Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 28/01/2010
Vraag om uitleg van de heer Wilfried Vandaele tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de UiTdatabank en mogelijke samenwerking met Nederland
De voorzitter : De heer Dehandschutter heeft het woord.
De heer Lieven Dehandschutter : Voorzitter, ik duik ook even in de poëzie. Ik heb iets gezocht dat over veel grenzen gaat, van ruimte en tijd, leven en dood, vrede en oorlog, talen en culturen, eigen beleving en overlevering. Ik heb een gedicht gekozen van Herman de Coninck, die een zeer belangrijk oeuvre heeft bijgedragen aan de Nederlandstalige poëzie.
Ik heb twee herinneringen aan hem. Toen ik in Sint-Niklaas schepen van Cultuur was in de periode 1995-2000 heeft hij een tentoonstelling van tekeningen en schilderijen van Hugo Claus ingeleid. Dat was merkwaardig. Op het ogenblik dat het nieuws van zijn overlijden bekend werd gemaakt op 22 mei 1997, zat ik in een file tussen Dendermonde en Gent. Dat heeft me aangegrepen.
Ik heb een vertaling gekozen van een oorlogsdichter. Edmund Blunden is geboren in 1896. Hij was amper achttien jaar toen de oorlog uitbrak. Hij kwam uit het graafschap Kent en stapte rechtstreeks van de middelbare school naar het wervingsbureau. U weet dat de dienstplicht in het Verenigd Koninkrijk pas in 1916 werd ingevoerd. In Duitsland, Frankrijk en België maar ook in het Verenigd Koninkrijk waren de euforie en het patriottisme zo groot dat jonge snotneuzen zich in groten getale meldden. Edmund Blunden was er een van.
Blunden was zeer verstandig. Hij was vooral gefascineerd door de klassieken: Griekse en Romeinse auteurs. In zijn mooie Kent liet hij zich inspireren door de natuur en alles wat daarmee te maken heeft: fauna, flora, de rivieren, de seizoenen, enzovoort. Heel merkwaardig, vanuit Vlaamse hoek bekeken, was dat hij als oorlogsdichter die het pelotonsdagboek bijhield heel wat gedichten heeft geschreven die nog altijd lokaliseerbaar zijn in de Westhoek: Concert Party at Busseboom, over een cabaretavond in Busseboom; Vlamertinghe: Passing the Chateau waarin Ieper voorkomt; The Zonnebeke Road.
Ik koos voor het gedicht Trench Raid near Hooge, dat teruggaat op indrukken opgedaan in januari 1917, dus precies 93 jaar geleden. Blunden beschrijft een dageraad. Het is niet zomaar een dageraad. Het gedicht maakt duidelijk hoe twee dageraden elkaar hebben doorkruist. Hooge ligt langs de Menin Road. We kennen allemaal de Meense Poort, het monument met de namen van de vermisten. Hier verlieten de Britse troepen Ieper door wat toen nog de Antwerpse Poort heette. Het werd pas na de oorlog The Menin Gate. Zij wisten niet of zij ooit door die poort zouden terugkeren. Voor velen was dat een eenrichtingsticket. Als je nu naar Bellewaerde opklimt, kom je langs Hooge Château, een kasteel-restaurant-hotel. Daar zijn een aantal bunkers. Er waren toen ook een wijkschooltje en een wijkkapelletje. Nu is daar een klein, particulier, zeer mooi en zeer interessant oorlogsmuseum. Piet Chielens van het museum In Flanders Fields heeft nog voor het museum in 1998 is tot stand gekomen het initiatief genomen om een literaire route door de Westhoek uit te stippelen. Hij heeft toen Herman de Coninck gevraagd om het gedicht van Edmund Blunden te vertalen of te hertalen op zijn manier.
LOOPGRAVENSLAG BIJ HOOGE
De rozenvingerige dageraad lag zich nog af te vragen
Welke belichting nodig was om het wijd-open zwijgen
Van dit land, deze zwijnenstallen, dit godverlaten hier
Waarin alle ogen te kijken lagen achter een vizier,
Weer eens in welk beeld te krijgen,
Toen uit het zwart ineens andere roze vingers
Allemaal naar hetzelfde doelwit wezen, die daar en deze
En deze, baf, baf, en andere vingers volgden, identieke,
Waarna het zwart rood opspoot, en ofschoon de dood
Geen antwoord gaf, kwamen er alvast replieken
Op hetzelfde neer: op een stukje bodem, een voorschoot groot,
Waar een valse donder zichzelf leek uit te vinden.
