Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 10/03/2010
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Van der Borght tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het verkrijgen van vergunningen voor projecten van commerciële woonzorgcentra in blauwe zones
Vraag om uitleg van de heer Dirk de Kort tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de beperkingen inzake vergunningen voor zorgvoorzieningen in zones voor openbaar nut
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Voorzitter, minister, collegas, in de maandelijkse uitgave van de Voka-Tribune van november 2009 lezen we onder de titel Er is opvang en er is opvang over de problemen waarmee ondernemers in de zorgsector worden geconfronteerd om projecten in de blauw ingekleurde zones vergund te krijgen, ondanks het grote tekort aan opvangplaatsen voor bejaarden dat er vandaag is.
De blauw ingekleurde zones in structuurplannen zijn gronden die voorbehouden zijn voor gebouwen van openbaar nut. In de zorg- en welzijnssector gaat het over ziekenhuizen, serviceflats, woonzorgcentra enzovoort. In bepaalde gemeenten maakt de administratie problemen bij het toekennen van vergunningen voor bouwprojecten van commerciële initiatiefnemers in deze blauwe zones. Bepaalde bvbas en nvs die een woonzorgcentrum of serviceflats willen oprichten, worden er geconfronteerd met een weigering, omdat de administratie stelt dat die gronden eigenlijk enkel kunnen toekomen aan initiatiefnemers van een vzw of het OCMW, want commerciële initiatiefnemers streven winstbejag na en kunnen dus niet worden beschouwd als voorzieningen van openbaar nut.
In een omzendbrief van de Vlaamse Regering van 1997 wordt expliciet gesteld dat het irrelevant is of die gemeenschapsvoorzieningen en voorzieningen van openbaar nut worden opgericht door de overheid, dan wel door een privé-instelling of -persoon, in zoverre de exploitant van de inrichting geen winstbejag nastreeft en de voorziening werkelijk ten dienste staat van de gemeenschap.
Dergelijke redenering loopt echter mank, want ze gaat in tegen de realiteit. Commerciële initiatiefnemers worden vandaag immers erkend als volwaardige initiatiefnemers door de Vlaamse overheid in het kader van het Woonzorgdecreet, voor wat de bouw en uitbating van serviceflats in de toekomst assistentiewoningen en rusthuizen nu woonzorgcentra betreft. Ook zij dienen alle regels en normen te respecteren inzake personeel, verzorging en infrastructuur, net als vzw- en OCMW-rusthuizen. Op die manier ontstaat er dus de facto een discriminatie voor de commerciële initiatiefnemers die willen investeren in nieuwe projecten en daarvoor veel moeilijker de nodige ruimte kunnen vinden, in tegenstelling tot OCMWs en vzws.
Het mag duidelijk zijn dat het laten primeren van de juridische constructie op de maatschappelijke intentie in de praktijk betekent dat vele kansen worden gemist om bijkomende capaciteit te creëren in een zorgsector, zijnde de ouderenzorg, die nog altijd kampt met niet ingevulde programmatiecijfers en met een enorme uitdaging in het vooruitzicht, namelijk de vergrijzing.
Minister, hebt u al signalen ontvangen via uw kabinet of de administratie Ruimtelijke Ordening over deze problemen voor ondernemers in de zorg? Zo ja, welke reactie is daarop gekomen? Bent u bereid om dit probleem op te lossen, door op regelgevend vlak of via het versturen van een omzendbrief, de lokale besturen niet langer de mogelijkheid te geven om commerciële initiatiefnemers in de ouderenzorg te weren wanneer ze een vergunning vragen voor bouwprojecten in blauwe zones, die daadwerkelijk voorzieningen van openbaar nut zijn? Zo ja, welk initiatief wordt dan gepland? Volgt er overleg met de sector?
De voorzitter : De heer de Kort heeft het woord.
De heer Dirk de Kort : Voorzitter, minister, collegas, de blauw ingekleurde zones op het gewestplan worden voorbehouden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Zorgvoorzieningen zoals ziekenhuizen, woon- en zorgcentra en erkende serviceflats, vallen onder die noemer. Toch mogen niet alle zorgaanbieders gebruik maken van deze blauwe zones en ondervinden ze problemen om die gronden vergund te krijgen. Dit zou verschillen naargelang van de provincie. In bepaalde provincies lijken die gronden strikt voorbehouden voor OCMWs en vzws.
