Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 14/01/2010
Vraag om uitleg van de heer Wilfried Vandaele tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over subsidies voor het IJzerbedevaartcomité
Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de intrekking of vermindering van subsidies aan tien culturele volwassenenorganisaties
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, al enkele jaren krijgt de vzw Bedevaart naar de Graven aan de IJzer een subsidie in het kader van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Op basis van negatieve evaluaties hebt u beslist om, alvast voor de periode 2011-2015 geen subsidie meer te verlenen. Het gaat om een jaarlijks bedrag van ongeveer 150.000 euro. U hebt zich blijkbaar gebaseerd op negatieve adviezen van uw ambtenaren, van een visitatiecommissie en van een externe beoordelingscommissie.
We kunnen ons voorstellen dat er, op basis van de evaluatie, inderdaad inhoudelijke en vormelijke verbeteringen mogelijk zijn aan de activiteiten die de vzw organiseert, maar het volledig afschaffen van de subsidie lijkt wel een bijzonder drastische stap.
De IJzertoren werd destijds erkend als Memoriaal van de Vlaamse ontvoogding, met als centrale boodschap Vrede, vrijheid, verdraagzaamheid. Ook in de toekomst komen er subsidies voor het monument zelf. In 2010 is er zelfs een verhoging binnen de budgetten voor Onroerend Erfgoed van minister Bourgeois. Ook is er een subsidie voor het museum echter niet in het kader van het Museumdecreet en de vzw Ten Vrede wordt ook nog eens afzonderlijk betoelaagd. Dat biedt echter geen antwoord op de vraag hoe de vzw via het bewegingswerk voortaan nog de vredesboodschap kan uitdragen bij diverse doelgroepen. Op de eerste plaats denken we dan aan de jongeren. De huidige subsidie werd gegeven op basis van een actieplan met 27 punten, die tot doel hadden te sensibiliseren met betrekking tot dat vredesthema.
In een tijd waarin geweld en conflicten wereldwijd nog steeds de actualiteit beheersen, waarin agressie in onze eigen samenleving steeds sterker aanwezig is en waarin in de Westhoek een grootse herdenking van De Groote Oorlog wordt voorbereid, staan wij achter alle initiatieven die bijdragen tot vredesopvoeding. Daarom betreft mijn bezorgdheid ook een organisatie als de Liga voor de Rechten van de Mens, die eveneens haar subsidies verliest. Los daarvan hebben we uiteraard het standpunt dat de overheid activiteiten op hun waarde en kwaliteit mag en zelfs moet beoordelen, alvorens er subsidies aan te verlenen, en uiteraard kan de overheid ook voorwaarden opleggen.
Mevrouw de minister, kunt u een toelichting geven bij uw beslissing? Inmiddels heb ik ook de teksten van de diverse beoordelingscommissies onder ogen gekregen. Zijn er andere subsidiereglementen of -bronnen waarbij de activiteiten van de vzw met betrekking tot sensibilisering over de themas vrede en verdraagzaamheid volgens u beter passen dan bij die voor het sociaal-cultureel werk? Dat waren mijn vragen, maar ik heb gemerkt dat uw antwoord eigenlijk vandaag al in de krant staat.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Mevrouw de minister, ik heb ook De Standaard gelezen. Ik weet niet of dat het antwoord is, maar ik wil dit ruimer bekijken. De aanleiding is inderdaad het schrappen van de subsidies van het sociaal-cultureel volwassenenwerk voor die bewegingen voor de IJzerbedevaart en de Liga voor de Rechten van de Mens. In tegenstelling tot wat er in de kranten staan, gaat het niet over twee organisaties die moeten inleveren of hun subsidie verliezen, maar over tien volwassenenorganisaties, in het kader van dat decreet. Dat konden we lezen iedereen trouwens op de website van de Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV).
Hoe gaat dat in zijn werk? Er was sprake van een negatieve evaluatie door de administratie van drie verenigingen, zes bewegingen en een landelijke vormingsinstelling. Acht van die tien organisaties hebben een verhaalschrift ingediend. De administratie vond in de verhaalschriften onvoldoende argumenten om haar evaluatie te herzien en verwees de dossiers naar de beroepscommissie.