Oost en west deden valse dageraden, waaiers van vuur en zij,
Open en weer dicht. Plagiaten van bliksems sloegen uit alle gaten
Die de westenwinden hadden opengelaten.
Wie had staan kijken, had in de loopgraaf die met zijn tien
Man het centrum van dit alles was, ogen kunnen zien
Die later nooit meer zouden weten wat ze zagen.
Het laatste appel. Wij? Waarom wij weer?
De laatste keer dat ze dat zouden vragen,
Toen eindelijk het echte ochtendgloren
Zich door deze diepvrieskou wou kraken
Durfde het de nieuwe molshopen van de dood
Bijna niet aan te raken. Het was bijna te horen
Hoe de vingers van de dageraad leken te strelen
Over de voorhoofden van een man of zes-zeven
Wier ogen het daaronder niet meer kon schelen
Of dit nu hemel was dan wel de hel, laat staan
Het leven. En welke hand voor hun geboorte
Of na hun dood het licht had aan- of uitgedaan.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Voorzitter, ik viel daarnet uit de lucht. Ik zei al grappend dat ik geen toepasselijk gedicht had. Ik had de mail van de secretaris niet gezien, meer zelfs, ik denk dat hij mij niet het bericht heeft toegestuurd waarin staat dat van ons een gedicht wordt verwacht. Nu is de vraag of ik nu moet onderdoen of niet. Ik heb geen gedicht bij, want ik wist het niet. Ik zou het risico kunnen nemen om iets uit het hoofd te declameren. Ofwel ga ik verschrikkelijk af, ofwel maak ik een goede indruk.
Er zijn hier al veel dichters uit het Engelse taalgebied genoemd, maar er was waarschijnlijk nog niets in het Engels. We moeten dus terug naar Shakespeare, de dichter aller dichters. Hij heeft een sonnet geschreven waarvan het nummer mij ontsnapt. Het gaat, zoals alle gedichten, over de liefde. Shakespeare heeft het over de vergankelijkheid van de schoonheid en hij ziet een oplossing om die vergankelijkheid tegen te gaan door de schoonheid in het gedicht vast te leggen.
Ik neem het risico. Dit kan nog altijd geschrapt worden uit de Handelingen. Voorzitter, wie is verslaggever?
De voorzitter : Hij zit naast u.
De heer Wilfried Vandaele :
SHALL I COMPARE THEE TO A SUMMERS DAY?
Thou art more lovely and more temperate:
Rough winds do shake the darling buds of May,
And summers lease hath all too short a date:
Sometime too hot the eye of heaven shines,
And often is his gold complexion dimmed,
And every fair from fair sometime declines,
By chance, or natures changing course untrimmed:
But thy eternal summer shall not fade,
Nor lose possession of that fair thou owst,
Nor shall death brag thou wanderst in his shade,
When in eternal lines to time thou growst,
So long as men can breathe, or eyes can see,
So long lives this, and this gives life to thee.
(Applaus)
Voorzitter, minister, mijn vraag gaat over de UiTdatabank en mogelijke samenwerking met Nederland. CultuurNet Vlaanderen stelde onlangs een vernieuwde versie voor van de UiTdatabank. Minister, u was daar, want u hebt de dame die het 350.000e evenement heeft ingevoerd in de bloemetjes gezet. Ruim 6000 organisaties en instellingen brengen hun activiteiten in deze databank in. Daardoor ontstaat een actueel overzicht van het cultuur- en vrijetijdsaanbod in Vlaanderen. Ik beschouw dat als een zeer waardevol instrument, zeker voor wie een activiteit wil meepikken. Men kan daar alles op terugvinden. Als ik het goed heb, hebben in 2009 toch 2 miljoen bezoekers gebruik gemaakt van die informatiebron.