De zorgondernemingen spreken van ongelijke behandeling. Elk erkend woonzorgcentrum moet volgens hen beschouwd worden als een gebouw van openbaar nut, wie ook de initiatiefnemer is. Als je als woonzorgcentrum werkt met een overheidserkenning en op de door de overheid vastgelegde kwaliteitsparameters strikt wordt gecontroleerd, dan is dat het intrinsieke bewijs van het openbare karakter, aldus de zorgondernemers. Ze pleiten voor gelijke spelregels voor iedereen en zouden graag zien dat de overheid de beperkingen wegneemt die er nu zijn bij het vergund krijgen van projecten in zones voor openbaar nut.
De zorgondernemers beroepen zich op de omzendbrief van 1997 waarin staat dat een privé-instelling of een privépersoon voor het bouwen van sportinfrastructuur, en zelfs een manege bijvoorbeeld, aanspraak kan maken op gronden in een blauwe zone, op één voorwaarde: dat er geen winstbejag is. Dit gaat puur over de juridische constructie, niet over de maatschappelijke intentie. Daarom vinden de zorgondernemers dat de koppeling tussen de hoedanigheid van de ontwikkelaar privé versus publiek en het winstoogmerk minstens moet worden genuanceerd.
In dat verband pleit Voka voor een gelijke behandeling tussen de publieke en private ontwikkelaars van gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Deze voorzieningen zijn immers gericht op de bevordering van het algemeen belang en ze worden ten dienste van de gemeenschap gesteld. Daarbij is het irrelevant of deze voorzieningen worden opgericht en uitgebaat door een overheid dan wel door een privé-instelling of een privépersoon. De vraag of winstbejag kan worden toegestaan in deze zones voor gemeenschapsvoorzieningen, heeft volgens Voka niets te maken met de goede ruimtelijke ordening, maar wel met een ongelijke behandeling tussen private en publieke ontwikkelaars.
De reden waarom we te maken hebben met dit probleem, is dat we zelf het Woonzorgdecreet hebben goedgekeurd tijdens de vorige legislatuur. Met deze commissie en met de commissie Wonen hebben we trouwens een commissie ad hoc opgericht, de Commissie Wonen en Zorg. Er worden tal van initiatieven genomen op dat vlak. Als burgemeester ervaar ik zelf dat er vanuit deze hoek zeer veel vragen worden gesteld.
Minister, in welke mate erkent u de problemen die zorgondernemingen ondervinden bij het verkrijgen van een vergunning voor woonzorgprojecten in blauwe zones? In hoever is er op dat vlak sprake van effectieve verschillen tussen de provincies? In welke mate gaat u ermee akkoord dat deze problemen toe te schrijven zijn aan een ongelijke behandeling tussen private en publieke ontwikkelaars van projecten in zones voor gemeenschapsvoorzieningen? In hoever bent u bereid deze ongelijke behandeling weg te werken? Hoe zal dat gebeuren? Welke obstakels moeten hiervoor uit de weg worden geruimd en hoeveel tijd zal dat in beslag nemen?
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Voorzitter, wat wel of niet kan in blauwe zones voor gemeenschapsvoorzieningen, zorgt al lang voor discussie. Zelf heb ik altijd gevonden dat men een en ander vrij strikt mag toepassen, ook rekening houdend met de omzendbrief van destijds, waarin stond dat men met de initiatieven geen winstbejag mocht nastreven. De interpretatie van de stedenbouwkundig ambtenaren was voornamelijk dat het om een vzw of een overheid moest gaan. In de praktijk zien we dat het allemaal veel moeilijker en ingewikkelder is dan dat. Is Aquafin een overheid? Is het winstgevend? We hebben ook dossiers zien passeren waarbij een vzw de eerste aanvraag doet. Op het ogenblik dat men van start gaat, gaat het om nvs: de bouwheer, de catering, de zorg worden allemaal uitbesteed. Het is heel moeilijk om het criterium winstbejag en vzw te hanteren. Er is ook rechtspraak van de Raad van State met betrekking tot een elektriciteitsbedrijf, waarvan men zegt dat het winstbejag ook niet helemaal weg is.
Het probleem is nog complexer dan het werd geschetst door de collegas. Ik kijk dan ook uit naar het ongetwijfeld bevrijdende antwoord van de minister.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Ik wil beginnen met te zeggen dat ik uiteraard op de hoogte ben van de problematiek. De vraagstellers hadden het over Voka. Het zou raar zijn indien ik niet zelf de Voka-Tribune zou lezen. Ik kan u ook verwijzen naar een schriftelijke vraag die de heer Van Mechelen in september over deze problematiek heeft gesteld.
Eigenlijk is het vrij eenvoudig. In de bepalingen van de codex en de rechtspraak van de Raad van State wordt gesteld dat serviceflats mogelijk zijn in blauwe zones. Private rusthuizen en serviceflats kunnen worden toegelaten in het blauwe gebied als blijkt dat de activiteiten gericht zijn op het algemeen belang en ten dienste staan van de gemeenschap. Zo wordt het ook toegepast. Het gemeenschapskarakter kan en moet worden aangetoond door het verkrijgen van de erkenning van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. Dat lijkt me ook de goede weg. Een dergelijke erkenning toont namelijk dat het over de gemeenschap gaat.