De beroepscommissie adviseerde in drie van de acht gevallen, in tegenstelling tot de administratie, toch positief. Ze ging dus niet akkoord met die negatieve evaluatie. Mevrouw de minister, u hebt het laatste woord en legt dit advies naast u neer. U stelt dat de beroepscommissie geen bijkomende argumenten aandraagt om het oordeel van de administratie om te buigen.
Eind december werden de tien organisaties per brief op de hoogte gebracht van de negatieve beoordeling. Zeven organisaties verdwijnen uit het decreet. Bij de drie erkende verenigingen is er een vermindering met 10 percent en die verdwijnen dus niet. Idem voor de landelijke vormingsinstellingen.
Mevrouw de minister, ik vind het onbegrijpelijk ik wil dat accentueren dat u het advies van de beroepscommissie naast u neerlegt. Ik sluit me aan bij wat de heer Vandaele zegt over criteria die moeten worden beoordeeld. Als een organisatie daar niet aan beantwoordt, dan is er een ernstig probleem. Ik heb het weinig meegemaakt dat er bij een positief beroep niet in die richting wordt beslist. Het gaat hier over de Liga voor Mensenrechten, Sociumi en het Verbruikersateljee. De beroepscommissie evalueert per organisatie. Bij het IJzerbedevaartcomité wordt wel het negatieve advies gesteund. Ik ben het overigens met de heer Vandaele eens dat het jammer zou zijn dat er geen oplossing wordt gezocht voor het probleem van de IJzerbedevaart, maar dat gaat verder dan het decreet betreffende het sociaal-cultureel werk.
Ik citeer: De beroepscommissie is het niet eens met het besluit van de visitatiecommissie. Vervolgens worden er vier tot vijf regels gewijd aan waarom ze het er niet mee eens is. Het is niet zomaar een lichtzinnige afwijzing, maar een heel gefundeerde. Ik heb het nog nooit meegemaakt in de tijd dat ik het cultuurbeleid volg, dat een positief advies finaal wordt omgezet in een negatieve beslissing van de minister. Ik vind dat erg jammer. Soms kunnen financiële condities daartoe nopen, maar dat is hier niet het geval. Het gaat overigens maar over de begroting van 2011, en het gaat over organisaties die binnen het bestaande budget bij een gelijkblijvend beleid worden gesubsidieerd.
Mevrouw de minister, over welke tien organisaties gaat het hier? Welke motieven hebt u om de drie positieve adviezen van de beroepscommissie naast u neer te leggen? Is de motivatie daarvoor opgenomen in de beslissing en in de brief aan de betrokken organisaties? Ik heb van twee van die organisaties een brief gezien waarin daar niet op wordt ingegaan.
Het kan niet anders dan dat er een probleem is met de procedure als u zo handelt. Hoe evalueert u het werk van de visitatiecommissie? Ik verwijs naar de nota van de beroepscommissie die stelt dat: de visitatiecommissie in enkele gevallen zeer streng optrad ( ). Het gaat uiteraard over de gevallen waar men nu een andere visie op heeft.
Wat doet u met de ernstige kritiek van de beroepscommissie, die stelt dat er vanuit het agentschap geen feedback wordt gegeven over de voortgangsrapporten? Voor de duidelijkheid: een organisatie moet zelf een voortgangsrapport indienen. Dan krijgt ze een visitatie. Dat moet met elkaar matchen. Als een organisatie een voortgangsrapport indient en ze krijgt geen feedback, maar na een visitatie krijgt ze een negatief rapport, dan is dat voor een organisatie onbegrijpelijk. Ze krijgt meteen een rode kaart, er is geen enkele tussenfase of evaluatie.
Mevrouw de minister, bent u bereid in te gaan op de hoop van de beroepscommissie dat voor de bewegingen die hun subsidie verliezen, constructief naar een vorm van ondersteuning wordt gezocht die hun de mogelijkheid biedt om hun maatschappelijke rol verder te vervullen, zoals de beroepscommissie het zelf uitdrukt? Op welke wijze kan dat gebeuren?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, het is goed dat ik in de commissie de kans krijg om een en ander in het juiste kader te plaatsen omdat alles een beetje op een hoopje wordt gegooid.
Ik zal eerst ingaan op een aantal algemene aspecten. Het betreft een decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, u welbekend, mijnheer Caron. Als decreten worden goedgekeurd, moeten die ook worden toegepast.