Minister, CultuurNet Vlaanderen startte in 2005 met de UiTdatabank. Ook in Nederland bestaat een vergelijkbare databank van het Nederlandse Uitburo. Aangezien de culturele samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland zeer intens is, en Nederlanders makkelijk naar Vlaanderen komen om een activiteit te bezoeken omgekeerd gaat dat iets moeizamer , stelde de Commissie voor het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland in 2007 voor dat beide databanken aan elkaar gekoppeld zouden worden. De beide instanties stonden daar niet vijandig tegenover. Toen aan Nederlandse zijde op een bepaald ogenblik investeringen moesten gebeuren aan de Nederlandse databank, drong de commissie er nogmaals op aan dat van de gelegenheid gebruik zou worden gemaakt om de systemen aan elkaar te koppelen. Helaas is dat niet gebeurd. Het is iets dat ook vandaag nog het overwegen waard is.
Minister, kunt u in het kader van de samenwerkingsverdragen en -verbanden die bestaan tussen Nederland en Vlaanderen met uw Nederlandse collega bekijken of een koppeling tot stand kan worden gebracht tussen de beide cultuurdatabanken?
De voorzitter : De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens : Voorzitter, het concept van Uitburo dateert niet van de afgelopen jaren. Het is een uitloper van eind jaren zestig. Het oude bureau in Amsterdam stamt uit de jaren zeventig. (Opmerkingen van de heer Bart Caron)
Inderdaad, dat is iets van de hippies. Collega, ik sta natuurlijk helemaal achter uw vraag. De contacten tussen Nederland en Vlaanderen kunnen niet nauw genoeg zijn.
Minister, ik heb nog een bijkomende vraag. Een Uitburo in de stad Amsterdam heeft niet zomaar een passieve functie als uitstalraam van de culturele activiteiten, maar ook een actieve component. Men belt onder andere mensen op om te zeggen dat er goedkope tickets zijn. Vraag en aanbod het spijt me dat ik hier in economische termen moet spreken worden op elkaar afgestemd. Ik weet het, ik heb het over Amsterdam, over activiteiten binnen enkele vierkante kilometer. In welke mate kunnen de actieve en de passieve component hierbij betrokken worden?
Ik vind het buitengewoon hoe CultuurNet Vlaanderen draait. Het feit dat er 2 miljoen unieke bezoekers de site hebben bezocht, is buitengewoon goed. Hoe kunnen we dat meer activeren, afgezien van het feit dat Vlaanderen en Nederland op dat vlak moeten samenwerken?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mijnheer Vandaele, u weet dat sinds 2005 de UiTdatabank is uitbesteed aan CultuurNet Vlaanderen. Dat is ook een succes. Ik heb goed nieuws. U weet dat er een structureel overleg is tussen CultuurNet Vlaanderen en de Nederlandse tegenhanger, het Nederlands Uitburo (NUB). Er bestaat al heel lang een samenwerking en een uitwisseling.
Het NUB was van bij het begin betrokken bij de vernieuwing van de UiTdatabank. Beide waren vragende partij om samen te werken. Het klopt dat dat nu nog niet gelukt is, dat dat nog niet het geval is. Daar zijn twee redenen voor. Het oorspronkelijke budget van de Nederlandse overheid voor het NUB was gehalveerd. Een andere reden is dat men in Nederland naar een afstemming zoekt tussen verschillende organisaties, tussen de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer (VVV) Nederland, het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) en het NUB zelf. Men wil eerst die drie databanken op elkaar afstemmen. Pas dan zou men de stap kunnen zetten tot een afstemming met Vlaanderen. Het loopt daar een beetje stroef.
Ik heb nog ander goed nieuws. Nederland heeft ingezien dat men daarmee vooruit moet. De VVV heeft het Vlaamse bedrijf Ferranti uit Antwerpen aangetrokken om de databank van die drie organisaties in Nederland vorm te geven. En dat is nu juist de organisatie die de UiTdatabank Vlaanderen gestalte heeft gegeven. Die databank zal dus op dezelfde leest geschoeid zijn. Ze zal op het technologisch vlak en op het vlak van de informatica perfect kunnen samenvallen. De oplevering van het project wordt verwacht in de loop van 2010. Die afstemming zou dan perfect moeten kunnen lopen. Uiteraard wil ik ook dat er een afstemming is. Binnenkort zie ik mijn Nederlandse collega, minister Plasterk. Ik zal de zaak zeker met hem bespreken.