In de erkenning worden normen opgelegd inzake het opnamebeleid, de voeding, de hygiëne, de te verstrekken zorgen, de kwalificaties van het personeel, de inspraakmogelijkheden van de bewoners, boekhoudkundige zaken en, last but not least, de dagprijs en supplementen. Hiermee geef ik ook een antwoord op de vraag van de heer Vandaele. De overheid geeft mee inhoud aan de notie winstbejag. Ik weet niet of het mogelijk is een rusthuis op te richten zonder erkenning. Daarin ben ik niet gespecialiseerd. Als men echter een erkenning wenst, dan moet men rekening houden met de normen voor de dagprijs en supplementen. De bejaarden krijgen een financiële bescherming via toezicht op de prijszetting. Op die manier biedt de overheid toch een aantal garanties als het gaat om erkenningen.
De erkenning toont de controle door de overheid aan en levert aldus het bewijs van het gemeenschapskarakter van deze voorzieningen. Die interpretatie geldt al langer. Bovendien bestaat een systeem van voorlopige erkenning. In afwachting van de uiteindelijke erkenning wordt nagegaan of de normen worden nageleefd. Het aanvraagdossier voor de stedenbouwkundige vergunning moet een kopie van de voorlopige erkenning bevatten, wil een en ander voldoende aantoonbaar en in de beslissing motiveerbaar zijn. Op die manier garanderen we mijns inziens dat de gewestplangebieden voor gemeenschapsvoorzieningen, de blauwe gebieden, ingevuld worden met zaken waarvoor ze bedoeld zijn, namelijk instellingen die bestemd zijn voor de gemeenschap in ruime zin, ongeacht of dit gebeurt vanuit een privaat of publiek initiatief.
We hebben dat standpunt al lang geleden kenbaar gemaakt aan de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaren via hun overlegplatform. Ik verwijs ook naar de omzendbrief van 8 juli 1997 en de aanpassingen, die u kunt terugvinden op de website www.ruimtelijkeordening.be.
U vindt daar de volgende uitleg: Soms wordt de vraag gesteld of private rustoorden, serviceflats en dergelijke toegelaten kunnen worden in het gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Dit kan, voor zover deze instellingen beschikken over een erkenning door de bevoegde Vlaamse overheid.
Dat is de erkenning waarover u daarnet sprak. Daarmee moet het standpunt voor iedereen voldoende duidelijk zijn. Daar zijn verder geen initiatieven nodig. Men zou het moeten weten. Nu kunt u ook vragen en dat werd ook gevraagd aan de administratie of er probleemgevallen bekend zijn waarvoor een vergunning daaromtrent werd geweigerd. Het antwoord is: neen. Het bevindt zich nog in de fase voorafgaand aan een werkelijke aanvraag. Er is misschien in de voorfase discussie over. Maar in elk geval: u kunt allen verwijzen naar de toelichting en naar de uitleg erbij.
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Minister, dank u voor uw antwoord. Ik vrees echter dat het een beetje te mager is. De realiteit is vandaag iets ingewikkelder dan u ze voorstelt. U zegt dat het perfect mogelijk is, maar alles hangt af van de goede wil van de persoon die het dossier moet vergunnen of die een vergunning moet inleveren. U verwijst naar een voorlopige erkenning. Ik wil erop wijzen dat nu net hier het spel zich afspeelt. Een initiatiefnemer tracht iets te realiseren, vraagt, als er nog programmatieruimte is, een voorlopige erkenning aan voor x aantal bedden en het eerste wat de overheid vraagt is of hij over ruimte beschikt: Waar gaat u dat plaatsen? Dan begint het spel van het kastje naar de muur: U kunt geen voorlopige erkenning krijgen als u niet kunt aantonen dat u beschikt over de nodige gronden. Dan gaat de aanvrager naar een bepaalde gemeente en zegt dat hij daar iets wil ontwikkelen. Dan vraagt die gemeente of hij daar een erkenning voor heeft: Kunt u dat wel doen? U komt dat hier vragen, maar beschikt u wel over de nodige erkenning, over de nodige bedden om dat hier te ontwikkelen? De betrokkene wordt dus van het kastje naar de muur gestuurd. Hij krijgt het ene niet omdat hij het andere niet heeft en hij krijgt het andere niet omdat hij het ene niet heeft.