U weet dat er in het decreet een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen verenigingen en bewegingen. Als er voor verenigingen een negatieve beslissing is, verliezen zij 10 percent van de middelen. Als we spreken over een beweging, dan valt dat onmiddellijk op nul. Er is geen andere mogelijkheid om in een tegemoetkoming te voorzien, dat is decretaal uitgesloten. Dat onderscheid tussen de verenigingen en de bewegingen is uitdrukkelijk in het decreet voorzien en moet op die manier worden toegepast, tenzij we vanaf nu beslissen dat decreten niet moeten worden toegepast.
Hoe gaat de evaluatie in zijn werk? Er komen drie adviezen aan te pas. Een eerste is het eindevaluatieverslag van de visitatiecommissie. Die gaat ter plaatse en maakt een aantal opmerkingen. In sommige gevallen is het advies negatief, in andere gevallen niet. Als dit negatief is, kan de organisatie een bezwaarschrift indienen bij de administratie. Indien de administratie met dit bezwaarschrift geen rekening houdt, deelt ze dit mee aan de organisatie die een dossier aanhangig kan maken bij de beroepscommissie. De bero epscommissie brengt via de administratie advies uit aan de minister. Het volledige dossier wordt dan door de administratie aan de minister voorgelegd. Deze decretale procedure is volledig gevolgd. Op basis van al deze elementen, en geadviseerd door mijn administratie heb ik mijn beslissing genomen.
Als decretaal wordt beslist dat er visitatiecommissies zijn en dat die adviezen formuleren en als er ook adviezen zijn van de administratie, dan ga ik ervan uit dat het de bedoeling is dat die adviezen worden gevolgd. Anders kunnen we die commissies beter afschaffen. Tot daar het kader waarbinnen we werken, met name het decreet van 4 april 2003.
Ik wil verder heel specifiek ingaan op de vzw Bedevaart naar de Graven aan de IJzer. Mijnheer Vandaele, ik heb enorm veel respect en bewondering voor die vzw en voor het werk dat die verricht. U hebt wellicht de adviezen gelezen. Sommige zaken die zijn gebeurd binnen de vzw, met name het luik bewegingswerk, en die gericht zijn op jongeren, krijgen de kritiek dat ze veeleer thuishoren bij onderwijs en jeugdwerk. De intenties zelf worden niet in vraag gesteld.
Om het dossier in perspectief te plaatsen deel ik u vooraf mee dat 35 deskundigen en 8 ambtenaren tussen september 2008 en oktober 2009 108 plaatsbezoeken hebben afgelegd bij 40 verenigingen, 31 bewegingen, 13 volkshogescholen en 24 vormingsinstellingen. 10 organisaties hebben een ongunstige beoordeling gekregen waarvan er 8 in beroep zijn gegaan. Voor 3 van de 8 heeft de beroepscommissie de beoordeling van de visitatiecommissie genuanceerd en niet gevolgd. Voor het IJzerbedevaartcomité heeft de beroepscommissie de ongunstige beoordeling van de visitatiecommissie uitdrukkelijk bevestigd. Ook de administratie heeft zich bij de dubbele ongunstige beoordeling aangesloten met een ongunstige eindbeoordeling.
Het IJzerbedevaartcomité komt hierdoor niet zonder middelen te zitten. Het IJzerbedevaartcomité ontvangt van de Vlaamse overheid middelen uit verschillende hoeken, onder andere Onroerend Erfgoed, Roerend Erfgoed, Kunsten, Nationale Loterij en Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk. De discussie gaat niet over de middelen die vanuit Onroerend Erfgoed worden toebedeeld. Het gaat ook niet over de middelen vanuit Roerend Erfgoed, wat wel binnen Cultuur valt. Die middelen zijn overigens op twee jaar tijd tweemaal verdubbeld. In 2007 ontving het IJzerbedevaartcomité 50.000 euro, in 2008 was dat 100.000 euro en in 2009 200.000 euro. Dit bedrag is gehandhaafd, maar er is wel 5 percent af zodat er in 2010 nog 190.000 euro overblijft.