Mijnheer Arckens, ik vind ook dat die UiTdatabank een succes is. U vraagt of we nog een stapje verder kunnen gaan. Onze UiTdatabank is heel divers. Dat gaat van film tot kindervoorstellingen. Ik weet niet of het praktisch mogelijk is om mensen te laten opbellen. Het is wel zo dat de nieuwe UiTdatabank wat meer interactief is. Er kunnen meer teasers worden opgezet. Men is daar creatief mee bezig. Men bespeelt nu ook een aantal sociale netwerken. Men zet zaken op Facebook. Via Twitter probeert men mensen aan te trekken voor bepaalde evenementen. Ik wil die zaak gerust verder bekijken. Het leek me moeilijk om nog eens verder te gaan. Een ander mooi voorbeeld is SuperVlieg, dat ze mee ondersteund en uitgewerkt hebben. Ze zorgden voor activiteiten in gemeenten om jonge mensen te betrekken bij cultuur en hen te prikkelen om verder stappen te zetten naar initiatieven die werden genomen.
Ik zou niet zeggen dat ze niet actief bezig zijn. Ik denk echter niet dat ze mensen persoonlijk opbellen. Dat lijkt me een stap te ver.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Minister, de problemen die u schetst zijn mij inderdaad bekend, ook het feit dat het beleid op afstand is waar ministers niet meteen greep op hebben.
Het doet me plezier dat u zegt dat u hierover met uw Nederlandse collega Plasterk wilt praten. Het komt me voor dat het met een minimale inspanning kan, het hoeft niet eens zo veel te kosten. Ik denk dat u daarmee in elk geval een heel concreet voorbeeld zou kunnen neerzetten van Nederlands-Vlaamse samenwerking, waarmee zowel u als uw collega zelfs eens mee zouden kunnen uitpakken, want het zou echt een heel mooi ding zijn.
De voorzitter : De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens : Minister, ik dank u voor het bijkomend antwoord. Interactiviteit lijkt me meer gepast dan mensen opbellen en dergelijke. Mocht het in die richting verder gaan, ben ik zeer verheugd voor wat CultuurNet Vlaanderen betreft.
De voorzitter : Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Mevrouw Yamila Idrissi : Voorzitter, ik zou graag mijn bijdrage leveren aan Gedichtendag. Ik heb gekozen voor een gedicht van Ramsey Nasr. Naast het feit dat het een ongelofelijk knappe man is, is het thema over de grens heel erg toepasselijk. Hij is kind van Palestijns-Nederlandse ouders, hij is stadsdichter van Antwerpen geweest en vandaag is hij Dichter des Vaderlands in Nederland. Bovendien is het vandaag zijn verjaardag, het is dus een soort verjaardagscadeautje voor hem.
Ik heb een gedicht gekozen uit onze-lieve-vrouwe-zeppelin. Het gedicht werd geschreven naar aanleiding van de gesprekken die hij voerde met kansarmen in Antwerpen. Het gedicht werd aangebracht op de muur van het OCMW, de sociale diensten, en kijkt uit over een groot plein met terrassen. Van Nasrs stadsgedichten is dit wellicht het gedicht dat door de meeste Antwerpenaren het meest werd gelezen. Het gedicht heet een minimum.
EEN MINIMUM
lees me dan
luister dan zacht
ik ben de muur
en muurvaste man
jarenlang zitten
mijn lief en ik stil
tegen dit plafond
van gitzwarte kas
en vanaf ons vel
begint de bodem
en daar is geen rek
om haar te omarmen
zij zit ertussen
ik zit eronder
en ja ik heb niks
jazeker ik ben niks
maar godmiljaar
ik kan overleven
ik knok tot nu
de jaren rond
van beens af aan
tot aan mijn dood
zal ik tegen u
dit plafond
en alle ogen
in uw mond
opknokken
ik zal uit mijn pree
tevoorschijn komen
meewandelen onder haar
met mijn kansarme zon
en rondbazuinen
hier staan wij
klein en fier
lijk een mens
op een plein
en ik zou met u niet willen ruilen
ik zou er geld voor willen geven
om net als u
mezelf te zijn
De voorzitter : Dank u wel, mevrouw Idrissi.
Het incident is gesloten.