Daarin staan totaal andere zaken dan u daarin meent te lezen. Zo was die 33 percent grondbroeders al achteruitgegaan tijdens de afwezigheid van de vos. Het is dan ook totaal voorbarig om die conclusie te trekken. Die steunt op geen enkel wetenschappelijk inzicht.
Wat de ziekte van Lyme betreft, is elke jachthond, elk ree en elke haas drager of mogelijke drager van besmette teken, en dus niet alleen de vos. De vossenexplosie zoals u meent dat die bestaat, is er gewoon niet. Het is een terugkeer van de vos en het is een bezetting van territoria. Dat blijkt uit alle geschriften. Denken dat de vos het witte pijpje van het schietkraam is, lijkt me toch wat overdreven.
Minister, u zegt dat we de evaluatie zullen afwachten. Dat mag echter niet te lang duren. We verwachten een resultaat op korte termijn.
Wat het everzwijn betreft, heeft de studiedag in Limburg tot het besluit geleid dat we opnieuw moeten leren samenleven met dat dier. Het Nederlandse model om het everzwijn uit te roeien en enkel in een reservaat los te laten, lijkt me dan ook niet de beste optie. We moeten een beheersmodel uitwerken waarin plaats wordt gegeven aan grofwild, ook in Limburg.
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Het ANB heeft inderdaad verduidelijkt dat er heel wat mogelijkheden zijn waarvan een aantal nog altijd onbenut zijn. Dat neemt echter niet weg dat er geëvalueerd moet worden. De minister is daarmee bezig.
Ik deel de mening van de heer Peeters dat het op vrije korte termijn moet kunnen worden afgerond. Het is goed dat er overleg wordt gepleegd, want het is heel belangrijk dat iedereen achter eventuele wijzigingen staat.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Iedereen vraagt voldoende overleg met alle actoren, maar het moet wel snel gaan. Ik denk dat daar een tegenstelling in zit. Wij proberen beide te doen, maar dat vraagt wat geduld.
Wat de vos betreft, is het de bedoeling om op korte termijn duidelijkheid te scheppen.
Wat het everzwijn betreft, is een voorontwerp overgemaakt aan de sector. Op basis daarvan is een studiedag georganiseerd in september. We hebben die studiedag afgewacht. Op basis van die studiedag worden er op korte termijn beslissing genomen.
Het klopt dat er nog geen definitieve beslissing is. Als die er is, zal ik het aan de commissie laten weten. Het is belangrijk dat het een gedragen en overlegde oplossing is, waar consultatie aan vooraf moet gaan en waar iedereen achter kan staan.
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Wat is een korte termijn?
Minister Joke Schauvliege : Onverwijld.
De voorzitter : Het incident is gesloten.