Wel is het zo dat 65.000 euro van de van overheidswege ter beschikking gestelde middelen niet werd gebruikt door het IJzerbedevaartcomité, maar als overschot aan de reserve is toegevoegd. Nochtans wordt bepaald dat de reserve tot 10 percent van de middelen beperkt moet blijven en het bedrag ten belope van de overschrijding van de respectieve norm, namelijk 45.000 euro, dus eigenlijk moet worden teruggevorderd. In het decreet staat echter dat men uit billijkheidsoverwegingen kan beslissen om dit niet te doen en gebruik kan maken van een uitzonderingsregeling. Die regeling staat niet in het decreet Sociaal-Cultureel Werk.
Met het akkoord van de Inspectie van Financiën en op advies van de administratie heb ik een afroming gedaan tot 20.000 euro. Ik vorder dus geen 45.000 euro terug, maar 20.000 euro.
Het gaat hier niet over een eenmalige vergoeding van 100.000 euro die het IJzerbedevaartcomité in 2009 heeft gekregen van de Nationale Loterij voor een specifiek project met betrekking tot de aanpassing van een museum. Het gaat ook niet over middelen, nog eens meer dan 100.000 euro per jaar, die zijn ontvangen voor de periode 2010-2012 voor hun muziekfestival.
Waar gaat het dan wel over? Het debat gaat over het Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk waar ik de decretale bepalingen heb toegepast. Tot en met de lopende beleidsperiode, 2010, werd aan de vzw gemiddeld 160.000 euro per jaar toegekend. Het in aanmerking blijven komen voor dergelijke subsidies is afhankelijk gemaakt van adviezen van zowel een visitatiecommissie als de administratie, en met de gelegenheid om in beroep te gaan. Voor het IJzerbedevaartcomité zijn de drie beoordelingen, dus zowel van de visitatie- en de beroepscommissie als van de administratie, ongunstig. Dat heeft als gevolg dat de vereniging niet erkend wordt als beweging en volledig volgens het decreet geen beroep kan doen op subsidies vanuit Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk in de beleidsperiode 2011-2015.
Ik heb me voor mijn eindbeoordeling aangesloten bij de beoordeling van de deskundigen en beslist om niet verder de erkenning bij het Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk door te trekken. De discussie over waar de vzw thuishoort, is trouwens niet nieuw en is al vijftien jaar aan de gang.
Ik heb dus het decreet ernstig genomen, zowel naar de letter, de sanctie, als naar de geest, de procedure.
U verwijst in uw vraag naar het volledig afschaffen van de subsidie. Dat klopt, maar het is decretaal zo bepaald. Als het parlement vindt dat dit te drastisch is, moet daar een decretale oplossing voor komen. Het decreet werd door dit parlement in 2003 goedgekeurd.
Ik wil uitdrukkelijk vermelden dat de beslissing niets afdoet aan de waardering voor het werk van het IJzerbedevaartcomité. Ze horen misschien ergens anders thuis, maar met betrekking tot het sociaal-cultureel volwassenenwerk als beweging waren er drie negatieve adviezen.
Zijn er andere mogelijke bronnen of subsidiereglementen en activiteiten? Wat in de krant staat, komt absoluut niet van mij. Ik heb op vraag van het IJzerbedevaartcomité een onderhoud met hen gehad. We hebben alles opgelijst en onderzocht waar de knelpunten liggen. Zij erkennen dat zij wellicht hun werking en beweging onvoldoende hebben uitgebouwd en dat het voor hen niet de ideale tool was daarin te worden ondergebracht. Om tot een overbrugging te komen, kunnen zij altijd projecten indienen en een projectsubsidie aanvragen in het kader van de middelen van de Nationale Loterij.
Wij zijn in een eerste fase, nog heel voorzichtig, aan het aftasten of er nog een andere mogelijkheid is. Ik denk dat dit een heel specifieke vzw is, die je moeilijk kunt onderbrengen in het sociaal-culturele volwassenenwerk. Het lijkt me ook niet echt een goed structureel idee om deze mensen subsidies te geven op basis van al die kleine aspecten waarvoor zij wel in aanmerking zouden komen.
Het idee leeft om te onderzoeken of in het decreet over de erkenning van het memoriaal de taak van het IJzerbedevaartcomité structureel kan worden verankerd. Maar dit is toekomstmuziek. Het IJzerbedevaartcomité heeft zelf toegegeven te weinig te hebben nagedacht over wat nu precies zijn taak is, hoe het de boodschap van vrede en solidariteit wil uitdragen. Het heeft nu het huiswerk meegekregen om dat eens mooi uit te schrijven.