Minister, u hebt het perfect geschetst. Er zijn inderdaad mogelijkheden. Maar u zult wel een initiatief moeten nemen. U zult met een omzendbrief de betrokken besturen allemaal moeten aanschrijven. U zult daarin duidelijk moeten stellen dat initiatiefnemers die dit willen ontwikkelen, moeten voldoen aan normen en beantwoorden aan de doelstelling van gemeenschapsvoorziening, en dat de betrokken besturen niet langer moeten twijfelen om een vergunning af te leveren in een blauwe zone. Zij komen daarvoor perfect in aanmerking. Als u geen krachtig signaal geeft, vrees ik dat we zullen blijven zitten met problemen her en der.
Als u vraagt of er vandaag problemen zijn, zult u inderdaad horen dat er geen problemen zijn want men geraakt zover niet. De mensen worden jaren aan het lijntje gehouden omdat er geen duidelijk signaal is. Het is het gevecht van David tegen Goliath.
De voorzitter : De heer de Kort heeft het woord.
De heer Dirk de Kort : Minister, ik ben tevreden met uw antwoord. U verwijst heel duidelijk naar de erkenningen. Als er een Vlaamse administratie erkenning geeft, moet de rest zich daarbij aansluiten. Dat is zeker terecht.
Minister, ik stel toch ook vast dat de informatie die u nu hebt gegeven, ter plaatse niet zo bekend is. Dikwijls zeggen stedenbouwkundige ambtenaren van de gemeente dat de voorzieningen toch niet kunnen in de zones voor gemeenschapsvoorzieningen. Zij stellen zelf voor dat er een wijziging moet gebeuren en dat er eerst een beroep moet worden opgesteld vooraleer dergelijke voorzieningen kunnen worden gerealiseerd. Als je dan als overheid tijdig een antwoord wil geven op de vergrijzing, en je moet eerst nog starten, en dan liefst niet op een verkeerde manier, dan zou het toch goed zijn dat de informatie die u ons vandaag hebt gegeven, verder kenbaar kan worden gemaakt bij de lokale besturen.
Minister Philippe Muyters : Ik begrijp wat u zegt. Ik denk dat ik het best contact opneem met de minister die bevoegd is voor de erkenningen. Het is verkeerd om ambtenaren van ruimtelijke ordening te laten beoordelen of iets voor de gemeenschap in ruime zin dient. Die ambtenaren moeten zich bezighouden met ruimtelijke ordening. Maar het kan dat iemand een erkenning heeft en toch het gebouw niet mag zetten vanuit het oogpunt van ruimtelijke ordening. Het gebouw kan bijvoorbeeld niet passen in de omgeving. Het artikel 4.3.5 van de Vlaamse Codex stelt dat de interpretatie of een gebouw in de omgeving past en dergelijke moet sporen met een goede ruimtelijke ordening. Laat de ambtenaar van ruimtelijke ordening zich daarmee bezighouden. Het is beter dat de erkenning wel als basis wordt gegeven.
Mevrouw Van der Borght, ik zal de problematiek zoals u die schetst, onderzoeken samen met mijn collega. Daar moet een oplossing voor komen. Men moet de mensen niet van het kastje naar de muur sturen, maar samen aan tafel brengen en onderzoeken of er een voorlopige erkenning kan worden gegeven. Dan kan ook de grond worden bekeken met betrekking tot de ruimtelijke ordening. Wat het blauwe gebied betreft, is het duidelijk wat het moet zijn: het moet gemeenschappelijk zijn en ten dienste staan van het algemeen belang. Voor ons is het beter dat dit via de erkenning wordt onderbouwd dan dat dit door de ambtenaar van ruimtelijke ordening wordt bekeken.
Ik zal dit onderzoeken en zodra het resultaat bekend is, zal ik zorgen voor de verspreiding van die informatie zodat iedereen hiervan goed op de hoogte is.
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Ik kan mij perfect vinden in wat u voorstelt, maar ik zou toch niet onderschatten hoe belangrijk het is dat er een krachtig signaal komt naar alle diensten van ruimtelijke ordening om hun duidelijk te maken dat dergelijke voorzieningen perfect passen in een blauwe zone.
De voorzitter : De heer de Kort heeft het woord.
De heer Dirk de Kort : Minister, in uw aanvullende antwoord hebt u gezegd dat u ervoor zult zorgen dat heel wat investeringsprojecten in wooncentra daadwerkelijk kunnen worden gerealiseerd. Op die manier geven we al voor een stukje gevolg aan hetgeen we vorige week bijna eenparig in het Vlaams Parlement hebben goedgekeurd: de resolutie over de maatschappelijke versnelling van belangrijke investeringsprojecten.
De voorzitter : Het incident is gesloten.