Mijnheer Caron, u trekt met uw vragen de zaak open. Er zijn nog organisaties die problemen hebben. U vraagt over welke tien organisaties het gaat. Het gaat om drie verenigingen, zes bewegingen en één vormingsinstelling. De drie sociaal-culturele verenigingen zijn LVZ Vormingsdienst vzw, Het Vlaamse Kruis vzw, en Verbond VOS vzw. De zes sociaal-culturele bewegingen zijn Verbruikersateljee vzw, Liga voor de Mensenrechten vzw, Sociumi vzw, Integraal vzw, Imavo vzw, Bedevaarten naar de Graven van de IJzer vzw. De sociaal-culturele vormingsinstelling is Inverde vzw.
Wat zijn de motieven om die beslissing te handhaven? In drie gevallen was er een beroep. De beroepscommissie vroeg of de visitatiecommissie misschien te streng is geweest. Dan was er opnieuw een negatief ambtelijk advies. Mijn beslissing is gebaseerd op het resultaat van de werkzaamheden van de administratie in het kader van artikel 42 van het decreet van 4 april 2003. De administratie bezorgde mij, bij notas van 25 november 2009 en van 2 december 2009, alle nodige informatie en achtergronddocumenten om deze beslissing te kunnen nemen. Het advies van de beroepscommissie dat mij via de administratie werd bezorgd, draagt voor de drie organisaties in kwestie in essentie geen nieuwe inhoudelijke elementen of argumenten aan. Het advies stelt heel summier dat men nog een tweede kans verdient, maar men geeft toch toe dat er problemen zijn met de werking. Dit resulteerde in een negatief advies van de administratie. Ik heb dan de administratieve adviezen voor de verenigingen in globo ik heb daar geen onderscheid gemaakt op die manier gevolgd. Daarom heeft de administratie een negatieve beoordeling gemaakt. Het advies van de beroepscommissie sluit zich aan bij de gemaakte opmerkingen.
Dit is zeker geen oordeel over de verdienstelijkheid van die organisaties. Dat is niet mijn taak. Ik moet het decreet uitvoeren en ik heb dat gedaan. Het is ook een van de betrachtingen van mijn beleid om consequent en rechtlijnig te zijn. Als we beginnen met à la tête du client, op maat van de verenigingen, afwijkingen toe te staan, zijn we niet goed bezig. Dan zetten we de deur open naar beslissingen die niet goed te motiveren zijn. Het was niet gemakkelijk voor mij om die beslissingen te nemen. Ik besef dat zeer goed. Toch denk ik dat wij hier op een rechtlijnige, goede manier een beslissing hebben genomen.
Op basis van het omstandige verslag van de visitatiecommissie en de beknopte en nogal algemene formuleringen van de beroepscommissie heb ik in eer en geweten een beslissing genomen.
Hoe evalueer ik het werk van de visitatiecommissie? Ik verwijs naar de nota van de beroepscommissies waarin wordt gezegd dat de visitatiecommissie streng is geweest. Daar kunnen we over oordelen. Alle 108 gesubsidieerde organisaties werden de voorbije maanden bezocht door een visitatiecommissie. Hieraan participeerden, naast de bevoegde ambtenaren, 35 externe deskundigen. De administratie verzorgde de verslaggeving, die telkens de goedkeuring kon wegdragen van de deskundigen. De administratie kreeg vanuit de sector heel wat positieve reacties over het verloop van de visitaties. Met het oog op een globale evaluatie van het instrument visitatie in het geheel en van de evaluatieprocedure heb ik aan de administratie gevraagd een eindverslag te maken met bevindingen en aanbevelingen. Die kunnen hier eventueel eens worden besproken om na te gaan of daar decretaal iets mee moet gebeuren.
U verwijst naar een opmerking die werd gemaakt door de beroepscommissie: er zou vanuit het agentschap geen feedback worden gegeven over de voortgangsrapporten. De voortgangsrapporten zijn er om de organisaties voldoende te begeleiden. De decreetwijziging van 14 maart 2008 voerde de visitaties in, en had de bedoeling om via dit instrument samen met een aantal deskundigen controle te krijgen over de verslagen. De voortgangsrapporten worden schriftelijk neergelegd, maar men moet een toetsing kunnen doen om echt de realiteit van de werking van de organisaties te zien. Het is duidelijk dat er een verschil kan zijn tussen een voortgangsrapport van een organisatie en wat een externe vaststelt.
Ik heb dit voorgelegd aan de diensten, en men is formeel. Er is wel degelijk op vraag van organisaties en op initiatief van de diensten begeleiding geweest naar aanleiding van die voortgangsrapporten.
Wij zijn altijd bereid om constructief te zoeken naar oplossingen binnen het geboden kader. Een eenduidig antwoord voor alle bewegingen, organisaties of verenigingen die daaronder vallen, is moeilijk. Iedere opmerking die wordt gemaakt, is heel specifiek. We moeten binnen de wettelijke context werken. Uiteraard ben ik bereid om in overleg te treden en de mogelijkheden te bekijken.
Ik hoop dat ik meer duidelijkheid heb gebracht over de manier waarop de beslissing tot stand is gekomen. Ik ben ervan overtuigd dat dit een objectieve manier was. Wie graag de verslagen van de adviezen wil lezen: die staan ter beschikking.
De heer Johan Deckmyn treedt als waarnemend voorzitter op.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Mevrouw de minister, u hebt alle overgebleven subsidiestromen uit de doeken gedaan. Ik heb ook gezegd dat die er nog zijn. We hadden het alleen over de sociaal-culturele werking waar de subsidie weggevallen is.
Ik doe een kleine aanvulling. U zei dat onroerend erfgoed een verhoging kreeg van 50.000 naar 200.000 euro. Ik denk dat dat te maken had met de compensatie voor de 1 euromaatregel. Waarschijnlijk had u het over dat onderdeel. Ik neem akte van uw antwoord. Ik krijg het gevoel dat dit hoofdstuk niet afgesloten is, en dat er nog dialoog zal zijn met de organisaties die nu in het kader van die evaluatie een subsidiebeperking of schrapping krijgen.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Ik zal eerst eens diep ademen om rustig te kunnen antwoorden. Mevrouw de minister, u hebt twee zaken gezegd en dan bewezen dat u die zaken niet toepast. Ik ben daar niet welgezind over. Ik ben gechoqueerd.
U zei en gaf daarmee de indruk mij de les te spellen dat het decreet er is en moet worden toegepast. Natuurlijk moeten de regels van een decreet worden toegepast. Ik ken het decreet tamelijk goed. Ik weet waar de nuances liggen.
U hebt ook gezegd en dat stoort me veel meer als we niet luisteren naar al die organen en commissies dat we ze beter kunnen afschaffen. Die beroepscommissie heeft over tien dossiers een uitspraak gedaan en is op drie punten afgeweken van de adviezen, en u gaat er gewoon niet mee om. U legt die gewoon naast u neer. Ik kan alleen maar vaststellen dat de rol van de beroepscommissie in dit geval werkelijk nihil is, totaal onbetekenend. Als u wilt besparen, schaf ze dan gewoon af.
U gaat heel erg licht over de motivatie van de beroepscommissie. Ze is niet zo lang, ik zal ze voorlezen zodat ze in het verslag staat. Dan kan iedereen beoordelen hoe licht de beoordeling van de beroepscommissie is. Over de Liga voor de Mensenrechten: De beroepscommissie is het niet eens met het besluit van de visitatiecommissie. Deze organisatie verdient een tweede kans. De organisatie heeft een enorme deskundigheid in huis, maar als ze in de toekomst erkend er wordt natuurlijk gesubsidieerd bedoeld wil blijven, moet het aspect sensibilisering verder worden uitgewerkt. Op dat vlak kan de liga voor andere organisaties een sterke meerwaarde betekenen.
Over Sociumi: De organisatie doet veel met weinig middelen, neemt concrete initiatieven, verdient verdere steun. Er is een groeipad uitgetekend. De organisatie evalueert haar eigen werking en stuurt bij waar nodig. Er is een positieve evolutie wat betreft de omschakeling van dienst naar beweging.
En dan over het Verbruikersateljee: De organisatie werkt ijverig en met veel enthousiasme, maar op een terrein waar veel andere organisaties actief zijn, met name dienstverlening aan consumenten. Met 1,6 personeelsleden heel Vlaanderen bedienen, kan overigens niet, tenzij binnen een groter netwerk. Bovendien is dienstverlening niet de corebusiness van een sociaal-culturele organisatie. Toch levert de organisatie verdienstelijk werk en verdient ze verdere steun, mits ze een eigen niche vindt als beweging en de dienstverlening aan consumenten afbouwt.
Mevrouw de minister, ik pleit voor de toepassing van het decreet. Dat betekent dat u respect moet hebben voor die beoordelings- en visitatiecommissies. Daarover gaat het. Van mij mag de administratie een mening hebben. Ze moet alle voorgaande adviezen bundelen. Dat is haar taak in deze procedure. Op inhoudelijk vlak is het de traditie dat naar de deskundigen van het werkveld wordt geluisterd. In dit geval is dit niet gebeurd. Dat kan echt niet. Indien u zo te werk wilt gaan, kunt u evengoed de commissies afschaffen en enkel met de administratie samenwerken. Dat is wat er nu gebeurt. U volgt enkel de administratie. Dat heeft niets te maken met het feit dat de administratie van mij gerust een mening mag hebben.
Wat de positieve reacties betreft, wil ik gerust geloven dat de visitatiecommissie goed werk levert. Ik ben dan ook nieuwsgierig naar het eindverslag. Wat de evaluatie betreft, blijft de vraag of al dan niet in begeleiding moet worden voorzien. Daar wil ik het op termijn nog wel eens met de administratie over hebben. Ik zou ook graag de mening van de strategische adviesraad en van de belangengroepering horen. Dit betekent niet dat ik daar verder een oordeel over wil vellen.
U hebt verklaard dat u bereid bent voor een aantal organisaties een oplossing te zoeken. Dat zal niet op een eenduidige manier gebeuren. Dat hoeft ook niet. Het is mogelijk het decreet op een aantal organisaties toe te passen. Dat geldt dan niet voor alle tien. Voor zeven organisaties kan het decreet letterlijk worden toegepast. Voor de drie organisaties die van de beroepscommissie een positief advies hebben gekregen, moet u in elk geval nog een oplossing zoeken. Ik vind dit een elementaire plicht. Indien u dit niet doet, kunt u de helft van de decretale regels gewoonweg afschaffen. Wat dit betreft, spreekt u zichzelf in elk geval tegen.
De voorzitter : De heer Dehandschutter heeft het woord.
De heer Lieven Dehandschutter : Mijnheer de voorzitter, de toekenning, de vermindering of de afschaffing van subsidies vormt steeds een heikel punt. Het is nooit prettig voor een organisatie die hiermee wordt geconfronteerd. Voor een minister is het natuurlijk ook een moeilijke aangelegenheid.
De administraties, visitatiecommissies, beroepsinstanties en dergelijke hebben steeds een verantwoordelijkheid en een opdracht. Dit neemt niet weg dat een minister ook altijd een eigen politieke verantwoordelijkheid draagt. Op basis van de eigen bevindingen kan een minister bepaalde beslissingen gemotiveerd omdraaien. Dit is in het verleden trouwens al gebeurd. Alles staat of valt met de motivatie.
Ik wil nog een paar algemene beschouwingen in verband met dit onderwerp naar voren brengen. Als organisaties door de lokale of de Vlaamse overheid worden erkend en gesubsidieerd, gebeurt dit eigenlijk met twee bedoelingen. In de eerste plaats gaat het om een intrinsieke waardering van de werking van een initiatief. In de tweede plaats vormen erkenningen en subsidiëringen ook elementen van sturing. De overheid gebruikt de erkenning en de subsidiëring van organisaties om een eigen beleid te concretiseren.
De Vlaamse overheid heeft dit in decreten gegoten. De organisaties moeten aan criteria beantwoorden. De criteria zijn grotendeels op de realiteit en op de werking van de gesubsidieerde initiatieven gebaseerd. Dit is geen enkel probleem. Daarnaast moeten initiatieven hun werking soms enigszins aanpassen om aan de criteria te beantwoorden. Dit kan soms tot lichte of zware spanningen leiden.
Een andere vraag is onder welk decreet een bepaald initiatief precies valt. Die spanningen leven op lokaal vlak. Het gaat vaak om spanningen tussen de beleidsdomeinen Cultuur en Jeugd, Cultuur en Natuurbehoud of Cultuur en Sociaal Beleid. De vraag is bij welke adviesraad iets hoort en onder welk decreet of welke reglementering iets valt. Dit element heeft blijkbaar ook een rol gespeeld ten aanzien van een aantal initiatieven die nu sneuvelen.
Ik vind dat we in de toekomst sector- en departementsoverschrijdend moeten werken. Bepaalde initiatieven zijn in de ogen van iedereen waardevol. Die initiatieven moeten we blijven erkennen en ondersteunen. Ze mogen niet het slachtoffer worden van een verschuivingoperatie. Organisaties worden soms weggeschoven om de pot onder een beperkter aantal organisaties te kunnen verdelen. Die overblijvende organisaties krijgen dan meer geld. Ik beweer niet dat dit hier is gebeurd, maar soms speelt deze overweging een rol.
We zouden moeten vermijden dat waardevolle initiatieven worden drooggelegd of een substantieel middelenverlies moeten lijden. Daarnaast zouden voor een heel beperkt aantal gevallen en initiatieven regelingen sui generis moeten worden uitgewerkt. Aan die regelingen zou steeds een goede motivering moeten worden verbonden.
Ik hoop dat de minister bij het uittekenen van haar beleid en tijdens haar overleg met andere ministers rekening wil houden met de beschouwingen die ik net naar voren heb gebracht.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Ik wil eerst op die laatste opmerkingen ingaan. Dit is in feite de toon van mijn antwoord. Ik heb trachten duidelijk te maken dat het decreet van 2003 onder meer bedoeld is om verschillende categorieën te onderscheiden. Aan die verschillen in behandelingen zijn consequenties verbonden. De ene organisatie krijgt 10 percent minder. Voor een andere organisatie wordt het subsidiebedrag onmiddellijk nul. Er is hier terecht opgemerkt dat een aantal organisaties niet in deze regeling passen. Dat is een consequentie van het decreet.
Ik ben het absoluut niet eens met de heer Caron. Ik heb niet beweerd dat de adviescommissie in mijn ogen geen goed werk levert. Ik heb niet verklaard dat ik me niet bij de adviezen wil neerleggen. Ik wil enkel op een objectieve wijze over alle dossiers oordelen. Ik wil geen onderscheid tussen de dossiers maken.
De heer Caron is trouwens vergeten te vermelden dat het advies van de beroepscommissie niet de laatste stap is. De laatste stap is mijn beslissing. Er zijn drie adviezen. Eerst is er de eindevaluatie van de visitatiecommissie. Aangezien het bezwaarschrift daartegen niet werd gevolgd door de administratie, werd beroep aangetekend bij de beroepscommissie die een advies uitbracht. Dit advies werd mij door de administratie met haar advies bezorgd. Om de zaken te objectiveren, heb ik het advies van de administratie gevolgd. Niemand mag me verwijten dat ik alle adviezen naast me heb neergelegd. Ik heb een objectieve beslissing genomen. Al deze adviezen staan in het decreet vermeld.
Het gaat hier, zoals eerder is opgemerkt, niet om een gemakkelijke beslissing. De beslissing doet niets af aan de waardering voor de betrokken organisaties. Ik moet echter een beslissing nemen. Ik heb van bij de aanvang verklaard een zekere objectivering te willen aanbrengen. Subjectieve beslissingen kunnen voor mij niet. Ik wil in eer en geweten een correcte beslissing kunnen nemen. Ik meen dat ik dit in het voorliggend geval ook heb gedaan. Ik ben ervan overtuigd dat dit de juiste weg is.
Ik heb ook gezegd dat ik bereid ben om na te denken over mogelijke andere oplossingen, maar ik ben ervan overtuigd dat ik in dezen het bestaande decreet in zijn juiste proporties en op de juiste manier heb toegepast. Dat is zeker geen inhoudelijke beoordeling van een bestaande werking. Het gaat hem hier echt over het bewegingswerk, en op welke manier dat in de praktijk is toegepast. Dat is het enige. Dat is ook mijn taak als minister, zoals de heer Dehandschutter al stelde.
De voorzitter : Het incident is gesloten.